Regeling vervallen per 08-02-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021)

Geldend van 23-12-2020 t/m 07-02-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021)

De raad van de gemeente Westvoorne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17-11-2020

gelet op de artikelen 156, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Westvoorne 2015;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • -

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Westvoorne een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • -

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • -

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • 1e

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil gebruik heeft gemaakt van het motorvoertuig en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling

De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW, stb. 1990, 469), mits deze kaart op een van buitenaf zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het motorvoertuig is geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 9 Ontheffingen van parkeerbelasting

  • 1. Ontheffing van parkeerbelasting wordt uitsluitend op aanvraag verleend.

  • 2. Indien een vergunning op verzoek van de vergunninghouder wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag ontheffing verleend over de nog niet ingetreden kalendermaanden, waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 3. Indien een belastingplichtige als gevolg van verhuizing, ziekte, overlijden, bedrijfsopheffing of –staking, van de verleende vergunning geen gebruik maakt gedurende de gehele - of een deel van de – periode waarvoor parkeerbelasting is geheven, wordt op verzoek ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 4. Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 5. Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag daarvan minder zou bedragen dan € 10,-.

Artikel 10 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 11 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht.

  • 2. Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 12 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2. De kosten voor de in artikel 11 genoemde bevoegdheden worden in de Wegsleepverordening vastgelegd.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021.

  • 4. De Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2020, vastgesteld op 18 december 2019 blijft van kracht voor zaken die zich voor deze datum hebben voorgedaan.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 16-12-2020

De raad voornoemd,

griffier,

de voorzitter

Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen Westvoorne 2021.

Begripsomschrijving:

In deze tabel wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur

  • b.

    maand: een kalendermaand

  • c.

    jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

    • 1

      Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

      1.1 Parkeerplaatsen 1e Slag en 2e Slag per dag laag tarief;

      • Uurtarief   € 1,50

        Dagtarief € 5,00

    • 1.2 Parkeerplaatsen 1e Slag en 2e Slag per dag hoog tarief;

      • Uurtarief   € 1,75

        Dagtarief € 7,00

    • 2

      Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b,

      bedraagt:

      2.1 Voor een bewonersparkeervergunning, geldig voor parkeerplaatsen in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn, geldt een tarief van € 0,00 per jaar.

      2.2 Voor een inwonersparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e en 2e Slag, geldt een tarief van € 37,50 per jaar.

      2.3 Voor een bezoekersparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e en 2e Slag, geldt een tarief van € 55,00 per jaar.

      2.4 Voor een bedrijfsparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e en 2e Slag, geldt een tarief van € 37,50 per jaar.

      2.5 Voor een vrachtwagenparkeervergunning, geldig op een door het college aangewezen vrachtwagenparkeerplaats, geldt een tarief van € 0,00 per jaar.

    • 3

      De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn € 59,00 alsmede 1 uur parkeerkosten.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 16-12-2020

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,