Regeling vervallen per 21-09-2017

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 20-09-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014

GEMEENTE WIERDEN

RAADSBESLUIT

Nr.: RAA-13-00684

Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening reinigingsheffing 2014.

De raad, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 september 2013;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet en

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel

  • 15.

    33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt

naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten

aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting

tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

1.De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel

ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een

verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt

      recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten

      gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1.De belasting bedraagt per perceel per jaar € 70,20.

De belasting als bedoeld onder lid 1, wordt vermeerderd met:

  • a.

    € 13,20 per emmer van 25 liter voor groente-, fruit- en tuinafval;b. € 51,00 per container van 140 liter voor groente-, fruit- en tuinafval;

  • c.

    € 31,20 per container met een inhoud van 60 liter voor de overige huishoudelijke

    afvalstoffen;

  • d.

    € 73,20 per container met een inhoud van 140 liter voor de overige huishoudelijke

    afvalstoffen;

  • e.

    € 125,40 per container met een inhoud van 240 liter voor de overige huishoudelijke

    afvalstoffen.

    • 2.

      Indien ten behoeve van meer dan één perceel gebruik dient te worden gemaakt van een

zelfde container voor de aanbieding van groente- fruit en tuinafval dan wel de overige

huishoudelijke afvalstoffen dan wordt de onder 1. bedoelde belasting vermeerderd met

de belastingen genoemd onder a. en c.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van

de belastingplicht.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd

voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De aanvang van de

belastingplicht is de datum van inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle

maand wordt gerekend.

3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing

voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht

eindigt op de datum van uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt

gebracht.

4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de

gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

5.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 9 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

2.Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken

of inrichtingen bestaat uit:

-het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid;

Artikel 10 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 11 Maatstaf van heffing en belastingtarief

Het bedraagt voor:

1.het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, als bedoeld in artikel 9, onder 2 per

bedrijfspand;

a.basistarief € 70,20:

De belasting als bedoeld onder a. wordt vermeerderd met:

  • b.

    € 13,20 per emmer van 25 liter voor groente- fruit en tuinafval;

  • c.

    € 51,00 per container van 140 liter voor groente-, fruit- en tuinafval;

  • d.

    € 31,20 per container met een inhoud van 60 liter voor het overige bedrijfsafval;

  • e.

    € 73,20 per container met een inhoud van 140 liter voor het overige bedrijfsafval;

  • f.

    € 125,40 per container met een inhoud van 240 liter voor het overige bedrijfsafval.

Artikel 12 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 13 Wijze van heffing

1.De rechten bedoeld in artikel 11, onder 1, wordt geheven bij wege van aanslag;

Artikel 14 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1.Het recht als bedoeld in artikel 11, onder 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo

dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd

voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De aanvang van de

belastingplicht is de datum van inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle

maand wordt gerekend.

3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing

voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht

eindigt op de datum van uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt

gebracht.

4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de

gemeente verhuist.

5.Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in artikel 11, zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 16 Termijnen van betaling

1.De belastingaanslagen als bedoeld in artikel 7 en artikel 13, onder 1, moeten worden betaald in

twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de

maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

In afwijking van het eerste volzin geldt, in geval het totaalbedrag van de op één

Aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het

bedrag daarvan minder is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door

middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de

aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste vervalt één maand

na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen een maand

later. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden

gestelde termijnen.

2.Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de

Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een

bestuurlijke boete is het in het eerste lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

Inwerkingtreding en citeertitel.

1.De Verordening reinigingsheffingen 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2012,

nummer 12-00558, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van

ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die

zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening reinigingsheffingen 2014”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wierden d.d. … december 2013.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
drs. W.H.J. Wienk ing. J.H.M. Robben