Regeling vervallen per 20-02-2018

Algemene subsidieverordening 2011

Geldend van 21-09-2011 t/m 19-02-2018

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2011

Algemene subsidieverordening 2011

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 augustus 2011;

gelet op de artikelen 149 van de Gemeentewet en titel 4.2. van de Algemene wet

bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening;

Algemene subsidieverordening 2011

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 20 september 2011

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder een:

  • a.

    Gemeente: de gemeente Westvoorne.

  • b.

    Gemeenteraad: de gemeenteraad van Westvoorne.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van

    Westvoorne.

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht, zoals opgenomen in het Staatsblad nr.1 van 1998 en alle daaropvolgende wijzigingen en aanvullingen.

  • e.

    Instelling: een rechtspersoon, als bedoeld in Boek 2 van het

    Burgerlijk Wetboek, met volledige rechtsbevoegdheid, die zonder winstoogmerk aantoonbare activiteiten

    ontplooit ten behoeve van inwoners van de gemeente Westvoorne.

  • f.

    Professionele instelling: een instelling waarvan de taken voornamelijk worden uitgevoerd door een of meer personen in dienst op grond van een landelijke CAO of een anderszins gereguleerde arbeidsovereenkomst en die als zodanig door het college is aangewezen.

  • g.

    Activiteit: een bezigheid van een instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling en die zo mogelijk in meetbare termen wordt uitgedrukt.

  • h.

    Activiteitenplan/-programma: een overzicht van voorgenomen activiteiten, waaruit blijkt welke doelstellingen, in overeenstemming met gemeentelijk beleid, men beoogt te realiseren, alsmede het aantal deelnemers dat naar verwachting zal deelnemen aan die activiteiten.

  • i.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde

    activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het college geleverde goederen of diensten (artikel 4:21, eerste lid van de Awb).

  • j.

    Subsidiejaar: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • k.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies krachtens deze verordening (art. 4:22 van de Awb).

  • l.

    Subsidiecategorie: de volgende subsidies worden onderscheiden:

Waarderingssubsidie: een subsidie die verstrekt wordt als waardering voor het uitvoeren van activiteiten,

ongeacht de feitelijke kosten.

Stimuleringssubsidie: een subsidie ter stimulering voor de uitvoering van activiteiten specifiek voor jeugdleden.

Budgetsubsidie: een subsidie die verstrekt wordt ter

uitvoering van activiteiten, waarbij vooraf het aantal

subsidiejaren, de objectieve subsidiecriteria en de wijze waarop de bijstelling van het budget plaatsvindt, is

bepaald.

Structurele subsidie: een subsidie voor een activiteit met een voortdurend of periodiek karakter.

Incidentele subsidie: een subsidie voor uitvoering of stimulering van activiteiten, die het karakter hebben van een éénmalige activiteit of een experiment of project van bepaalde tijd. De subsidie kan voor ten hoogste vier jaren worden verstrekt.

  • m.

    Werkterreinen: Hieronder worden de volgende werkterreinen verstaan:

    • ·

      Cultuur

    • ·

      Jeugd- en jongerenwerk

    • ·

      Sport

    • ·

      Welzijn en zorg

  • n.

    Beleidsregels: Voor de werkterreinen bij besluit vastgestelde algemene regels, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het

    gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

  • o.

    Subsidieverlening: de voorlopige vaststelling van een subsidie.

  • p.

    Subsidiebeschikking: een schriftelijk besluit tot subsidieverlening, waarin in ieder geval de maximale hoogte van de subsidie, een omschrijving van de uit te voeren activiteiten en

    eventuele andere dan uit deze verordening

    voortvloeiende voorwaarden worden vermeld.

  • q.

    Subsidieovereenkomst: een overeenkomst die op basis van artikel 4:36 van de Awb kan worden gesloten ter uitwerking van de

    subsidiebeschikking.

  • r.

    Subsidievaststelling: een schriftelijk besluit waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • s.

    Jeugdlid: een persoon, die op 1 januari van het desbetreffende subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, contributie betaalt voor het lidmaatschap en actief lid is van de instelling.

  • t.

    Loonindexcijfer: het percentage dat volgens CAO-afspraken moet worden betaald door professionele instellingen.

  • u.

    Prijsindexcijfer: het landelijke percentage dat jaarlijks door het college ter zake wordt toegepast.

  • v.

    Reserve(s): de algemene of bestemmingsreserves die onverminderd het bepaalde in artikel 4:72 van de Awb

    (egalisatiereserve) blijken uit de balans van de instelling.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëringen door de gemeente, indien en voor zover er geen door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van het Rijk, de provincie of een Gemeenschappelijke Regeling van toepassing is.

Artikel 1.3 Bevoegdheden

De bevoegdheid om te besluiten een aanvraag niet verder in behandeling te nemen of om

een subsidie te weigeren in een van de gevallen, genoemd in artikel 3.4, is gedelegeerd aan het college.

Artikel 1.4 Beleidsregels

Door middel van beleidsregels kunnen activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede andere criteria, die voor die verstrekking gelden. Deze beleidsregels worden vastgesteld door het college.

Artikel 1.5 Subsidieplafond, verdelingscriteria en financiële positie gemeente

  • 1. Het subsidieplafond is gelijk aan het beschikbare budget dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor subsidieverstrekking (per kostensoort /grootboekrekening).

  • 2. Het college bepaalt de wijze van verdeling van de subsidiebedragen binnen de vastgestelde beleidskaders.

  • 3. Indien naar het oordeel van de raad of het college de financiële positie van de gemeente daartoe aanleiding geeft, kan men bij de subsidieverlening afwijken van de grondslagen tot subsidieverlening.

  • 4. Het subsidieplafond en de wijze van verdeling van de subsidies wordt bekend gemaakt voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld.

Artikel 1.6 Rechtspersoonlijkheid

Een subsidie wordt, analoog aan artikel 4:66 van de Awb, slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 1.7 Algemene subsidievoorwaarden

  • 1. Er worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door

    instellingen die zijn gevestigd in de gemeente Westvoorne. In bijzondere gevallen kan aan instellingen van buiten de gemeente subsidie worden verstrekt indien zij naar het oordeel van het college aantoonbaar activiteiten organiseren ten behoeve van de

    inwoners van de gemeente Westvoorne.

  • 2. Subsidiëring van activiteiten vindt uitsluitend plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid en/of in het belang van de gemeente.

  • 3. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies.

  • 4. Het college kan voor het prijsgevoelige deel van de subsidie jaarlijks een prijsindexcijfer toepassen.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 2.1 Termijn van indiening

  • 1. Een aanvraag voor een structurele subsidie dient jaarlijks vóór 1 augustus voorafgaand aan het subsidiejaar te worden ingediend. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van die termijn. Voor het indienen van de aanvraag kan het college een formulier voorschrijven.

  • 2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt ingediend uiterlijk 8 weken voor uitvoering van de activiteit.

  • 3. Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid genoemde termijn.

Artikel 2.2 Over te leggen gegevens

  • 1. Bij de indiening van de subsidieaanvraag overleggen instellingen de gegevens die het college nodig oordeelt. Voor vrijwilligersorganisaties geldt hierbij als uitgangspunt dat zo weinig mogelijk administratieve handelingen behoeven te worden verricht.

  • 2. Bij een eerste subsidieaanvraag leggen professionele instellingen in elk geval over:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten en reglementen zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag

    • c.

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling

    • d.

      een opgave van de bestuurssamenstelling

    • e.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 3. Bij een eerste subsidieaanvraag leggen overige instellingen in elk geval over:

    • a.

      een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de instelling

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven en een toelichting op de verschillende posten

    • c.

      een activiteitenplan of –programma

    • d.

      een financieel verslag met inkomsten en uitgaven en een toelichting op de verschillende posten van het voorafgaande jaar

    • e.

      een exacte omschrijving van de activiteit/doel waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van een of meer bepalingen omtrent het indienen van aanvragen.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 3.1 Beschikkingstermijn

  • 1. Het college deelt het besluit op de subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.1 uiterlijk binnen zes weken na vaststelling van de gemeentebegroting mee aan de instelling. Voor incidentele subsidies als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 geschiedt dit binnen 6 weken na

    ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt naast het bepaalde in artikelen 4:30 en 4:31 Awb in ieder geval:

    • a.

      welke verplichtingen aan de subsidie zijn verbonden.

    • b.

      of er bij de aanvraag tot subsidievaststelling een accountantsverklaring dient te worden overgelegd.

Artikel 3.2 Beslissing op aanvraag budgetsubsidie

  • 1.

    Het college neemt jaarlijks een besluit tot het verlenen van budgetsubsidie voor een vooraf vastgestelde periode. In dit afzonderlijke besluit de hoogte van de subsidie, de subsidienormen, de uitgangspunten en de wijze van bijstelling van het budget

    opgenomen.

  • 2.

    Indien de instellingen verplicht zijn voor de personeelskosten de landelijke CAO-afspraken te volgen, wordt hiermee bij de berekening van de subsidie rekening

    gehouden, tenzij het college om bijzondere redenen anders bepaalt.

  • 3.

    Het college kan voor maximaal vier kalenderjaren een budgetsubsidie verlenen.

  • 4.

    Indien de subsidie voor twee of meer kalenderjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot periodiek (jaarlijks) aan het college verstrekken van gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 5.

    Het college geeft bij een meerjarige (structurele) subsidie aan op welk bedrag de subsidieontvanger ieder jaar recht heeft en hoe het verleende subsidiebedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

Artikel 3.3 Subsidieovereenkomst

  • 1. Ter uitvoering van een beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten;

  • 2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan, naast de in artikelen 4:25 lid 2 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien naar het oordeel van het college er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel passen in het vastgestelde gemeentelijk beleid.

  • b.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die naar het oordeel van het college in strijd (kunnen) zijn met de wet, het algemeen belang, de openbare orde, de leefbaarheid en de veiligheid.

  • c.

    de aanvrager zelf in de kosten kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan, tenzij het college van oordeel is dat de activiteiten dermate in het gemeentelijk belang zijn dat van dit beleidsuitgangspunt kan worden afgeweken. Onder middelen van derden moeten ook worden verstaan het eigen vermogen en het batig saldo dat ontstaat door giften e.d. van gelieerde rechtspersonen, donateurs of andere geldschieters.

  • d.

    de aanvraag niet past in de vastgestelde beleidsregels.

  • e.

    de structurele subsidie voorziet of kan voorzien in de kosten waarvoor via een incidenteel verzoek subsidie wordt gevraagd.

  • f.

    activiteiten, waarbij personen op grond van ras, godsdienst, geslacht, afkomst, seksuele voorkeur of anderszins worden gediscrimineerd, tenzij deze subsidieverlening geschiedt met het doel een bestaande achterstand te verminderen of voor activiteiten in verband met de eigen taal en cultuur.

  • g.

    activiteiten die uitsluitend of in hoofdzaak dienstbaar zijn aan politieke of commerciële doeleinden.

  • h.

    Activiteiten die door het gemeentebestuur reeds anders dan op grond van deze verordening en/of bijbehorende beleidsregels worden gesubsidieerd of betaald/vergoed.

Artikel 3.5 Reserves

Indien de aanvrager beschikt over reserves, kan het college bepalen dat deze op de subsidie in mindering worden gebracht.

Artikel 3.6 Intrekken of wijzigen

Naast de in afdeling 4.2.6. van de Awb genoemde gevallen kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of wijzigingen als de instelling niet meer voldoet aan de criteria voor subsidieverstrekking volgens deze verordening.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4.1 Doeleinden

De subsidieontvanger zorgt er voor dat:

  • 1.

    doeleinden, gesteld in het jaarprogramma, op doelmatige wijze worden nagestreefd.

  • 2.

    de werkzaamheden op een zodanige wijze worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd.

  • 3.

    de subsidie op een doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verleend.

Artikel 4.2 Verplichtingen

Het college kan onverminderd het bepaalde in artikel 4:37 van de Awb een instelling verplichtingen opleggen die betrekking hebben op:

  • a.

    het aantal effectieve uren dat een beroepskracht moet besteden aan het werken met vrijwilligers of gebruikers

  • b.

    de groepsgrootte

  • c.

    de openingstijden van een accommodatie

  • e.

    de registratie van het gebruik van accommodaties

  • f.

    het doelgroepenbeleid

  • g.

    de eigen bijdragen van de leden/gebruikers

  • h.

    andere voorwaarden die tot doel hebben de effectiviteit of kwaliteit van de activiteiten te bevorderen

  • i.

    de wijze waarop de activiteitenplannen en begrotingen moeten worden vormgegeven en ingediend

  • j.

    de maximale stijging van aangewezen begrotingsposten

  • k.

    de hoogte van de contributiegelden

  • l.

    de aanstelling van beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden

  • m.

    de inzet van uitzend- en detacheringkrachten.

Artikel 4.3 Administratie

De subsidieontvanger zorgt er voor dat:

  • 1.

    de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd.

  • 2.

    de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de instelling.

  • 3.

    van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn.

  • 4.

    op verzoek van het college inzage wordt verleend in de boekhouding en administratie en gevraagde inlichtingen worden verstrekt die verband houden met de subsidiëring.

  • 5.

    uit de administratie op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten.

Artikel 4.4 Wijziging van omstandigheden

  • 1. De subsidieontvanger brengt wijzigingen in de statuten, reglementen, bestuurssamenstelling en de financiële positie, voor zover zij weet of behoort te weten dat de wijziging van belang is voor de beoordeling van de aanvraag, verlening of vaststelling van de subsidie, onverwijld schriftelijk ter kennis van het college.

  • 2. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het college van overige omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden relevante stukken overgelegd.

Artikel 4.5 Verzekeringen

  • 1. De instelling die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.

  • 2. De subsidieontvanger verzekert voor vrijwilligers, die werkzaamheden verrichten in het kader van gesubsidieerde activiteiten, hun wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4.6 Verslaglegging

De ontvanger van een subsidie stelt na afloop van de subsidieperiode of de activiteit(en), waarvoor een eenmalige subsidie is verleend, een verslag vast dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de met behulp van subsidiëring verrichte activiteiten.

Voor een ontvanger van een budgetsubsidie is in het verslag een vergelijking opgenomen van de verrichte activiteiten met de in het jaarprogramma welzijn voorgenomen activiteiten.

Bovendien vermeldt het verslag of de verrichte activiteiten van verantwoorde kwaliteit (doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht) zijn geweest.

Artikel 4.7 Medewerking aan onderzoeken van de lokale rekenkamer

Gesubsidieerde instellingen zijn krachtens artikel 184 van de Gemeentewet, artikel 4:38 lid 2 van de Awb, alsmede op grond van artikel 2, lid 2 van de Verordening Rekenkamercommissie Gemeente Westvoorne 2005 verplicht hun medewerking te verlenen aan onderzoeken van de Rekenkamercommissie Westvoorne.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 5.1 Termijn van indiening

  • 1. De ontvanger van een subsidie dient binnen twaalf weken na afloop van het subsidie tijdvak of na beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend een aanvraag in tot vaststelling.

  • 2. Het college kan uitstel verlenen van de in lid 1 genoemde termijn.

Artikel 5.2 Over te leggen bescheiden

  • 1. Om te kunnen beoordelen of de gesubsidieerde activiteiten rechtmatig en doelmatig zijn uitgevoerd, worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd, tenzij in het besluit tot subsidieverlening is bepaald dat met minder bescheiden kan worden volstaan:

    • a.

      een verslag van de activiteiten, dat inzicht verschaft in de soort en omvang van de activiteiten, het bereik onder de doelgroepen of aantal deelnemers, de prioriteiten die zijn gesteld en de gehanteerde contributies.

    • b.

      een opgaaf van het aantal (jeugd)leden voor zover de subsidie mede wordt bepaald door een bedrag per (jeugd)lid. De opgave dient de volgende persoonsgegevens te vermelden: naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats.

    • c.

      een financieel verslag, bedoeld in de artikelen 4:76 en 4:77 van de Awb.

    • d.

      indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt in plaats van het financieel verslag de jaarrekening overgelegd. De jaarrekening is voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze accountantsverklaring wordt uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar overgelegd.

  • 2. Bij vrijwilligersorganisaties geldt hierbij als uitgangspunt dat zo weinig mogelijk administratieve handelingen behoeven te worden verricht.

  • 3. Het college kan bepalen, dat binnen een bepaalde termijn nadere gegevens dienen te worden overgelegd.

Artikel 5.3 Vaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  • 2. De subsidie kan in afwijking van de subsidieverlening worden vastgesteld indien er veranderingen zijn opgetreden in de gegevens waarop de subsidieverlening is gebaseerd.

  • 3. De subsidie kan niet hoger worden vastgesteld dan bij het besluit tot subsidieverlening is bepaald.

  • 4. Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien na afloop van de termijn voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling als bedoeld in artikel 5.1 geen aanvraag is ingediend of indien het besluit tot subsidieverlening tussentijds is ingetrokken. De ambtshalve vaststelling vindt uiterlijk plaats op 1 augustus na de termijn als bedoeld in artikel 5.1.

  • 5. Subsidies t/m een bedrag van € 1.000,- worden vastgesteld, zonder voorafgaande subsidieverleningsbeschikking.

Hoofdstuk 6 Uitbetaling en bevoorschotting

Artikel 6.1 Bevoorschotting

Vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie kan het college voorschotten verlenen.

Artikel 6.2 Betaling

Onder verrekening van de betaalde voorschotten wordt de vastgestelde subsidie binnen 12 weken na de bekendmaking van de subsidievaststelling betaald.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Ontheffing

  • 1. Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, de nodige voorzieningen en/of neemt de nodige beslissingen.

  • 2. Het college kan in kennelijk onbillijke gevallen van één of meerdere artikelen uit deze verordening afwijken.

Artikel 7.2 Overgangsrecht

Aanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld volgens deze verordening tenzij het college anders bepaalt.

Artikel 7.3 Intrekking oude regelingen

Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken:

·Subsidieverordening 2007

Artikel 7.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 21 september 2011

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

“Algemene subsidieverordening 2011”

TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING (Asv) 2011

vastgesteld in de openbare raadsvergadering op 20 september 2011

1. Inleiding

De keuze is gemaakt om de meeste bepalingen uit de subsidie-titel (titel 4.2) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de verordening op te nemen behalve enkele kernbepalingen. Het inhoudelijk subsidierecht wordt gevormd via beleidsregels. Het uitgangspunt is dat door het gemeentebestuur verstrekte subsidies een wettelijke grondslag krijgen in de Asv. In bijzondere gevallen kan een specifieke verordening in het leven worden geroepen. Dit soort situaties kan zich voordoen indien er een duidelijke reden is om van de regelingen van de Asv af te wijken.

Een dergelijke reden kan zijn dat de termijnen van aanvraag en verstrekking van subsidie anders dienen te liggen dan in de Asv bepaald, indien een wet in formele zin eist dat er een aparte verordening in het leven wordt geroepen voor deze specifieke subsidies of indien het onderwerp van een dergelijke subsidie zo bijzonder is dat dit zich niet goed leent voor regeling in de Asv.

2. Bevoegdheden

Het primaat ligt, in het Kader van de Wet dualisering gemeentebestuur, bij het college. Uiteraard behoudt de raad het budgetrecht, alsmede het recht om op hoofdlijnen het subsidiebeleid te bepalen.

In het dualistische systeem kan de gemeenteraad vooraf kaders stellen voor het beleid met zijn budgettaire en regelgevende functie en achteraf de uitvoering controleren met alle hem ter beschikking staande controle-instrumenten. Het college neemt de uitvoering van het beleid op zich. De gemeenteraad stelt de algemene kaders vast waarbinnen de subsidies verleend moeten worden. Het college mag binnen dat kader subsidies verstrekken, vaststellen, wijzigen en intrekken. De controle van het gebruik van de bevoegdheden kan op de gebruikelijke weg geschieden, bij de behandeling van de jaarrekening.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1, sub i subsidiebegrip

Uitgangspunt is de wettelijke definitie uit artikel 4:21 Awb.

Artikel 1.2: Reikwijdte

De Algemene subsidieverordening (Asv) heeft als uitgangspunt dat die geldt voor alle subsidiebesluiten. Het college kan hierop een uitzondering maken.

Artikel 1.5: Subsidieplafond

Het subsidieplafond is bedoeld om te voorkomen dat er subsidiebedragen moeten worden betaald waarvoor geen of onvoldoende gelden beschikbaar zijn. Het budgetrecht blijft het primaat van de raad. Binnen die geldelijke kaders kan het college werken met subsidieplafonds en nader uit te werken verdelingscriteria.

Artikel 1.7: Algemene uitgangspunten

Subsidies worden verstrekt op grond van gemeentelijk beleid en / of op basis van het geld dat in de begroting is gereserveerd.

Artikel 3.4: Weigeringsgronden

De Awb kent twee soorten weigeringsgronden:

  • a.

    de verplichte (art. 4:25 lid 2) bij het bereiken van het subsidieplafond;

  • b.

    de facultatieve (art. 4:35).

De raad heeft de bevoegdheid nadere weigeringsgronden op te nemen. Daartoe biedt dit artikel de juridische basis.

De opsomming (a t/m h) die onder weigeringsgronden genoemd wordt, is niet limitatief.

Het college kan derhalve ook weigeren op andere gronden.

De gevraagde subsidie kan bijvoorbeeld ook worden geweigerd:

  • ·

    wanneer subsidie wordt gevraagd voor eigen consumpties

  • ·

    indien de activiteiten behoren tot de normale bedrijfsvoering waarvoor geen subsidie noodzakelijk is

  • ·

    wanneer subsidie wordt aangevraagd door instellingen die (voornamelijk) winst beogen.

Artikel 3.5: Reserves

Over het algemeen zullen instellingen (bestemmings)reserves moeten kunnen opbouwen.

Dit wordt meestal ook geaccepteerd en kan in bepaalde gevallen zelfs als voorwaarde worden gesteld. Er kunnen zich echter situaties voordoen dat de gevraagde subsidie niet meer in verhouding staat tot de opgebouwde reserves. In dat geval moet het mogelijk zijn om hiermee rekening te houden bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie.

In feite is dit ook geregeld in artikel 3.4 (inzake weigeringsgronden) sub c waarin is bepaald dat subsidie kan worden geweigerd wanneer de aanvrager zelf in de kosten van de activiteiten kan voorzien, bijvoorbeeld uit eigen middelen.

Artikel 5.3: Aanvraag tot vaststelling en de beslistermijn

Het is de bedoeling dat de subsidiebesluiten worden genomen door het college binnen de budgetten die de raad verstrekt. De Awb opent de mogelijkheid tot een sterke vereenvoudiging van de afdoening van aanvragen. Artikel 4:43 regelt de mogelijkheid om bij één en hetzelfde besluit de subsidie te verlenen en het bedrag daarvan vast te stellen. Conform spraakgebruik wordt dit samengestelde besluit in de verordening aangeduid als ‘enkele subsidievaststelling’. In beleidsregels kan worden vastgesteld wanneer deze procedure van toepassing is.

Betaling en terugvordering

De Algemene wet bestuursrecht kent een aparte afdeling over betaling en terugvordering, namelijk 4.2.7.

Vrijwilligersorganisaties die structureel worden gesubsidieerd, ontvangen in april van het betreffende subsidiejaar 80% voorschot op de verleende subsidie. De vaststelling van de subsidie dient 12 weken na afloop van het subsidie tijdvak of na beëindiging van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend te worden aangevraagd (in afwijking van artikel 4:47 Awb). Dit betekent dat voor vaststelling van subsidies per kalender omstreeks de tweede helft van maart de vaststelling dient te worden aangevraagd. Na de vaststelling van de subsidie (besluit van het college binnen 13 weken na de aanvraag tot vaststelling) wordt de resterende 20% binnen 4 weken uitbetaald.