Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de archeologische monumentenzorg

Geldend van 01-05-2008 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de archeologische monumentenzorg

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 april 2008;

B E S L U I T:

  • 1.

    de Beleidsnota Archeologische monumentenzorg in de gemeente Westvoorne;

  • 2.

    de archeologische kenmerken kaart Westvoorne;

  • 3.

    de archeologische waarden- en beleidskaart Westvoorne;

  • 4.

    de archeologische vindplaatsenkaart Westvoorne, een kaart met AMK-terreinen met catalogus.

1. Inleiding

De gemeente Westvoorne kent een rijke bewoningsgeschiedenis. Niet alleen de nu nog zichtbare gebouwde monumenten getuigen daarvan, maar ook de in de ondergrond op talrijke plaatsen aanwezige sporen en vondsten die door archeologen worden onderzocht.

De gemeente Westvoorne wil op een verantwoorde wijze met het (gemeentelijk) archeologisch erfgoed omgaan. Westvoorne heeft in de afgelopen decennia meerdere malen intensief aandacht gegeven aan de eigen archeologische geschiedenis, waarbij ook het educatieve aspect gestalte heeft gekregen. De archeologische inspanning vond steeds plaats in nauwe samenwerking met het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR). Het archeologische werk was tot voor kort vooral uitvoerend van aard: door middel van vooronderzoeken, aanvullende onderzoeken, opgravingen en voorlichting is en wordt aandacht gegeven aan de archeologische geschiedenis van de gemeente.

In het kader van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de archeologische monumentenzorg dient het gemeentelijk beleid te worden aangepast: een meer structurele en beleidsmatige aandacht is nu verplicht geworden, voor alle gemeenten in Nederland. Om die reden is het aspect archeologie opgenomen in deze nota met als doel de gemeentelijke verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe wet- en regelgeving zo sober en doelmatig mogelijk te implementeren in het gemeentelijk beleid. De gemeentelijke regelgeving en werkwijze op het gebied van de archeologie zullen voorts worden vastgelegd in de Archeologieverordening Westvoorne 2008.

De voorliggende nota behandelt het wettelijk en beleidsmatig kader en gaat in het bijzonder in op de verplichtingen voor de gemeente Westvoorne, die voortkomen uit de implementatie van het 'Verdrag van Malta' in de Nederlandse wetgeving. In de notitie wordt voorgesteld hoe de gemeente Westvoorne op een efficiënte en verantwoorde wijze in de toekomst om kan gaan met het archeologisch erfgoed, om in elk geval te voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Ook de organisatorische en financiële aspecten worden daarbij belicht.

2. Archeologie: hoe, wat en waarom

2. 1 Westvoorne: een rijk en kwetsbaar bodemarchief

Archeologische relicten vormen een belangrijke bron van informatie over het verleden, in het bijzonder voor die perioden, waarvan geen of weinig schriftelijke bronnen bewaard zijn gebleven. De archeoloog bestudeert de materiële resten uit het verleden (zoals aardewerk, gereedschappen en etensresten) in samenhang met hun vondstcontext (zoals grondlagen, grondsporen, begravingen en landschappelijke situering) om aan de hand daarvan kennis te verkrijgen over onze voorouders en de omgeving waarin ze leefden. Deze feitelijke kennis levert een verrassend gedetailleerd geschiedverhaal over onze voorouders en het landschap waarin zij leefden.

De resten en de context waarin ze voorkomen, noemen we het bodemarchief. In Westvoorne zijn de afgelopen jaren belangwekkende vindplaatsen ontdekt en waar nodig (voor een deel) onderzocht: uit de Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Ook zijn er gebieden binnen de gemeente Westvoorne waar een dergelijk bodemarchief nog niet bekend is, maar waar de kans op het aantreffen van archeologische waarden wel hoog is.

Om het bodemarchief te kunnen raadplegen (te kunnen 'lezen') moeten de materiële resten in samenhang met hun vondstcontext worden gedocumenteerd. Zo worden tijdens een opgraving vondsten en grondsporen ingemeten, getekend, gefotografeerd en bemonsterd. De nauwkeurige documentatie is van belang, aangezien het bodemarchief maar eenmalig te raadplegen is. Opgraven is in zekere zin het gecontroleerd vernietigen van het bodemarchief. Vandaar dat archeologen tegenwoordig proberen het bodemarchief, wanneer dit niet bedreigd wordt, zo goed mogelijk in situ (ter plaatse in de bodem) te behouden.

Het bodemarchief is uiterst kwetsbaar. Door de grootschalige bodemingrepen ten behoeve van onder meer bouwwerkzaamheden, de aanleg van infrastructuur, waterwerken, en polderpeilverlagingen is het bodemarchief in kwantiteit (en soms ook in kwaliteit) sterk achteruitgegaan. Het besef dat het bodemarchief eenmalig geraadpleegd kan worden en dat de 'voorraad bodemarchief' eindig is, heeft geleid tot nieuwe wet- en regelgeving in Nederland en andere landen (zie hoofdstuk 4). De essentie van het huidige beleid van Rijk en provincie is dan ook het zo veel en zo goed mogelijk behouden van het bodemarchief in situ en, indien behoud niet mogelijk is, dit tijdig te documenteren. Daardoor zijn ook volgende generaties in staat hun vragen aan het verleden te stellen, net zoals wij dat nu doen. Ook zij kunnen zodoende inspiratie putten uit dat verleden en bijdragen aan de identiteit en kwaliteit van de leefomgeving.

Uitgangspunt 1: De gemeente Westvoorne streeft er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zo veel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

2.2 Proces van archeologische monumentenzorg

Op basis van de komende aanpassing van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht een archeologisch beleid te voeren en de archeologische waarden en verwachtingen binnen hun gemeentelijk grondgebied inzichtelijk te maken.

Het behoud en beheer van het bodem archief vormt uiteraard slechts een van de vele belangen waarmee de gemeente Westvoorne rekening moet houden. Voortdurend moeten afwegingen gemaakt worden tussen soms tegenstrijdige belangen bij de inrichting en de omgang met de beperkte ruimte binnen de gemeente. Om archeologische belangen zo goed mogelijk te behartigen en zo min mogelijk te laten conflicteren met andere belangen, is het raadzaam ze zo vroeg mogelijk in te brengen in het proces van ruimtelijke ordening. Hiertoe dienen onder andere beleidsinstrumenten ontwikkeld te worden, zoals archeologieparagrafen in bestemmingsplannen, een gemeentelijke Archeologische Waardenkaart en een Gemeentelijke Onderzoeksagenda.

Bij de planvorming van bijvoorbeeld bouw- en herinrichtingswerkzaamheden kan men met een archeologische waardenkaart vroegtijdig vaststellen of er archeologische waarden of verwachtingen aanwezig zijn en of planaanpassing of archeologisch vooronderzoek overwogen moeten worden. Iets wat de planning en de kostenbesparing van werkzaamheden ten goede komt.

Op basis van de situering, de ontgravingsdiepte en eventueel de oppervlakte van de uit te voeren grondwerkzaamheden kan beoordeeld te worden of werkzaamheden onbelemmerd en zonder archeologisch vooronderzoek voortgang kunnen vinden, of dat vooronderzoek vereist is en in welke mate. Een archeologisch vooronderzoek zal in de meeste gevallen bestaan uit het verrichten van grondboringen.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek kan vervolgens besloten worden af te zien van verder onderzoek, indien de archeologische waarden niet aanwezig of niet van belang blijken zijn. Wanneer dit wel het geval is, kan een aanvullend vooronderzoek noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld het graven van proefsleuven of het uitvoeren van detail- karteringen). Op basis van de resultaten van het aanvullend vooronderzoek kan wederom besloten worden af te zien van verder archeologisch onderzoek, de graafwerkzaamheden eventueel archeologisch te begeleiden, of, al dan niet gedeeltelijk, een opgraving uit te voeren, indien het behoud van de vindplaats (door planaanpassing) niet tot de mogelijkheden behoort.

De resultaten van (voor)onderzoeken dragen uiteraard bij tot het aanscherpen en detailleren van de archeologische kennis, hetgeen het beoordelen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ten goede komt. De resultaten van de archeologische (voor)onderzoeken, en daar is het uiteindelijk natuurlijk om te doen, leveren steeds meer bouwstenen op voor het 'verhaal' over de bewoningsgeschiedenis van de gemeente Westvoorne. Het is van belang om dat 'verhaal' (in allerlei uitingsvormen) uit te dragen aan de inwoners van Westvoorne en andere belangstellenden. Het draagt bij aan het verbreden van het draagvlak voor de archeologie, maar ook aan de profilering van de gemeente en de betrokkenheid van de burgers bij hun eigen gemeente.

3. Bewoningsgeschiedenis van de gemeente Westvoorne

De bewoningsgeschiedenis van Westvoorne gaat terug tot circa 1200 voor Christus op basis van de tot nu toe bekende archeologische gegevens. Het gaat om vindplaatsen uit de Late Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, waarvan de tastbare resten vaak gedetailleerd en verrassend goed geconserveerd op talloze plaatsen in de bodem van Westvoorne aanwezig zijn.

De bewoningsgeschiedenis van de gemeente Westvoorne hangt nauw samen met de landschappelijke ontwikkeling van het Westnederlandse kustgebied en dat van het Maasmondgebied in het bijzonder. Deze dynamische landschaps- en bewoningsgeschiedenis wordt als volgt beknopt geschetst.

Ongeveer 10.000 jaar geleden, aan het begin van het Holoceen, steeg de zeespiegel als gevolg van een klimaatsandering. De Noordzee, die tijdens de laatste IJzertijd droog had gestaan, vulde zich met water, waardoor de toenmalige kustlijn naar het oosten opschoof. De oudste vondsten zijn afkomstig van de Maasvlakte, net ten noordwesten van Voorne.

De vondsten betreffen honderden benen spitsen, ongeveer 9000 jaar oud die circa 20 m onder NAP met zandzuigen naar boven zijn gekomen. Het gaat om jacht- en visgerei van groepen jagers-verzamelaars uit het Mesolithicum die het voedselrijke moeraslandschap rond de toenmalige "Maasmonding" benutten.

Hierna ontbreken de aanwijzingen voor en sporen van de aanwezigheid van mensen in het gebied van Voorne-Putten. Door de verdergaande zeespiegelrijzing vanaf ruwweg 7000 v. Chr. was sprake van de sedimentatie van zand en klei, afgewisseld door perioden van veengroei.

In het derde millennium voor Christus verzoette het landschap, er ontstonden moerassen waar veen begon te groeien. Op de oeverwallen van een getijdegeul die zich door het veen- en moeraslandschap slingerde, zijn bij Hekelingen en Simonshaven sporen uit het Laat- Neolithicum en de Vroege Bronstijd aangetroffen. Bij Brielle zijn uit een vergelijkbare landschappelijke situatie eveneens bewoningssporen aangetroffen uit het Laat-Neolithicum. Ook de hoger gelegen ruggen in de kwelders werden benut, zoals in 2006 bleek door de ontdekking van een omvangrijke nederzetting uit deze periode. Steeds gaat het om boeren met akkerbouwproducten en vee, maar jachtwild nam nog een dominante plaats in het voedselpakket, waaraan vis en veldvruchten eveneens bijdroegen.

De beginnende veengroei gaat ook in de Bronstijd onverminderd door. Het gebied wordt één groot moeras, waardoor de vestigingsmogelijkheden voor de mens zeer werden beperkt. Sporen van de aanwezigheid van de mens ontbreken dan ook tot in de Late Bronstijd. Uit deze periode is een vondst bekend, namelijk een stenen hamerbijl die in de zuidelijke glooiing van de Strypse Dijk in Rockanje is aangetroffen. Woonplaatsen en andere aanwijzingen voor bewoning ontbreken tot nu toe geheel uit deze tijd.

In de IJzertijd wordt het uitgestrekte moeras op natuurlijke wijze ontwaterd, wanneer geulen, zoals de Goote en de Strype, de veengebieden binnendringen en er uiteindelijk ook klei en zand afzetten (Afzettingen van Duinkerke I). De ontwaterde veengebieden worden door de mens gekoloniseerd. Het gaat om boeren die vee hielden, vooral runderen, en akkerbouw bedreven. Het waren echte agrariërs die vanuit soms grote boerderijen tot 25 m lang, met plaats voor meer dan 20 stuks vee, de veen- en kleigronden benutten, zoals bleek uit opgravingen in Rockanje in de jaren '90. Jagen en vissen speelden nu definitief een ondergeschikte rol. In de gemeente Westvoorne zijn meer 14 vindplaatsen uit de IJzertijd bekend. Vaak gaat het om uitstekend geconserveerde boerderijplaatsen, met een schat aan gegevens over het agrarische bestaan van toen en de manier waarop de IJzertijdboeren het landschap om hen heen gebruikten.

In de Romeinse tijd was Voorne-Putten, en evenzeer het grondgebied van de gemeente Westvoorne, intensief bewoond. Het "Romeinse" Voorne-Putten zal vooral een agrarisch karakter hebben gehad. De klei- en veengronden werden intensief geëxploiteerd vanuit vele tientallen boerderijen: akkerbouw en veeteelt. Alleen al binnen de gemeente Westvoorne zijn 50 vindplaatsen bekend uit de Romeinse tijd. Het gaat vooral om nederzettingen, in hout opgetrokken boerderijen van de lokale, agrarische bevolking. Maar ook is een glimp zichtbaar geworden van het Romeinse militaire gezag en van de sociaal-economische structuur op Voorne-Putten.

Het Maasmondgebied was om militair-strategische redenen en voor het internationale handelsverkeer van groot belang. De monding van de Maas werd dan ook door forten gecontroleerd; één heeft er vrijwel zeker ten noorden van Oostvoorne gelegen. Ook in economisch opzicht bracht de Romeinse tijd grote veranderingen. Was er in de IJzertijd sprake van een min of meer egalitaire samenleving, met een voedselproductie die in de eerste plaats gericht was op zelfvoorziening, in de Romeinse tijd verandert dit. Nu zijn de agrarische inspanningen gericht op het verkrijgen van een surplus en wordt geproduceerd voor een markt. Er verschijnen grote, luxueuze boerderijen die een centrale rol vervullen in de locale, agrarische samenleving. Ook in Westvoorne heeft zo'n complex met een villa- achtige allure gelegen, getuige de vondst van één of meer gebouwen met een stenen fundering en met vloerverwarming.

De landbouw werd voorts geïntensiveerd onder meer door de waterhuishouding te reguleren. Op Voorne-Putten werden volop sloten gegraven, dammen aangelegd, duikers en eenvoudige sluisjes gebouwd.

In de loop van de 3e eeuw na Christus stopt de bewoning. Het gebied wordt verlaten. De algehele politieke situatie van het Romeinse rijk kan hierbij een rol hebben gespeeld, maar evenzeer het natter wordende landschap. Vanaf de 3e eeuw begint namelijk op een aantal plaatsen de veengroei opnieuw, tot in de 6e eeuw. Plaatselijk werd ook klei afgezet, de Afzettingen van Duinkerke 11.

Historisch, en ook wel archeologisch, zijn er aanwijzingen dat Voorne-Putten in de Vroege Middeleeuwen, vanaf de r eeuw bewoond is. In westelijk Voorne gaat het dan om bewoning op en ontginning van de kleigebieden langs de oeverafzettingen van de Maas in het noorden en in het destijds westelijk gelegen duingebied. De venen erbuiten zouden later zijn ontgonnen en gekoloniseerd: vanaf de 10e eeuw. Binnen de gemeente Westvoorne zijn verscheidene vindplaatsen uit de 11e/12e eeuw bekend. De woonplaatsen betreffen vooral boerennederzettingen.

In de tweede helft van de 12e eeuwen in het begin van de 13e eeuw heeft Voorne-Putten last van overstromingen. Veel land gaat verloren, geulen snijden zich, klei en zand worden afgezet (Afzettingen van Duinkerke 111). Nog in de 12e eeuw is een begin gemaakt met het indijken van hoger gelegen stukken land. Rond 1200 waren er de eerste polders, ringpolders zoals Gouthoek en Rugge. De ringpolders werden met elkaar verbonden, waardoor nieuwe polders ontstaan, zoals Middelland. De ringpolders worden ook door aandijkingen uitgebreid, zoals in de 13e eeuw met de polder Groot Oosterland. De ring polder Oud Rockanje is rond 1330 aangelegd, van waaruit eveneens aangedijkt werd. Met de aanleg van de polder Kruiningergors in 1797 kwam het proces van inpolderen op westelijk Voorne ten einde.

De drie nederzettingen in de gemeente Westvoorne hebben ieder hun eigen ontstaansgeschiedenis.

Oostvoorne is in oorsprong een waarschijnlijk 12e-eeuws ringdorp, gelegen in het hart van de polder Gouthoek. Direct ten noorden van de ring liggen de resten van het ooit imposante burchtcomplex van de heren van Voorne. De gedeeltelijk gerestaureerde hoofdburcht, gelegen op een circa 10 m hoge heuvel, dateert uit het einde van de 12de/begin 13e eeuw. Tezamen met de resten van de voorburcht vormt het gehele complex een archeologisch monument.

Oostvoorne, gelegen aan de monding van de Maas, kent twee vuurbakens: de nog in volle glorie bestaande Stenen Baak uit 1630 aan de Heindijk en de achthoekige bakstenen fundering van een baak uit circa 1360-1390 aan de Zwartelaan. Rockanje is in de 14e eeuw ontstaan, waarschijnlijk direct aansluitend op de bedijking van de polder Oud Rockanje, met de kerk, voor het eerst vermeld in 1389, achter de dijk. Tinte is een wegdorp, rond een kruispunt van wegen, daterend waarschijnlijk vanaf ongeveer de 15e eeuw.

Het van oudsher agrarische karakter van Westvoorne is niet verdwenen. Ook de middeleeuwse en jongere bedijkingen zijn, inclusief de vroegere dijkdoorbraken en de in oorsprong laat-prehistorische Strype, nog altijd tastbaar aanwezig in het landschap. Ze geven zichtbaar diepte aan de bijzondere bewoningsgeschiedenis van Westvoorne.

4. Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. De wet tot goedkeuring van het verdrag ("Verdrag van Malta") is aangenomen en gepubliceerd in het Staatsblad (9 april 1998). Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:

  • 1.

    Het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ).

  • 2.

    Het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt.

  • 3.

    Het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

  • 4.

    Het verbreden van het draagvlak voor de archeologie.

  • 5.

    Het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.

De vertaling van de uitgangspunten van het Europese verdrag naar de Nederlandse situatie kent een aantal facetten. Zo zal het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden worden geformaliseerd en zullen door rijk en provincie extra impulsen worden gegeven om het archeologisch en cultuurhistorisch potentieel te benutten (bijvoorbeeld de Nota Belvedere en de daarmee samenhangende subsidieregeling). Ook zal de relatie archeologie en ruimtelijke ordening worden versterkt, waarbij er een sterke decentralisatie van verantwoordelijkheden voor het archeologisch erfgoed zal plaatsvinden naar het gemeentelijk niveau. De reden hiervoor is dat de meeste beslissingen over de ruimtelijke inrichting in Nederland op gemeentelijk niveau worden genomen. Anders dan voorheen zullen gemeenten - middels een eigen beleid - het behoud van archeologische waarden moeten afwegen tegen andere maatschappelijke belangen.

De afspraken van Malta zijn verwerkt in een wetswijziging op de Monumentenwet 1988, die door de Tweede Kamer op 4 april 2006 is aangenomen ('Wet op de archeologische monumentenzorg'). Nu de nieuwe wet in december 2006 ook door de Eerste Kamer is aangenomen zal de wet in 2007 in werking treden. Daarmee komt een einde aan een interim-beleid, waarbij al 'in de geest van Malta' werd gewerkt. Hierdoor zijn en worden gemeenten nu al in toenemende mate met archeologisch beleid en uitvoeringstaken geconfronteerd. Dit geldt ook voor de gemeente Westvoorne. Zo toetst de provincie Zuid- Holland gemeentelijke bestemmingsplannen op het aspect archeologie (zie de provinciale nota Regels voor Ruimte (2005). In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van ontgrondingsvergunningen en bouwvergunningen moeten gemeenten tegenwoordig aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn. Als beleidsinstrument hanteert de provincie daarbij de Archeologische Monumentenkaart en de in 2003 gereed gekomen Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS). Indien archeologische belangen niet of onvoldoende worden meegewogen, wordt door de provincie geen goedkeuring verleend. Na invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving krijgen provincies ook de bevoegdheid om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien. Op dit moment zijn de ligging en omvang van de provinciale attentiegbieden onduidelijk.

5. De gevolgen van de implementatie van het 'Verdrag van Malta' voor de gemeente Westvoorne: taken en bevoegdheden

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Monumentenwet in 2007, wordt invulling gegeven aan de bepalingen van het Verdrag van Malta, waardoor de gemeente Westvoorne met een aantal verplichtingen en nieuwe taken wordt geconfronteerd. Ze worden hierna toegelicht.

5.1 Archeologisch beleid en archeologische waarden en verwachtingen inzichtelijk maken

Alle gemeenten in Nederland zijn na de implementatie van het 'Verdrag van Malta' verplicht een archeologisch beleid te voeren. Ten gevolge van de herziening van de Monumentenwet en de stelselherziening zullen behalve de gemeentelijke organisatie zelf, ook een groeiende groep van andere instanties en particulieren te maken krijgen met de gevolgen van het gemeentelijk archeologiebeleid. Dit beleid en het bijbehorend instrumentarium (zoals de Archeologische Waardenkaart) dienen daarom te worden ontwikkeld en bestuurlijk te worden vastgesteld en uitgedragen.

De gemeente Westvoorne moet ook aangeven waar zich archeologische waarden of verwachtingen bevinden binnen het gemeentelijk grondgebied en hoe ze daarmee denkt om te gaan. Dit is niet alleen van belang voor het ruimtelijk ordeningsproces, maar ook om de burgers inzicht te geven in de eventuele beperkingen die op bepaalde gebieden of percelen rusten. De Archeologische Waarden- en Beleidskaart is in dit kader van belang.

De Archeologische Waarden- en Beleidskaart toont vlakdekkend voor het hele gemeentelijk grondgebied van Westvoorne terreinen/gebieden met een zeer hoge archeologische waarde, met een grote trefkans op archeologische sporen of met een redelijk tot grote trefkans op archeologische sporen. De waardenkaart is tevens een beleidskaart. De kaart geeft namelijk voor de verschillende terreinen/gebieden binnen de gemeente Westvoorne aan wanneer bouw- en ontwikkelingsplannen getoetst moeten worden op de noodzaak van het verrichten van archeologisch vooronderzoek voorafgaande aan de realisatie van de plannen.

De gemeentelijke regelgeving en werkwijze op het gebied van de archeologie diennen voorts nog vastgelegd te worden in een gemeentelijke archeologieverordening. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) werkt momenteel aan een modelverordening, die naar verwachting in de loop van 2008 gereed zal zijn.

Ook kunnen archeologische waardevolle terreinen opgenomen worden op een lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen, die onderdeel kan uitmaken van de gemeentelijke monumentenverordening. Dergelijke terreinen dienen gevrijwaard te blijven van bodemverstorende werkzaamheden, waardoor de archeologische waarden in situ behouden blijven. Indien behoud niet mogelijk is, dienen de terreinen archeologisch te worden onderzocht.

Ten slotte is een gemeentelijke onderzoekagenda van belang. In een dergelijke agenda worden onderzoeksprioriteiten vermeld, die betrokken kunnen worden bij de afweging of verder onderzoek noodzakelijk is, dan wel bij de vaststelling van de intensiteit van onderzoek.

Uitgangspunt 2: De gemeente Westvoorne wil een sober en doelmatig archeologisch beleid voeren, waarbij aan de wet- en regelgeving op het terrein van de archeologische monumentenzorg wordt voldaan. Om gestalte te geven aan het gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkelt de gemeente Westvoorne in ieder geval de volgende beleidsinstrumenten: -Beleidsnota -Archeologische Waarden- en Beleidskaart

Uitgangspunt 3: In de beleidsperiode (2008-2012 )waarop de nota betrekking heeft, stelt de gemeente Westvoorne vast of in het kader van het archeologiebeleid ook de volgende beleidsinstrumenten worden ontwikkeld: -Lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (die bescherming genieten op grond van de gemeentelijke monumentenverordening) -Gemeentelijke Onderzoeksagenda -Gemeentelijke Archeologieverordening

5.2 Archeologische belangen inbrengen in bestemmingsplannen

De nieuwe wet kent drie verschillende invalshoeken om archeologie in het ruimtelijk ordeningsproces te verankeren. Voor alle drie geldt dat ze consequenties (kunnen) hebben voor de gemeente. Men onderscheidt de volgende regimes:

  • 1.

    Een regime voor m.e.r.-plichtige projecten. Het regime voor m.e.r.-plichtige projecten vindt zijn rechtvaardiging in de grootschaligheid van de daarmee gepaard gaande bodemverstoring. In die situatie is de initiatiefnemer gehouden om te toetsen of het aspect archeologie in het geding is en zonodig nader onderzoek te laten doen om kennisleemtes aan te vullen.

  • 2.

    Een regime voor ontgrondingen. De ontgrondingen zijn vanwege hun aard zodanig destructief, dat altijd voorafgaand archeologisch onderzoek zal moeten worden verricht.

  • 3.

    Een regime voor bouwen en het anderszins uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestemmingsplannen of in het kader van vrijstellingen. Ook bodemverstoringen als gevolg van bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van een bestemmingsplan kunnen immers het bodemarchief aantasten.

Vooral het laatste regime is voor de gemeente Westvoorne van belang. Het huidige wetsvoorstel schrijft namelijk voor (artikel 38a, lid 1) dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen en bij de bestemmingen van de in het plan begrepen grond rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.

Uitgangspunt 4: De gemeente Westvoorne draagt er zorg voor dat bestemmingsplannen 'archeologie-proof' te zijn. Dit betekent dat de bestemmingsplannen voorzien moeten zijn van een archeologieparagraaf, voorschriften en een archeologische plankaart.

5.3 Toetsen van vergunningaanvragen op het aspect archeologie

De gemeente Westvoorne dient, op basis van het bestemmingsplan en/of de archeologische waardenkaart, bouw-, sanerings- en sloopvergunningen, aanlegvergunningen en vrijstellingen te toetsen op het aspect archeologie.

Uitgangspunt 5: De gemeente Westvoorne dient een protocol te ontwikkelen dat waarborgt dat bij vergunningverlening de archeologische belangen meegewogen worden.

5.4 Programma's van Eisen (PvE's) opstellen, dan wel beoordelen

Vanuit het gemeentelijk archeologiebeleid en de bestemmingsplannen volgt dat voor de uitvoering van bepaalde ruimtelijke plannen een archeologisch (voor)onderzoek verplicht kan zijn. Voor de uitvoering van een dergelijk onderzoek moet het bevoegd gezag, na invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dit de gemeente, een Programma van Eisen (PvE) opstellen, dan wel een door derden opgesteld PvE goedkeuren.

Een PvE legt vast waaraan archeologische veldprojecten moeten voldoen. Het gaat om de formulering van de inhoudelijke vraagstelling (wat moet er gebeuren) en om aanwijzingen voor de praktische uitvoering (hoe moet het gebeuren). Een dergelijk PvE is er niet alleen om het publieke belang te waarborgen, maar speelt ook een rol in het economische verkeer. Op basis van een PvE kunnen opdrachten aanbesteed worden, zowel door de gemeente Westvoorne (als die als 'verstoorder' optreedt), als door een private ontwikkelaar.

Uitgangspunt 6: Voor een verantwoord archeologisch beleid dient de gemeente Westvoorne te beschikken over archeologische deskundigheid om PvE's op te stellen, dan wel te beoordelen.

5.5 Informatie- en kennismanagement

De gemeente Westvoorne dient alle relevante informatie uit eigen en uitbestede projecten beschikbaar te maken voor verdere ontwikkeling van het gemeentelijk beleid en voor presentatie en publicatie. Er moet voorkomen worden dat de kennis van het gemeentelijk bodemarchief versnippert. De kennis is noodzakelijk voor het uitvoeren van een verantwoord beleid, het actualiseren van beleidskaarten, maar ook om ontwikkelaars en burgers volwaardig op de hoogte te houden van de stand van zaken van het bodemarchief op verschillende plaatsen in de gemeente en hen te informeren over mogelijke archeologische beperkingen die gelden voor het ontwikkelen van specifieke plangebieden. Even zeer voor het efficiënt beoordelen van plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening ten aanzien van het aspect archeologie is een 'up-to-date' databestand onmisbaar.

Uitgangspunt 7: Voor een verantwoord archeologisch beleid is archeologisch databeheer van groot belang. De gemeente Westvoorne kan beschikken over een door het BOOR vanaf de jaren '60 opgebouwd archeologisch databestand voor het Maasmondgebied, waaronder de gemeente Westvoorne.

5.6 Verantwoorde regie voeren bij uitvoering archeologisch onderzoek

Het uitgangspunt voor de gemeente Westvoorne is dat zij zelf geen archeologisch onderzoek uitvoert. Westvoorne richt zich op het beleid en heeft de rol van Bevoegd Gezag. De gemeente Westvoorne zal derhalve archeologisch onderzoek uitbesteden aan derden. In dat geval moet de gemeente niet alleen zorgdragen voor een PvE, of een door derden vervaardigd PvE beoordelen, maar moet ze ook zorgdragen voor een goed opdrachtgeverschap. Zowel vanuit zakelijk als inhoudelijk oogpunt dienen PvE's, bestekken en offertes beoordeeld te worden. Om die redenen moet ook toezicht gehouden worden op de uitvoering van het onderzoek binnen de gemeente, alsmede bij het onderzoek dat uitgevoerd wordt door derden in opdracht van private ontwikkelaars. Voorts dient het onderzoek geëvalueerd te worden en de eindrapportages te worden beoordeeld.

Uitgangspunt 8: Voor het voeren van een verantwoorde regie over archeologische projecten in de gemeente Westvoome is, naast kennis van de landelijke en provinciale wet- en regelgeving, evenzeer inhoudelijke kennis van de lokale archeologie vereist; ook dient men vertrouwd te zijn met gemeentelijke besluitvormingsprocessen, waarbij geopereerd wordt in het spanningsveld van verschillende maatschappelijke belangen.

5.7 Communicatie: de presentatie van het 'archeologisch verhaal'

Het 'archeologisch verhaal' over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van de gemeente Westvoorne dient voor alle geïnteresseerden beschikbaar te zijn. Het is van groot belang, mede om de besteding van gemeenschapsgelden te verantwoorden en het draagvlak voor archeologie te verbreden, aandacht te besteden aan de communicatie over en presentatie van archeologische onderzoeksresultaten. Het kan daarbij gaan om krantenartikelen, publieksboekjes, lezingen, tentoonstellingen, rondleidingen, lessen op scholen of visualisaties in de openbare ruimte. Dergelijke uitingen dragen beslist bij aan de profilering en identiteit van de gemeente Westvoorne en daarmee aan de betrokkenheid van de burgers bij hun leefomgeving.

Uitgangspunt 9: Voor het creëren en onderhouden van een draagvlak voor een verantwoord archeologiebeleid is de inzet van communicatiemiddelen een belangrijke voorwaarde; de gemeente Westvoome zal hiervoor een communicatieplan opstellen.

Optioneel:

5.8 De gemeente Westvoorne als uitvoerder van archeologisch (voor)onderzoek, waaronder boren

Het uitgangspunt voor de gemeente Westvoorne is dat zij zelf geen archeologisch (voor)onderzoek uitvoert. Westvoorne richt zich op het beleid en heeft de rol van Bevoegd Gezag. De gemeente Westvoorne wil derhalve het uitvoerende archeologische veldonderzoek uitbesteden. Toch zijn er (nood)situaties denkbaar, waarbij het grote voordelen heeft wanneer de gemeente wel de uitvoering ter hand kan nemen van archeologisch (voor)onderzoek. In de eerste plaats moet hierbij gedacht worden aan (kleinschalig) vooronderzoek door middel van boringen, waarbij haast is geboden. Gedacht kan ook worden aan het doen van waarnemingen bij toevalsvondsten, waarbij kordaat opgetreden moet worden, omdat de factor tijd speelt, maar ook aan het verrichten van kleinschalig (voor)onderzoek om burgers op een efficiënte wijze te faciliteren, of om onafhankelijk te zijn van derden, ingeval van krapte op de markt. Er bestaat de mogelijkheid voor de gemeente Westvoorne gebruik te maken van de opgravingsbevoegdheid van het BOOR waardoor in voornoemde uitzonderlijke situaties ook uitvoerende werkzaamheden kunnen worden verricht.

Het benutten van de opgravingsbevoegdheid van het BOOR kan gerealiseerd worden door het aangaan van een samenwerking met de gemeente Rotterdam die de vorm heeft van een Lichte Gemeenschappelijke Regeling. Hierin verklaart de gemeente Westvoorne haar taken op het gebied van de archeologie voortaan samen met de gemeente Rotterdam te gaan vervullen. Met het aangaan van een dergelijke samenwerking kan de gemeente Westvoorne profiteren van de reeds bestaande faciliteiten van de gemeente Rotterdam.

Alle andere en meer omvangrijke archeologische (voor)onderzoeken wil de gemeente Westvoorne blijvend in aanbesteding door marktpartijen laten verrichten. De gemeente Westvoorne heeft evenwel ook dan de vrijheid om bepaalde lokaties vanwege hun grote historisch of archeologisch belang in eigen beheer te onderzoeken. De Lichte Gemeenschappelijke Regeling biedt voorts het voordeel van continuïteit van kennis en documentatie, alsmede dat door de korte lijnen een dergelijke intergemeentelijke samenwerking tussen gelijkgezinde belanghebbenden de organisatorische en bureaucratische procedures beperkt kunnen blijven.

De bodemvondsten die in de gemeente Westvoorne worden gedaan dienen opgeslagen te worden in een archeologisch depot. Over de deponering van het vondstmateriaal en het eigendom van de depotvondsten dienen tussen de gemeente Westvoorne, de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland, voorafgaande aan de afsluiting van de Lichte Gemeenschappelijke Regeling, nadere afspraken gemaakt te worden.

Uitgangspunt 10: De gemeente Westvoorne gaat een Lichte Gemeenschappelijke Regeling aan met de gemeente Rotterdam teneinde in voorkomende gevallen zelf archeologisch (voor)onderzoek te kunnen uitvoeren.

6. Het uitvoeren van gemeentelijk archeologiebeleid: de archeologische expertise

6.1 Algemeen

Na invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg kan de gemeente Westvoorne verschillende rollen hebben met betrekking tot de archeologie. In ieder geval is ze Bevoegd Gezag. De gemeente stelt vast hoe er met de archeologische waarden binnen het gemeentelijk grondgebied wordt omgegaan en beoordeelt de resultaten van uitvoerende werkzaamheden. Om de rol van Bevoegd Gezag te kunnen vervullen dient de gemeente te beschikken over expertise, een deskundige op het terrein van de archeologie (zie ook uitgangspunten 6 en 8).

In de rol van ontwikkelaar bij de realisatie van ruimtelijke projecten is de gemeente Westvoorne aan te merken als 'verstoorder van het bodemarchief' en is de gemeente in die zin verplicht tot het laten uitvoeren van archeologisch (voor)onderzoek. In dat geval treedt de gemeente als opdrachtgever op en moet zij zorgdragen voor het opstellen van een PvE en is zij gehouden aan een goed opdrachtgeverschap. Ook voor de invulling van deze rol dient de gemeente te beschikken over expertise.

De gemeente Westvoorne staat drie mogelijkheden ter beschikking om te voorzien in de noodzakelijke archeologische expertise:

  • 1.

    Zij kan (op ad-hoe-basis) haar archeologische beleidstaken en de afzonderlijke daaruit voortkomende werkzaamheden uitbesteden aan archeologische bedrijven en/of organisaties, die voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Voor deze optie wordt niet gekozen. In de eerste plaats is het werken op ad-hoe-basis niet effectief en dient juist voor een structurele inbedding van het nieuwe beleidsterrein gekozen te worden. Voorts wordt veel waarde gehecht aan goede lokale en regionale kennis, waardoor het afwegen van belangen in breder kader gewaarborgd is.

  • 2.

    Zij kan zelf een archeologisch beleidsmedewerker aanstellen, die voldoende gekwalificeerd is om alle taken te mogen uitoefenen en tevens over voldoende inhoudelijke expertise beschikt van de bewoningsgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied. Ook deze optie is niet aantrekkelijk voor de gemeente Westvoorne. Het opbouwen van een adequaat databestand vergt een grote financiële inspanning gelet op de te verwachten relatief geringe hoeveelheid archeologische werkzaamheden. Ook het aanstellen van een ervaren deskundige (met relaties op provinciaal en rijksniveau) zal niet gemakkelijk en relatief kostbaar zijn.

  • 3.

    Zij kan een samenwerkingverband aangaan met een gemeente (BOOR) die beschikt over de benodigde expertise. Deze optie, samenwerking met een gemeente die beschikt over een archeologische expertise, is om verschillende redenen aan te bevelen en wordt hierna verder uitgewerkt.

6.2 Samenwerking gemeente Westvoorne met Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR)

De omvang van de gemeente Westvoorne, het volume aan bouwvergunningen en nieuwbouwplannen, alsmede de financiële middelen van de gemeente Westvoorne zijn aanleiding om beleid en de uitvoering daarvan met betrekking tot het archeologisch erfgoed ter hand te nemen en juist in samenwerking met BOOR (gemeente Rotterdam) te formaliseren en te continueren. Ook de provincie Zuid-Holland beschouwt samenwerking tussen gemeenten op archeologisch gebied als een goede oplossing, zoals verwoord in haar recent verschenen Cultuurplan Zuid-Holland 2005-2008.

Het aangaan van een samenwerkingsverband met het sinds 1960 in de regio werkzame Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) is een praktische, haalbare en aantrekkelijke optie. Een dergelijke samenwerking kan een structurele zorg voor het bodemarchief van Westvoorne waarborgen en de continuïteit ervan verzekeren. De gemeente Westvoorne huurt expertise van het BOOR in en kan daarmee zelf richting geven aan de beleids- en uitvoeringstaken op het gebied van de archeologie. De gemeente Westvoorne profiteert op deze wijze van de voordelen van een goed geoutilleerde dienst, met lokale en regionale expertise en ervaring in het adequaat afwegen van uiteenlopende gemeentelijke belangen. Na invoering van de nieuwe wet kan de gemeente Westvoorne op deze wijze Bevoegd Gezag zijn en daarmee volledig "baas in eigen bodem".

Uitgangspunt 11: De gemeente Westvoorne gaat een samenwerkingsverband aan met het BOOR, teneinde te voorzien in de noodzakelijke expertise ten behoeve van het gemeentelijk archeologiebeleid.

7. Het uitvoeren van gemeentelijk archeologiebeleid: organisatie en taakverdeling

Voor het ontwikkelen en het uitvoeren van het archeologiebeleid van de gemeente Westvoorne zijn drie actoren betrokken, te weten:

  • Archeologisch Coördinator van de gemeente Westvoorne

  • Adviseur Archeologie voor de gemeente Westvoorne (BOOR)

  • Archeologische Begeleidingscommisie (ABC) van de gemeente Westvoorne

Archeologisch Coördinator

De coördinator is een gemeentelijk ambtenaar die aangesteld wordt als intermediar tussen de gemeente Westvoorne en het BOOR. De medewerker is aanspreekpunt van het BOOR en heeft archeologische monumentenzorg (mede) in zijn/haar portefeuille. De medewerker dient binnen het ambtelijk apparaat van de gemeente Westvoorne ook zorg te dragen voor een vroegtijdige inbreng van de archeologie in ruimtelijke plannen en bouwprojecten en in de naleving van gemeentelijke procedures in deze. Bestemmingsplannen of andere ruimtelijke plannen, waarvoor geldt dat er archeologische belangen of verplichtingen in het geding zijn, dienen door hem/haar gesignaleerd te worden en -in overleg met het BOOR- beoordeeld of gecomplementeerd te worden.

De Archeologisch Coördinator draagt er ook zorg voor dat -op basis van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Westvoorne- aanvragen voor onder andere bouw- en aanlegvergunningen op het aspect archeologie worden getoetst (toepassen van een 'eerste zeef). Voor die aanvragen waarvoor geldt dat er mogelijk archeologische belangen in het geding zijn, wordt het advies van het BOOR gevraagd. Op grond van een combinatie van inhoudelijke afwegingen en specifieke kenmerken van bouwprojecten (zoals diepte en omvang van de grondroerende werkzaamheden) kan vervolgens beoordeeld worden of archeologisch (voor)onderzoek inderdaad noodzakelijk is, of dat hiervan kan worden afgezien (toepassen 'tweede zeef).

Het is van belang dat binnen de gemeente Westvoorne in dat kader een protocol ontwikkeld wordt, waarin gewaarborgd wordt dat betreffende ruimtelijke plannen en aanvragen voor vergunningen voor toetsing op het aspect archeologie ook bij genoemde medewerker ter inzage en advisering worden voorgelegd (zie uitgangspunt 5).

Voorts kan de betreffende medewerker zorgdragen voor de organisatie en notulering van de periodieke bijeenkomsten van de Archeologische Begeleidingscommissie.

Uitgangspunt 12: De gemeente Westvoorne stelt een Archeologisch Coördinator aan.

Adviseur Archeologie

De adviseur Archeologie (BOOR) fungeert als het ware als gemeentelijk archeoloog van de gemeente Westvoorne. Hij/zij heeft de volgende taken en werkzaamheden waarover werkafspraken gemaakt kunnen worden:

Advies/beleid

  • 1.

    Gevraagd en ongevraagd informeren van de Archeologische Begeleidingscommissie en ambtenaren van de gemeente Westvoorne over het beheer en behoud van het bodemarchief van Westvoorne, alsmede over het archeologisch bestel en wetgeving en de consequenties daarvan voor de gemeente Westvoorne.

  • 2.

    Het, in overleg met de gemeente Westvoorne, informeren van derden (bijvoorbeeld ontwikkelaars of archeologische instellingen, burgers of bedrijven) over het bodemarchief of het archeologisch beleid van de gemeente Westvoorne.

  • 3.

    Het vervaardigen en onderhouden van beleidsinstrumenten.

  • 4.

    Het opstellen en goedkeuren van PvE's.

  • 5.

    Het beoordelen van rapportages en het voorstellen van selectiebesluiten.

  • 6.

    Het voeren van ambtelijk overleg in een nog in te stellen Archeologische Begeleidingscommissie van de gemeente Westvoorne (4x per jaar).

Beheer en behoud

  • 7.

    Het beheren van de archeologisch documentatie en het archeologisch vondstmateriaal met betrekking tot de gemeente Westvoorne.

Ruimtelijke ordening

  • 8.

    Zorgdragen voor de inbreng van archeologische belangen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en bestemmingsplannen (het opstellen van de 'archeologieparagraaf' , met de bijbehorende voorschriften en plankaarten)

  • 9.

    Beoordelen van aanvragen voor vergunningen op het aspect archeologie, nadat binnen de gemeente Westvoorne een eerste selectie van aanvragen heeft plaatsgevonden (zie hieronder).

Uitvoering

  • 10.

    Het in naam van de gemeente Westvoorne uitvoeren van de regie over door derden verricht onderzoek en het beoordelen van de archeologische verslaglegging daarvan.

  • 11.

    Het uitvoeren van archeologisch (voor)onderzoek of het doen van archeologische waarnemingen (optioneel, maar sterk aanbevolen; zie hoofdstuk 5).

Communicatie

  • 12.

    Het adviseren over en/of uitvoeren, al of niet in samenwerking met andere organisaties of instellingen, van educatieve en publieksgerichte activiteiten op het gebied van de archeologie van Westvoorne (maken van brochures, boeken, tentoonstellingen, onderwijsprojecten, geven van rondleidingen e.d.).

Uitgangspunt 13: De gemeente Westvoorne stelt de taken en bevoegdheden vast van de Adviseur Archeologie.

Archeologische Begeleidingscommissie

De taakstelling van de Archeologische Begeleidingscommissie bestaat uit het handhaven van het gemeentelijk archeologisch beleid en het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College van Burgemeester en Wethouders in deze. De commissie is er voorts voor informatie-uitwisseling over recente ontwikkelingen en/of knelpunten met betrekking tot planvorming en de realisatie van bouwwerkzaamheden binnen de gemeente Westvoorne en het archeologisch beleid in brede zin.

In de commissie, die minimaal vier keer per jaar bijeen komt, kunnen de volgende personen zitting hebben:

  • -

    Coördinator archeologie (Leo Dorst)

  • -

    Adviseur Archeologie (BOOR)

  • -

    Ambtenaar Ruimtelijke Ordening (Henkl Jan Solle)

Uitgangspunt 14: De gemeente Westvoorne stelt een Archeologische Begeleidingscommissie in.

8. Financiën

Al vele jaren geeft Westvoorne structureel aandacht aan de eigen archeologische geschiedenis en de gemeente wil dit op weloverwogen wijze ook in de toekomst blijven doen (uitgangspunt 1 en 2). Vanzelfsprekend heeft dit financiële consequenties en zijn er 1) de kosten die verbonden zijn aan de rol van de gemeente als Bevoegd Gezag en 2) de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van projecten (bijvoorbeeld een noodzakelijke opgraving of de realisatie van een communicatieproject, zoals een tentoonstelling).

Bij de uitvoering van projecten - vooral bij grotere archeologische {voor)onderzoeken - kunnen de factoren tijd en geld van betekenis zijn. In dit verband stelt Westvoorne nadrukkelijk dat de ontwikkeling van de gemeente voorop staat. Er is nu eenmaal een voortdurende aanpassing nodig aan de eisen van de tijd op het gebied van wonen, werken, natuur en recreëren; het is een continu proces van verandering en verbetering, dat van belang is voor de toekomst van Westvoorne. Tegelijk spelen evenzeer cultuurhistorische en archeologische waarden, die nadrukkelijk te maken hebben met het onstaan en de ontwikkeling van het gemeentelijk areaal. Hoe hiermee om te gaan?

Het standpunt van de gemeente Westvoorne is dat er voor het afwegen van deze mogelijk soms conflicterende belangen, vooraf geen panklaar sjabloon te geven is, maar dat steeds opnieuw maatwerk geleverd zal moeten worden. Steeds moet voor elk project afzonderlijk een individuele afweging gemaakt worden tussen de betekenis van de locatie voor de archeologische geschiedenis van Westvoorne, de mate van verstoring als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling en de kosten van de mogelijke planaanpassing (bijvoorbeeld het funderingsplan) en/of de mate van documentatie van het bodemarchief.

8.1 Kosten Bevoegd Gezag

De kosten die samenhangen met de rol van de gemeente Westvoorne als Bevoegd Gezag zijn te verdelen in interne kosten voor de Archeologische Coördinator en externe kosten voor de Archeologisch Adviseur. Deze kosten kunnen (deels) worden gefinancierd uit de rijksbijdrage ten behoeve van de archeologische monumentenzorg aan het gemeentefonds. De kosten die samenhangen met de rol van de gemeente als Bevoegd Gezag zijn uiteraard in grote mate afhankelijk van het aantal bouwplannen dat moet worden beoordeeld, het aantal bestemmingsplannen dat van een archeologische paragraaf moet worden voorzien, het aantal adviezen dat moet worden gegeven, etc. Veel van deze werkzaamheden zullen verspreid over hele jaar worden uitgevoerd. De bijeenkomsten van de Archeologische Begeleidingscommissie bieden de gelegenheid de kostenontwikkeling te volgen en te controleren. De kosten zijn hieronder begroot; de dekking is deels te vinden in de structurele extra bijdrage uit het gemeentefonds, zijnde voor Westvoorne ~ 5.081,--.

Kosten intern: Archeologisch Coördinator

De stafmedewerker afdeling VROM wordt aangesteld als archeologisch coördinator. De hieraan verbonden werkzaamheden kunnen door het afstoten van werkzaamheden op het terrein van volkshuisvesting binnen deze functie worden opgevangen. Hieraan zijn dus geen extra kosten verbonden.

Kosten extern: Adviseur Archeologie

De kosten van de Adviseur Archeologie bestaan uit vaste kosten, verrekenbare kosten en projectgebonden kosten, die hieronder zijn begroot.

Vaste kosten

  • -

    Archeologische Coördinatiecommissie

    (4x per jaar)

€ 2.080,--

  • -

    Beheer documentatie

€ 1.750,--

  • -

    Informatie en advies

€ 1.200,--

Totaal (excl. BTW)

€ 4.950,--

Verrekenbare kosten

  • -

    Toetsen vergunningaanvragen1

    (6x per jaar)

€ 1.060,--

  • -

    Selectiebesluiten/beoordelen rapportages (6x per jaar)

€ 1.120,--

  • -

    Opstellen PvE's (3x per jaar)

€ 1.800,--

  • -

    Toetsen PvE's (3x per jaar)

€ 900,--

  • -

    PvA's beoordelen; offertes beoordelen; aanbesteding;

    controle veldwerk (boringen/proefsleuven; 6x per jaar)

€ 3.360,--

  • -

    Bestemmingsplan2

€ 1.360,--

Totaal (excl. BTW)

€ 9.570,--

Uitgangspunt 15: De gemeente Westvoorne reserveert jaarlijks een bedrag van E 15.000,-- voor externe kosten op het beleidsterrein archeologie.

8.2 Projectgebonden kosten

Projectgebonden kosten betreffen de kosten die verbonden zijn aan apart gedefinieerde projecten, zoals bureauonderzoeken, (voor)onderzoeken, opgravingen, communicatieprojecten (presentaties, publicaties, etc.), die al of niet door derden worden uitgegeven. Onder projectgebonden kosten worden ook de kosten verstaan die verbonden zijn aan de eventueel noodzakelijke begeleiding van omvangrijke en complexe bureauonderzoeken, {voor)onderzoeken en opgravingen, waarbij de rol van de gemeente Westvoorne als Bevoegd Gezag bepalend is voor de uitkomst ervan. Het gaat dan om projecten waarvan de complexiteit, omvang en duur pas alsdan zijn aan te geven. Om die reden zullen de kosten voor PvE's, PvA's, het beoordelen van offertes en de eventuele aanbesteding, controle veldwerk, directievoering, begeleiden en beoordelen rapportages en de eventuele communicatie-activiteiten per project worden begroot.

De kosten kunnen in geval van particuliere projecten ten laste gebracht worden van de initiatiefnemer, dit in het kader van het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt' (hoofdstuk 4, Verdrag van Malta). Bij gemeentelijke projecten kunnen de kosten meegenomen worden in de exploitatiekosten.

8.3 Extra financiële ondersteuning

In zijn algemeenheid zijn er drie bronnen voor extra financiële ondersteuning: het rijk, de provincie Zuid-Holland en particuliere stichtingen en fondsen. In alle gevallen is de mogelijke financiële bijdrage niet gericht op de mede-financiering van de structurele gemeentelijke verplichtingen en taken, maar op de ondersteuning van incidentele projecten, dan wel bepaalde aspecten van het archeologisch werk, zoals communicatie bijvoorbeeld.

Rijk

Het rijk huldigt het principe van 'de verstoorder betaalt' (hoofdstuk 4); echter in uitzonderlijke situaties kunnen onder bepaalde voorwaarden financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor archeologisch onderzoek. De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • -

    indien de gemeente als "initiatiefnemer/verstoorder" optreedt, dient de gemeente de kosten te dragen tot het bedrag van ~ 2,50 x aantal inwoners (steeds per project, en dus niet op jaarbasis!);

  • -

    aan de kosten boven het bovengenoemde bedrag kan het rijk bijdragen, mits het project van landelijke betekenis is en mits het jaarlijkse rijksbudget toereikend is. De algemeen gedeelde conclusie is dat de kans op een rijksbijdrage in deze zin als buitengewoon laag moet worden aangemerkt.

Overigens is vanaf januari 2007 de algemene uitkering uit het gemeentefonds verhoogd met een bedrag van ~ 0,61 per woonheid als tegemoetkoming in de bestuurslasten voor de nieuwe wetgeving. Voor Westvoorne komt dit neer op een bedrag van ca. ~ 5.000,--.

Provincie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland past het beginsel van de 'de verstoorder betaalt' strikt toe en stelt in principe geen middelen beschikbaar voor reguliere, uitvoerende archeologische werkzaamheden. Wel worden projecten ondersteund die te maken hebben met draagvlakverbreding, visualisaties van archeologie in het (bebouwde) landschap en andere vormen van educatie en communicatie.

Fondsen en stichtingen

Locale, regionale en ook landelijke stichtingen en fondsen zijn vaak graag bereid om bij te dragen aan bepaalde onderdelen van het archeologisch werk, in het bijzonder in de sfeer van educatie en communicatie: tentoonstellingen, brochures en publicaties voor het brede publiek, etc.

Samenvatting

De afgelopen 25 jaar heeft de gemeente Westvoorne in toenemende mate op structurele wijze aandacht gegeven aan de eigen archeologische geschiedenis. Op basis van de doelstellingen van het Verdrag van Malta en met de bevoegdheden en verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) wil de gemeente Westvoorne een sober en doelmatig archeologiebeleid voeren, met de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    De gemeente Westvoorne streeft er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zo veel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

  • 2.

    De gemeente Westvoorne wil een sober en doelmatig archeologisch beleid voeren, waarbij aan de wet- en regelgeving op het terrein van de archeologische monumentenzorg wordt voldaan. Om gestalte te geven aan het gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkelt de gemeente Westvoorne in ieder geval de volgende beleidsinstrumenten:

    • -

      Beleidsnota

    • -

      Archeologische Waarden- en Beleidskaart

  • 3.

    In de beleidsperiode (2007-2011 ?*? )waarop de nota betrekking heeft, stelt de gemeente Westvoorne vast of in het kader van het archeologiebeleid ook de volgende beleidsinstrumenten worden ontwikkeld:

    • -

      Lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (die bescherming genieten op grond van de gemeentelijke monumentenverordening)

    • -

      Gemeentelijke onderzoeksagenda

    • -

      Gemeentelijke Archeologieverordening

  • 4.

    De gemeente Westvoorne draagt er zorg voor dat bestemmingsplannen 'archeologie- proof' te zijn. Dit betekent dat de bestemmingsplannen voorzien moeten zijn van een archeologieparagraaf, voorschriften en een archeologische plankaart.

  • 5.

    De gemeente Westvoorne dient een protocol te ontwikkelen dat waarborgt dat bij vergunningverlening de archeologische belangen meegewogen worden.

  • 6.

    Voor een verantwoord archeologisch beleid dient de gemeente Westvoorne te beschikken over archeologische deskundigheid om PvE's op te stellen, dan wel te beoordelen.

  • 7.

    Voor een verantwoord archeologisch beleid is archeologisch databeheer van groot belang. De gemeente Westvoorne kan beschikken over een door het BOOR vanaf de jaren '60 opgebouwd archeologisch databestand voor het Maasmondgebied, waaronder de gemeente Westvoorne.

  • 8.

    Voor het voeren van een verantwoorde regie over archeologische projecten in de gemeente Westvoorne is, naast kennis van de landelijke en provinciale wet- en regelgeving, evenzeer inhoudelijke kennis van de locale archeologie vereist; ook dient men vertrouwd te zijn met gemeentelijke besluitvormingsprocessen, waarbij geopereerd wordt in het spanningsveld van verschillende maatschappelijke belangen.

  • 9.

    Voor het creëren en onderhouden van een draagvlak voor een verantwoord archeologiebeleid is de inzet van communicatiemiddelen een belangrijke voorwaarde; de gemeente Westvoorne zal hiervoor een communicatieplan opstellen.

  • 10.

    De gemeente Westvoorne gaat een Lichte Gemeenschappelijke Regeling aan met de gemeente Rotterdam teneinde in voorkomende gevallen archeologisch (voor)onderzoek te kunnen uitvoeren.

  • 11.

    De gemeente Westvoorne gaat een samenwerkingsverband aan met het BOOR, teneinde te voorzien in de noodzakelijke expertise ten behoeve van het gemeentelijk archeologiebeleid .

  • 12.

    De gemeente Westvoorne stelt een Archeologisch Coördinator aan.

  • 13.

    De gemeente Westvoorne stelt de taken en bevoegdheden vast van de Adviseur Archeologie.

  • 14.

    De gemeente Westvoorne stelt een Archeologische Begeleidingscommissie in.

  • 15.

    De gemeente Westvoorne reserveert jaarlijks een bedrag van ~ 10.000,-- voor externe kosten op het beleidsterrein archeologie.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 22 april 2008.

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,


Noot
1
Noot
2

Toelichting, voorschriften en plankaart archeologie ten behoeve van het bestemmingsplan; 1x per jaar en indien beleidskaarten aanwezig zijn.