Regeling vervallen per 31-05-2023

Algemene Subsidieverordening Westvoorne 2018

Geldend van 20-02-2018 t/m 30-05-2023

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Westvoorne 2018

Algemene subsidie

verordening

2018

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie IZ / AZ van

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Westvoorne 2018

Artikel

1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeente: de gemeente Westvoorne.

  • b.

    Gemeenteraad: de gemeenteraad van Westvoorne.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne.

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht, zoals opgenomen in het Staatsblad nr.1 van 1998 en alle daaropvolgende wijzigingen en aanvullingen.

  • e.

    Instelling: een rechtspersoon, als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met volledige rechtsbevoegdheid.

  • f.

    Activiteit: een bezigheid van een instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling en die zo mogelijk in meetbare termen wordt uitgedrukt.

  • g.

    Activiteitenplan/-programma: een overzicht van voorgenomen activiteiten, waaruit blijkt welke doelstellingen, in overeenstemming met gemeentelijk beleid, men beoogt te realiseren, alsmede het aantal deelnemers dat naar verwachting zal deelnemen aan die activiteiten.

  • h.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het college geleverde goederen of diensten (artikel 4:21, eerste lid van de Awb).

  • i.

    Subsidiejaar: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • j.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies krachtens deze verordening (art. 4:22 van de Awb).

  • k.

    Werkterreinen: Hieronder worden de volgende werkterreinen verstaan: jeugd- en jongerenwerk, kunst en cultuur, sport, welzijn en zorg.

  • l.

    Beleidsregels: Voor de werkterreinen bij besluit vastgestelde algemene regels, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

  • m.

    Subsidieverlening: de voorlopige vaststelling van een subsidie.

  • n.

    Subsidiebeschikking: een schriftelijk besluit tot subsidieverlening, waarin in ieder geval de maximale hoogte van de subsidie, een omschrijving van de uit te voeren activiteiten en eventuele andere dan uit deze verordening voortvloeiende voorwaarden worden vermeld.

  • o.

    Subsidieovereenkomst: een overeenkomst die op basis van artikel 4:36 van de Awb kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking.

  • p.

    Subsidievaststelling: een schriftelijk besluit waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • q.

    Jeugdlid: een persoon, die op 1 januari van het desbetreffende subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, contributie betaalt voor het lidmaatschap en actief lid is van de instelling.

  • r.

    Prijsindexcijfer: het landelijke percentage dat jaarlijks door het college ter zake wordt toegepast.

  • s.

    Reserve(s): de algemene of bestemmingsreserves die onverminderd het bepaalde in artikel 4:72 van de Awb (egalisatiereserve) blijken uit de balans van de instelling.

  • t.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld.

Artikel 1.2 Algemene subsidievoorwaarden

  • 1. Er worden slechts aantoonbare activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden ten behoeve van inwoners van de gemeente Westvoorne die georganiseerd worden door

    instellingen die zijn gevestigd in de gemeente Westvoorne. In bijzondere gevallen kan aan instellingen van buiten de gemeente subsidie worden verstrekt indien zij naar het oordeel van het college aantoonbaar activiteiten organiseren ten behoeve van de inwoners van de gemeente Westvoorne.

  • 2. Subsidiëring van activiteiten vindt uitsluitend plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid en/of in het belang van de gemeente.

  • 3. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies.

  • 4. Het college kan voor het prijsgevoelige deel van de subsidie jaarlijks een prijsindexcijfer toepassen.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, 3e lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Beleidsregels

Burgemeester en wethouders kunnen in beleidsregels vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders in beleidsregels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. In beleidsregels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de beleidsregel naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad stelt jaarlijks subsidieplafonds vast bij de behandeling van de begroting.

  • 2. Het subsidieplafond is gelijk aan het beschikbare budget dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor subsidieverstrekking (per kostensoort/grootboekrekening).

  • 3. Het college bepaalt de wijze van verdeling van de subsidiebedragen aan de hand van de door het college vastgestelde beleidsregels.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier beschikbaar is, geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      Een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

    • b.

      Een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de 1e maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Bij beleidsregel kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van dat termijn.

  • 2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt uiterlijk 8 weken voor uitvoering van de activiteit ingediend.

  • 3. Bij beleidsregels kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, 1e lid, uiterlijk na 6 weken na vaststelling van de begroting van het jaar waarover de aanvraag is ingediend. Voor overige subsidies geschiedt dit binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Bij beleidsregels kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, 2e lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht

    weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      Als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, 3e lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      Als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      Subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of:

    • b.

      De subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. De subsidieverlening kan, naast de in artikelen 4:25 lid 2 en 4:35 van de Awb genoemde

    Gevallen, worden geweigerd indien naar het oordeel van het college er een gegronde

    reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten niet of niet geheel passen in het vastgestelde gemeentelijk beleid.

    • b.

      De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die naar het oordeel van het college in strijd (kunnen) zijn met de wet, het algemeen belang, de openbare orde, de leefbaarheid en de veiligheid.

    • c.

      De aanvrager zelf in de kosten kan voorzien, tenzij naar het oordeel van het college wordt voldaan aan het gestelde in de beleidsregels.

    • d.

      De aanvraag niet past in de vastgestelde beleidsregels.

    • e.

      De structurele subsidie voorziet of kan voorzien in de kosten waarvoor via een incidenteel verzoek subsidie wordt gevraagd.

    • f.

      Activiteiten die door het gemeentebestuur reeds anders dan op grond van deze verordening en/of bijbehorende beleidsregels worden gesubsidieerd of betaald/vergoed.

    • g.

      Bij beleidsregels kunnen andere weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden worden gesteld.

  • 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald is in de beleidsregels, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      Beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon.

    • b.

      Relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden.

    • c.

      Ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen.

    • d.

      Wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000,- verleend voor activiteiten die meer dan 1 jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan 1 keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij beleidsregels of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, 1e lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij beleidsregels kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 13. Reserve

1.Bij beleidsregel kan worden bepaald welke voorwaarde aan de reserves en voorzieningen gesteld worden.

Artikel 14 Termijn van indiening

  • 1. De ontvanger van een subsidie dient binnen 12 weken na afloop van het subsidietijdvak of na beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend een aanvraag in tot vaststelling.

  • 2. Het college kan uitstel verlenen van de in lid 1 genoemde termijn.

Artikel 15 Over te leggen bescheiden

  • 1. Om te kunnen beoordelen of de gesubsidieerde activiteiten rechtmatig en doelmatig zijn uitgevoerd, worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd, tenzij in het besluit tot subsidieverlening is bepaald dat met minder bescheiden kan worden volstaan:

    • a.

      Een verslag van de activiteiten, dat inzicht verschaft in de soort en omvang van de activiteiten, het bereik onder de doelgroepen of aantal deelnemers, de prioriteiten die zijn gesteld en de gehanteerde contributies.

    • b.

      Een opgaaf van het aantal (jeugd)leden voor zover de subsidie mede wordt bepaald door een bedrag per (jeugd)lid. De opgave dient de volgende persoonsgegevens te vermelden: naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats.

    • c.

      Een financieel verslag, bedoeld in de artikelen 4:76 en 4:77 van de Awb.

    • d.

      Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt in plaats van het financieel verslag de jaarrekening overgelegd. De jaarrekening is voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze accountantsverklaring wordt uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar overgelegd.

  • 2. Bij vrijwilligersorganisaties geldt hierbij als uitgangspunt dat zo weinig mogelijk administratieve handelingen behoeven te worden verricht.

  • 3. Het college kan bepalen, dat binnen een bepaalde termijn nadere gegevens dienen te worden overgelegd.

Artikel 16 Vaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  • 2. De subsidie kan in afwijking van de subsidieverlening worden vastgesteld indien er veranderingen zijn opgetreden in de gegevens waarop de subsidieverlening is gebaseerd.

  • 3. De subsidie kan niet hoger worden vastgesteld dan bij het besluit tot subsidieverlening is bepaald.

  • 4. Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien na afloop van de termijn voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling als bedoeld in artikel 5.1 geen aanvraag is ingediend of indien het besluit tot subsidieverlening tussentijds is ingetrokken. De ambtshalve vaststelling vindt uiterlijk plaats op 1 augustus na de termijn als bedoeld in artikel 5.1.

  • 5. Subsidies t/m een bedrag van € 1.000,- worden direct vastgesteld.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een in de beleidsregels voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij beleidsregel voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of - ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een beleidsregel kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening Westvoorne 2011 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 20 februari 2018.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Westvoorne 2011 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Westvoorne 2018.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen of beleidsregels opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken. Wel kunnen definities in subsidieregelingen of beleidsregels nader gedefinieerd worden.

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen i.i.g. zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.

Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 2. Reikwijdte

1e lid

Met het 1e lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, 3e lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.

2e lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, 3e lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3. Beleidsregels

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder beleidsregels genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit dan eveneens in de beleidsregels te gebeuren.

In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling en/of de beleidsregels: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Voor zover het college geen gebruik maakt van deze bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling of beleidsregel, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, 3e lid, van de Awb, bestaan hierop maar 4 uitzonderingen:

  • a.

    De spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift).

  • b.

    De subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden).

  • c.

    De incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend).

  • d.

    De Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het 1e lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het 2e en 3e lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad stelt de subsidieplafonds vast (lid 1) en vermeldt bij de bekendmaking de wijze van verdelen (1e lid in combinatie met artikel 4:26, 2e lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door verwijzing naar de – door het college vastgestelde – beleidsregels waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (2e lid in combinatie met artikel 4:26, 2e lid, van de Awb). Als dat geen bestaande beleidsregel is zal – in samenspraak tussen de raad en het college – geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling of beleidsregel en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling of beleidsregel weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is, kan het subsidieplafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend voor bekendmaking (artikel 4:27, 2e lid, van de Awb). Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (3een 4e lid, zie verder hieronder).

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, 1e lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (5e lid).

Verlaging subsidieplafond.

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, 2e lid, van de Awb). Dat is anders als aan de 3 voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:

  • 1.

    Aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 2.

    De verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting.

  • 3.

    De mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Om te waarborgen dat [de raad OF het college] alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het [2e en 3eOF 3e en 4e] lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

Artikel 6. Aanvraag

In het 1e lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het 2e [en 3 e] lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden.

[Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU) . Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten 1 e , om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ( 2 e lid, onderdeel d, onder 1). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs, etc. bestaan. Ten 2 e , om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring gevraagd worden ( 2 e lid, onderdeel d, onder 2) . Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.]

Bij beleidsregel kan het college besluiten hiervan af te wijken ([3eOF 4e] lid); bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Bij beleidsregel kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het 1e tot en met 3e lid (4e lid).

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij beleidsregel kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het 1een 2e lid (3e lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (4e lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het 1elid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, 2e lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

De Awb kent 2 soorten weigeringsgronden:

  • a.

    De verplichte (art. 4:25 lid 2) bij het bereiken van het subsidieplafond.

  • b.

    De facultatieve (art. 4:35).

De raad heeft de bevoegdheid nadere weigeringsgronden op te nemen. Daartoe biedt dit artikel de juridische basis.

De opsomming (a t/m h) die onder weigeringsgronden genoemd wordt, is niet limitatief.

Het college kan derhalve ook weigeren op andere gronden.

De gevraagde subsidie kan bijvoorbeeld ook worden geweigerd:

  • -

    Wanneer subsidie wordt gevraagd voor eigen consumpties.

  • -

    Indien de activiteiten behoren tot de normale bedrijfsvoering waarvoor geen subsidie noodzakelijk is.

  • -

    Wanneer subsidie wordt aangevraagd door instellingen die (voornamelijk) winst beogen.

Als de doelmatige besteding van subsidiegeld niet in het geding is – bijvoorbeeld omdat het een zeer geringe subsidie betreft of duidelijk is dat de gelden niet besteed zullen worden aan de salariskosten – kunnen burgemeester en wethouders afzien van weigering ondanks dat er bij de aanvrager sprake is van bezoldigingen die het maximum overtreffen. Als de subsidiegelden niet besteed zullen worden aan salariskosten, dan zal het aan de aanvrager zijn om dit (uit eigen beweging) te onderbouwen.

De weigeringsgrond heeft betrekking op alle subsidieaanvragers, niet alleen op instellingen die al onder de Wnt vallen. Bovendien wordt gekeken naar alle bezoldigingen die door de aanvrager met functionarissen (met of zonder dienstbetrekking) zijn overeengekomen en dus niet alleen naar die bezoldigingen die zijn overeengekomen met een topfunctionaris als bedoeld in de Wnt.]

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het 4e lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (1e lid) en informatieplicht (2e lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ in het 1e lid is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het college de digitale weg open heeft gesteld.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

Wat betreft het 2e en 3e lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.

Het 2e lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Het 3e lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • -

    Als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt.

  • -

    Als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen.

  • -

    Als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd.

  • -

    Als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd.

  • -

    De rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening, subsidieregeling of beleidsregel, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het 4e lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Artikel 13. Reserve

De figuur van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling, beleidsregel of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die meer dan € 50.000,-bedraagt bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (1e lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Naast een door het college opgelegde verplichting kan op grond van het 2e lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.

Omdat de egalisatiereserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar, heeft de toepassing van het 1e of 2e lid alleen zin bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling of beleidsregel vastgelegd dienen te worden. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke beleidsregels wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Op grond van het 1e lid kunnen burgemeester en wethouders dan een ander termijn vaststellen.

Op grond van het 2e lid kunnen burgemeester en wethouders bovendien in een beleidsregel een hardheidsclausule opnemen die ziet op nader in die beleidsregel aangegeven bepalingen. Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of beleidsregel is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.