Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Wierden 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Wierden 2015

Burgemeester en wethouders van Wierden maken (ter uitvoering van het besluit van de raad van 10 december 204) de tekst bekend van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Wierden 2015, zoals deze luidt op de dag van deze bekendmaking

De raad van de gemeente Wierden,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2014;

gelet op artikel 8 lid 1 aanhef en onderdeel b en lid 2 Participatiewet;

besluit vast te stellen deVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Wierden 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 Participatiewet, en de algemene bijstand;

  • b.

    peildatum: datum waartegen individuele inkomenstoeslag wordt aangevraagd;

  • c.

    referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2 Indienen verzoek

Met een verzoek zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 Participatiewet, wordt bedoeld een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 Awb.

Hoofdstuk 2 Recht op individuele inkomenstoeslag

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Aan de in artikel 36 lid 1 Participatiewet gestelde voorwaarde van het hebben van een

langdurig laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      € 358,- voor een alleenstaande;

    • b.

      € 460,- voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 511,- voor een gehuwden.

  • 2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3. Voor de toepassing van lid 1 en lid 2 is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4. De in lid 1 genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari geïndexeerd en aangepast met een percentage dat overeenkomt met het percentage van de verhoging van het wettelijk minimumloon. De bedragen worden afgerond op hele euro’s.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een persoon afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6 Intrekken oude verordening

De Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Wierden 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Wierden 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2014.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
drs. W.H.J. Wienk ing. J.H.M. Robben

TOELICHTING

Algemene toelichting

Op grond van artikel 8 lid 1 aanhef en onderdeel b en lid 2 Participatiewet dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een individuele inkomenstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 Participatiewet worden gebruikt.

Wijzigingen per 1 januari 2015

Per 1 januari 2015 treedt de Wet maatregelen WWB en de Invoeringswet Participatiewet in werking. Daarom is het noodzakelijk om deze verordening aan te passen. De wijzigingen zijn enerzijds technisch van aard (verwijzingen naar de WWB) en anderzijds juridisch inhoudelijk van aard.

Onder de WWB kent het college op aanvraag een langdurigheidstoeslag toe indien een persoon:

  • ·

    een langdurig laag inkomen heeft; en

  • ·

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 WWB; en

  • ·

    geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het college kan op verzoek een individuele inkomenstoeslag toekennen als een persoon:

  • ·

    een langdurig laag inkomen heeft; en

  • ·

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 Participatiewet; en

  • ·

    gelet op zijn omstandigheden geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Doelgroep

Op grond van artikel 36 Participatiewet kan het college een individuele inkomenstoeslag verlenen. Het toekennen van een individuele inkomenstoeslag is sinds 1 januari 2015 een bevoegdheid en geen verplichting. Dit betekent dat in beleidsregels de doelgroep die in aanmerking kan komen voor individuele inkomenstoeslag kan worden beperkt. Wordt de doelgroep niet beperkt dan moet het college aan de hand van persoonlijke omstandigheden toetsen of iemand recht heeft op individuele inkomenstoeslag.

Op verzoek

In artikel 36 lid 1 Participatiewet is bepaald dat een belanghebbende een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Langdurigheidstoeslag was eerst alleen op aanvraag verkrijgbaar. Zie verder de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraagformulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

OvergangsrechtPer 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen omdat artikel 78z Participatiewet voorziet in algemeen overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari 2015. De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden immers toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de genoemde wetten. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de genoemde wetten zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44 lid 1 Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 Participatiewet.

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaande aan de peildatum. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimuminkomen zijn

aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Deze termijn van 3

jaar sluit ook aan bij de beleidsregels zoals deze in onze gemeente zijn vastgesteld m.b.t.

aflossing van leningen. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder 'Langdurig'.

Artikel 2 Indienen verzoek

De Wet maatregelen WWB wijzigt artikel 36 lid 1 Participatiewet dusdanig dat een belanghebbende een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3 lid 3 Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat met verzoek wordt bedoeld een schriftelijke aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2 lid 1 Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2 lid 2 Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 Participatiewet.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder 'langdurig en onder 'laag' wordt verstaan.

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit gemiddelde moet, in geval van personen die tijdelijk een inkomen hebben ontvangen boven de bijstandsnorm, berekend worden over de gehele referteperiode. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532). Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten (zie CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178).

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag (zie CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB¸ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529).

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13 lid 1 Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het lid 2.

Indexering

In lid 4 is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te communiceren.