Regeling vervallen per 22-11-2012

Standplaatsenverordening Westvoorne 1994

Geldend van 07-04-1994 t/m 21-11-2012

Intitulé

Standplaatsenverordening Westvoorne 1994

Raadsbesluit 1994

Volgnr. 8.

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 februari 1994;

gelet op de Gemeentewet;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de navolgende "Standplaatsenverordening Westvoorne 1994";

  • 2.

    in te trekken de Standplaatsenverordening, vastgesteld op 31 mei 1983 en laatstelijk gewijzigd op 25 september 1984.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    standplaats: een ruimte op of aan de openbare weg, door burgemeester en wethouders aangewezen voor het uitstallen, te koop aanbieden of verkopen van waren;

  • 2.

    vaste standplaats: een standplaats die voor onbepaalde tijd wordt toegewezen;

  • 3.

    tijdelijke standplaats: een standplaats die voor ten hoogste drie maanden wordt toegewezen;

  • 4.

    standplaatshouder: ieder aan wie door burgemeester en wethouders een standplaats is toegewezen;

  • 5.

    standplaatscontroleur: de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar;

  • 6.

    braderie: het uitoefenen van de straathandel door een groep winkeliers ter gelegenheid van een winkelfeestweek, waaraan tenminste de helft van de aangesloten winkeliers deelneemt;

  • 7.

    de commissie: de commissie van advies in standplaatsaangelegenheden.

Artikel 2.

  • 1. Het is verboden standplaats in te nemen zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het is verboden standplaats in te nemen op een andere plaats dan is toegewezen.

  • 3. Het is verboden standplaats in te nemen op een andere dag en tijd dan waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 3.

Het is verboden op een standplaats gebruik te maken van een andere verkoopinrichting dan waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 4.

  • 1. Het is verboden op een standplaats andere artikelen in voorraad te houden, uit te stallen, ter verkoop aan te bieden of te verkopen dan waarvoor vergunning is verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, als hun dit in het belang van de openbare orde of van de volksgezondheid noodzakelijk voorkomt, de handel in bepaalde artikelen gedurende een bepaalde termijn verbieden.

Artikel 5.

  • 1. Voor de verkoop van andere goederen dan levensmiddelen, kleine eet- en drinkwaren, bloemen en planten en kerstbomen worden geen standplaatsvergunningen afgegeven.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen als naar hun oordeel bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, een standplaatsvergunning afgeven in afwijking van het eerste lid.

  • 3. Voor toepassing van het in het tweede lid bepaalde, horen burgemeester en wethouders de commissie.

Artikel 6.

Binnen een afstand van 500 meter van een warenmarkt worden geen standplaatsen toegewezen voor de verkoop van artikelen die ook op deze warenmarkt worden verkocht.

Artikel 7.

Binnen een straal van 250 meter worden nooit meer dan 6 standplaatsen, die gelijktijdig of gedeeltelijk gelijktijdig kunnen worden bezet, toegewezen.

Artikel 8.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen door de gemeente of voor gedeelten van de gemeente een maximum stellen aan het aantal uit te geven standplaatsen en/of aan het aantal uit te geven standplaatsen per branche op de door hen aangegeven lokaties.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een standplaats toewijzen voor door hen aan te wijzen dag of dagen per week.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, indien dringende omstandigheden daartoe aanleiding geven, aan een standplaatshouder tijdelijk een andere standplaats toewijzen.

  • 4. Een vergunning, als bedoeld in artikel 2, Ie lid, kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van de verkeersveiligheid - of vrijheid;

    • c.

      in het belang van de zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • d.

      wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen der vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt;

    • e.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • f.

      vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan;

    • g.

      in het belang van de brandveiligheid.

Artikel 9.

  • 1. De op een standplaats in gebruik zijnde verkoopinrichting mag op geen enkele wijze aan opstallen of vaste voorwerpen zijn verbonden, noch zijn aangesloten op het electriciteits-, gas-, waterleiding- of telefoonnet.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, als naar hun oordeel bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 10.

  • 1. Burgemeester en wethouders benoemen een commissie van advies in standplaatsaangelegenheden.

  • 2. In de commissie hebben tenminste zitting:

    • a.

      de wethouder in wiens portefeuille standplaatsaangelegenheden behoren (voorzitter);

    • b

      de controleur;

    • c.

      een vertegenwoordiger van de plaatselijke politie;

    • d.

      één vertegenwoordiger van de plaatselijke winkeliers;

    • e.

      één vertegenwoordiger van de plaatselijke werkende vereniging van ambulante handelaren;

    • f.

      één vertegenwoordiger van de landelijke werkende vereniging van ambulante handelaren;

    • g.

      twee vertegenwoordigers van consumentenorganisaties.

    Aan de commissie wordt een ambtenaar ter secretarie toegevoegd als secretaris.

  • 3. De commissie adviseert burgemeester en wethouders in standplaatsaangelegenheden.

  • 4. Burgemeester en wethouders regelen de samenstelling van werkwijze van de commissie.

Hoofdstuk 2. Toewijzing van standplaatsen.

Artikel 11.

Uitsluitend natuurlijke personen komen in aanmerking voor een standplaatsvergunning.

Artikel 12.

  • 1. Aanvragen voor toewijzing van een vaste standplaats moeten steeds worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders zenden de aanvrager na ontvangst van de aanvraag een bericht van ontvangst.

  • 3. De aanvragen worden in volgorde van binnenkomst vermeld op een doorlopend te nummeren lijst.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde lijst wordt zonodig bijgehouden per deel van de gemeente of per branche.

  • 5. De aanvraag moet een keer per kalenderjaar worden herhaald.

  • 6. Aanvragen die niet een keer per jaar zijn herhaald, worden op de lijst, bedoeld in het derde lid, doorgehaald.

  • 7. Burgemeester en wethouders beschikken binnen 4 weken na binnenkomst op de aanvraag. Zij kunnen hun beschikking ten hoogste met 4 weken verdagen.

Artikel 13.

  • 1. Om voor een standplaats in aanmerking te komen is vereist, dat de aanvrager aantoont:

    • a.

      handelingsbekwaam te zijn;

    • b.

      dat hij als ondernemer, dan wel dat de onderneming waarvanhij als bedrijfsleider optreedt, voldaan heeft aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie;

    • c.

      dat hij van het bedrijven van handel zijn hoofdberoep maakt;

    • d.

      dat hij genoegzaam verzekerd is tegen eisen tot het betalen van schadeloosstellingen, waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting op een standplaats krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebracht lichamelijk letsel en wegens beschadiging van eigendommen van derden. Betrokkene dient jaarlijks het bewijs over te leggen dat de door hem terzake verschuldigde premie is voldaan.

  • 2. In zeer bijzondere gevallen, te hunner beoordeling, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in lid I, onder c.

Artikel 14.

Van de toewijzing van standplaatsen wordt door burgemeester en wethouders aan de standplaatshouder een schriftelijk bewijs afgegeven, vermeldende:

  • a.

    naam en voornaam, geboortedatum en -plaats alsmede woonplaats en adres;

  • b.

    een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats met vermelding van de afmetingen van de standplaats;

  • c.

    een omschrijving van de verkoopinrichting;

  • d.

    de artikelen of de groep van artikelen welke door de standplaatshouder op de hem toegewezen standplaats mogen worden verkocht;

  • e.

    de dag of de dagen, het tijdvak en de tijden waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt.

Artikel 15.

Houder van vaste standplaatsen worden, met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven.

Bij deze inschrijving worden tevens de artikelen of de groep van artikelen als bedoeld in artikel 14, sub d, vermeld.

Artikel 16.

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de commissie, besluiten een vrijgekomen vaste standplaats niet meer uit te geven of uit te geven voor de verkoop van andere artikelen dan waarvoor de standplaats eerder was uitgegeven.

Artikel 17.

  • 1. Voor vrijgekomen vaste standplaatsen komen allereerst in aanmerking de houders van vaste standplaatsen, die aan burgemeester en wethouders de wens te kennen hebben gegeven van standplaats te willen veranderen, zulks in de volgorde, waarin zij op de in artikel 15 bedoelde lijst zijn ingeschreven.

  • 2. Daarna komen in aanmerking de, op de in artikel 12, lid 3, bedoelde lijst, ingeschrevenen.

  • 3. Degenen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, kunnen alleen dan voor een vaste standplaats in aanmerking komen, als zij zich tenminste 5 jaar voor het bereiken van genoemde leeftijd als gegadigde op de in artikel 12, lid 3, bedoelde lijst hebben doen inschrijven.

Artikel 18.

De inschrijving op de in artikel 12, lid 3, bedoelde lijst wordt doorgehaald:

  • a.

    op verzoek van de ingeschrevene;

  • b.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • c.

    wanneer niet langer wordt voldaan aan een of meer van de eisen, gesteld in artikel 13, lid 1;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vaste standplaats wordt toegewezen

  • e.

    wanneer de ingeschrevene voor een vaste standplaats in aanmerking komt, doch deze zonder geldige redenen weigert een vaste standplaats te aanvaarden;

  • f.

    wanneer de aanvraag, bedoeld in artikel 12, lid I, in een kalenderjaar niet is herhaald.

Artikel 19.

  • 1. het recht op een vaste standplaats vervalt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij overlijden van de standplaatshouder;

    • c.

      wanneer niet langer wordt voldaan aan een of meer van de eisen, gesteld in artikel 13, lid 1;

    • d.

      als de standplaatshouder gedurende 3 achtereenvolgende dagen of gedurende zes dagen binnen een tijdvak van drie maanden, geen gebruik heeft gemaakt van de standplaats. Met achtereenvolgende dagen worden bedoeld de achtereenvolgende dagen waarop de standplaatsvergunning geldig is.

  • 2. Het recht op een vaste standplaats vervalt eveneens ten aanzien van degene, die na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, gedurende een tijdvak van 24 achtereenvolgende maanden, van zijn recht op het bezetten van een vaste standplaats persoonlijk geen of nagenoeg geen gebruik heeft kunnen maken.

  • 3. Als het bepaalde in beide voorgaande leden toepassing vindt, wordt de inschrijving op de in artikel 15 bedoelde lijst van houders van een vaste standplaats doorgehaald.

Artikel 20.

  • 1. Bij het overlijden van de standplaatshouder of van de, op de in artikel 12, lid 3, bedoelde lijst, ingeschrevene, wordt het recht op de standplaats, respectievelijk op de inschrijving, overgeschreven op de overblijvende echtgenote (echtgenoot), indien een daartoe strekkend verzoek binnen één maand na het overlijden wordt ingediend.

  • 2. De verzoekster (verzoeker) bedoeld in het eerste lid, die rechthebbende is op een andere standplaats binnen de gemeente of op een andere inschrijving op bedoelde lijst, verliest het recht op die standplaats, respectievelijk die inschrijving.

Artikel 21.

Een standplaats die elk jaar gedurende een beperkte tijd wordt gebruikt (seizoenplaats), wordt beschouwd als vaste standplaats.

Artikel 22.

Op een aanvraag voor het innemen van een tijdelijke standplaats besluiten burgemeester en wethouders, gehoord de commissie.

Artikel 23.

  • 1. Een standplaats moet door de houder ervan persoonlijk worden ingenomen; hij mag deze derhalve niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De houder van een standplaats mag zich doen bijstaan.

Artikel 24.

  • 1. Houders van standplaatsen, die wegens ziekte verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, dienen burgemeester en wethouders daarvan schriftelijk in kennis te stellen.

  • 2. Deze schriftelijke mededeling moet tijdig voor de dag waarop de standplaats bezet moet worden, worden ingezonden. Bij plotselinge verhindering moeten burgemeester en wethouders mondeling of telefonisch worden ingelicht, gevolgd door een schriftelijke bevestiging van deze melding.

  • 3. Bij langdurige afwezigheid van een standplaatshouder wegens ziekte, dient van deze reden van verhindering iedere drie maanden een geneeskundige verklaring te worden overgelegd.

Artikel 25.

  • 1. Houders van een vaste standplaats die wegens vakantie de standplaats niet zullen bezetten, moeten daarvan tijdig, onder opgave van de duur van vakantie, schriftelijk mededeling doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De in artikel 19, sub d, vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige bezetting van een toegewezen vaste standplaats teneinde de verkregen rechten op de vaste standplaats te behouden, blijft per kalenderjaar ten hoogste 5 weken buiten werking, als de rechthebbende, na te hebben voldaan aan het onder lid 1 genoemde voorschrift, wegens vakantie afwezig is.

Artikel 26.

  • 1. In bijzondere gevallen kan door burgemeester en wethouders aan standplaatshouders, op verzoek, tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichting om persoonlijk op de standplaats aanwezig te zijn.

  • 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, alsmede in die bedoeld in artikel 24 of in artikel 25, kunnen burgemeester en wethouders de houder van een standplaats vergunning verlenen zich te laten vervangen.

Hoofdstuk 3. Braderieën

Artikel 27.

  • 1. Burgemeester en wethouders, gehoord de commissie, kunnen aan iedere afzonderlijke winkeliersvereniging ten hoogste twee keer per jaar vergunning verlenen tot het houden van een braderie gedurende een of meer dagen in dezelfde kalenderweek.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, als naar hun oordeel bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, ontheffing verlenen van het eerste lid bepaalde.

Artikel 28.

Een aan een braderie deelnemende winkelier kan met niet meer dan één marktkraam of andere uitstallingseenheid, met een frondbreedte van ten hoogste 5 meter, per winkel aan de straatverkoop deelnemen.

Artikel 29.

Andere deelneming dan door ter plaatse gevestigde winkeliers is niet toegestaan.

Artikel 30.

De in de straathandel aangeboden artikelen mogen uitsluitend behoren tot het assortiment dat de betreffende winkelier in zijn winkel pleegt te verkopen.

Artikel 31.

Een deelnemende winkelier dient de straatverkoop zelf te bedrijven of deze te laten bedrijven door ook overigens bij zijn winkelverkoop betrokken personeel.

Artikel 32.

Geen braderie-vergunning wordt verleend voor een plaats binnen 250 meter van een gelijktijdig te houden warenmarkt.

Hoofdstuk 4. Overige maatregelen van orde

Artikel 33.

  • 1. De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan één uur voordat met de verkoop mag worden begonnen.

  • 2. De standplaats moet volledig zijn ontruimd binnen één uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd.

Artikel 34.

Het is de standplaatshouder verboden:

  • a.

    zich behoudens toestemming van burgemeester en wethouders langer dan 15 minuten van zijn uitstalling te verwijderen; gedurende deze tijd mag hij zijn standplaats niet onbeheerd achterlaten;

  • b.

    de doorgangen buiten de standplaats op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren.

Artikel 35.

  • 1. De standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn plaats, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, steeds een verzorgd aanzien biedt.

  • 2. Hij dient de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan tijdens en na het gebruik vrij te houden van afvallen en verpakkingsmaterialen.

Artikel 36.

  • 1. Het is de standplaatshouder verboden gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2. Burgemeester en wethouders 'kunnen in bijzondere gevallen, zonodig onder door hen te stellen voorwaarden, ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 37.

  • 1. Het is de standplaatshouder verboden verwarmingstoestellen en/of kook- en baktoestellen te gebruiken op de standplaats.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 38.

Standplaatshouders, wie het is toegestaan op de standplaats geringe eet- en drinkwaren voor de consumptie gereed te maken, dienen aan de voorzijde van hun verkoopinrichting 2 korven of bakken van voldoende grootte te plaatsen voor het inwerpen van afval.

Artikel 39.

Standplaatshouders zijn verplicht, gedurende de tijd dat zij goederen of waren ter verkoop aanbieden, op een duidelijk zichtbare plaats aan of in de verkoopinrichting een bord te hebben waarop duidelijk leesbaar de naam en voorletters van de standplaatshouder zijn vermeld.

Het naambord moet ten genoegen van burgemeester en wethouders in goede staat worden gehouden

Hoofdstuk 5. Straf en slotbepalingen

Artikel 40.

Degene, die in strijd handelt met de bepalingen van deze verordening of zich aan wangedrag of bedrog schuldig maakt, de controleur in de uitoefening van zijn taak belemmert, dan wel direct of indirect de orde verstoort of in gevaar brengt, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 41 en 43 door burgemeester en wethouders gelast worden zich met zijn goederen of waren ogenblikkelijk van de standplaats te verwijderen, aan welke last ogenblikkelijk gevolg dient te worden gegeven.

Artikel 41.

Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de commissie, het recht op een standplaats, al dan niet voorwaardelijk vervallen verklaren, dan wel het recht op een standplaats telkens voor ten hoogste 2 achtereenvolgende dagen dat de standplaatsvergunning geldig is ontnemen, als:

  • a.

    de rechthebbende de in deze verordening opgenomen bepalingen overtreedt;

  • b.

    van de standplaats gebruik wordt gemaakt strijdig met het doel waarvoor zij is bestemd;

  • c.

    de rechthebbende zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • d.

    de rechthebbende niet of niet tijdig het recht, onder welke naam dan ook verschuldigd, voor het gebruik van de standplaats voldoet.

Artikel 42.

Ieder die wegens wanbetaling het recht op zijn standplaats heeft verloren wordt niet opnieuw als gegadigde voor een standplaats ingeschreven zolang het verschuldigde recht niet is voldaan.

Artikel 43.

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 4 en 33 van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 44.

Burgemeester en wethouders zijn gemachtigd de uitvoering van bepalingen van deze verordening te mandateren aan de standplaatscontroleur of aan een andere ambtenaar.

Artikel 45.

  • 1. Op het tijdstip van inwerking treden van deze verordening bestaande vergunningen, verleend op grond van de Standplaatsverordening, vastgesteld op 31 mei 1983 en laatstelijk gewijzigd op 25 september 1984 worden gelijkgesteld met een vergunning ingevolge de onderhavige verordening.

  • 2. Bestaande vergunningen, als bedoeld in het voorgaande lid, die zijn verleend voor een bepaalde termijn, houden op te gelden na afloop van die termijn.

Artikel 46.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Standplaatsenverordening Westvoorne 1994".

Artikel 47.

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die, waarop zij is bekendgemaakt. Met ingang van dezelfde dag vervalt de Standplaatsenverordening, vastgesteld op 31 mei 1983 en laatstelijk gewijzigd op 25 september 1984.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 29 maart 1994.
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter