Beleid bijzondere begraafplaatsen op eigen grond

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleid bijzondere begraafplaatsen op eigen grond

Aanleiding

Recent heeft de gemeente Wierden een aanvraag ontvangen tot het aanleggen van een begraafplaats voor enkele personen op eigen grond. Door beleid vast te stellen waarin een toetsingskader is opgenomen, kunnen eventuele verzoeken of aanvragen van particulieren om een bijzondere begraafplaats op eigen grond voor enkele personen te realiseren, worden beoordeeld. Bovendien wordt precedentwerking hiermee voorkomen. De kaders worden gevormd door de Wet op de lijkbezorging (Wlb) en het Besluit op de lijkbezorging (Blb).

Wet op de lijkbezorging

Op grond van artikel 40 Wlb wijst de gemeenteraad grond aan als bijzondere begraafplaats. Tussen de eigenaar van de grond en het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) moet overeenstemming bestaan over de plaats.

Artikel 40 (Wlb)

Voor het aanleggen of uitbreiden van de bijzondere begraafplaats wordt slechts de grond gebruikt, die daartoe door de gemeenteraad is aangewezen.

Burgemeester en wethouders kunnen maatregelen voorschrijven, welke nodig zijn teneinde de grond geschikt te maken om als begraafplaats te dienen.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005009/2015-07-01#HoofdstukIII

Op grond van artikel 41 Wlb ziet het college toe op de voorschriften die de wet en de gemeenteraad heeft gesteld aan een bijzondere begraafplaats.

Artikel 41

Voor het in gebruik nemen van de bijzondere begraafplaats of van een deel daarvan is de toestemming van burgemeester en wethouders nodig. Deze toestemming wordt slechts geweigerd, indien niet aan de wettelijke voorschriften is voldaan.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005009/2015-07-01#HoofdstukIII

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De aanleg van een bijzondere begraafplaats voor enkele graven op eigen grond moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan of daarmee in overeenstemming worden gebracht. Dit is mogelijk als de ruimtelijke relevantie van de te realiseren graven nihil is.

Het wijzigen van het bestemmings- of omgevingsplan gebeurt op verzoek van de aanvrager en voor het in gebruik nemen van de begraafplaats. Gezien de bijzondere ligging van veel bossen in de gemeente Wierden, met name in waterwin-, grondwaterbeschermings- en archeologisch waardevol- gebied is een bestemmingsplan of omgevingsplan noodzakelijk om te voorkomen dat belangen geschaad worden. Dit mede ter bescherming van de overledene en nabestaanden omdat ruiming achteraf onwenselijk is.

In bijzondere en spoedeisende gevallen kan hiervan afgeweken worden als blijkt dat de aanvrager op voorhand aantoont dat deze belangen niet geschaad worden en dat er door betrokken instanties geen bezwaren zijn.

NB.: De Wro zal in de toekomst vervangen worden door de Omgevingswet.

Criteria

1. De huidige bestemming op grond van het bestemmingsplan is ‘Bos’ of ‘Natuur’ en het perceel is tenminste 5.000m2 groot en is in eigendom van de aanvrager of de partner van de aanvrager.

De grootte en de bestemming (of aanduiding) ‘Bos’ of ‘Natuur’ heeft te maken met de landschappelijke inpassing en het wel of niet roeren van de (omliggende) grond alsmede het duurzame karakter van de bestemming.

2. De eigenaar van de grond is tevens de houder van de begraafplaats. De huidige en toekomstige eigenaar (en houder van) de begraafplaats hebben de intentie om de begraafplaats minimaal 10 jaar in bezit te houden vanaf het moment van begraven.

3. De aanvrager heeft een aantoonbare binding met de grond. De aanvrager zal moeten aantonen op welke wijze hij binding heeft met de grond. Hij maakt dit concreet door aan te geven hoeveel jaar hij woonachtig is (geweest) en welke emotionele binding er is.

4. De aanvrager woont (of woonde) 20 jaar in de directe nabijheid van de bijzondere begraafplaats.

5. De ruimte voor de begraafplaats, inclusief beplanting, grafbedekking en een rand van 1m, is maximaal 25 m2.

De ruimtelijke relevantie is kleiner en het voorkomt dat de graven ver uit elkaar komen te liggen. Een begraafplaats van 25m2 biedt voldoende ruimte voor vier graven.

Eisen

1. De gemeenteraad verandert de bestemming of aanduiding in een ruimtelijk plan (op basis van de Wro of Omgevingswet) binnen 1 jaar nadat de aanvraag is gedaan.

Het bestemmen of aanduiden als (bijzondere) begraafplaats is noodzakelijk om een afweging te kunnen maken en transparant te handelen naar alle (mogelijk) belanghebbenden.

2. De houder van de begraafplaats is verantwoordelijk voor de administratie en het onderhoud van het graf/de graven.

3. De minimale afstand tot openbare weg, een eigendomsgrens met derden, woning, gebouw met woonbestemming of een als woonruimte in gebruik zijnde gebouw moet minimaal 30 meter bedragen.

4. De minimale afstand tot een archeologisch monument bedraagt ten minste 50 meter.

5. De begraafplaats moet op een natuurlijke wijze visueel afgeschermd zijn.

6. Er mogen geen ondergrondse leidingen en kabels binnen een straal van 20 meter van de graven liggen. Leidingen en kabels kunnen mogelijk in verband met de grafrust niet hersteld of vervangen worden.

7. De aanvrager toont aan dat er geen (of nauwelijks) negatieve effecten te verwachten zijn op het grondwater.

8. Het monument op het graf (inclusief grafbedekking) mag niet hoger zijn dan 2 meter gemeten vanaf het maaiveld.

Wijze van aanvragen

Stappenplan

De aanvrager moet een aantal stappen nemen om uiteindelijk de bijzondere begraafplaats in gebruik te mogen nemen. De volgende stappen moeten minimaal doorlopen worden:

1. De aanvrager verzoekt om een bijzondere begraafplaats op een bepaalde locatie, dit verzoek wordt aangemerkt als principeverzoek;

2. De aanvrager motiveert zijn verzoek en verstrekt informatie over het eigendom.

3. Nadat het college het principeverzoek positief heeft beoordeeld moet de aanvrager een wijziging van een bestemmings- of omgevingsplan aanvragen;

4. De aanvrager stelt het bestemmingsplan op overeenkomstig gemeentelijke uitgangspunten en zorgt dat de benodigde onderzoeken gedaan worden;

5. De aanvrager verzoekt de gemeenteraad het bestemmings- of omgevingsplan te wijzigen;

6. De aanvrager richt de begraafplaats in nadat het bestemmings- of omgevingsplan onherroepelijk is;

7. Na het overlijden wordt door de nabestaande het overlijden gemeld bij het college, de aard en omvang van de herdenkingsplechtigheid wordt gemeld;

8. De houder van de begraafplaats draagt zorg voor de aanleg van het graf, de begrafenis en alle bijkomende zaken.

Ondertekening