Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen gemeente Wijk bij Duurstede

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen gemeente Wijk bij Duurstede

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen de evaluatie van de verordening van april 2008

gelet op art. 149 juncto art. 147 a lid 1 van de Gemeentewet

besluit:

I. Te wijzigen de navolgende

VERORDENING DWANGSOM BIJ NIET TIJDIG BESLISSEN GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE

Artikel 1. Definities

  • a. bestuursorgaan; een bestuursorgaan van de gemeente Wijk bij Duurstede, zijnde de gemeenteraad, het College van B en W of de burgemeester.

  • b. een besluit: een beschikking op aanvraag als bedoeld in de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) met inbegrip van een beslissing op bezwaar

  • c. tijdig: het geven van een beschikking op aanvraag binnen de termijn die daarvoor geldt op grond van de Algemene wet bestuursrecht of ander wettelijk voorschrift, een en ander met inachtneming van de toepasselijke uitzonderings-, verdagings- en verschoningsgronden.

Artikel 2. Verschuldigdheid van de dwangsom

  • 1.

    indien een beschikking op aanvraag niet tijdig is gegeven en het bestuursorgaan na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft een beschikking op aanvraag te geven, is het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom verschuldigd van € 20,-- per dag voor elke dag dat het in gebreke is. De dwangsom bedraagt ten hoogste € 1000,--

  • 2.

    De eerste dag waarover de dwangsom is verschuldigd, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan van de aanvrager een ingebrekestelling heeft ontvangen. Als ontvangstdatum wordt aangemerkt het poststempel op de enveloppe, de datum weergegeven op de fax of de datum van de email waarmee de ingebrekestelling is verzonden.

  • 3.

    Een ingebrekestelling kan worden verzonden zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een beschikking te geven.

    Art.4:3a Algemene Wet Bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Bezwaar of beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schorst niet de werking van de dwangsom.

  • 5.

    Geen dwangsom is verschuldigd indien:

    • a.

      het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld.

    • b.

      het niet tijdig beslissen is te wijten aan de aanvrager/bezwaarde

    • c.

      de aanvrager/bezwaarde geen belanghebbende is, of de aanvraag/het bezwaarschrift kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is

    • d.

      het bestuursorgaan niet in staat is een beschikking te geven door uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden buiten zijn toedoen die in redelijkheid niet voor zijn

risico dienen te komen, of

e.de aanvrager met uitstel akkoord is gegaan

Indien er meer dan een aanvrager of bezwaarde is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers/bezwaarden voor een gelijk deel verschuldigd.

Artikel 3. Termijnen

Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen 2 weken na de laatste dag waarover de dwangsom is verschuldigd.

De betaling geschiedt binnen 6 weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.

Artikel 4. Verrekening

Indien een bestuursorgaan in verband met het niet tijdig geven van een beschikking op aanvraag uit andere hoofde een schadevergoeding of een dwangsom verschuldigd is, komt het recht op een dwangsom als bedoeld in artikel 2 in zoverre te vervallen.

Artikel 5. Delegatie van bevoegdheden

Alle bevoegdheden van de raad inzake het afhandeling van een ingebrekestelling die aan de raad is gericht, worden gedelegeerd aan het College van B&W.

Artikel 6. Overgangsrecht

Deze verordening is niet van toepassing op het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaarschrift, ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

Artikel 7. Inwerkingtreding

De wijziging gaat in op 1 januari 2009.

Artikel 8. Horizonbepaling

Deze verordening vervalt op 1 januari 2012

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen

II. De dwangsommen die uit hoofde van de verordening verschuldigd zijn zullen ten laste worden gebracht van de kostenplaats voor de kosten voor het geven van de beschikking, waarop de dwangsom betrekking heeft.

III. Het College van B&W geven actief bekendheid aan de verordening. Belanghebbenden ontvangen op hun aanvraag of bezwaar een ontvangstbevestiging. Daarin worden zij gewezen op de rechten die voortvloeien uit deze verordening bij niet tijdig beslissen.

IV. De verordening wordt in de 6e en de 18 e maand na de datum van inwerkingtreding geëvalueerd. Het College van B&W brengt in die maand verslag uit van de werking van deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 november 2008

De raad voornoemd,

griffier, voorzitter,

TOELICHTING

I.Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1.

Dit artikel bevat een aantal definities. Daardoor geldt deze verordening op het niet tijdig geven van een beschikking op aanvraag als bedoeld in de Algemene Wet Bestuursrecht met inbegrip van de beslissing op bezwaar, voor een bestuursorgaan van de gemeente Wijk bij Duurstede. Het niet tijdig geven van een beschikking op aanvraag is het niet geven van een beschikking binnen de termijn als genoemd in de Algemene Wet bestuursrecht of een ander wettelijk voorschrift.

Artikel 2.

Eerste lid

Artikel 2 bevat de kern van de dwangsomregeling. Het regelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom. De regeling is, mede gelet op de definitiebepalingen van toepassing op de beschikkingen op aanvraag en op beslissingen op bezwaar die een beschikking zijn. De toepasselijkheid op die beschikkingen vloeit voort uit de definitiebepaling.

Wat betreft de primaire beschikkingen gaat het om een heel scala aan vergunningen en ontheffingen, subsidieaanvragen, aanvragen waarvan de behandeling wordt uitgevoerd door de Regionale Sociale Dienst enz.

Een bestuursorgaan is in gebreke zodra het een beschikking op aanvraag “ niet tijdig” geeft.

Op welk moment dat het geval is kan worden afgeleid uit de artt.4:13 t/m 4:15 Awb.

Art 4:13 lid 1 bepaalt dat een beschikking gegeven moet worden binnen de bij wettelijk voorschrift gegeven termijn of als er geen wettelijke termijn is, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag .In de gevallen waarin een wettelijke termijn geldt, is de situatie duidelijk: er is dan niet voldaan aan dat wettelijke voorschrift. Geeft de wet een mogelijkheid tot verlenging, dan zal daarvan binnen de oorspronkelijke beslistermijn gebruik moeten worden gemaakt

In dit verband is artikel 4:14 Awb. nog van belang. Dit artikel beoogt niet om extra verlenging van de beslissing mogelijk te maken, maar verplicht het bestuursorgaan uitsluitend om de aanvrager te informeren indien een beschikking niet tijdig kan worden gegeven en hem daarbij te informeren over het tijdstip waarop de beschikking wel gegeven zal kunnen worden.

Het gaat hier dus niet om een verlenging, maar om de uitdrukkelijke erkenning van het bestuursorgaan dat het in gebreke is.

Voor de aanvrager is dit van belang betreffende bezwaar en beroep. Ook de voorgestelde dwangsomregeling zal door deze mededelingsplicht gemakkelijker kunnen worden toegepast.

Een bijzondere variant van de wettelijke termijn is die waar de betrokken wet bepaalt dat een aanvraag bij overschrijding van de beslistermijn van rechtswege wordt gehonoreerd of geweigerd.

(bijv. Art 46 lid 4 van de Woningwet voor de bouwvergunning).Hier kan het dus per definitie niet voorkomen dat beslistermijnen worden overschreden. De mededelingsplicht van art 4:14 geldt in dit geval ook niet.

Wanneer er geen wettelijke termijn geldt dan dient te worden beslist binnen een redelijke termijn.

Cf 4:13 lid 1 awb. De lengte van die termijn kan variëren afhankelijk van de complexiteit van de besluitvorming en het belang dat de aanvrager heeft bij een snelle beslissing. Voor de toepassing van de dwangsomverordening hoeft dit bezwaar minder groot te zijn dan het lijkt. In de praktijk zal de aanvrager houvast hebben aan de voorschriften van art 4:13 lid 2 en 4:14 lid 3 Awb.

Daaruit volgt de hoofdregel dat het bestuursorgaan de aanvrager dient te informeren over de redelijke termijn die zal worden gehanteerd. Dit informeren behoort binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag plaats te vinden en het mag alleen achterwege blijven indien binnen die 8 weken de gevraagde beschikking wordt gegeven. Een ingebrekestelling bij het niet beslissen binnen die medegedeelde termijn is dus mogelijk in de gevallen dat geen sprake is van een wettelijke beslistermijn of als het bestuursorgaan geen mededeling over de redelijke termijn heeft doen uitgaan, binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Naast of in plaats van de ingebrekestelling blijft ook bezwaar en beroep wegens niet tijdig beslissen mogelijk (art 6:2 sub b Awb). Dat kan zinvol zijn indien er een geschil is over de redelijkheid van de door het bestuursorgaan aangegeven termijn. Als de vertraging veroorzaakt is door dat de aanvrager een aanvraag heeft ingediend die onvolledig is of die zonder vertaling of samenvatting niet begrepen kan worden, kan dit het bestuursorgaan niet worden toegerekend.

( art 4:15 Awb.)Dit artikel bepaalt dat de beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan om aanvulling van de aanvraag heeft verzocht, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Opschorting kan ook voortvloeien uit andere wettelijke bepalingen. Wanneer de bestuursrechter een eerder besluit van het bestuursorgaan heeft vernietigd en het bestuursorgaan een nieuw besluit moet nemen, gelden daarvoor dezelfde termijnen als voor het oorspronkelijke besluit tenzij de rechter een andere termijn heeft gesteld. Die termijn is dan maatgevend voor de beoordeling van de tijdigheid van het nieuwe besluit. In het eerste lid is tevens de hoogte van de dwangsom geregeld en is het vereiste van schriftelijke ingebrekestelling neergelegd.

De regeling ziet door de definitiebepaling ook op alle beslissingen op bezwaarschriften tegen een beschikking. Daarbij is dus niet van belang of die primaire beschikkingen al dan niet op aanvraag zijn gegeven. Het bezwaarschrift is immers zelf een aanvraag in de zin van de Awb.

(parlementaire geschiedenis Awb I, blz. 282).

De regeling van de beslistermijn voor de beslissing op bezwaar in art 7:10 Awb verdient nog apart melding. Daarin is de mogelijkheid opgenomen om met instemming van de bezwaarde verder uit te stellen dan de eenmalige mogelijkheid van verdaging die het artikel al biedt. Die instemming moet dan wel gevraagd worden binnen de reguliere termijn of de verlengde termijn.

Niet in alle gevallen hoeft de instemming uitdrukkelijk te zijn verleend. De rechter kan uit de omstandigheden van het geval afleiden dat de instemming mocht worden verondersteld of die afleiden uit de proceshouding van de bezwaarde. Heeft de bezwaarde ingestemd met verdere verlenging dan kan hij het bestuursorgaan niet meer zonder reden voor de rechter dagen wegens niet tijdige beslissing. Hetzelfde zal opgaan voor een ingebrekestelling ter inleiding van een dwangsom.

Tweede lid

Om aanspraak te kunnen maken op een dwangsom, moet de aanvrager het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke stellen. Daarbij dient het bestuursorgaan nog enige tijd te worden gegund om alsnog te beslissen. Ter wille van de duidelijkheid is die termijn gesteld op 2 weken.

Die termijn vangt aan op de dag na ontvangst van de ingebrekestelling. Dat kan ook per fax of langs elektronische weg indien het bestuursorgaan die mogelijkheid heeft opengesteld.

Het is gebruikelijk om dwangsommen te limiteren. Het maximum is gesteld op 1000 E.

Dit komt overeen met 50 dagen na afloop van de ingebrekestellingtermijn. Indien het bestuursorgaan binnen die periode beslist, is de dag waarop de beschikking wordt verzonden, de laatste dag waarover betaald moet worden.

Aan de inhoud van de ingebrekestelling worden geen bijzondere eisen gesteld, maar het moet voldoende duidelijk zijn op welk te nemen besluit zij betrekking heeft.

Aks de aanvrager wegens het niet tijdig beslissen bezwaar instelt (6:2 sub b Awb) of daarover een schriftelijke klacht indient bij het bestuursorgaan(9:4 Awb), is daarmee tevens voldaan aan het

Vereiste van schriftelijke ingebrekestelling. Zoals al gezegd, is een bestuursorgaan dat de wettelijke termijn overschrijdt, ook zelf verplicht de aanvrager daarop te wijzen en daarbij een zo kort mogelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking alsnog zal worden gegeven(4:14 lid 1 Awb) De aanvrager kan dan beslissen of hij het bestuursorgaan al dan niet in gebreke zal stellen.

Derde lid

De aanvrager kan het bestuursorgaan in gebreke stellen zodra hij redelijkerwijze kan menen dat het bestuursorgaan in gebreke is. Het is dus niet mogelijk om bij een aanvraag het bestuursorgaan al bij voorbaat in gebreke te stellen voor het geval niet tijdig zou worden beslist.

Vierde lid

Deze bepaling stelt buiten twijfel dat de dwangsom doorloopt indien de aanvrager tevens een bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdige beslissen.

Weliswaar hoeft het bestuursorgaan gedurende de tijd dat het bezwaar aanhangig is geen primair besluit te nemen ( 6:20 lid 2 sub Awb) maar deze uitzondering is uitsluitend gemaakt om het bestuursorgaan de keuze te bieden om die beslissing al dan niet te incorporeren in de beslissing op bezwaar en niet om extra uitstel te verkrijgen. De dwangsom eindigt wel als het bestuursorgaan niet langer verplicht is een besluit op de primaire aanvraag te nemen omdat die beslissing al is vervat in de beslissing op bezwaar.(6:20 lid 2 sub b Awb).Het komt voor dat een bestuursorgaan dat in gebreke is gebleven een tijdig primair besluit te nemen, opnieuw in gebreke blijft bij het nemen van een tijdige beslissing op bezwaar. Het bestuursorgaan zal dan een dwangsom moeten betalen wegens het overschrijden van de primaire beslistermijn, maar ook een dwangsom bij overschrijding van de wettelijke beslistermijn op het bezwaarschrift. Voor dat laatste is dan een nieuwe ingebrekestelling vereist.

Vijfde lid

In dit lid worden een aantal uitzonderingen geregeld. Er is geen dwangsom verschuldigd als het niet tijdig beslissen is te wijten aan de aanvrager zelf.

Voorbeelden: Vlak voor afloop van de beslistermijn zendt de aanvrager nog verdere gegevens.

De aanvrager vraagt zelf om uitstel van een hoorzitting of vraagt nader onderzoek. De bereidwilligheid van het bestuursorgaan om dit toe te staan, kan dan niet tot gevolg hebben dat dit bestuursorgaan dan wordt geconfronteerd met een ingebrekestelling. Deze bepaling strekt er mede toe om misbruik te voorkomen. Een aanvrager moet geen financieel voordeel kunnen behalen met door hem veroorzaakte vertraging van de procedure. Ook is geen dwangsom verschuldigd als de aanvrager heeft ingestemd met een periode van uitstel.

De instemming met uitstel moet echter nadrukkelijk zijn gegeven. Hierbij moet voorkomen worden dat het bestuursorgaan onaanvaardbare druk uitoefent op de aanvrager om een dergelijke instemming te verkrijgen. Verder is geen dwangsom verschuldigd indien de aanvrager geen belanghebbende is in de zin van de Awb of indien de aanvraag of het bezwaar kennelijk ongegrond of kennelijk onontvankelijk is.

Ook deze bepaling strekt ertoe om misbruik te voorkomen. Tenslotte is een dwangsom evenmin verschuldigd als sprake is van overmacht aan de zijde van het bestuursorgaan.

Overmacht zal niet snel mogen worden aangenomen. Het moet dan gaan om abnormale en onvoorziene omstandigheden buiten de risicosfeer van het bestuursorgaan.

Een voorbeeld is het afbranden van het gemeentehuis. Uit de jurisprudentie blijkt dat ziekteverzuim en administratieve of organisatorische problemen binnen de invloedsfeer van het bestuursorgaan geen beroep op overmacht rechtvaardigen, ook niet als zij van structurele aard zijn, ook niet indien niet tijdig informatie wordt verkregen van andere overheidsorganen, evenmin indien men een rechterlijk oordeel wenst af te wachten in een andere zaak. Ook een groot aantal bezwaarschriften

(bijv in het geval van een bestemmingsplan) is geen argument dat termijnoverschrijding rechtvaardigt.

Wel nam de afd. bestuursrechtspraak van de R.v. St. aan dat de eis van integrale beoordeling in onderlinge samenhang van 2000 bezwaarschriften, onmogelijk binnen de wettelijke termijn kon worden voldaan ( ABRvS 19.11.2003)

Zesde lid

Voor de primaire beslissing is bepaald dat een dwangsom, indien er meer dan een aanvrager is, evenredig over de aanvragers wordt verdeeld. De dwangsom is per beschikking slechts eenmaal verschuldigd. Deze bepaling is ook van toepassing in de bezwaarfase.

Artikel 3.

Het bestuursorgaan moet de verschuldigdheid van de dwangsom uit eigen beweging vaststellen.

Indien het bestuursorgaan alsnog een beschikking heeft gegeven op de aanvraag of op het bezwaar, zal het de hoogte van de dwangsom in veel gevallen tegelijk met de beschikking kunnen vaststellen en bekend maken. Indien dit niet mogelijk is dan moet het dit in ieder geval doen binnen 14 dagen na de dag waarop de beschikking aan de aanvrager is verzonden.

Indien het maximum van € 1000,-- al is bereikt moet de vaststellingsbeslissing worden genomen binnen 2 weken na de dag waarop het maximum is bereikt. De termijn waarbinnen betaald moet worden is gesteld op 6 weken. Bij overschrijving op een bak – of girorekening geldt overeenkomstig het privaatrecht dat tijdig is betaald indien het bedrag op de rekening van de aanvrager is bijgeschreven.

Artikel 4.

Dit artikel biedt de mogelijkheid leges te verrekenen die verschuldigd zijn voor de behandeling of afgifte van de beschikking waarop de dwangsom betrekking heeft. Schadevergoedingen uit andere hoofde blijven buiten beschouwing.

De uitbetaling van een dwangsom is enkel gebaseerd op het niet tijdige beslissen en is niet gerelateerd aan een mogelijk geleden schade.

Artikel 5.

Dit artikel geeft weer dat alle uitvoerende handelingen van de raad (waaronder het voeren van correspondentie, het vaststellen van de dwangsom en de hoogte van het bedrag en besluiten op bezwaar) worden gedelegeerd naar het college.

Dit artikel is toegevoegd na een evaluatie in het voorjaar van 2008 waarbij onder andere werd vastgesteld dat de termijn van afhandeling van ingebrekestelling van twee weken erg krap bleek voor ingebrekestellingen die aan de raad zijn gericht. Aangezien de raad gemiddeld eens in de drie weken bijeenkomt, zou dit betekenen dat de aanvragen altijd te laat worden behandeld. Door dit aan het college te delegeren kan hier de benodigde tijdwinst worden gerealiseerd.

Artikel 6.

Vereist geen nadere toelichting.

Artikel 7.

De wijziging van de verordening gaat in op 1 januari 2009.

Artikel 8.

De verordening geldt voor de duur van 5 jaren. Zonder expliciet besluit tot verlenging door de gemeenteraad zal de verordening dus na 5 jaar buiten werking treden. (horizonbepaling).

Deze bepaling is opgenomen in het kader van de deregulering, waarbij gestreefd wordt naar regelgeving die voor beperkte tijd geldend is en vervalt indien geen besluit tot verlenging wordt genomen.

Artikel 9.

Behoeft geen nadere toelichting.

II. Dekking

De dwangsommen komen ten laste van dezelfde kostenplaats als de kosten voor het geven van de beschikking. Hiermee wordt een impuls gegeven aan de afdeling om tijdig te beslissen op een aanvraag of een bezwaarschrift.

De afdeling kan dus doorgaans zelf beïnvloeden of wel of geen situatie zal ontstaan waardoor een dwangsom verschuldigd wordt. (door tijdig te beslissen). Budgetten behoeven dus niet te worden verhoogd. De kosten van onnodig beroep worden door tijdig beslissen vermeden en levert een besparing op.

III. Voorlichting

Het College van B&W geven actief bekendheid aan deze verordening. Daartoe wordt een brochure opgesteld. Belanghebbenden ontvangen n.a.v. hun aanvraag of bezwaarschrift een ontvangstbevestiging waarin zij worden gewezen op de rechten voortvloeiende uit deze verordening.

IV. Evaluatie

Behoeft geen nadere toelichting.