Regeling vervallen per 23-03-2018

Verordening rechtspositie bestuurders 2014 gemeente Wijk bij Duurstede

Geldend van 01-01-2015 t/m 22-03-2018

Intitulé

Verordening rechtspositie bestuurders 2014 gemeente Wijk bij Duurstede

Korte samenvatting

De verordening regelt binnen de wettelijke kaders aard en hoogte van vergoedingen en verstrekkingen aan bestuurders, welke niet ten laste komen van de vaste onkostenvergoeding. Per 1 juli 2014 zijn grote wijzigingen van kracht in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden. De onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden wordt (fors) verhoogd.

Aanleiding

Het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers dat per 1 juli 2014 van kracht is. Dat betekent dat de gemeenteraad:

  • -

    niet meer kan afwijken van de algemene regel, ten aanzien van o.a. de raads- of onkostenvergoeding

  • -

    lokaal geen regeling meer hoeft te treffen, bijvoorbeeld ten aanzien van de samenloop van de raadsvergoeding met sociale zekerheidsuitkeringen

  • -

    niet langer bevoegd is, o.a. ten aanzien van de uitwerking van de nadere regels voor de scholing van wethouders.

Veel bepalingen uit de vigerende Verordening 2013 zijn derhalve geschrapt in de nu voorliggende Verordening 2014.

Specifiek (beoogd doel)

Een nieuwe verordening vaststellen die in overeenstemming is met de geactualiseerde wet- en regelgeving.

Meetbaar

P.M.

Acceptabel

De verordening is opgesteld binnen de actuele wettelijke kaders op basis van de modelregeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Draagvlak

P.M.

Realistisch

Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit

Als bijdrage aan noodzakelijke bezuinigingen verlaagde de raad met het vaststellen van de Verordening rechtpositie 2013 de raadsvergoeding structureel naar 95% van het door de minister vastgestelde maximum bedrag. Daarmee gaf de raad een belangrijk signaal af naar de Wijkse samenleving. De wetswijziging doet dit raadsbesluit teniet.

Alternatieven

Het is mogelijk twee verordeningen vast te stellen. Een verordening voor de wethouders en een verordening voor de raads- en commissieleden. Vanwege onderlinge afstemming en gelijke uitvoering is (opnieuw) gekozen voor vaststelling van één verordening.

Tijdgebonden

Wijzigingen in relevante wet- en regelgeving zullen op enig moment noodzaken tot hernieuwde vaststelling van de verordening.

Aanpak/uitvoering

P.M.

Communicatie

Er is een wettelijke publicatieplicht. Het raadsbesluit wordt gepubliceerd in de Wijkse Courant. De Verordening 2014 wordt geplaatst op de gemeentelijke website. Tevens wordt de verordening geplaatst op Overheid.nl/decentrale regelgeving.

Financiën

Er zijn financiële consequenties met betrekking tot:

  • -

    verhoging van de onkostenvergoeding wethouders

  • -

    verhoging van de onkostenvergoeding raadsleden

  • -

    de vaste vergoeding voor het raadswerk.

Het totaal van de financiële consequenties ramen wij voor de begroting 2014 op € 13.133,- en voor de begroting 2015 op € 26.266,-. Deze cijfers zijn betrokken bij het opstellen van de Najaarsnota 2014 en begroting 2015.

Extra financiële consequenties kunnen ontstaan omdat de verhoging van de onkostenvergoedingen ten koste gaat van de vrije ruimte ingevolge de Werkkostenregeling.

Bijlagen

  • -

    de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2014

  • -

    de rapportage aan burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,

Wilma van de Werken Tjapko Poppens

secretaris burgemeester

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d. 25 november 2014, nr. 20141209 10 RV

gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 9 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid en 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

besluit

vast te stellen de:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2014

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    commissielid: het lid van een commissie, bedoeld 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

  • c.

    steunfractielid: degene die op verzoek van een fractie de fractieleden ondersteunt en wiens naam voorkomt op de kandidatenlijst voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezing;

  • d.

    gespreksleider: het (voormalig) raadslid, het steunfractielid, of de voormalige wethouder die als zodanig optreedt in een voorbesprekingsronde op de periodieke avond van de raad.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden en steunfractieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

De raad kan besluiten dat van de vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, een bedrag van ten hoogste 20% wordt uitgekeerd als presentiegeld op basis van het aantal bijgewoonde raadsvergaderingen afgezet tegen het aantal gehouden vergaderingen.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen c.q. avond van de raad

  • 1.

    Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Aan gespreksleiders, niet zijnde raadslid, die volgens de getekende presentielijst hebben opgetreden op een periodieke avond van de raad wordt een vergoeding toegekend die gelijk is aan die welke een commissielid ontvangt.

3.In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

4.Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als commissielid een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid van de Gemeentewet ontvangt.

5.De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid bij verordening een hogere vergoeding vaststellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. Aan commissieleden worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

  • 3. De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 4. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

  • 5. In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

  • 6. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 Scholing

  • 1. Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4. De gemeenteraad kan bij aparte verordening nadere regels stellen met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 5. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen van deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6. In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.

Artikel 7 Tabletcomputer ten behoeve van papierloos vergaderen

  • 1. Het college verleent een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf van een tabletcomputer.

  • 2. Het college verleent aan het daartoe door de betreffende raadsfractie aangewezen steunfractielid c.q. de gespreksleider op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf van een tabletcomputer.

  • 3. De vergoeding bedraagt € 350. Het college beoordeelt periodiek of het bedrag van de vergoeding aangepast wordt.

  • 4. Voor het verkrijgen van de vergoeding dient het raadslid c.q. het steunfractielid c.q. de gespreksleider een verklaring van 1e aanschaf in. Daarin verklaart hij tevens in te stemmen met de volgende terugbetalingsregeling:

    • ·

      bij terugtreden als raadslid c.q. steunfractielid c.q. gespreksleider binnen 6 maanden na uitbetaling van de vergoeding: 75%;

    • ·

      bij terugtreden als raadslid c.q. steunfractielid c.q. gespreksleider binnen 6 tot 12 maanden na uitbetaling van de vergoeding: 50%.

  • 5. De terugbetalingsverplichting ingevolge lid 4 van dit artikel vervalt indien het raadslid c.q. het steunfractielid c.q. de gespreksleider de tabletcomputer ter beschikking stelt aan zijn opvolger. De opvolger dient daartoe een z.g. verklaring van vrijwaring in bij het college. Het terugtredende raadslid c.q. steunfractielid c.q. gespreksleider ontvangt een kopie van de verklaring.

  • 6. Het college stelt het model van de verklaringen ingevolge de leden 4 en 5 van dit artikel vast.

Artikel 8 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan:

  • -

    de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • -

    de tegemoetkoming voor de eerste aanschaf van een tabletcomputer, bedoeld in artikel 7, lid 1 en 2 van deze verordening.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 9 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeer, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

  • 3. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 10 Zakelijke reiskosten

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 11 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 12 Tabletcomputer ten behoeve van papierloos vergaderen

  • 1. Het college verleent een wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf van een tabletcomputer.

  • 2. De vergoeding bedraagt € 350. Het college beoordeelt periodiek of het bedrag van de vergoeding aangepast wordt.

  • 3. Voor het verkrijgen van de vergoeding dient de wethouder een verklaring van 1e aanschaf in. Daarin verklaart hij tevens in te stemmen met de volgende terugbetalingsregeling:

    • ·

      bij ontslag als wethouder binnen 6 maanden na uitbetaling van de vergoeding: 75%;

    • ·

      bij ontslag als wethouder binnen 6 tot 12 maanden na uitbetaling van de vergoeding: 50%.

  • 4. De terugbetalingsverplichting ingevolge lid 3 van dit artikel vervalt indien de wethouder de tabletcomputer ter beschikking stelt aan zijn opvolger. De opvolger dient daartoe een zg. verklaring van vrijwaring in bij het college. De terugtredende wethouder ontvangt een kopie van de verklaring.

  • 5. Het college stelt het model van de verklaringen ingevolge de leden 3 en 4 van dit artikel vast.

Artikel 13 Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 14 Reis- pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 15 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan:

  • -

    de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit wethouders

  • -

    de tegemoetkoming voor de eerste aanschaf van een tabletcomputer, bedoeld in artikel 12, lid 1 van deze verordening.

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 16 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis, tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 17 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Raads- en commissieleden en wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van de vergoeding door het raadslid, het commissielid respectievelijk de wethouder vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 4. Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 18 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Intrekking oude regeling

De Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie bestuurders gemeente Wijk bij Duurstede 2014.

Wijk bij Duurstede, 9 december 2014

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

Marcella van Esterik Tjapko Poppens TOELICHTING bij de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Wijk bij Duurstede 2014

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Sommige vergoedingen zijn nader uitgewerkt in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    Onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    De toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van de onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    De compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    De verstrekking van een computer

  • 5.

    De voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    De vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    De voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    De tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    Voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    De bezoldiging van de wethouders.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies voor zover die niet dwingend geregeld is in hogeren wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Afzonderlijke verordeningen

Het is mogelijk de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V en VI van de voorbeeldverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, IV, V en VI van de voorbeeldverordening. In Wijk bij Duurstede is er voor gekozen de bepalingen in één verordening te bundelen.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • ·

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 3); de bezoldiging van de wethouders is uitputtend geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • ·

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden. Voor wethouders is een onderscheid gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 4 en 5, 9 t/m 12);

  • ·

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 15);

  • ·

    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders en raadsleden (artikelen 7 en 13) en uitwerking van de bepaling over scholing voor raads- en commissieleden (artikel 6). Voor wethouders moet dit laatste door het college geregeld worden;

  • ·

    de procedure van declareren en uitbetalen (hoofdstuk IV);

  • ·

    artikelen in verband met de juiste fiscale behandeling (artikel 8 en 16).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder m.b.t. de zg. opting in regeling).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het hierna volgende geldt onverkort ook voor commissieleden. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet

inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenm alige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan het raadslid als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de Financiële beheersverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten.

Daarnaast hebben burgemeester en wethouders met betrekking tot het verkrijgen van een vergoeding voor de 1e aanschaf van een tabletcomputer voor de uitoefening van de politieke functie een zg. verklaring van 1e aanschaf vastgesteld.

In aanvulling hierop is er de gemeentelijke ‘Gedragscodes bestuurlijke integriteit raadsleden en commissieleden, geen raadslid zijnde en collegeleden’. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zo nodig besluitvorming in het college. In de gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

De vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid is ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, wettelijk bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. De gemeenteraad kan met toepassing van artikel 4 van genoemd Rechtspositiebesluit een deel van de raadsvergoeding reserveren als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

Voorbeeld

Per de peildatum 01-2013 bedraagt de jaarvergoeding € 6.962,76. Daarvan wordt tenminste € 5.570,21 als vaste vergoeding uitgekeerd (€ 464,18 per maand). Een bedrag van € 1.392,55 kan als presentiegeld worden uitgekeerd wanneer het raadslid alle vergaderingen bijwoont.. Bij een geschat of gepland aantal vergaderingen van 20 per jaar betekent dit een presentiegeld van € 69,63 per vergadering. Aan het einde van het jaar kan het presentiegeld definitief worden vastgesteld. Onder- c.q. overschrijding van het geschatte of geplande aantal vergaderingen leidt tot verrekeningen voor de individuele raadsleden. Het vastgestelde jaarbedrag presentiegeld mag daarbij niet worden overschreden.

Er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een keuze voor presentievergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de raadsvergoeding wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12, lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO (Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel) uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12, lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden) en medewerkers en bestuurders van door de gemeente gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de Gemeentewet bieden de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag. Deze mogelijkheid is geregeld in het 4e lid van artikel 3. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere inwonersklasse te kiezen.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid.

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 5 en 11 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 6 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De raad kan bij verordening nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Deze mogelijkheid is geboden in de kapstokbepaling in het vierde lid.

Het zesde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan de vergadering van de fractievoorzitters in de raad om een oordeel gevraagd worden.

Artikelen 7 en 12 Tabletcomputer ten behoeve van papierloos vergaderen

Algemeen: v oorziening ingevolge het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.

Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktopcomputer, een laptop, een pocket-pc , een mini-notebook of een tabletcomputer gaat.

De randapparatuur kan bestaan uit een printer of een docking station. Voorwaarde is dat de randapparatuur functioneel is voor het werk niet zelfstandig gebruikt kan worden.

Bovenstaand recht, hoewel niet opgenomen in deze verordening vanwege de keuze een vergoeding toe te kennen voor de 1e aanschaf van een tabletcomputer (zie de volgende alinea), geldt onverkort. Raad en college zijn voorts van mening dat voor deelname aan het maatschappelijk verkeer het hebben van een computer en randapparatuur zodanig gemeengoed is, dat het toekennen van een vergoeding in de aanleg- en abonnementskosten van een internetverbinding alsmede de aanschaf van applicaties niet langer geëigend is.

1 e aanschaf van een tabletcomputer door wethouders, raads- en steunfractie l eden en gespreksleiders

Om redenen van milieu en kostenbesparing hebben zowel de raad als het college besloten per september 2012 over te gaan naar papierloos vergaderen. Een tabletcomputer is daarvoor het geëigende hulpmiddel. Hoewel ook het bezit van een tabletcomputer is toegenomen, is het bezit ervan nog geen gemeengoed. Om die reden wordt op aanvraag een vergoeding verleend als tegemoetkoming in de kosten van 1e aanschaf. De verwachting is dat op termijn van enige jaren nauwelijks nog aanvragen zullen worden ingediend.

De wethouder, het raadslid, het steunfractielid en de gespreksleider zijn vrij in de keuze van een tabletcomputer. De netto vergoeding is een toereikende tegemoetkoming in de aanschaf van een kwalitatief goede tabletcomputer.

Technische voorzieningen die privé gebruik (nagenoeg) onmogelijk maken worden niet getroffen. De vergoeding voor de aanschaf van een tabletcomputer is aangewezen als eindheffingsbestanddeel onder de werkkostenregeling en daarom onbelast.

Voor raadsleden en steunfractieleden c.q. gespreksleiders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoeding bij de aangifte inkomstenbelasting moet worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De burgemeester

De burgemeester is geen belanghebbende in de zin van deze Verordening. Artikel 30, lid 2, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 biedt echter de mogelijkheid de burgemeester eveneens een vergoeding te verlenen voor de aanschaf van een (tablet-) computer. Zijn positie is daarmee gelijk aan die van de wethouder.

Artikelen 8 en 15 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 9 en 10 Reiskosten woon-werkverkeer en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 9 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Op grond van artikel 10 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en de Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.

Artikel 13 Communicatieapparatuur

Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 14 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 17 en 18 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten, waarbij de laatste afhankelijk is van de situatie. Betaling via een gemeentelijke creditcard is niet van toepassing.