Verordening regelende onderzoek door de raad van de Gemeente Wijk bij Duurstede

Geldend van 01-08-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening regelende onderzoek door de raad van de Gemeente Wijk bij Duurstede

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen het voorstel van de werkgroep ontvlechting raad en college d.d.13 mei 2003. nr. 50:

gelet op artikel 155a. lid 8. van de Gemeentewet:

besluit:

vast te stellen de volgende:

Verordening regelende het onderzoek door de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college : het college van burgemeester en wethouders:

  • b.

    onderzoek : een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste

lid van de Gemeentewet;

c.onderzoekscommissie : een commissie als bedoeld in artikel

155a, derde lid, van de Gemeentewet:

d.getuigen en deskundigen : getuigen en deskundigen als bedoeld

in artikel 155c en 155d van de Gemeentewet.

Artikel 2 instellen van onderzoekscommissie

1 De gemeenteraad kan op voorstel van een of meer van zijn

leden een onderzoek naar het door het college of de burg.

meester gevoerde bestuur instellen.

2 In de eerstvolgende raadsvergadering na dit besluit stelt de

raad een onderzoekscommissie in.

3 De raad benoemt uit zijn midden zes leden en plaatsvervangen

de leden van de commissie en wel zodanig dat elke fractie

in de commissie vertegenwoordigd is; tevens bepaalt de raad

wie van de benoemde leden het voorzitterschap vervult en wie

van de plaatsvervangende leden tevens plaatsvervangend voor

zitter is, zulks op voorstel van het presidium.

4 De commissie kan geen van de bevoegdheden, haar bij deze

verordening of krachtens de Gemeentewet verleend, uitoefenen,

indien niet ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

5 De raad kan nadere regels stellen aan de werkwijze van de

commissie.

3Artikel 3 Instellen van onderzoek

1 Het besluit tot het instellen van een onderzoek bevat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek al dan niet op verzoek van de onderzoekscommissie. door de gemeenteraad worden gewijzigd.

2 Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie als bedoeld in artikel 2 c.q. de vaststelling van de onderzoeksopdracht stellen de voorzitter en de commissiegriffier een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

  • -

    de uitvoering van de onderzoeksopdracht:

  • -

    de eerste planning van de uit te voeren taken

  • -

    de taakverdeling:

  • -

    de kostenraming:

  • -

    de wijze waarop stemmingen zullen worden gehouden;

  • -

    de taak en de rol van de voorzitter, voor zover die niet reeds in artikel 4 zijn omschreven;

  • -

    de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid:

  • -

    de plaats en de omvang van de werkruimten;

  • -

    de noodzaak van een informatieprotocol; de archivering en classificering;

  • -

    de geheimhouding- en beveiligingsaspecten;

  • -

    de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fase van het onderzoek:

  • -

    de contacten met de pers.

3 Het plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de onderzoekscommissie besproken en, na eventuele wijzigingen, vastgesteld:, vervolgens wordt het plan ter kennisneming voor de Gemeenteraad ter inzage gelegd.

Artikel 4 Voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de beraadslaging en zitting:

  • b.

    het handhaven van de order

  • c.

    het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

  • d.

    hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 5 Secretariaat

1 De secretaris van de commissie wordt commissiegriffier ,genoemd.

2 De raadsgriffier staat de commissie bij als commissiegriffier. 3 De voorzitter van de commissie is gerechtigd bij ontstentenis

van de griffier - waar nodig via de gemeentesecretaris - een

plaatsvervanger in te zetten.

Artikel 6 Beëindiging van het lidmaatschap

1 Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

  • a.

    de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie:

  • b.

    een lid ophoudt lid te zijn van de raad:

  • c.

    de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen:

  • d.

    een lid ontslag neemt.

2 Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de commissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

3 In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

4 De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing

op de plaatsvervangende leden.

Artikel 7 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

1 De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste verhoor plaatsvindt of getuigen en deskundigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

2 De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt op vrijwillige basis.

3 De onderzoekscommissie kan derden opdrachten laten uitvoeren die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

4 De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, die als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

5 De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

6 De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

7 De verordening op de raadscommissies is niet van toepassing.

Artikel 8 Beraadslagingen

1 De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

2 De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 9 Ambtelijke ondersteuning

1 De commissiegriffier is eindverantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie en is - indien van toepassing -tevens belast met het budgethouderschap van de gelden, die bij goedgekeurde begroting ten dienste van de commissie staan.

4 Indien in het belang van het onderzoek, naast de commissiegriffier. aan de commissie een ambtenaar moet worden toegevoegd. legt de Griffier daartoe een verzoek voor aan de gemeentesecretaris.

5 De gemeentesecretaris bepaalt welke ambtenaar aan de commissie. zonodig voor de duur van het onderzoek. wordt toegevoegd.

6 De in lid bedoelde ambtelijke ondersteuning valt niet onder de ondersteuning als bedoeld in de Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

7 De ambtenaar die krachtens lid 5 aan de commissie is toegevoegd, is met betrekking tot de werkzaamheden die hij in dat verband uitvoert, uitsluitend aan de commissie verantwoording verschuldigd.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

1 Het besluit tot het instellen van een onderzoek, de omschrijving van het onderwerp van onderzoek en de samenstelling van de commissie worden ter openbare kermis gebracht op de in de gemeente gebruikelijke wijze en op de website www.wijbijduurstede.nl.

2 Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van onderzoek en van beëindiging van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 11 Verantwoordelijkheid van commissie

1 Alle activiteiten van de leden en van de aan de commissie toegevoegde commissiegriffier vallen onder de verantwoordelijkheid van de commissie.

2 Indien de commissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

Artikel 12 Zittingen; schriftelijke oproeping

1 De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt deze op de wijze als in artikel 10 vermeld, ter openbare kennis.

2 De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste tweeweken voor de zitting op.

3 Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

4 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

5 Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt. wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, met daarin een nauwkeurige omschrijving van de oproeping- dit proces-verbaal wordt door de aanwezige leden van de onderzoekscommissie ondertekend.

6 De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die. hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid niet zijn verschenen, door de openbare macht voor haar worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, als bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

7 Op een beschikking als bedoeld in het vierde en zesde lid. is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 13 Voorlezing en ondertekening schriftelijke aantekening

De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.

Artikel 14 Geheimhouding

1 De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van getuigen of deskundigen of van een openbaar belang, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

2 De leden van de onderzoekscommissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid. niet openbaar wordt gemaakt.

3 Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de onderzoekscommissie. worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de gemeenteraad. De leden van de gemeenteraad bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat de raad haar opheft.

4 De onderzoekscomnissie kan in een besloten vergadering, op grond een belang. genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de onderzoekscomnissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering be-

handelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de onderzoekscommissie haar opheft.

Artikel 15 Verslaglegging zitting

1 De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

2 Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

3 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde be-scheiden die aan het verslag kunnen worden gehecht.

5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiegriffier.

Artikel 16 Afronding onderzoek

1 De raad kan een termijn stellen waarbinnen de commissie aan

hem een rapport dient uit te brengen.

2 De raad stelt een procedure vast voor de behandeling van het rapport.

Artikel 17 Toehoorders en de pers

1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

3 De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 18 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken. doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 19 Archivering

1 Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

2 Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie geheim dienen te worden gehouden. maken geen deel uit van dit archief.

3 De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 20 Tenaamstelling; inwerkingtreding

1 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening regelende het onderzoek door de raad".

2 Deze verordening treedt in werking zes weken na de publicatie daarvan, tenzij binnen die periode een raadgevend correctief referendum wordt aangevraagd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 juni 2003
De raad voornoemd.
De griffier. De voorzitter.

Artikelsgewijze toelichting op verordening regelende het onderzoek door de raad

Algemeen

Het onderzoeksrecht van de raad is uitvoerig geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. De verordening heeft een nauwe samenhang met die artikelen van de Gemeentewet , dus wordt in de toelichting de strekking van dit artikelen aangehaald. De verordening bevat feitelijk nadere regels met betrekking tot het recht van onderzoek. Dit recht is een exclusief recht van de raad dat ingevolge artikel 156, tweede lid. van de Gemeentewet niet overdraagbaar is.

Bij het opstellen van de concept verordening is gebruik gemaakt van modellen van andere gemeenten en een concept model van de VNU.

In de werkgroep ontvlechting raad en college is nog gesproken over de vraag in hoeverre de raad zijn eigen besluitvorming aan een dergelijk onderzoek zou kunnen onderwerpen. De wetgever heeft het recht van onderzoek ingesteld als controlemiddel voor de raad op het gevoerde bestuur van het college dan wel de burgemeester als zelfstandig bestuursorgaan. Dit zware middel (met een zeer arbeidsintensief proces en mogelijk hoge kosten) moet alleen in het uiterste geval worden toegepast als elk ander middel niet tot het gewenste resultaat heeft

geleid.4

Wanneer zich ooit de situatie mocht voordoen dat een raadslid aanleiding ziet de besluitvorming van de raad zelf aan een onderzoek te onderwerpen, dan zal hij dit in een openbare raadsvergadering moeten uitspreken, waarna de raad kan bepalen hoe daarmee moet worden omgegaan. Een onderzoek zoals in de verordening is geregeld. kan dan dus niet aan de orde zijn.

Artikel 2 Instellen van onderzoekscommissie

Lid 1 is in feite een herhaling van wat in artikel 155a, lid 1. van de Gemeentewet is bepaald. Lid 3 regelt dat alle fracties in een onderzoekscommissie vertegenwoordigd moeten zijn; dit geldt ook voor de plaatsvervangende leden.

Omdat de voorzitter van een onderzoekscommissie een belangrijke taak en rol heeft, is het aan de raad te besluiten wie van de leden die functie moet gaan vervullen. Het presidium zal daarover wel een voorstel doen.

Lid 4 regelt het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen laten

Hoewel de verordening tamelijk uitgebreid is, zou zich de situatie kunnen voordoen dat er toch nog nadere regels moeten worden vastgesteld. De praktijk en vervolgens de te houden evaluatie zullen de noodzaak daarvan moeten aangeven.

Artikel 3 Instellen van onderzoek

De raad moet zeer helder formuleren waarop het onderzoek betrekking heeft. Er is ruimte gecreëerd om zelfs hangende het onderzoek tot een bij stelling van dit formulering te komen. De elementen die in een plan van aanpak moeten komen te staan, zijn weliswaar opgesomd, maar het gaat niet om een limitatieve lijst. Een onderzoek zal (hoge) kosten met zich mee brengen. Bij de voorbereiding van de begroting 2004 zal een bedrag van € 5000 moeten worden meegenomen ter dekking van kosten van een eventueel onderzoek. Het plan van aanpak kent onder andere het onderdeel "de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid". In dat verband moet aangegeven worden of die ondersteuning intern of extern moet worden ingevuld: vooral moet stilgestaan worden bij de vraag hoe kan worden voorkomen dat commissieleden of degenen die de commissie ondersteunen, bij het formuleren van adviezen of meningen, een (natuurlijk) persoon zodanig beschadigen in zijn eer of goede naam, dat die persoon aanleiding ziet een commissielid of iemand die aan de commissie is toegewezen, wettelijk aansprakelijk te stellen wegens het plegen van een onrechtmatige daad.

Er is geen wettelijke bescherming zoals die wel voor raadsleden geldt. namelijk dat een raadslid niet in rechte kan worden vervolgd voor wat hij in de vergadering van de raad heeft gezegd of aan de raad schriftelijk heeft overgelegd (artikel 22 Gemeentewet). In lid 3 is aangegeven dat de raad geen invloed kan uitoefenen op de samenstelling van het plan van aanpak:, uiteraard moet de raad van dat plan in kennis worden gesteld.

Artikel 4 Voorzitter

dus niet slechts technisch voorzitter.

Artikel 5 Secretariaat

Van een zo'n gewichtige commissie als de onderzoekscommissie hoort de raadsgriffier het secretariaat te vervullen: zij wordt dan commissiegriffier genoemd. Zij heeft een brede taak zoals in artikel 9 is vastgelegd.

Mocht de commissiegriffier onverhoopt verhinderd zijn een zitting of een beraadslaging van de commissie bij te wonen, dat treedt een van de plaatsvervangende griffiers in haar plaats. Lukt dat ook niet, dan moet de voorzitter via de gemeentesecretaris een andere medewerker kunnen inzetten, want de commissie maa deze vorm van ondersteuning niet ontberen.

Artikel 6 Beëindiging van het lidmaatschap

In artikel 155a. zesde lid. van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheden en de werkzaamheden van de onderzoekscommissie niet worden geschorst door het aftreden van de raad. Nu de commissie slechts mag bestaan uit leden van de raad brengt dat met zich mee dat bij het aantreden van een nieuwe raad de samenstelling van de commissie wel zal moeten worden aangepast. Indien een individueel lid van de commissie ophoudt lid van de raad te zijn eindigt daardoor tevens zijn lidmaatschap van de commissie.

Voorts eindigt een lidmaatschap uiteraard bij opheffing van de commissie en bij het nemen van ontslag. De raad kan tevens, indien dit wenselijk wordt geacht, de commissie tussentijds opheffen.

Daarnaast eindigt het lidmaatschap indien de commissie besluit een van haar leden te horen. Artikel 155c, tweede lid. van de Gemeentewet bepaalt namelijk dat een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, niet tevens lid van de commissie is. Een en ander geldt natuurlijk ook voor plaatsvervangende leden.

Artikel 7 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

De commissie heeft op basis van de bepalingen uit de Gemeentewet reeds een aantal bevoegdheden. Zo bepaalt artikel 155c, vijfde lid, van de Gemeentewet dat de commissie kan besluiten dat getuigen en deskundigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Omdat het tengevolge hiervan niet mogelijk is om de ene getuige of deskundige wel en de andere niet onder ede te horen, is in dit artikel van de verordening (lid 1 ) bepaald dat de commissie hieromtrent een besluit neemt alvorens de eerste getuige of deskundige gehoord is. Het afleggen van een valse verklaring nadat een getuige of deskundige onder ede is geplaatst. is als meineed strafbaar te stellen.

Artikel 155b, eerste lid. van de Gemeentewet bepaalt de groep van personen die verplicht zijn mee te werken aan een onderzoek. Tegen hun kan een dwangmiddel worden ingezet. namelijk dat zij door de politie van huis worden gehaald. Daarnaast is het mogelijk om personen buiten die groep te horen. zij het op vrijwillige basis. Deze personen zijn niet verplicht om een verklaring onder ede af te leggen. Indien een commissie dus bepaald dat alle getuigen of deskundigen onder ede gehoord worden, zijn zij die vrijwillig voor de commissie verschijnen, hiervan uitgezonderd.

De commissie kan verder ook informele (informatieve) gesprekken voeren met getuigen of deskundigen. bijvoorbeeld om vast te stellen of horen ter zitting nuttig is.

Tenslotte bestaat de mogelijkheid om opdrachten uit te besteden aan derden. Ingevolge artikel 155f Gemeentewet dient het college de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op te nemen in de ontwerp-begroting.

De commissie kan ingevolge artikel 155a, vijfde lid, Gemeentewet, de haar bij die wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien tenminste drie van haar leden aanwezig zijn. Met lid 3 is dat ook in de verordening vastgelegd. Onderlinge taakverdeling, bijvoorbeeld het houden van een informatief gesprek door een of twee leden. is daarmee uitgesloten. De verordening op de raadscommissies is hier buiten toepassing verklaard (lid 7) omdat in die verordening zaken en bevoegdheden geregeld worden die bij het onderzoek niet toepasbaar dan wel onwenselijk zijn. Hierbij valt te denken aan het spreekrecht voor burgers enz.

Artikel 8 Beraadslagingen

Beraadslaging vindt plaats achter gesloten deuren omdat de inhoud van een beraadslaging zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het is namelijk zeer wel denkbaar dat er beraadslaagd wordt omtrent ondervragingsmethoden. tactieken en dergelijke, welke in het belang van het onderzoek niet naar buiten mogen worden gebracht. Daarnaast moet er vrij gesproken kunnen worden over personen en hetgeen door hen naar voren is gebracht.

Artikel 9 Ambtelijke ondersteuning

Bij een zodanig intensieve zaak als het verrichten van een onderzoek zou zich de situatie kunnen voordoen dat naast de commissiegriffier een ambtenaar volledig aan de commissie moet worden toegevoegd om op grond van (financiële of juridische) deskundigheid de commissie te kunnen bijstaan in het interpreteren van ontvangen gegevens. Doet zich de behoefte gevoelen van ambtelijke bijstand, dan moet die worden verleend ongeacht de taken die betrokkene normaliter uitvoert of het bedrijfsbelang.

Een andere mogelijkheid is dat de raad er direct voor kiest naast de commissiegriffier een extern persoon te plaatsen. Hiermee wordt de organisatie ontlast, maar zal het kostenplaatje beduidend hoger uitvallen.

Artikel 11 Verantwoordelijkheid van de commissie

Essentieel is dat wat door of ten behoeve van de commissie wordt gedaan alleen de commissie is aan te rekenen. Zij zal zich daarover moeten verantwoorden. Het concept model van de VNG kent dit artikel niet. De VNG ziet desgevraagd ook geen mogelijkheid een ``waterdichte' formulering aan te reiken. Het opnemen van dit artikel acht de werkgroep ontvlechting raad en college echter noodzakelijk, om er geen enkel misverstand over te laten bestaan. dat zij die ambtelijk aan de commissie zijn toegevoegd niet - bijvoorbeeld - door het college, het hoofd van dienst of een afdelingshoofd kunnen worden aangesproken over het ten behoeve van de commissie geleverde werk.

Artikel 12 Zitting, schriftelijke oproeping

Met lid 6 is geregeld dat een getuige of deskundige desnoods door de politie van huis kan worden gehaald om voor de commissie te worden gebracht. Het onderstreept maar weer het gewicht die aan de onderzoekscommissie is toegekend!

Beschikkingen die in het kader van dit artikel worden genomen zijn voor bezwaar en beroep vatbaar.

Artikel 16 Afronding onderzoek

Indien de commissie haar werkzaamheden heeft afgerond legt zij haar bevindingen voor aan de raad.

De vorm voor de afronding van het onderzoek is in dit artikel aangegeven, namelijk door middel van een rapport. De raad kan daarop zelfs een tijdsdruk leggen wanneer hij zou bepalen binnen welke termijn dat rapport moet worden uitgebracht.

De lijn doortrekkend die op landelijk niveau gebruikelijk is, moet de commissie in haar rapport niet volstaan met het geven van een feitenrelaas, maar dient zij ook zelf een oordeel te geven over wat uit het onderzoek naar voren is gekomen. De raad buigt zich daarna dan over het rapport en over het daarin gegeven oordeel van de commissie.

Evaluatie

Een evaluatie van deze verordening heeft uiteraard pas zin nadat er enige ervaring mee is opgedaan. Het moment voor deze evaluatie is daarom nu nog niet aan te geven.

Tijdelijke referendumwet

De verordening betreft een regelgeving waaromtrent beleidskeuzes gemaakt kunnen worden. De Trw is daarom van toepassing.