Financiële verordening gemeente Wierden 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële verordening gemeente Wierden 2017

Burgemeester en wethouders van Wierden maken (ter uitvoering van het besluit van de raad van 7 maart 2017) de tekst bekend van de Financiële verordening gemeente Wierden 2017, zoals deze luidt op de datum van deze bekendmaking.

FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE WIERDEN 2017

De raad van de gemeente Wierden,

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 24 januari 2017

en gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Financiële verordening gemeente Wierden 2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • ·

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • ·

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • ·

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden bij elk van de programma’s en bij de overzichten “Algemene dekkingsmiddelen en ”Overhead, onvoorzien en vennootschapsbelasting” de baten en lasten weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen het benodigde investeringsniveau weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Uitgangspunten begroting

  • 1.

    Het college biedt de gemeenteraad raad jaarlijks voorafgaand aan de samenstelling van de begroting een Nota Meerjarenbeleid aan. Deze nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld en beoogt een integrale afweging tussen wensen en beschikbare financiële middelen.

  • 2.

    Het college stelt voor 1 mei de financiële uitgangspunten vast van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Deze uitgangspunten beschrijven het bestaande beleid en bevatten daarnaast de te hanteren parameters zoals aantallen inwoners, woningen en loon- en prijsindex. Deze nota gaat ter informatie naar de gemeenteraad.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en per overzicht.

  • 2.

    Nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert, zoals beschreven in artikel 6, de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma dreigen te onderschrijden. Hierbij zit een voorstel voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportage in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering van de begroting en het zo nodig bijstellen van het beleid.

  • 3.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 30.000,- toegelicht. De rapportage bevat daarnaast een algemeen deel waarin afdeling overstijgende dan wel programma overstijgende zaken worden gemeld.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota vaste activabeleid aan. In deze nota worden de spelregels vastgelegd voor de waardering en afschrijving van vaste activa.

De nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. In deze nota worden de spelregels vastgelegd ten aanzien van de vorming, besteding en vrijval van reserves en voorzieningen De nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan:

    • o

      de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

    • o

      de kostprijs van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden;

    • o

      de kostprijs van activiteiten die (deels) worden bekostigd uit een specifieke uitkering of subsidies;

    • o

      de kostprijs van activiteiten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting

wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe productieve uren die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe productieve uren. Voor de gemeentelijke buitendienst wordt een lager aandeel in de kosten van overhead toegerekend omdat zich daar niet alle kosten voordoen.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van de bij de begroting geraamde rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een kwart procent afgerond. Dit percentage wordt één keer in de 4 jaar bepaald bij de vaststelling van de nota Reserves en voorzieningen.

  • 5.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het vierde lid, wordt eenmaal in de 4 jaar bepaald bij de vaststelling van de nota Reserves en voorzieningen.

  • 6.

    In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken of zou zijn aangetrokken op het moment van de aanvraag van de geldlening.

Artikel 10. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de reinigingsheffingen, de marktgelden, de graf- en begraafrechten en de gemeentelijke leges.

Artikel 12. Financieringsfunctie.

  • 1.

    Het college biedt het treasurystatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota bevat de meerjarige kaders voor de financieringsactiviteiten van de gemeente. Dit statuut bevat tevens de taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

  • 2.

    Het College neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen de kaders gesteld in het treasurystatuut in acht.

Artikel 13. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 6 jaar onderhoudsplannen voor de openbare ruimte aan. Deze plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, wegen, kunstwerken, openbare verlichting en speelplaatsen. De raad stelt het plan vast.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 6 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 6 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 14. Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente en de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten. De raad stelt de nota vast

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 15. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel16. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 17. Interne controle

1.Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De “Financiële verordening gemeente Wierden”, vastgesteld op 3 maart 2009, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Wierden 2017.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wierden d.d. 7 maart 2017

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. W.H.J. Wienk ing. J.H.M. Robben

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Begripsbepaling

Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 15 van de verordening.

Het begrip afdeling is gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 15 en 16 van de verordening.

Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om in artikel 9 en 10 van de verordening nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop, dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen.

Het tweede lid regelt, dat de taakvelden op voorstel van het college aan de programma’s worden toebedeeld.

Het derde lid bepaalt, dat op voorstel van het college de raad beleidsindicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording, welke zijn grondslag vindt in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte beleidsindicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s en de overzichten in de begroting per taakveld worden weergegeven.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie het benodigde investeringsniveau wordt gegeven.

Het derde lid bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.

In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld.

Artikel 4. Uitgangspunten begroting

Het eerste lid bepaalt dat het college jaarlijks een Nota Meerjarenbeleid opstelt en aan de gemeenteraad aanbiedt met als doel een integrale afweging tussen de wensen en de op dat moment beschikbare financiële middelen.

Het tweede lid van het artikel bepaalt, dat de het college vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de financiële uitgangspunten voor de komende jaren zijn vastgelegd. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op het bestaande beleid en geven richting aan voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. De nota gaat ter informatie naar de gemeenteraad. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting.

De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s (eerste lid).

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid).

Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussenrapportage (vierde lid). Bij investeringen met een meerjarig karakter bepaalt het vierde lid, dat bij elke begroting een actualisatie van de ramingen plaatsvindt en het college aan de raad voorstellen doet voor het wijzigen van de investeringskredieten.

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het vijfde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten anders dan bij vaststelling van de begroting. Dus ook voor investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

De tussenrapportage is een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad. Op basis van tussenrapportage wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

De raad van de gemeente Wierden heeft gekozen voor één tussenrapportage over de eerste 6 maanden van het begrotingsjaar. De planning van de behandeling van deze tussentijdse rapportage door de gemeenteraad is gericht op de eerste vergadercyclus na de zomervakantie.

Het derde lid bepaalt, welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussenrapportages moet toelichten. Zaken die niet zijn toe te wijzen aan een bepaald programma worden opgenomen in het algemene gedeelte van de tussentijdse rapportage. Hierbij kan worden gedacht aan formatieaangelegenheden, interne controle, rechtmatigheid en de stand van de post onvoorziene uitgaven.

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa in de nota vaste activabeleid worden vastgelegd. Eens in de vier jaar biedt het college aan de gemeenteraad een nota vaste activa beleid ter vaststelling aan.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

Dit artikel bepaalt, dat het college eens in de 4 jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming, besteding en vrijval van reserves en voorzieningen.

Artikel 9.

Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid van artikel 9 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.

Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen.

Het derde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt, en voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd of worden bekostigd uit een specifieke uitkering of subsidies. Hetzelfde geld voor de overhead die kan worden betrokken in de aangifte van de vennootschapsbelasting. De toerekening van de overheadkosten vindt plaats naar rato van de direct productieve uren. Omdat niet alle kostensoorten zich bij de buitendienst manifesteren is er voor gekozen om aan de buitendienst een lagere aandeel in de kosten van overhead toe te rekenen.

Het vierde, vijfde en zesde lid handelen over de toerekening van rente over de inzet van vreemd vermogen en van reserves en voorzieningen.

Het vierde lid geeft de berekeningswijze van de omslagrente voor het toerekenen van de rente aan de kostprijs voor de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van vaste activa. Het percentage van de omslagrente wordt afgeleid van de bij de begroting geraamde rentekosten over de langelopende geldleningen, kortlopende geldleningen en de in het vijfde lid bepaalde rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen. Dit percentage wordt eens in de 4 jaar bepaald bij de vaststelling van de nota Reserves en voozieningen.

Het vijfde lid geeft aan dat het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen eens in de 4 jaar wordt bepaald bij de vaststelling van de nota Reserves en voorzieningen (zie ook artikel 8).

Het zesde lid geeft voor de omslagrente voor de kostprijs van verstrekte leningen een afwijkend voorschrift. Die kostprijs wordt gebaseerd op de rente van de lening die is aangetrokken of zou zijn aangetrokken voor de verstrekte lening op het moment van de aanvraag van die lening.

Artikel 10. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Dit artikel bepaalt, dat de gemeenteraad de tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de reinigingsheffingen, de marktgelden, de graf- en begraafrechten en de gemeentelijke leges jaarlijks vaststelt.

Artikel 12. Financieringsfunctie

Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Dit artikel bepaalt dat het college de gemeenteraad een treasurystatuut aanbiedt ter vaststelling. Dit statuut bevat kaders voor het financieringsbeleid die het college bij het uitzetten en aantrekken van middelen in acht neemt.

Artikel 13. Onderhoud kapitaalgoederen

Dit artikel bevat bepalingen waaruit volgt, dat het college ten minste eens in de 6 jaar de raad onderhoudsplannen aanbiedt over respectievelijk het onderhoud van de openbare ruimte, het onderhoud van de riolering en het onderhoud van gebouwen. Hiermee kan de raad de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.

Artikel 14. Grondbeleid

Dit artikel bepaalt dat het college eens in de 4 jaar aan de raad een nota grondbeleid aanbiedt. Met de nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.

Artikel 15. Administratie

Onder dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 16. Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie.

Artikel 16 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.

Artikel 17. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2017 en later. Omdat de vaststelling van deze verordening na 1 januari 2017 plaatsvindt is hiervoor in artikel 19 een bepaling opgenomen. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar 2016.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1 van dit artikel bepaalt dat deze verordening met terugwerkende kracht in werking treedt op 1 januari 2017. Hierdoor wordt bereikt dat de bepalingen uit de nieuwe verordening ook gelden voor de begroting 2017.