Gedragsverordening bestuurlijke integriteit collegeleden

Geldend van 11-04-2013 t/m heden

Intitulé

Gedragsverordening bestuurlijke integriteit collegeleden

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1.

    Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Onderhandelingen: gesprek met derden om een afspraak te maken met vergaande (financiële) consequenties, waar de gemeente rechtens aan kan worden gehouden

  • 3.

    Deze gedragsverordening geldt voor de voorzitter en alle leden van het college, hier aangeduid als “bestuurder”.

  • 4.

    In gevallen waarin de verordening niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

  • 5.

    De leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

Artikel 2. Belangenverstrengeling

  • 1.

    Een bestuurder zal in zijn handelen belangenverstrengeling voorkomen en alert zijn op het zelfs maar wekken van de schijn van belangenverstrengeling.

  • 2.

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 3.

    Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 4.

    Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 5.

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 6.

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

  • 7.

    Een bestuurder is zeer terughoudend in het zelf voeren van onderhandelingen. Waar een bestuurder deelneemt aan onderhandelingen is dat steeds in aanwezigheid van een ambtelijk medewerker.

  • 8.

    Een bestuurder die in een onderhandelingssituatie terecht komt vraagt daartoe tevoren nadrukkelijk mandaat van het college. Dit mandaat wordt in de notulen vastgelegd. De onderhandelingsgesprekken en de resultaten van de onderhandelingen worden aan het college teruggekoppeld en eveneens duidelijk en reproduceerbaar in de notulen opgenomen.

Artikel 3. Nevenfuncties

  • 1.

    Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 2.

    Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.

    De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 4.

    Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

Artikel 4. Informatie

  • 1.

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen vertrouwelijke informatie.

  • 2.

    Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 3.

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5. Aannemen van geschenken

  • 1.

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 2.

    Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 3.

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 6. Bestuurlijke uitgaven

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

    • met de uitgave is het belang van de gemeente gediend, en

    • de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 7. Declaraties

  • 1.

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2.

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 3.

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 4.

    Gemaakte kosten worden gedeclareerd binnen het begrotingsjaar waarin zij worden gemaakt. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen het begrotingsjaar afgerekend.

  • 5.

    De gemeentesecretaris tekent de declaraties van de bestuurders af. Hij is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 6.

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zo nodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Indien er twijfel is over de declaratie van de burgemeester wordt deze sowieso voorgelegd aan het college.

Artikel 8. Creditcards en betaalpassen

  • 1.

    Het gebruik van gemeentelijke creditcards en betaalpassen voor binnen- en buitenlands gebruik wordt zo veel mogelijk beperkt.

  • 2.

    De gemeentesecretaris beheert de creditcard en de betaalpas van het college.

  • 3.

    De afhandeling van betalingen verricht met een creditcard of betaalpas geschiedt op basis van een betalingsbewijs.

  • 4.

    Het gebruik van de creditcard en betaalpas kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 5.

    Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 6.

    Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

Artikel 9. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 1.

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is in beginsel niet toegestaan.

  • 2.

    Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst een mobiele telefoon of PDA, tablet en/of computer in bruikleen ter beschikking krijgen. Privé-gebruik van deze voorzieningen is toegestaan, mits hierbij de nodige soberheid wordt betracht.

Artikel 10. Reizen buitenland

  • 1.

    Een bestuurder die het voornemen heeft een (zakelijke) buitenlandse reis te maken anders dan binnen de Euregio, heeft toestemming nodig van het college van B&W.

  • 2.

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 3.

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 4.

    Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 5.

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Artikel 11. Intrekken gedragsverordening bestuurlijke integriteit collegeleden 2002

1. Zodra de raad een besluit heeft genomen over deze verordening zal deze worden gepubliceerd en trekt het college de gedragsverordening bestuurlijke integriteit collegeleden 2002 in.

Toelichting:

De leden van het college van burgemeester en wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en aan de gemeenteraad.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Artikel 1 lid 2 Begrip “onderhandeling”.

Het gaat hierbij om een gesprek dat aangegaan wordt met a. derden, een gesprek dat leidt tot b. afspraken en die afspraken hebben c. (potentieel) grote financiële consequenties en de gemeente is er d. rechtens aan gebonden.

  • a.

    met derden wordt hier gedoeld op partners, inwoners, bedrijven waar een schijn van belangenverstrengeling zou kunnen optreden. Collegeleden onderhandelen ook met enige frequentie in bijvoorbeeld gemeenschappelijke regelingen waarbij het belang van Wijchen moet worden afgewogen tegen belangen van andere gemeenten. Dat soort onderhandelingen worden niet ingeperkt door deze gedragsverordening waar het gaat om wie die onderhandelingen voert, alleen dat het collegelid steeds achteraf verantwoording moet (kunnen) afleggen over de feitelijke gedragingen.

  • b.

    het moet gaan om gesprekken die tot doel hebben een concreet resultaat te bereiken. De gedragsverordening heeft niet tot doel een bestuurder het besturen onmogelijk te maken door in het gewone verkeer gevoerde gesprekken te beteugelen.

  • c.

    zie onder b.

  • d.

    de onderhandelingen moet het oogmerk hebben tot een rechtsgevolg te leiden.