Verordening Hart voor de Jeugd Weststellingwerf 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening Hart voor de Jeugd Weststellingwerf 2018

Registratienummer: 2017-001227/r

De raad van de gemeente Weststellingwerf;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 oktober 2017;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en

toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de

verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en

de jeugdige zelf ligt;

het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening Hart voor de Jeugd Weststellingwerf 2018

Artikel 1. Begripsbepalingen

1.In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • b.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • c.

    boven-gebruikelijke hulp of zorg: hulp of zorg die meer is dan hulp of zorg die in redelijkheid mag worden verwacht.

  • d.

    formele hulp: formele ondersteuning die wordt geboden door een persoon, als bedoeld in artikel 11, vierde lid onder a;

  • e.

    gebiedsteam is de toegang voor alle inwoners met vragen omtrent zorg en ondersteuning op de terreinen wonen, welzijn, zorg, werk & inkomen en jeugd & gezin.

  • f.

    gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • g.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • h.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • i.

    informele hulp: informele ondersteuning die wordt geboden door een persoon, als bedoeld in artikel 11, vierde lid onder b en c;

  • j.

    intensiteit: zwaarte van de behandeling, begeleiding of ondersteuning;

    • k.maatwerkplan: (ook wel een ondersteuningsplan genoemd) een plan waarin het gesprek wordt weergegeven, welke hulpvraag er is, welke concrete oplossingen kunnen worden geboden en tot welke resultaten deze moeten leiden;

      • l.

        melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

      • m.

        wet: Jeugdwet;

      • n.

        ondersteuningsprofiel: een algemeen geformuleerd profiel binnen specialistische jeugdhulp dat de aard van de ondersteuningsbehoefte weergeeft;

      • o.

        pgb-plan: een document waarin door de pgb-aanvrager is omschreven hoe hij/zij de zorg, hulp en/of begeleiding wil gaan regelen, zie artikel 11 lid 3;

      • p.

        traject: omvat alle ondersteuning die een jongere en/of het gezin nodig heeft in een bepaalde situatie;

      • q.

        vlechtwerker: medewerker van het gebiedsteam.

    • 2.

      Alle begrippen, die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en Wet bescherming persoonsgegevens.

    Artikel 2. Vormen van ondersteuning

    • 1.

      De volgende vormen van ondersteuning zijn zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar (algemene voorzieningen):

    • a.

      preventieve jeugdhulp, waaronder publieke jeugdgezondheidszorg

    • b.

      toegang en toeleiding en lichte generalistische ambulante ondersteuning

    • 2.

      De volgende vormen van ondersteuning zijn niet zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar (individuele voorzieningen):

    a. Dyslexiezorg:

    Ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling. Dyslexiezorg wordt geboden aan jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar, dan wel aan jeugdigen waarvan de dyslexiezorg vóór de 13e verjaardag van het kind is gestart. Er is sprake van dyslexie wanneer bij een jeugdige lezen, spellen en schrijven, gezien de leeftijd en het onderwijsniveau, te moeizaam gaan terwijl het kind wel een gemiddelde intelligentie heeft.

    Er is alleen sprake van EED als er volgens het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 een diagnose is gesteld en er geen andere oorzaken zijn gevonden die de problemen kunnen verklaren.

    b. Pleegzorg:

    Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder. Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel 24/7 als in deeltijd of weekeind opvang (respijtzorg) geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg als een gezin uit het eigen netwerk van familie of bekenden zijn.

    c. Specialistische jeugdhulp:

    Alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog specialistische jeugdhulp. Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders

    (school, kinderdagverblijf e.d.).

    Bij Jeugdhulp met verblijf verblijft een jeugdige, op vrijwillige of gedwongen basis, in een (open) instelling.

    Specialistische Jeugdhulp (zowel ambulante jeugdhulp als jeugdhulp met verblijf) wordt op basis van een ondersteuningsprofiel en in de vorm van een traject geboden. Verblijf wordt altijd in combinatie met een ondersteuningsprofiel verstrekt en kan niet apart verstrekt worden.

    Indien van toepassing zijn persoonlijke verzorging en vervoer bij de ondersteuningsprofielen inbegrepen.

    d. Hoogspecialistische jeugdhulp:

    Zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang in een besloten of gesloten (Jeugdzorg Plus) setting, een driemilieuvoorziening of spoedeisende ondersteuning (Crisiszorg) noodzakelijk en 24/7 beschikbaar is. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak vanuit meerdere jeugdhulpdisciplines.

    3.Het college stelt bij nadere regeling ondersteuningsprofielen en intensiteiten vast.

    Artikel 3. Criteria Individuele voorziening

    • 1.

      Jeugdigen en ouders komen slechts in aanmerking voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

      • a.

        binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder wordt verstaan gebruikelijke hulp of hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • b.

        gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

      • c.

        door gebruik te maken van een andere voorziening.

    • 2.

      Of sprake is van gebruikelijke hulp wordt beoordeeld aan de hand van de richtlijn ‘Gebruikelijke hulp’ zoals opgenomen in de beleidsregels.

    • 3.

      Als de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

      • a.

        als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

      • b.

        voor zover het college de noodzaak, adequaatheid en geschiktheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

    Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

    • 1.

      Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde verwijzer van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

    • 2.

      Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

    Artikel 5. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

    • 1.

      Jeugdigen en ouders of belanghebbenden kunnen een hulpvraag melden bij het college.

    • 2.

      Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

    • 3.

      In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk passende tijdelijke ondersteuning en/of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

    • 4.

      Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

    Artikel 6. Vooronderzoek

    • 1.

      Het college verzamelt in overleg met de jeugdige en/of de ouders de noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

    • 2.

      Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

    • 3.

      Het college kan in overleg met de jeugdige en/of de ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

    Artikel 7. Het gesprek/onderzoek

    • 1.

      Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan ondersteuning op het gebied van Jeugdhulp, voert het college in samenspraak met jeugdige en/of zijn ouders door of namens wie de melding is gedaan, uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit.

    • 2.

      Het college onderzoekt, in een gesprek tussen de vlechtwerker en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    a) de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem van de hulpvraag;

    b) het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    c) het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    d) de mogelijkheden met betrekking tot gebruikelijke hulp.

    e) de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    f) de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    g) de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    h) de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening kan worden afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    i) hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    j) de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoording worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • 3.

      Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

    • 4.

      Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

    Artikel 8. Verslag/maatwerkplan

    • 1.

      Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 7.

    • 2.

      Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige en/of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

    • 3.

      Het college voegt opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders aan het verslag toe.

    Artikel 9. Aanvraag

    • 1.

      Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek als aanvraag zien, als dit in of op het verslag is aangegeven.

    • 2.

      Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

    Artikel 10. Beschikking

    • 1.

      In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

    • 2.

      Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.

    • 3.

      Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        welke vorm jeugdhulp verstrekt wordt en waar de vorm van jeugdhulp op gebaseerd is;

      • b.

        indien sprake is van pleegzorg of specialistische jeugdhulp welk ondersteuningsprofiel en welke intensiteit;

      • c.

        wat de beoogde resultaten zijn en op welke termijn deze behaald dienen te worden;

      • d.

        welke zorgaanbieder de zorg/hulp gaat verlenen;

      • e.

        wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

      • f.

        indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

      • g.

        dat tussentijdse evaluatie kan leiden tot aanpassing van de beschikking.

    • 4.

      Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in een beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      ten behoeve van welke vorm jeugdhulp een pgb verstrekt wordt en waar de vorm van jeugdhulp op gebaseerd is;

    • b.

      indien sprake is van een pgb voor specialistische jeugdhulp welk ondersteuningsprofiel en welke intensiteit;

    • c.

      wat de beoogde resultaten zijn en op welke termijn deze behaald dienen te worden;

    • d.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

    • e.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • f.

      wat de hoogte van het pgb is en op welke gronden dit bedrag is bepaald;

    • g.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • h.

      dat tussentijdse evaluatie kan leiden tot aanpassing van de beschikking.

    Artikel 11. Regels voor pgb

    • 1.

      Een individuele voorziening kan in natura (ZIN) of persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt.

    • 2.

      Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de wet.

    • 3.

      In aanvulling op het eerste lid kan een pgb slechts verstrekt worden door het college en op basis van een pgb-plan waarin minimaal de volgende onderdelen zijn benoemd:

      • a.

        een probleemanalyse;

      • b.

        motivatie door jeugdige en/of ouders waarom een individuele voorziening in de vorm van ZIN niet passend is;

      • c.

        eigen kracht cq. eigen inzet van de ouders en het netwerk/familie;

      • d.

        de beoogde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning;

      • e.

        waar en hoe de budgethouder de hulp en ondersteuning zal inkopen;

      • f.

        hoe de kwaliteit van de hulp en ondersteuning gewaarborgd is;

      • g.

        de verwachte / gewenste omvang en duur van de ondersteuning;

      • h.

        een begroting.

    • 4.

      In het kader van pgb maakt het college onderscheid tussen formele en informele hulp.

      • a.

        Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

        • i.

          personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

        • ii.

          personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

        • iii.

          personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

      • b.

        Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

      • c.

        Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het vierde lid onder a, is sprake van informele hulp.

    • 5.

      In aanvulling op lid 1 verstrekt het college geen pgb informele hulp voor een GGZ- behandeling.

    • 6.

      De hoogte van het pgb tarief:

      • a.

        is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

      • b.

        is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;

      • c.

        De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 90% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht;

      • d.

        Het tarief voor een pgb voor informele hulp wordt vastgesteld op 25% van het ZIN tarief waarbij in ieder geval het uurbedrag (gebaseerd op een 36-urige werkweek voor een persoon van 22 jaar of ouder) van het wettelijk minimumloon zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt.

    • 7.

      Het college verstrekt geen pgb voor kosten ten behoeve van:

      • a.

        bemiddeling;

      • b.

        tussenpersonen en belangenbehartigers;

      • c.

        feestdagenuitkering;

      • d.

        eenmalige uitkering.

    Artikel 12. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

    • 1.

      Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

    • 2.

      Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien, intrekken, wijzigen dan wel beëindigen als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb; of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • 3.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

    • 4.

      Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders

    kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

    Artikel 14. Inspraak en medezeggenschap

    • 1.

      Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

    • 2.

      Het college stelt jeugdigen en/of hun ouders vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

    • 3.

      Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

    • 4.

      Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

    Artikel 15. Vertrouwenspersoon

    • 1.

      Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

    • 2.

      Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

    Artikel 16. Klachtregeling

    Het college hanteert voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van jeugdhulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, de algemene klachtenregeling Weststellingwerf.

    Artikel 17. Gegevensverwerking en privacy

    • 1.

      Het college draagt zorg voor het naleven van het door het college vastgestelde Privacy-protocol.

    • 2.

      Het college informeert actief de bewoner/jeugdigen en hun ouders over zijn/hun privacyrechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

    Artikel 18. Hardheidsclausule

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

    • 1.

      De Verordening Hart voor de Jeugd 2017 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018.

    • 2.

      Jeugdigen en ouders houden hun recht op de lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Hart voor de Jeugd 2017, zoals die gold tot 1 januari 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

    • 3.

      Aanvragen die zijn ingediend onder de onder het eerste lid genoemde verordening en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Hart voor de Jeugd 2017.

    • 4.

      Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de in het eerste lid genoemde verordening, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

    Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

    De Verordening Hart voor de Jeugd 2018 Weststellingwerftreedt in werking op 1 januari 2018.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 december 2017.

    de griffier de voorzitter

    Toelichting Onderbouwing pgb-tarieven

    Tarief formele hulp

    De tarieven voor pgb’s bij formele hulp zijn vanuit jurisprudentie door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gesteld op minimaal 90% van de tarieven van Zorg in natura (ZIN), met inachtneming van de minimum lonen in de sector in kwestie. Lager dan dit is niet toegestaan omdat het voor burgers mogelijk moet zijn om ondersteuning in te kopen die de gemeente ook inkoopt.

    Een overheadskorting van 10% acht de CRvB billijk, maar indien de pgb houder aan kan tonen dat de zorg die ingekocht wordt kwalitatief goed is maar duurder dan 90%, is de gemeente verplicht een pgb tarief uit te keren van ten hoogste 100% van de tarieven van ZIN. De gemeente is nooit verplicht om meer dan de tarieven voor ZIN te betalen, deze meerkosten zijn voor de pgb houder.

    Tarief informele hulp

    De tarieven voor pgb voor informele hulp zijn gesteld op 25% van de tarieven voor ZIN. Omdat het hier gaat om niet-professionele hulp, is er geen sprake van een minimum loon verplichting. Het gaat om een tegemoetkoming voor boven gebruikelijke zorg, niet om een loonkosten vergoeding. Het tarief van 25% is gebaseerd of discussies in de Tweede Kamer ten tijde van de Awbz. Deze wijziging is niet doorgevoerd vanwege de transitie naar de gemeenten. Het is wel doorgevoerd op het vervoer in de Awbz en Wlz.

    Bij het pgb wordt rekening gehouden met het feit dat een deel van de zorg ingekocht kan worden bij een professional. In dit geval kan een deel van het pgb in tarief formele hulp en een deel in tarief informele hulp worden uitgekeerd.

    Basis-tarieven ZIN

    De basis-tarieven ZIN die zullen worden gebruikt als uitgangspunt voor de pgb-tarieven zijn de tarieven die golden in 2017. Uit ervaring blijkt dat deze tarieven toereikend zijn om kwalitatief goede zorg in te kopen.

    2017

    Eenheid

    Behandeling

    € 94,04*

    Uur

    Begeleiding

    € 41,40

    Uur

    Specialistische individuele begeleiding

    € 67,80

    Uur

    Dagbesteding licht

    € 30,44

    Dagdeel

    Dagbesteding middel

    € 39,51

    Dagdeel

    Dagbesteding zwaar

    € 50,27

    Dagdeel

    Verblijf - Logeren/ respijtzorg -licht

    € 145,87

    Etmaal

    Verblijf - Logeren/ respijtzorg - middel

    € 197,93

    Etmaal

    Verblijf - Logeren/ respijtzorg - zwaar

    € 256,17

    Etmaal

    Op basis van het pgb-plan van de hulpvrager zal de vlechtwerker in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders komen tot een inschatting van de intensiteit, dat wil zeggen in het geval van een pgb vooralsnog het aantal uren, dagdelen of etmalen.

    Zodra er een gedegen doorberekening op basis van de nieuwe inkoopsystematiek voor handen is en uit ervaring blijkt dat deze voldoen, zal de aansluiting worden gezocht bij deze tarieven en zullen deze als basis dienen voor de berekening van de pgb-tarieven in 2019 of later. Bij voorkeur wordt dan een trajectprijs voor het pgb bepaald.

    *Dit tarief bestond niet binnen de huidige lokale inkoop. Daarom wordt vooralsnog het tarief gehanteerd dat voortvloeit uit de nieuwe inkoopsystematiek.