Regeling vervallen per 27-01-2011

Beleidsregels Wet Bibob

Geldend van 13-03-2008 t/m 26-01-2011

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob

De burgemeester en het college van de gemeente Wijchen en ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2.3.1.2 en 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

besluiten

vast te stellen de volgende

Beleidsregels Wet Bibob

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking, resp. het aanbod tot een overheidsopdracht;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet van toepassing is met uitzondering van aanvragen op grond van het subsidiebeleid (beschikkingen en overheidsopdrachten; weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d.

    besluit: het Besluit Bibob;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • g.

    Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • h.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot

    • a.

      beschikkingen tot verlenen van vergunningen en/of ontheffingen zoals bedoeld in:

      • i

        artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

      • ii

        artikel 7 van de wet jo artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

      • ii

        artikel 7 van de wet jo artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

  • 2.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

Artikel 4. Bijzondere situaties

  • 1.

    Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

    • a.

      ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    • b.

      ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet Bibob;

    • c.

      in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jo. 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

  • 2.

    De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op subsidies.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1.

    In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke vragenlijsten Bibobvragenlijsten invullen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3.

    Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibobvragenlijst in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken.

  • 4.

    Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een Bibob onderzoek niet noodzakelijk is omdat een vorige vergunningsaanvraag van eenzelfde aanvrager niet ouder is dan één jaar, de eerder verkregen informatie uit de Bibob-toets geen bijzonderheden opleverde en het opnieuw vragen van informatie naar alle waarschijnlijkheid geen nieuwe informatie zal opleveren.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen dan wel het ontbinden van overeenkomsten, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, dan wel intrekking of ontbinding op grond van de wet mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan om een advies vragen indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering

Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan op grond van artikel 3 lid 7 van de wet indien bij minder mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren of de beschikking intrekken indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren, de beschikking in te trekken danwel de opdracht te ontbinden op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 5. Evaluatie

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt iedere twee jaar geëvalueerd.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen en overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels .

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bibob 2007’.

Artikel 15. Inwerkingtreding

De ‘Beleidsregels Wet Bibob 2007’ treden in werking op de dag nadat deze zijn bekendgemaakt.

Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen

  • 1.

    Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt middels opname in De Wegwijs.

  • 2.

    Het besluit ligt tevens ter inzage op het gemeentehuis.

Ondertekening

Aldus vastgesteld d.d.
Burgemeester en wethouders
secretaris burgemeester

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘Bibobtoets’.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Echter de gemeenten in de politieregio Gelderland-Zuid hebben nagenoeg allemaal besloten om nader samen te werken met betrekking tot de implementatie en uitvoering van de Wet bibob om verplaatsingseffecten e.d. te voorkomen.

Aangezien het een nieuw instrument betreft en nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen en seksinrichtingen.

a. Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca.

Met alcoholverstrekkende horeca worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafés en restaurants. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist.

Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetaria’s en afhaalzaken. Voor deze inrichtingen is enkel een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

In het Besluit Bibob zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de wet van toepassing is. Vooralsnog is dit een loze bepaling, want geen enkele gemeente kent een vergunningensysteem voor dergelijke winkels. Het is tevens de vraag of dat wel mogelijk is. Het gaat immers om winkels die legale producten verkopen, namelijk legale psychotrope stoffen, respectievelijk groei- en kweekmogelijkheden voor de teelt van cannabis. Een vergunningensysteem voor deze producten overschrijdt de gemeentelijke verordenende bevoegdheid en lijkt daarom niet mogelijk. En toepassing van de wet Bibob is pas mogelijk op het moment dat de gemeente wel een vergunningensysteem heeft voor deze producten.

Aangezien de gemeente Wijchen een nul-optiebeleid voert ten aanzien van coffeeshops is het overbodig de Bibob hierop van toepassing te verklaren.

De beleidsregels verklaren de wet Bibob toe dan ook van toepassing op cafés en restaurants (de natte horeca), cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub 1 en 2 van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels.

Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet.

Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen

Op dit moment zijn in Wijchen geen vergunningen verstrekt ten behoeve van seksinrichtingen.

Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder ‘open’ prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder ‘besloten’ prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Wijchen, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.

Voorgesteld wordt de wet Bibob toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, lid 1 onder a sub 3 van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoegende zinsnede "indien sprake is van…", geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.

Overheidsopdrachten vallen eveneens onder de werking van de Wet Bibob, maar staan niet genoemd in artikel 3 van de beleidsregels. Na evaluatie van de beleidsregels door andere gemeenten is gebleken dat een Bibob onderzoek bij overheidsopdrachten binnen de gemeenten onvoldoende opleverde. In de meeste gevallen worden overheidsopdrachten uitgevoerd door grote bonafide bedrijven die bij de gemeenten bekend zijn. De ervaring leert dat dergelijke aannemers hun financiën goed op orde hebben. Mocht overigens wel sprake zijn van illegale praktijken dan is het de vraag of dit duidelijk wordt na onderzoek door de gemeente. Daarvoor ontbreekt bij kleine gemeenten nu eenmaal de expertise. Derhalve zijn de overheidsopdrachten niet opgenomen in de beleidsregels. Dit heeft overigens niet tot gevolg dat de Wet Bibob helemaal niet meer kan worden toegepast bij overheidsopdrachten. Artikel 4 van de beleidsregels biedt namelijk altijd de mogelijkheid in bijzondere gevallen of bij een aanwijzing van het Openbaar Ministerie over te gaan tot een Bibob toets. Indien een sterk vermoeden bestaat dat een aannemer zich bezighoudt met illegale praktijken kan op grond van artikel 4 van de beleidsregels een Bibob onderzoek worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor bouwvergunningen.

Milieuvergunningen zijn wel onder de werking van de wet Bibob gebracht, maar staan niet genoemd in artikel 3 van de beleidsregels. Driekwart van de inrichtingen valt namelijk onder de werking van één van de besluiten milieubeheer, waardoor voor deze inrichtingen een meldingsplicht in plaats van een vergunningsplicht geldt. Daar komt nog bij dat het grootste deel van de vergunningsplichtige activiteiten, dat wel voor toepassing van de wet in aanmerking komt, wordt verricht onder het bevoegd gezag van de provincie. De bedrijven die voor wat betreft hun milieuvergunning onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen, zijn middelgrote bedrijven. Vanuit een beleidsmatige invalshoek wordt het niet dringend geacht om ten aanzien van deze bedrijven vanaf het begin de wet toe te passen.

De vergunningen voor speelautomatenhallen speelautomatenhallen staan niet genoemd in artikel 3 aangezien in onze gemeente geen speelautomatenhallen zijn toegelaten.

De toepassing van de wet op subsidies is ingevolge artikel 6 van de wet Bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald. Deze subsidieregeling behoeft – indien deze niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld – goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er vooralsnog geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Dit betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 niet mogelijk is. Subsidies zijn derhalve uitgezonderd van toepassing van artikel 4. Andere gemeenten hebben dezelfde keuze gemaakt.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het Bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het Bibobinstrumentarium:

  • a)

    in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is,

  • b)

    ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeenten (bepaalde straten/wijken) en

  • c)

    in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een milieuvergunning aan een Bibobtoets te onderwerpen.

Zoals hierboven al is aangegeven, is artikel 4 niet van toepassing op subsidies.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om Bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, twee soorten Bibobvragenlijsten opgesteld: één gericht op natuurlijke personen en één gericht op rechtspersonen. Alle vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager.

Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

Artikel 7. Ultimum remedium

Dat toepassing van de wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau Bibob:

  • 1.

    Na de Bibob-toets zijn er nog vragen over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 2.

    De officier van justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking of opdracht, een advies aan bureau Bibob te vragen.

Artikel 9. Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.

Het bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt tweejaarlijks geëvalueerd.

Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget,

juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet Bibob nog op andere deelterreinen moet worden toegepast.

Artikel 14. Overgangsrecht

In artikel 14 staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het ‘oude regime’ afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken te worden of dit teruggedraaid kan worden middels intrekking van de beschikking.