Beleidsregel Wet Bibob gemeente Wierden 2019

Geldend van 13-02-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Wierden 2019

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de

gemeente Wierden, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

Overwegende dat het noodzakelijk is om de beleidsregel te actualiseren waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Wierden de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) toepast;

Gelet op het bepaalde in:

  • 1.

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • 2.

    artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    artikel 3 en 30a van de Drank- en horecawet;

  • 4.

    de Algemene plaatselijke verordening gemeente Wierden 2019;

  • 5.

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • 6.

    de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche;

  • 7.

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 8.

    de algemene subsidieverordening 2015;

allen voor zover deze betrekking hebben op het toepassen van de Wet Bibob;

 

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Wierden 2019.

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Wierden

  • b.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Wierden;

  • c.

    eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

  • d.

    Wet: Wet Bibob

  • e.

    RIEC: Regionaal Informatie- en Expertise Centrum 

Artikel 2. Doel

  • 1.

    De burgemeester en college van burgemeester en wethouders wil met toepassing van de wet voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidsregel heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bevoegde bestuursorgaan de wet Bibob toepast.

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1. Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:  

    a. artikel 3 Drank- en Horecawet; (Drank- en Horecavergunning_; Para-commerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (zoals dorpshuis, kulturhus, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel ook onder dit Bibob-beleid;

    b. artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Wierden 2019 (seksinrichting, escortbedrijf)

    c. artikel 2.1, eerste lid onder a, e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het betreft vergunningaanvragen die worden gedaan door:

    1. omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waarbij de aanneemsom exclusief BTW (bouwkosten) meer bedraagt dan € 750.000 dan wel sprake is van bouwactiviteiten met een aanneemsom exclusief BTW boven € 50.000 welke betrekking hebben op de risicocategorieën genoemd in bijlage 1.

    2. omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting of het veranderen van de werking van een inrichting indien:

    a. sprake is van een bijzonder geval waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mogelijk mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    b. de gemeente op andere wijze bekend is met feiten en omstandigheden die aanleiding geven om te veronderstellen dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    c. het Openbaar Miinisterie op basis van artikel 11 jo 26 van de Wet Bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

    d. de Bibob-toets zal niet worden toegepast indien de aanvraag afkomstig is van:

    • 1.

      Overheidsinstanties;

    • 2.

      Semi-overheidsinstanties ;

    • 3.

      Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe

      verstrekte vergunning).

    • 4.

      Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Wierden 2019 (evenementenvergunning); De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot vechtsportgala’s en de bij afzonderlijk besluit van de burgemeester aangewezen evenementenvergunningen.

  • 3.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:

    a. de aanvraag als bedoeld in artikel 30a Drank- en horecawet (inschrijven leidinggevende)

    b. de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet (paracommerciële instelling).

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking

Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 2.1b Buiten behandeling stelling aanvraag

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld of de gevraagde informatie niet of onvolledig wordt aangeleverd, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen, nadat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 2.2. Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

1. de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

2. de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

3. vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

4. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

5. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.2a Intrekking vergunning of ontheffing

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan zal de wet toepassen met betrekking tot een aanvraag voor, dan wel de intrekking van een reeds verleende gemeentelijke subsidie. Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek wordt gebaseerd op:

  • 1.

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • 2.

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • 3.

    informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

  • 4.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

In de overeenkomst bij vastgoedtransacties van meer dan € 200.000,-  wordt in ieder geval een integriteitsclausule opgenomen. Op basis van de uitkomsten van een Bibob-onderzoek kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst

De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

- Hoge mate van financiële complexiteit;

- Behorend tot de door het college van burgemeester en wethouders benoemde risicobranche;

- Behorend  tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemd risicogebied;

- Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur

- Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

- eigen ambtelijke informatie en/of

- informatie verkregen van het Bureau en/of

- informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

- informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC

 

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

 

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Wierden, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar worden aanbesteed. In de aanbestedingsstukken zal de rechtspersoon met een overheidstaak de gegadigde ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

Een besluit tot uitvoering van een Bibob-onderzoek kan plaatsvinden indien:

- op basis van eigen ambtelijke informatie en/of

- informatie verkregen van het Bureau en/of

- informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

- informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren moeten invullen en inleveren bij het betreffende bestuursorgaan. Daarbij moeten ook de documenten worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren zijn bij Ministeriële Regeling vastgesteld.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hier voor.

Voor dat het eigen onderzoek wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende wet- en regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • 1.

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • 2.

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • 3.

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

 

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld of de gevraagde informatie niet of onvolledig wordt aangeleverd, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen, nadat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

 

Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

 

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

 

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

 

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

a. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

b. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

c. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten,

d. de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

 

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

 

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

 

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

 

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 4.2. Informatieplicht

1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

2. In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

3. Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4. Beschikking

1. Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

2. Indien het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

3. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

4. Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 5: Invoering

Artikel 5.1 Invoeringsdatum

Deze beleidslijn is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op  5 februari 2019 en treedt in werking op 1 dag na bekendmaking.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Wet Bibob gemeente Wierden 2019”.

Ondertekening

Bijlage 1: Risicocategorieën

In Wierden is ervoor gekozen om risicocategorieën te benoemen. Deze zijn gebaseerd op de landelijke richtlijn. 

Als risicocategorieën zijn aangemerkt:

  • 1.

    Horeca-, escort-, prostitutiebedrijven en speelautomatenhallen (inclusief coffeeshops, hotels, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons);

  • 2.

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • 3.

    Inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen, of anderszins actief zijn in de vuurwerkbranche;

  • 4.

    Kamerverhuurbedrijven, hotels, logies (de verhuur van onzelfstandige woningen, zoals kamers en etages met gedeelde voorzieningen in woongebouwen.)

  • 5.

    Vastgoedbedrijven; (bedrijven/personen die zich bedrijfsmatig bezighouden met het aan- en verkopen van, beleggen in, exploiteren van en de handel in onroerend goed)

  • 6.

    Belwinkels, internetcafés en gamecenters;

  • 7.

    Kapsalons

  • 8.

    Zonne- en nagelstudio’s, beauty-, welness en saunabedrijven

  • 9.

    Shisha lounges

  • 10.

    niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • 11

    Smart-, head- en growshops;

  • 12

    Sportscholen;

  • 13

    Autoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen;

  • 14

    Inrichtingen die actief zijn in bodemsanering en grondverzet;

  • 15

    Categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën (bijv. wonen boven bordelen).

 

De burgemeester kan de bovengenoemde risicocategorieën bij afzonderlijk besluit uitbreiden of inkrimpen of indien nodig een risicogebied aanwijzen.