Beheersverordening Caravanterrein Brielse Meer

Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening Caravanterrein Brielse Meer

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 februari 2013

gelet op het ter zake bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening;

gelet op de reactie van het waterschap Hollandse Delta, het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de bij de beheersverordening behorende toelichting;

BESLUIT:

Met inachtneming van de in het voorstel van burgemeester en wethouders weergegeven overwegingen, welke geacht worden deel van dit besluit uit te maken:

  • 1.

    de beheersverordening Caravanterrein Brielse Meer vast te stellen, in overeenstemming met de als zodanig gewaarmerkte geometrisch bepaalde planobjecten zoals opgenomen in het GML bestand NL.IMRO.0614.1209bvCaravanterre-001 inclusief bijbehorende bestanden en de als zodanig gewaarmerkte analoge verleeding

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening

de beheersverordening Caravanterrein Brielse Meer van de gemeente Westvoorne.

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0614.1209bvCaravanterre-0100 met bijbehorende bestanden.

1.3 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.4 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of nog kunnen komen en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.5 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.6 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.7 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 dagrecreatie

een dagtocht of uitstapje zonder dat daarbij een overnachting plaatsvindt.

1.9 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.10 grondroerende werkzaamheden

werkzaamheden en werken, inclusief bouwen, die plaatsvinden beneden het maaiveld.

1.11 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.12 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.13 peil

  • a.

    in het geval van gebouwen: de afgewerkte begane grondvloer met een maximum van 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein;

  • b.

    in het geval van bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein, vóór het eventueel bouwrijp maken van dit terrein.

1.14 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan het gebruik als hoofdverblijf.

1.15 recreatief nachtverblijf

een onderkomen in de vorm van een kampeermiddel of recreatiewoning.

1.16 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning is bestemd en wordt gebruikt en waarvan de bewoners hun hoofdverblijf elders hebben.

1.17 verblijfsrecreatie

recreatie waarbij wordt overnacht in een recreatief nachtverblijf.

1.18 verzorgende gebouwen en bouwwerken

gebouwen en bouwwerken waarin een verzorgende functie ten dienste van dag- en verblijfsrecreatie is ondergebracht, zoals douche- en toiletgebouwen, en de bijbehorende nutsvoorzieningen zoals stroomkasten, transformatorhuisjes en gemalen.

1.19 vlak

een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.20 zomerseizoen

de periode van het jaar tussen 31 maart en 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  • a.

    ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

  • b.

    ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Gebruiks- en bouwregels

Artikel 3 Gebruik

3.1

De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande gebouwen en bouwwerken mogen worden gebruikt in overeenstemming met het bestaand gebruik. Onder bestaand gebruik wordt het volgende verstaan:

  • a.

    het gebruik ten behoeve van de verblijfsrecreatie in ten hoogste 135 recreatieve nachtverblijven, de recreatieve nachtverblijven mogen jaarrond aanwezig zijn;

  • b.

    het gebruik van de gronden ten behoeve van de verblijfs- en dagrecreatie;

  • c.

    het gebruik van de aanwezige verzorgende gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de verblijfs- en dagrecreatie;

  • d.

    het gebruik van de gronden ten behoeve van een ondergrondse 150kV elektriciteitsverbinding zoals aanwezig op moment van vaststelling van de verordening, inclusief de bijbehorende voorzieningen.

3.2

Onder bestaand gebruik wordt niet verstaan het gebruik van recreatieve nachtverblijven anders dan voor recreatief gebruik. Permanente bewoning is niet toegestaan.

Artikel 4 Bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden

4.1 Bestaande bouwwerken

Binnen het verordeningsgebied bestaande bouwwerken zijn toegestaan en deze mogen op dezelfde locatie geheel of gedeeltelijk worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

4.2 Aanvullende regels bouwen/gebruik

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1 geldt dat:

  • a.

    het oppervlak per recreatief nachtverblijf ten hoogste 45m² bedraagt, met dien verstande dat wanneer het bouwperceel een groter oppervlak heeft dan 180m² het oppervlak per recreatief nachtverblijf ten hoogste 25% van het bouwperceel bedraagt met een maximum van 70m²;

  • b.

    de onderlinge afstand tussen recreatieve nachtverblijven ten minste 3m bedraagt en de bouwhoogte van een recreatief nachtverblijf ten hoogste 4 m bedraagt;

  • c.

    bij ieder recreatief nachtverblijf ten hoogste één vrijstaande berging of overkapping mag worden gebouwd, mits het oppervlak ten hoogste 6m² en de bouwhoogte ten hoogste 2,5m bedraagt;

  • d.

    het oppervlak van het verzorgende gebouw ten hoogste 100m² bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5m bedraagt;

  • e.

    bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3m bedraagt.

4.3 Bijzondere regels

  • a.

    Binnen het vlak 'ondergrondse hoogspanningsleiding' is het niet toegestaan om grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,3m beneden het maaiveld te verrichten zonder voorafgaande toestemming van de beheerder van de ondergrondse elektriciteitsverbinding.

  • b.

    Binnen het vlak 'ondergrondse hoogspanningsleiding' is het niet toegestaan om recreatieve nachtverblijven, bergingen, overkappingen of verzorgende gebouwen op te richten of te plaatsen.

  • c.

    Gronden gelegen binnen het vlak 'geluidzone industrie Europoort-Maasvlakte' vallen binnen de vastgestelde geluidcontour industrielawaai Europoort-Maasvlakte.

4.4 Uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a.

    In verband met de archeologische verwachtingswaarde is het binnen het vlak 'Waarde - Archeologie' verboden zonder omgevingsvergunning grondroerende werkzaamheden te verrichten die een oppervlak beslaan van meer dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,80m beneden het maaiveld.

  • b.

    Het bepaalde in sub a is niet van toepassing wanneer het gaat om de vervanging van of werkzaamheden aan de bestaande ondergrondse elektriciteitsverbinding, mits sprake is van regulier onderhoud en werkzaamheden welke plaatsvinden in het bestaande leidingtracé.

  • c.

    Het bepaalde in sub a is niet van toepassing als het gaat om vervanging van bestaande gebouwen, mits indien gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

  • d.

    Van het bepaalde in sub a en sub b kan worden afgeweken wanneer:

    • 1.

      de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het verrichten van de werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

    • 2.

      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke  schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen of het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening Caravanterrein Brielse Meer.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 maart 2013
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Bijlage 1

Verbeelding

toelichting

toelichting