Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening Westvoorne

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening Westvoorne

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • A.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

  • B.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne;

  • C.

    periodieke subsidie: de loonkostensubsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.

  • D.

    persoonsgebonden reïntegratiebudget: de periodieke subsidie, de vergoeding van de begeleidingskosten aan de begeleidingsorganisatie en de vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de arbeidsomstandigheden.

Artikel 2. De uitvoeringskosten

Het college stelt de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget vast op maximaal € 4.000. Dit bedrag kan jaarlijks door het college worden herzien.

Artikel 3. Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat en voorzover van toepassing binnen 6 maanden nadat de wsw-geïndiceerde van de wachtlijst aan de beurt is voor plaatsing, wordt ingevuld.

  • 2.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • d.

      de salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de Wsw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld;

    • c.

      Het bedrijf dient te beschikken over het Blik op werk keurmerk of aangesloten bij een andere erkende organisatie;

    • d.

      De prijsstelling is marktconform.

Artikel 4. Wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1.

    Het college stelt op voorstel van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever voorlopig vast.

  • 2.

    Ingeval een voorgestelde loonkostensubsidie niet hoger is dan 50% van het bruto loon van de Wsw-geïndiceerde, wordt de loonkostensubsidie door het college op het voorgestelde bedrag vastgesteld;

  • 3.

    Indien bij toepassing van het vorige lid het college gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

  • 4.

    In elk geval vindt een loonwaardeonderzoek plaats als de voorgestelde hoogte voor een loonkostensubsidie hoger is dan het percentage genoemd in lid 2.

Artikel 5. Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2.

    De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

Artikel 6. Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1.

    De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding wordt door partijen in onderling overleg vastgesteld. Tussentijdse aanpassingen hierin zijn mogelijk indien partijen dit onderling overeenkomen.

  • 2.

    De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie wordt bij aanvang van het WSW-dienstverband door het college vastgesteld op basis van een te overleggen kostenopgave cq. urenoverzicht.

  • 3.

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7. Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de arbeidsomstandigheden

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college. Evenals kosten die ook door derden kunnen worden vergoed.

  • 3.

    Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 6 maanden.

  • 4.

    Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 8. Indienen van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede-ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10. Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever;

  • d.

    de toekenningsperiode.

Artikel 11. Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen vierweken na afloop van het kalenderjaar aan het college een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2.

    Het college stelt de definitieve periodieke subsidie binnen acht weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 12. Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 13. Verplichtingen van de werkgever

De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14. Het besluit tot verlenen van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • Het besluit tot verlening van een vergoeding aan de begeleidingsorganisatie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de vergoeding;

  • b.

    wijze van betaling;

  • c.

    de verplichtingen van de begeleidingsorganisatie

  • d.

    de toekenningsperiode.

Artikel 15. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening leidt tot onredelijkheid en onbillijkheid voor de Wsw-geïndiceerde.

Artikel 16. Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17. Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening Westvoorne”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.

Toelichting algemeen

 

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Zo zijn regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Hiernaast zijn er meer rechten en keuzemogelijkheden voor Wsw-geïndiceerden gekomen, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren. De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het college vormgeeft aan het PGB (artikel 7, tiende lid, Wsw). Gemeenteraden moeten deze verordening binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet hebben vastgesteld.

 

Er zijn twee vormen van begeleid werken:

1. Begeleid werken met behulp van het sw-bedrijf

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door gemeente of schap. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

 

2. Begeleid werken via een persoonsgebonden budget

Naast het begeleid werken dat door gemeente of schap tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via het persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed  mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Wsw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de Wsw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien.

 

Tussen de twee vormen van begeleid werken bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd en ligt het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken-indicatie van het CWI vereist. Een Wsw-indicatie volstaat. Ook een Wsw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

 

Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren.

Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

 

De regeling van begeleid werken met een PGB

De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij de gemeente moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren.

 

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7. De gemeente kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking niet weigeren, als:

1.         De Wsw-geïndiceerde al een Wsw-dienstbetrekking heeft en de huidige werkplek wil verruilen voor een Begeleid Werkenplek of de Wsw-geïndiceerde bovenaan de wachtlijst staat en aan de beurt is voor plaatsing (ongeacht de indicatie);

2.         De door de Wsw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn;

3.         De totale kosten van de periodieke subsidie aan de werkgever en de periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie, na aftrek van aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het budget dat beschikbaar is voor de Wsw-geïndiceerde.

 

Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan is het college niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het dat wel doen (artikel 7 lid 1 Wsw).

 

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het college, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag. 

 

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

1.         Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde.

Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

2.         Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt.

3.         Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht.

 

Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door de gemeente verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het bestaan van een PGB ontslaat het college niet van de zorgplicht,  zoals geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet.    

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen.

Artikel 2 De uitvoeringskosten

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college de maximale hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De gemeente zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. Uitvoeringskosten zijn kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Dit zijn de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een PGB zullen de werkelijke uitvoeringskosten per individuele situatie worden vastgesteld aan de hand van een kostenopgave van de te ondernemen bovenstaande activiteiten.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor de overige bestanddelen van een PGB.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). Daarnaast is het voor de gemeente van belang dat het realiseren van een werkplek zo spoedig mogelijk gebeurt nadat een wsw-geïndicieerde van de wachtlijst voor plaatsing aan de beurt is. In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek.

Op grond van artikel 7 lid 10 Wsw bepaalt de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Bij het stellen van eisen aan werkgevers en begeleidingsorganisaties in het kader van begeleid werken met een PGB, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de wijze waarop op dit moment begeleid werken wordt georganiseerd.

De minimale duur van het dienstverband is gesteld op zes maanden. Hiermee wordt aangesloten bij de voorwaarden die het rijk heeft gesteld voor het verstrekken van een bonus. De bonus voor plaatsing op een begeleid werkenplaats wordt pas aan de gemeente uitgekeerd als er sprake is van een dienstverband van zes maanden.

Artikel 4 Wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever wordt vastgesteld (artikel 7 lid 10, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. Vanuit het oogpunt van administratieve lastenverlichting is gekozen voor een methode waarbij een percentage van het bruto loon als maximale loonkostensubsidie kan worden verstrekt. Het percentage is gesteld op maximaal 50% van het bruto loon. Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

Indien de gevraagde loonkostensubsidie niet hoger is dan 50%, kan deze door het college worden verstrekt. In elk individueel geval zal de loonkostensubsidie feitelijk door onderhandeling worden bepaald.

Om te voorkomen dat ook in gevallen waarbij gerede twijfel is of de werkgever de 50% loonkostensubsidie nodig heeft, dus in het geval de verdiencapaciteit van de Wsw-geïndiceerde door het college hoger wordt ingeschat dan het bedrag aan loonkostensubsidie rechtvaardigt, vindt alsnog vooraf een loonwaardebepaling plaats. Ook vindt die plaats als het voorstel voor de loonkostensubsidie hoger is dan het bedrag dat volgt uit lid 2. Dit wordt geregeld in lid 4.

In de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze, (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde al plaatsvinden.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijdse) aanpassing van het subsidiebedrag, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen.

Artikel 6. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Om deze reden wordt het aantal uren benodigde begeleiding en de vorm van de begeleiding tussen partijen onderling afgesproken.

Op basis van de omvang van het aantal uren van begeleiding door de begeleidingsorganisatie, wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld door het college.

Het derde lid bepaalt dat de kosten van het zoeken naar een begeleid werkenplaats door de begeleidingsorganisatie slechts voor vergoeding in aanmerking komt als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de arbeidsomstandigheden

In het geval dat een periodieke subsidie wordt verleend aan de werkgever, kan het college ook een vergoeding verstrekken voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de arbeidsomstandigheden. Het gaat hierbij om noodzakelijke aanpassingen, hulpmiddelen op de werkplek of kosten die voortvloeien uit de aanpassingen en inrichting van het bedrijf. Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt en dat dit plaatsvindt op basis van een deskundigenrapport.

Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

Het vierde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8 Indienen van de aanvraag

De Wsw-geïndiceerde vraagt het PGB zelf aan. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), moeten ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 9 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Het vaststellen van de periodieke subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 12 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Het besluit tot verlenen van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Dit artikel heeft betrekking op de hardheidsclausule en maakt het mogelijk in voordeel van de Wsw-geindiceerde af te wijken van hetgeen in de verordening is vastgelegd.

Artikel 16. Gevallen waarin de verordening niet voorziet

Dit artikel mandateert aan het college de bevoegdheid een besluit te nemen in gevallen waarin deze verordening onverhoopt niet voorziet.

Artikel 17. Citeerwijze en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.