Regeling vervallen per 18-01-2018

Regionale Ambtsinstructie Leerplicht regio Nijmegen

Geldend van 27-10-2011 t/m 17-01-2018

Intitulé

Regionale Ambtsinstructie Leerplicht regio Nijmegen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze instructie wordt verstaan onder:

  • A.

    de wet: De Leerplichtwet 1969;

  • B.

    de RMC-wetgeving: de regeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten volgens de Wet van 6 december 2001(Stb. 2001, 636);

  • C.

    de leerplichtambtenaar: de ambtenaar, door de burgemeester en wethouders van de gemeente benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd;

  • D.

    de administratieve medewerker: de ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de leerplichtambtenaar oa. door het verrichten van de leerlingenadministratie en controle;

  • E.

    directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast, dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet (als bedoeld in artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB);

  • F.

    de ouders/verzorgers: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;

  • G.

    de jongere: een persoon in de leeftijd tussen 5 en 18 jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is op grond van de wet.

Artikel 2 Preventie

  • 1.

    Door middel van voorlichting op internet, brochures en beantwoording van telefonische vragen wordt pro-actief en in een zo vroeg mogelijk stadium informatie verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken instellingen en scholen.

  • 2.

    Het management van de scholen in het werkgebied wordt minimaal 1 keer per jaar geïnformeerd over de werkzaamheden van de leerplichtambtenaar. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en het verzuimprotocol voor de scholen en een toelichting gegeven op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar, gewijzigde wetgeving etc.

  • 3.

    Er is georganiseerde (preventieve) afstemming met relevante ketenpartners, zoals het onderwijsveld en zorginstanties. Met de ketenpartners worden jongeren met een complexe problematiek besproken. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld.

  • 4.

    De medewerker Leerplicht/RMC draagt er zorg voor dat de voor hem geldende afspraken uit het (regionale) convenant betreffende de verwijsindex risicojongeren worden nageleefd.

Artikel 3 Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim (artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

  • 1.

    Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de leerplichtambtenaar en de administratieve medewerker.

  • 2.

    In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar. Van de personen van 4 tot 18 jaar worden ook de ouders en of verzorgers in de leerlingenadministratie opgenomen.

  • 3.

    De mutaties in de basisadministratie persoonsgegevens met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden in de leerlingenadministratie verwerkt.

  • 4.

    De administratieve medewerker controleert of de mutaties van de verschillende scholen met betrekking tot in- en afschrijvingen van jongeren binnengekomen zijn en verwerkt deze. De leerplichtambtenaar neemt contact op met de directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.

  • 5.

    Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan heeft de leerplichtambtenaar een gesprek met de directeur. Indien er sprake is van recidive dan kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan aan het college van burgemeester en wethouders een voorstel doen tot het opleggen van bestuursdwang of een last onder dwangsom jegens de directeur, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 7.

    De administratieve medewerker controleert minimaal maandelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Indien er geen inschrijving is wordt een brief naar de ouders/verzorgers verstuurd. In deze brief is aangegeven dat zij binnen 2 weken dienen te reageren. Als wordt teruggemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd.

  • 8.

    Bij geen reactie (na eventueel nog een rappelbrief) stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in conform artikel 7 van deze ambtsinstructie.(Absoluut verzuim).

  • 9.

    Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.

Artikel 4 Leerplichtdossier

  • 1.

    De leerplichtambtenaar legt slechts een Leerplichtdossier aan over een jongere indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

    • g.

      situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg;

    • h.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing;

    • i.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties.

  • 2.

    In het leerplichtdossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op:

    • a.

      burgerservicenummer, onderwijsnummer of administratienummer;

    • b.

      voornamen en achternaam;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en -plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • g.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • h.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • i.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • j.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • k.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

    • l.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere;

    • m.

      afschrift van proces-verbaal;

    • n.

      eventueel behaalde diploma’s

    • o.

      afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

  • 3.

    De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit zijn administratie aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden (artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

  • 1.

    De vrijstellingsaanvraag dient schriftelijk volgens een vastgesteld formulier plaats te vinden uiterlijk 6 weken voor aanvang van de vrijstellingsperiode.

  • 2.

    Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de leerplichtambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de aanvrager mee en wijst hij de aanvrager op de mogelijkheid dat de aanvrager de wet overtreedt indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag en vermeldt in de ontvangstbevestiging dat hij binnen 4 weken een besluit zal nemen.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar geeft de aanvrager een termijn van tenminste een week en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. Indien deze situatie zich voordoet wijst de leerplichtambtenaar de aanvrager op artikel 2 van deze instructie.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor 10 schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Artikel 6 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren (artikelen 21 en 22 Leerplichtwet)

  • 1.

    De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratief medewerkers. Jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs worden gemeld via de IB-groep. Jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet –bekostigd onderwijs worden gemeld middels een kennisgeving (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim. Er wordt een leerling dossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerling dossier.

  • 2.

    Binnen een week meldt de administratief medewerker via de IB-groep betreffende jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs, welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen. Voor jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet-bekostigd onderwijs meldt de administratief medewerker binnen een week aan de schoolinstelling welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen. Indien de kennisgeving niet door de directeur is gedaan, neemt de medewerker leerplicht/RMC binnen vijf werkdagen contact op met de betrokken directeur.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving contact met de ouders/verzorgers en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf. Van deze contacten maakt de leerplichtambtenaar een aantekening in de leerplichtadministratie.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar draagt zorg voor terugkoppeling naar de school van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar legt een huisbezoek af wanneer deze dat nodig acht.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. De leerplichtambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken. De leerplichtambtenaar sluit de melding voor jongeren die onderwijs volgen binnen het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroeps Onderwijs, af bij het verzuimloket van de IB-groep.

  • 9.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven staat in artikel 17 van deze instructie. Indien de leerplichtambtenaar voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank.

  • 10.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Bureau Halt, dan kan de leerplichtambtenaar, zelfstandig of na tussenkomst van het Openbaar Ministerie, besluiten tot een verwijzing naar Bureau Halt. Indien de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar besloten heeft over te gaan tot Haltverwijzing, dan roept hij ouders en jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders en jongere om door te verwijzen naar Bureau Halt. De leerplichtambtenaar stelt middels een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De jongere ondertekent de Haltverwijzing en geeft daarmee zijn toestemming. Indien de jongere in aanmerking komt voor een Haltverwijzing stuurt de leerplichtambtenaar hiervan een kennisgeving naar het Openbaar Ministerie en verwijst de jongere naar Halt. De leerplichtambtenaar licht de school in over de verwijzing en de afloop van de Haltstraf.

  • 11.

    Bij een negatieve afdoening van de Haltstraf maakt de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitgewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal op, nadat er overleg is geweest met het Openbaar Ministerie.

  • 12.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal opmaken. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar ook volgend op elkaar plaatsvinden.

  • 13.

    De leerplichtambtenaar kan aan het college van burgemeester en wethouders een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 14.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de Leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de Leerplichtambtenaar proces-verbaal op maken.

  • 15.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeur advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan de directeur verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

Artikel 7 Absoluut verzuim (artikelen 3 en 4.b Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien blijkt dat een leerplichtige en kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoekt in.

  • 2.

    Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de leerplichtambtenaar contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven.

  • 3.

    Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om het kind in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, wordt gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het leerplichtdossier. Is het advies niet opgevolgd dan kan er een proces-verbaal worden opgemaakt.

  • 4.

    Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

Artikel 8 Kennisgeving in- en afschrijvingen (artikel 18 Leerplichtwet, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB)

  • 1.

    De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, van een kennisgeving van afschrijving en van de melding van voortijdig schoolverlaten worden ontvangen door de administratieve medewerker. Er wordt een Leerplichtdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het al aanwezige leerplichtdossier .

  • 2.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de leerplichtambtenaar de directeur op voor een gesprek en kan hij proces-verbaal opmaken (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet) dan wel een bericht van zijn bevindingen aan de inspecteur van de desbetreffende school of instelling (bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB).

  • 3.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid. De Leerplichtambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.

Artikel 9 Vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar adviseert aan of besluit namens het College van Burgemeester en Wethouders over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.

  • 2.

    Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) worden gevoerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat

    • -

      de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd;

    • -

      de vastgelegde afspraken in het leerplichtdossier worden opgenomen en

    • -

      degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd

    • -

      het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de leerling wordt uitgelegd;

    • -

      de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de toestemming voor vervangende leerplicht die op grond van artikel 3b is verleend.

Artikel 10 Vrijstelling van de leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar adviseert aan of besluit namens het College van Burgemeester en Wethouders over een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de ambtenaar acht op:

    • -

      de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en

    • -

      de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs.

Artikel 11 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht (artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.

  • 2.

    Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de aangewezen deskundige een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft.

  • 3.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen 10 werkdagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige.

  • 4.

    Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste 20 werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen 20 werkdagen aan de ouders mee.

  • 5.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 6.

    In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 7.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer zijn dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8.

    Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders schriftelijk mee dat een dergelijke verklaring binnen 3 weken overlegd dient te worden.

  • 10.

    De leerplichtambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de vrijstelling van de inschrijvingsplicht als deze betrekking heeft op jongeren die 16 jaar of ouder zijn.

Artikel 12 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van de Leerplichtwet is (artikelen 19 en 1, aanhef en onder b, subonderdeel 31a1, Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie.

  • 3.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 13 Aanwijzing deskundige (artikel 7 Leerplichtwet)

Er worden cq zijn afspraken gemaakt met een arts, pedagoog of psycholoog die een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling afgeeft.

Artikel 14 Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming (artikel 22, lid 4 Leerplichtwet)

Indien de leerplichtambtenaar proces-verbaal in verband met zorgverzuim aan de officier van justitie zendt, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 15 Melding aan Bureau Jeugdzorg

Indien de leerplichtambtenaar bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een kind, kan hij een melding van zijn bevindingen naar het Bureau Jeugdzorg sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een melding aan het Bureau Jeugdzorg te zenden in beginsel mee aan de betrokken ouders. Hij maakt een notitie van de melding op in het leerplichtdossier.

Artikel 16 Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en melding aan de Inspectie van het Onderwijs (artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:

  • 2.

    met betrekking tot signalen aan de Inspectie voor het onderwijs handelt de leerplichtambtenaar als volgt:

    • a.

      Wanneer de leerplichtambtenaar, bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de leerplichtambtenaar de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen waaronder de meldplicht.

    • b.

      Wanneer de leerplichtambtenaar bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de leerplichtambtenaar de school verzoeken om alsnog te voldoen en zal de Leerplichtambtenaar een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.

    • c.

      Het schriftelijk signaal wordt afgegeven bij het Loket Signalenbox van de Inspectie van het Onderwijs. De school of onderwijsinstelling wordt hiervan op de hoogte gesteld.

    • d.

      Het schriftelijk signaal omvat een duidelijke omschrijving van de waargenomen feiten door de leerplichtambtenaar. Tevens omschrijft de leerplichtambtenaar op welke wijze hij/zij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.

    • e.

      Als de leerplichtambtenaar in het kader van toezicht op leerling en ouders/verzorgers, nadat hij/zij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, doet hij/zij een melding aan de onderwijsinspectie conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven in lid 2.c en 2.d van dit artikel.

Artikel 17 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank (artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan; verzuim van 16 uur in een periode 4 weken of meer, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bij de SVB, roept hij ouders en jongere op om hen van de voorgenomen melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4.

    Als ouders en jongere geen gehoor geven aan de oproep van de leerplichtambtenaar, worden zij schriftelijk geïnformeerd conform de afspraken van lid 5.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar zet de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

    • -

      het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat.

    • -

      datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

    • -

      datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden

    • -

      voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Artikel 18 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC (artikel 25 Leerplichtwet; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB).

  • 1.

    De leerplichtambtenaar verantwoordt het in het afgesloten schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan aan het bestuur door middel van een jaarverslag.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim tijdig beschikbaar zijn.

Artikel 19 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC (artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar pleegt zo vaak als noodzakelijk is overleg met ambtgenoten uit de regio.

  • 2.

    Met de regiogemeenten worden in ieder geval afspraken gemaakt over:

    • -

      de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 (Leerplichtwet);

    • -

      de afspraken met het onderwijsveld over verlof bij andere gewichtige omstandigheden (artikel 11 lid g en 14 Leerplichtwet 1969)

Artikel 20 Samenwerking met diensten en instellingen (artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De leerplichtambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen, die onder andere zijn opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. De leerplichtambtenaar controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren, waarheen zijn doorverwezen.

Artikel 21 Beleidsontwikkeling

  • 1.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplichttaken binnen het werkgebied, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en overlegt met de beleidsmedewerkers en leerplichtambtenaren van de verschillende gemeenten over voorstellen voor aanpassingen van het beleid.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar blijft op de hoogte van de lokale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het beleid.

  • 3.

    Enkele malen per jaar vindt beleidsbepalend overleg plaats met de gezamenlijke gemeenten. (Regionaal Ambtelijk Overleg Onderwijs en Jeugd)

  • 4.

    Meerdere malen per jaar vindt er op uitvoerend niveau overleg plaats om af te stemmen over aanpak en werkwijze (Regionaal Overleg Leerplicht)

Artikel 22 Slotbepalingen

  • 1.

    Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit de regio staan ingeschreven en aan de in bijlage 1 genoemde instellingen, door bekendmaking van dit besluit.

  • 2.

    Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking via een daartoe gekozen medium. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk overeenkomstig deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

  • 3.

    De regeling wordt aangehaald als “Regionale Ambtsinstructie Leerplicht regio Nijmegen”.

  • 4.

    Met het vaststellen van de instructie komt de “Instructie voor de leerplichtambtenaar” van 19 september 1995 te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
gemeente Wijchen
datum 27 september 2011
De burgemeester De secretaris

Bijlage 1. Diensten en instellingen waar ondermeer mee wordt samengewerkt: [1]

Scholen voor primair onderwijs

Scholen voor voortgezet onderwijs

Scholen voor speciaal onderwijs

Instellingen voor beroepsonderwijs

Regionale Expertise Centra

Arrondissementparket

Rechtbank

Bureau Halt

Politie

De Raad voor de Kinderbescherming

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

Reclassering

Gemeenten

Provincie

Ministerie OC&W

Ministerie van Justitie

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)

Onderwijsinspectie

Instellingen voor jeugdhulpverlening

Instellingen voor jeugdgezondheidszorg

Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg

Lokale zorginstanties

Arbeidsinspectie

Sociale verzekeringsbank

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen /Werkbedrijf

Jongerenloket

Centrum voor Jeugd en Gezin

Toelichting op de INSTRUCTIE VOOR DE LEERPLICHTAMBTENAAR

1. Toelichting op de instructie

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaar. Hierin wordt vermeld hoe de wettelijke taken die aan de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Ook dient aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.

In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht en de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp).

In de instructie wordt de aanduiding ‘leerplichtambtenaar’ gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd.

De instructie gaat er van uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als BOA beschikt, zodat voor strafrechtelijke handhaving de medewerking van de politie niet noodzakelijk is.

De artikelen die gebruikt zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen uit de Leerplichtwet. Bij ieder artikel staat wel genoemd met welke wettelijke artikelen er een relatie is.

1.1 Taakverdeling

In het totale takenpakket van leerplichtfunctie zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: leerplichtambtenaar en administratief medewerker.

1.2 Mandaatverlening

Mandaat betekent letterlijk volmacht. Burgemeester en wethouders kunnen rechtstreeks de leerplichtambtenaar mandateren. De gemandateerde leerplichtambtenaar neemt dus namens burgemeester en wethouders een beslissing. Anders zou hij dit doen als vertegenwoordiger en dan is er sprake van delegeren.

De leerplichtambtenaar is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:

  • -

    3a Leerplichtwet, vervangende leerplicht;

  • -

    3b Leerplichtwet, vervangende leerplicht laatste schooljaar, en

  • -

    15 Leerplichtwet, vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

1.3 Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de leerplichtambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de leerplichtambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:

  • -

    artikel 5:12: legitimatie tonen (volgens een door de minister van Justitie aangewezen model 12);

  • -

    artikel 5:13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;

  • -

    artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;

  • -

    artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zonodig met behulp van de sterke arm, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • -

    artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • -

    artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

  • -

    artikel 5:20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

1.4 Termijnen

In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden. Als dat het geval is, is dat in de artikelgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en gelden als termijn van orde.

1.5 Last onder dwangsom

In een aantal artikelen in de instructie (artikel 3, lid 6 en artikel 6, lid 13 van de instructie) is de bevoegdheid voor de leerplichtambtenaar opgenomen om voorstellen aan het college te doen voor het toepassen van last onder dwangsom.

Dit bestuursrechtelijke handhavinginstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet zijn belast. Artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dan aan het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.

Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de ‘klassieke’ strafrechtelijke sancties (het opmaken van proces-verbaal), vooral wanneer voor voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.

Het onderscheid tussen strafrechtelijk optreden en bestuursrechtelijk optreden kan zo getypeerd worden:

  • -

    in het strafrecht wordt de overtreding als zodanig bestraft;

  • -

    in het bestuursrecht worden maatregelen genomen om de niet toegestane situatie ongedaan te maken of om te zorgen dat de overtreding niet voortduurt of herhaald wordt.

In beginsel kunnen het strafrechtelijke en het bestuursrechtelijke optreden naast elkaar bestaan. Daarover bestaat in de juridische literatuur wel overeenstemming. De overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de betrokkenen (ouder, leerling) in verzuim blijven, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32, tweede lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bijvoorbeeld ernstig luxe verzuim) in principe een passend instrument.

De dwangsom kan tot een hoog bedrag oplopen. Wanneer de overtreders echter niet ruim bij kas zitten, zal dit instrument niet helpen: waar niets is, is niets te halen.

Verder is het goed erop te wijzen dat in artikel 5:32, vierde lid, onder meer staat aangegeven dat het als dwangsom vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan, de gemeente. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is. In de instructie is afgezien van het verlenen van mandaat voor deze bevoegdheid. Gezien de relatieve onbekendheid van het toepassen van deze instrumenten in de leerplichtpraktijk, en gezien het karakter ervan, ligt het voorlopig voor de hand om uit te gaan van een collegebesluit in voorkomende gevallen.

2. Artikelgewijze toelichting

2.1 Toelichting artikel 1

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker en jongere.

In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald (sub a is weggelaten, omdat dit bovenleerplichtigen betreft: leerlingen van 18 tot 23 jaar en daarmee niet van toepassing op deze ambtsinstructie, omdat deze zich beperkt tot leerplichtige leerlingen):

“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

b. die niet in het bezit is van een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 [WVO] dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; en

c. die

  • 1.

    het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt; of

  • 2.

    bij de school wordt in- of uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.” In het kader van de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De ‘echte’ directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo’n melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.

2.2 Toelichting artikel 2

Artikel 2, preventie: Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 3 wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol.

2.3 Toelichting artikel 3

Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee de leerplichtambtenaar in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen.

Aangezien er sprake is van een gecombineerde leerplicht- en RMC-administratie, worden de jongeren tot en met de leeftijd van 22 jaar opgenomen in de leerlingenadministratie. Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald, wordt een passende aantekening opgenomen.

Artikel 3, lid 3, tussentijdse mutaties: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. In de tekst is de suggestie opgenomen om dit wekelijks bij te houden, zodat zowel de actualiteit als de werklast beheersbaar is. De aangifte van verhuizing behoort bij de beheerder van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) binnen te komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld.

Mutaties van in- en afschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en afschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet.

Een regionale aanpak hiervan is nodig voor voornamelijk speciaal onderwijs, voortgezet (speciaal) onderwijs en de MBO’s, omdat die veelal met een groot aantal gemeenten te maken hebben van waar hun leerlingen komen. Dit wordt grotendeels ondervangen door de invoering van het verzuimloket door de DUO. Vanaf 1 augustus 2009 zijn in ieder geval VO-scholen en MBO’s verplicht om verzuim via het verzuimloket te melden.

In artikel 3, lid 6, is ook de mogelijkheid opgenomen om bestuurdwang of een last onder dwangsom toe te passen in gevallen waar een school volhardend deze bepaling overtreedt.

Artikel 3, lid 7, controle op inschrijving: onder ‘scholen en instellingen’ worden begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven, binnen en buiten de gemeente. De genoemde termijn van twee weken is een termijn van orde (geen wettelijke bepaling). Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of instelling, dan dient daartegen vlot te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een leerplichtambtenaar met BOA bevoegdheid. De strafbaarheid van de directeur van de school of instelling op dit punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet, aanhef en onder b.

Artikel 3, lid 8, wijziging van school: de procedures bij in- en afschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de leerplichtambtenaar hier controle uitoefent.

2.4 Toelichting artikel 4

Artikel 4, leerling dossier: uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er ‘iets mee aan de hand is’. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn. Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp). Kern van die bepalingen wordt gevormd door:

  • -

    gebruik beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

  • -

    recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders, oudere leerling);

  • -

    recht op correctie van opgenomen gegevens.

In het artikel in de instructie wordt ervan uitgegaan dat de leerlingdossiers voldoen aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wbp, met name artikel 20, dat de voorwaarden regelt voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerplichtadministratie. De gemeente hoeft dan niet de verwerking van persoonsgegevens van leerplichtigen te melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).

2.5 Toelichting artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar.

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De leerplichtambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de leerplichtambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen, na advies van de gemeentelijke bezwarencommissie.

Artikel 5, lid 2, ontvangst en termijn voor beslissing: een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de leerplichtambtenaar ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.

Het vrijstellingsformulier waar hier van gesproken wordt betreft: “Aanvraag vrijstelling leerplicht artikel 5 lid a”.

Artikel 5, lid 4, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier. Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt.

Artikel 5, lid 6, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.

Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking komen voor extra verlof bij tien dagen of minder:

  • huwelijk van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: maximaal 1 dag (buiten de woonplaats maximaal 2 dagen);

  • 12½- of 25-jarig huwelijksjubileum van ouders: maximaal één dag;

  • 12½-, 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1dag;

  • 25-, 40-, of 50-jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders: maximaal 1 dag

  • ernstige ziekte van ouders, bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind: periode in overleg met directeur;

  • overlijden van bloed- of aanverwanten in de eerste graad: maximaal 4 dagen;

  • overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad: maximaal 2 dagen;

  • overlijden van bloed- of aanverwanten in de derde en vierde graad: maximaal 1 dag.

  • verhuizing: maximaal één dag;

  • naar het oordeel van de directeur belangrijke redenen met uitzondering van vakantieverlof;

  • religieuze verplichtingen van bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van het kind.

De laatste bepaling komt overeen met de “handleiding strafrechtelijke aanpak schoolverzuim” van het College van procureurs-generaal d.d. 10-01 2011 reg. nr: 2010H001. Datum inwerkingtreding: 01-02 2011 en de geldigheidsduur is tot 31-05 2015.

De directeur neemt een beslissing over de aanvraag en laat dit de ouders, bij voorkeur schriftelijk, weten.

2.6 Toelichting artikel 6

Artikel 6, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969). Een jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving de school niet geregeld (artikel 2, lid 3 Leerplichtwet 1969).

Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet 1969).

De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Voor het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroepsonderwijs geldt dat deze kennisgeving aan de DUO wordt gedaan (artikel 21a). In artikel 22 dat de leerplichtambtenaar “vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt.

In de instructie is de werkwijze voor de leerplichtambtenaar bij dit onderzoek beschreven. Een instructie kan nooit alle mogelijke situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.

Artikel 6, lid 3, vraagt van de leerplichtambtenaar dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag.

In artikel 6, lid 8, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld: het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.

Artikel 6, lid 9, melding Sociale Verzekeringsbank: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of jongere (16 jaar of ouder) dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door een melding te doen aan de Sociale Verzekeringsbank, welke de kinderbijslag stop kan zetten. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 17 van de instructie.

Artikel 6, lid 11, proces-verbaal: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een leerplichtambtenaar met BOA-bevoegdheid.

In artikel 6, lid 13, is ook de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.

Artikel 6, lid 14, andere bron van wetenschap: het is mogelijk dat de leerplichtambtenaar op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is beschreven wat de leerplichtambtenaar dan te doen staat, en in lid 13 welke maatregel de leerplichtambtenaar kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.

Artikel 6, lid 15, verzuimbeleid: de leerplichtambtenaar kan in een individueel geval en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is. Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.

2.7 Toelichting artikel 7

Artikel 7, absoluut verzuim: bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven bij een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 6 al is beschreven. In artikel 3 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.

2.8 Toelichting artikel 8

Artikel 8, kennisgeving in- en afschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de leerplichtambtenaar in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).

In de Wet op het primair onderwijs staat niets over schorsing van leerlingen vermeld. Dit wordt echter ondervangen door de algemene rechtsregel dat: ‘wie tot het meerdere bevoegd is, ook tot het mindere bevoegd is’. Met andere woorden: het bevoegd gezag van de basisschool is bevoegd tot verwijdering (onder voorwaarden) en is dus ook bevoegd tot schorsing, een minder vergaande bevoegdheid.

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit voortgezet onderwijs.

2.9 Toelichting artikel 9

Artikel 9, vervangende leerplicht: besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan. De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de leerplichtambtenaar en bijvoorbeeld het zorg advies team (ZAT). In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten. Vandaar dat aan de Arbeidsinspectie melding moet worden gedaan van de toestemming voor deze vervangende leerplicht.

2.10 Toelichting artikel 10

Artikel 10 vrijstelling leerplicht: ook hier betreft het een bevoegdheid die door burgemeester en wethouders aan de leerplichtambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de leerplichtambtenaar er acht op of er wordt toegeleid danwel kan worden toegeleid tot een startkwalificatie.

Een startkwalificatie houdt in:

  • -

    het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet voortgezet onderwijs;

  • -

    dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (dat wil zeggen MBO niveau 2 of hoger).

2.11 Toelichting artikel 11

Artikel 11, lid 2, aangewezen deskundige: zie hierover artikel 13.

Artikel 11, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

Artikel 11, lid 6, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.

Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.

Artikel 11, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de leerplichtambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.

Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 2/3 deel van een kalenderjaar domicilie in Nederland heeft.

2.12 Toelichting artikel 12

Artikel 12 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de leerplichtambtenaar te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

2.13 Toelichting artikel 13

Artikel 13, aanwijzing deskundige: hier wordt uitgegaan van ad hoc afspraken met bijvoorbeeld een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog.

2.14 Toelichting artikel 14

Artikel 14, melding aan Raad voor Kinderbescherming: de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding.

2.15 Toelichting artikel 15

Artikel 15, melding aan Bureau Jeugdzorg: de bepaling biedt de leerplichtambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met het Bureau Jeugdzorg, waarvan het AMK onderdeel uitmaakt. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.

2.16 Toelichting artikel 16

Artikel 16 lid 1, melding aan de Arbeidsinspectie: het verdient aanbeveling om af en toe contact te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).

Artikel 16 lid 2, melding aan de onderwijsinspectie: de leerplichtambtenaar is veel in school aanwezig, ook om de gehele administratie op aan/afwezigheid van leerlingen in te zien. Indien de leerplichtambtenaar waarneemt dat de school of onderwijsinstelling de Leerplichtwet niet naleeft, dan is dat aanleiding voor een signaal naar de Inspectie van het Onderwijs.

Tevens kan dit een reden zijn tot het geven van informatie en advies aan de school of onderwijsinstelling betreffende een goede uitvoering dan wel een verbetering van het verzuimbeleid van de school.

De wijze waarop de signalen aan de Inspectie van het Onderwijs worden gegeven zijn opgenomen in dit artikel van de ambtsinstructie.

Elk van de twee toezichthouders (leerplichtambtenaar en Inspectie van het Onderwijs) heeft de bevoegdheden die titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent aan degenen die als toezichthouder zijn aangewezen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is (5:13 Awb). Daartoe behoren het betreden van plaatsen en de inzage van gegevens en bescheiden. Uit dit systeem volgt dat de leerplichtambtenaar toegang heeft tot de school en inzage heeft in de administratie voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn eigen toezichttaak (dus jegens ouders en leerlingen) nodig is. De toezichttaak gericht tot scholen met bijbehorende bevoegdheden is bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. De leerplichtambtenaar heeft wel een natuurlijke oog- en oorfunctie waar het gaat om het handelen van scholen in het kader van de Leerplichtwet, de signaleringsrol.

Verstrekking van informatie aan andere overheidsorganen zoals de Inspectie van het Onderwijs, is toegestaan als gevolg van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG).

2.17 Toelichting artikel 17

Met de wijziging van de algemene wet Kinderbijslag heeft de leerplichtambtenaar per 1 januari 2010 een nieuw handhavinginstrument voor 16 en 17 jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar naast zijn huidige instrumentarium de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar. Dezelfde regels gelden voor wezen van 16 en 17 jaar. Voor wezen is wel een overgangsregeling opgenomen. Iemand die voor 1 oktober 2009 de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt valt nog onder de oude wetgeving. De melding bij de SVB wat betreft een jongere die een wezenuitkering ontvangt is mogelijk per 1 april 2010.

Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de leerplichtambtenaar om het verzuim van een 16 of 17 jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden alvorens er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.

Dit nieuwe instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.

Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.

Schoolverzuim door een 16/17 jarige

De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.

De school meldt het schoolverzuim bij het verzuimloket van de DUO. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de leerplichtambtenaar onmiddellijk vereist is. Inzet van de leerplichtambtenaar kan al plaatsvinden vanuit de preventieve gedachte als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt.

Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim

Leerplicht ontvangt van het verzuimloket DUO een verzuimmelding. Leerplicht neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt dan onderneemt leerplicht niets. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school, voort dan onderneemt leerplicht actie.

Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht

De leerplichtambtenaar roept de ouder(s) en de leerplichtige ouder dan 16 jaar op voor een gesprek. De leerplichtambtenaar onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn 3 mogelijkheden:

  • a

    ) De ouder(s) en/of jongere werken volledig mee. De leerplichtambtenaar geeft ouder(s) en jongere de kans om alsnog het verzuim op te heffen.

  • b

    ) De ouder(s) en/of jongere werken weliswaar mee aan de afspraken, maar de leerplichtambtenaar acht het raadzaam de vinger aan de pols te houden bij het nakomen van de afspraken.

  • c

    ) De ouder(s) en/of jongere werken niet mee aan afspraken om het verzuim te beëindigen.

Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De leerplichtambtenaar benadrukt dit in zijn gesprek met ouder(s) en jongere. De leerplichtambtenaar onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

  • Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar. De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.

  • Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of leerplichtambtenaar met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

Melding aan de SVB

Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.

Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan en het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere willen niet meewerken aan afspraken om het verzuim te beëindigen.

  • -

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het ontstaan of voortbestaan van het schoolverzuim, maar de jongere wel. Ouders willen meewerken aan afspraken, maar de jongere niet. In eerste instantie zal er zorg worden ingezet om het verzuim alsnog te doen eindigen. Heeft deze inzet geen effect dan kan alsnog een melding bij de SVB worden gedaan. (reden om de melding te doen is om de via de ouders druk op de jongere uit te oefenen).

Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.

Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval. [2]

Indien er een melding wordt gedaan aan de SVB dan zet de leerplichtambtenaar de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de leerplichtambtenaar, gesprek, waarschuwing, melding ZAT, enz.);

  • -

    datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

  • -

    datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden ( SVB werkt met kwartaaltermijnen);

  • -

    voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

  • -

    evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.

Handelwijze SVB

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de leerplichtambtenaar.

Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan kan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding heeft gedaan, dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan, kan in de bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de ambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

Melding ongedaan maken

De leerplichtambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

2.18 Toelichting artikel 18

Artikel 18, jaarverslag leerplicht: de bevoegdheid, liever nog de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan (Leerplichtwet artikel 25) berust bij het college. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van de leerplichtambtenaar om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.

2.19 Toelichting artikel 19

Artikel 19, samenwerking in de regio inzake leerplicht: de afstemming met het Openbaar Ministerie is van belang. Afhankelijk van de regionale situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg zijn. In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn.

2.20 Toelichting artikel 20

Artikel 20, samenwerking met diensten en instellingen: het is de bedoeling om een actuele lijst van samenwerkingspartners te hebben. Gekozen is voor de vormgeving in een bijlage, maar opsomming in de instructie is ook denkbaar. In deze lijst horen de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben. Deze instellingen en diensten behoren geïnformeerd te worden over deze instructie (en de gelegenheid te krijgen op een concept te reageren). Zij horen ook tot de kring die het jaarverslag ontvangt.

2.21 Toelichting artikel 21

Artikel 21, beleidsontwikkeling: in het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het regionale en het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.

Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen regio voordoen in het regionale en landelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.

2.22 Toelichting artikel 22

Artikel 22, slotbepalingen: het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment wordt ook de ‘oude’ instructie voor de leerplichtambtenaar ingetrokken.

Voetnoten

[1]

Deze opsomming is niet uitputtend

[2]

Kamerstukken II 2008/2009, 31890, nr. 3, p.8 (MvT).