Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing (Verordening rioolheffing 2020)

Geldend van 24-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing (Verordening rioolheffing 2020)

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de:

.

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak;

  • b.

    voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

    • 5.

      een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;

    • 6.

      het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;

  • c.

    een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;

  • d.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • e.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • f.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • g.

    garagebox: een overdekte en afsluitbare ruimte bedoeld voor het stallen van een auto.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van de huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per eigendom.

  • 2. Het gebruikersdeel wordt geheven op basis van een combinatie van twee grondslagen, te weten de omvang van het huishouden en het aantal kubieke meters water dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leiding- water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiks- periode naar het perceel is toegevoerd. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd, wanneer kan worden aangetoond middels een meter voor de afvoer wat daadwerkelijk is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1. Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt:

    • a.

      voor een roerende of onroerende zaak:

      € 249,94

    • a.

      voor garageboxen: € 0,00

  • 2. Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt voor woningen:

    • a.

      bij een waterverbruik van 300 m3 of minder;

      • 1.

        bij een éénpersoonshuishouden € 93,47

      • 2.

        bij een meerpersoonshuishouden € 103,20

      • 3.

        Het aantal personen dat gebruikt maakt van de woning wordt bepaald naar de situatie per 1 januari van het belastingjaar dan wel op het moment van het ontstaan van de belastingplicht

    • b.

      wanneer het waterverbruik meer dan 300 m3 is wordt het tarief per 300 m3 of een gedeelte daarvan verhoogd met € 113,06

    • c.

      in afwijking van onderdeel a en b bedraagt het tarief voor garageboxen € 0,00.

  • 3. Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt voor panden welke niet in hoofdzaak als woning zijn bestemd:

    • a.

      bij een waterverbruik van 300m3 of minder € 103,20

    • b.

      voor iedere volgende 300 m3 of een gedeelte daarvan: € 113,06

    • c.

      cvoor het gedeelte boven de 50.000 m3, voor iedere 300 m3 of gedeelte daar- van € 56,48.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 6. Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid 1 en 2 gestelde termijnen. 

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019" van 18 december 2018 wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2020"..

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 18 december 2019

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,