Regeling vervallen per 16-03-2019

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016

Geldend van 01-02-2016 t/m 15-03-2019

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016

Onderdeel raadsprogramma: Programma 1 – Sociaal domein.

Portefeuillehouder: Jan Burger

Voorgesteld besluit

  • -

    De ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015’ in te trekken.

  • -

    De ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016’ vast te stellen.

Korte samenvatting

In 2014 is de Wmo 2014 aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer. Op basis van de nieuwe wetgeving en nieuwe taken voor gemeenten op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, heeft de gemeenteraad eind 2014 de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 vastgesteld.

Nu, een jaar later, zijn aanpassingen nodig. Deze zijn het gevolg van de ervaringen die het afgelopen jaar zijn opgedaan en nieuwe jurisprudentie op een aantal onderdelen. Verder is sprake van een aantal technische aanpassingen.

Aanleiding

Om grond van de Wmo 2015 heeft de gemeente wettelijke taken als het gaat om het verstrekken van ondersteuning, beschermd wonen en opvang aan ingezetenen die niet in staat zijn op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk zich te handhaven in de samenleving en/of onvoldoende in staat zijn tot zelfredzaamheid of participatie. Om een juridisch kader te bieden op grond waarvan inwoners een beroep op de gemeente kunnen doen voor maatschappelijke ondersteuning, dient de gemeente een lokale verordening vast te stellen. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 is pas een jaar oud. Desondanks zijn aanpassingen wenselijk. Grotendeels betreft dat technische aanpassingen die een direct gevolg zijn van het feit dat in 2014 de modelverordening van de VNG in een laat stadium beschikbaar kwam waardoor het gehele traject onder grote tijdsdruk doorlopen moest worden.

Het gaat bij voorbeeld om aanpassingen in de definities en in de volgorde van de artikelen.

Deels hebben ervaringen in het afgelopen jaar vanuit de nieuwe wetgeving en vanuit de transities, alsmede nieuwe jurisprudentie, tot nieuwe inzichten geleid. Dit alles is in een nieuwe concept-verordening verwerkt.

Specifiek (beoogd doel)

Vaststelling van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016.

Meetbaar

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016 wordt vastgesteld door de gemeenteraad. De inwerkingtreding van de nieuwe verordening is in bijgaand besluit vastgesteld op 1 februari 2016.

Ten aanzien van de uitvoering ervan vindt monitoring plaats, zowel op inhoud als op financiële consequenties. De resultaten daarvan zijn o.a. terug te vinden in begroting en jaarrekening en in het jaarverslag van loket Wijk.

Acceptabel

Overwegingen die leiden tot het besluit

Bij de voorbereidingen op deze verordening is rekening gehouden met hetgeen aan kaders is vastgelegd in de in december 2014 vastgestelde Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning. In die zin is sprake van voortzetting van eerder vastgesteld beleid.

Enkele inhoudelijke nieuwe punten in deze verordening zijn:

  • -

    Versterking van de positie van de cliënt, in die zin dat bij een adviesaanvraag bij een externe deskundige op het dossier van een cliënt, deze daarvoor toestemming moet verlenen (artikel 2.7., 3e en 4e lid).

  • -

    Een tweetal extra weigeringsgronden voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening(artikel 2.9., 1e lid onder i. en k.): indien de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die redelijkerwijs voorzienbaar en logisch is, passend bij een bepaalde leeftijd en indien toekenning zou leiden tot een onveilige- of ongewenste situatie voor de cliënt, zijn omgeving of de hulpverlener.

Bij de concept-verordening is een toelichting gevoegd voor meer informatie.

Ontwikkeling Maatschappelijke Agenda

Momenteel is een zgn. Maatschappelijke Agenda in voorbereiding, waarin de beleidsuitgangspunten voor het totale sociale domein zijn vastgelegd. Wij verwachten dat de bepalingen in deze concept-verordening zullen aansluiten op deze kaders. Uw raad zal nauw bij de totstandkoming van de maatschappelijke agenda betrokken worden. Hiertoe vinden in het 1e kwartaal van 2016 diverse bijeenkomsten plaats. De planning is dat de uiteindelijke maatschappelijke agenda in het 2e kwartaal van 2016 aan uw raad wordt voorgelegd. De uitvoering van de maatschappelijke agenda is voorzien vanaf uiterlijk 1 juli 2016.

Verdere uitwerking verordening: Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2016

De verordening voorziet in de mogelijkheid om een aantal bepalingen nader uit te werken in besluiten. Op basis van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 stelden wij al een nieuw indicatieprotocol op voor de Hulp bij het Huishouden en werden nadere regels vastgelegd ten aanzien van maatwerkvoorzieningen in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Verder werd een aantal zaken nader uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015, in december 2014 door ons college vastgesteld. Inmiddels hebben wij ook dit besluit herzien en zal, tegelijkertijd met de verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016 op 1 februari in werking treden.

Per memo aan uw raad zullen wij dit Besluit begin januari 2016 ter informatie aan u toesturen.

Draagvlak

Ter voorbereiding op deze aangepaste verordening heeft intensief overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de Wmo Adviesraad. Op alle punten is overeenstemming bereikt, hetgeen blijkt uit het positieve advies dat de Adviesraad per brief dd. 9 november 2015 heeft afgegeven. De concept-verordening heeft in de periode 28 oktober - 18 november ter inzage gelegen. Daarop is één inspraakreactie binnengekomen, en wel vanuit de woningbouwstichting Cothen. Deze inspraakreactie hebben wij inhoudelijk beoordeeld. Wij zijn van mening dat deze niet leidt tot aanpassing van de concept-verordening. In de bijlagen is onze motivering daarvoor weergegeven.

Realistisch

Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit

Wettelijk gezien is het niet nodig om wederom een nieuwe Wmo-verordening vast te stellen. Beleidsinhoudelijk en financieel is dat wel gewenst, om redenen hierboven genoemd.

Alternatieven

Het alternatief, om geen nieuwe verordening vast te stellen, is ongewenst op beleidsinhoudelijke- en financiële gronden.

Tijdgebonden

De gemeente dient over een lokale Verordening maatschappelijke ondersteuning te beschikken. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 werd eerder voor 1 januari 2015 vastgesteld. Dit was noodzakelijk vanwege de wettelijke vereisten in de nieuwe Wmo 2015, die per 1 januari 2015 van kracht werd. Vervanging door de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016, zoals in dit raadsvoorstel aan de orde, bevat geen tijdgebonden aspecten.

Aanpak/uitvoering

Uitvoering van de verordening vindt plaats door team Wijk. De coördinator Wmo is daartoe gemandateerd door het college.

Communicatie

Na vaststelling wordt de verordening gepubliceerd op de website van de gemeente en in het Gemeenteblad.

Financiën

Vaststelling en uitvoering van de verordening geschiedt budgettair neutraal. Wel is de verwachting dat als gevolg van een aantal wijzigingen in de verordening en in het Besluit maatschappelijke Ondersteuning op termijn enige besparingen optreden op de toekenning van maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo 2015. Een voorbeeld daarvan is de nieuwe weigeringsgrond ‘voorzienbaarheid’. indien een aanvraag betrekking heeft op een voorziening die passend en logisch is bij een bepaalde leeftijd en redelijkerwijs voorzienbaar is, kan toekenning ervan geweigerd worden.

Bijlagen

  • -

    Raadsbesluit tot vaststelling van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016.

  • -

    Brief van de Wmo Adviesraad dd. 9 november 2015.

  • -

    Brief van woningbouwstichting Cothen dd. 16 november 2015.

  • -

    Overzicht inspraakreacties met reactie daarop van het college.

Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,

Wilma van de Werken Tjapko Poppens

secretaris burgemeester

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d 1 december 2015, nr. 16-001

gelet op de artikelen 147 en 149 van de gemeentewet;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7 en 2.3.6 derde lid en 2.6.6 eerste lid, van de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015;

besluit:

  • -

    De ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015’ in te trekken.

  • -

    De ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016’ vast te stellen.

    Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

    Artikel 1. Begripsomschrijvingen

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    1.1.Aanvraag

    Het verzoek van Inwoner/Cliënt om in aanmerking te komen voor één of meerdere Maatwerkvoorzieningen om een resultaat van ondersteuning te bereiken in het kader van deze Verordening.

    1.2.Algemeen gebruikelijke voorziening

    Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

    1.3.Algemene voorziening

    Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op Maatschappelijke ondersteuning.

    1.4.Belanghebbende

    Een persoon met een Hulp- of ondersteuningsvraag die behoefte heeft aan ondersteuning voor het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een Melding of een Aanvraag doet of laat doen.

    1.5. Beleidsregels

    Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Wijk bij Duurstede of de sindsdien geldende versie zoals door het College vastgesteld.

    1.6.Beschikking

    Een Beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door het College aan een Inwoner, waarmee die Inwoner in aanmerking komt voor een Maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.

    1.7. Besluit Maatschappelijke ondersteuning

    Besluit Maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Wijk bij Duurstede, of de sindsdien geldende versie zoals door het College vastgesteld.

    1.8. Cliёnt

    Een Inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede aan wie een Maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura of in de vorm van een Persoonsgebonden budget is of wordt verstrekt of door of namens wie een Melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de Wet.

    1.9. Cliёntondersteuning

    Onafhankelijke kosteloze ondersteuning voor Inwoners, met informatie, advies en algemene ondersteuning welke bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van Maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

    1.10.Collectieve voorziening

    Een Algemene voorziening die specifiek gericht is op een bepaalde doelgroep en gedefinieerd is als dienst of activiteit, gericht op het versterken van zelfredzaamheid, participatie of opvang, en die zonder voorafgaand Onderzoek toegankelijk is en geen Beschikking behoeft. De Maatwerkvoorziening regiotaxi valt niet onder deze omschrijving.

    1.11.College

    College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede.

    1.12.Eigen bijdrage

    Een door het College vast te stellen bijdrage in de kosten van de te bereiken hulp- en ondersteuning overeenkomstig de bepalingen van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Wijk bij Duurstede.

    1.13.Gebruikelijke hulp

    Hulp en ondersteuning die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

    1.14.Gesprek

    Het contact door of namens het College na een Melding en onderdeel van het Onderzoek, waarin met degene die Maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn/haar gehele situatie wordt geïnventariseerd overeenkomstig de vereisten van het Onderzoek in de Wet genoemd.

    1.15.Hoofdverblijf

    De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt en is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

    1.16.Hulp- of ondersteuningsvraag

    Behoefte aan Maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid, van de Wet.

    1.17. Informele zorg

    Zorg en ondersteuning die zonder betaling wordt geleverd door een vrijwilliger of Mantelzorger.

    1.18. Inwoner

    Persoon die zijn Hoofdverblijf heeft in de gemeente Wijk bij Duurstede.

    1.19.Kortdurend verblijf

    Tijdelijk verblijf in een instelling ter ontlasting van de Mantelzorger (niet zijnde kortdurend eerstelijnsverblijf dat medisch noodzakelijk is zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet).

    1.20.Loket

    Eén of meer centrale plekken waar mensen met vragen om informatie over voorzieningen en om ondersteuning op grond van de Wmo, Jeugdzorg en andere aanpalende wetgevende taken, terecht kunnen en waar ook de Toegang tot Maatwerkvoorzieningen geregeld is vanuit het Mandaat.

    1.21. Maatschappelijke ondersteuning

    1° Bevorderen van sociale samenhang, het bevorderen en ondersteunen van Mantelzorgers, Mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.

    2° Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.

    3° Bieden van beschermd wonen en opvang.

    1.22.Maatwerkvoorziening

    Een voorziening die door het College op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van één persoon is afgestemd, en is toegekend aan die persoon, en het geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    1° ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen Kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de Mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.

    2° ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen.

    3° ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

    1.23.Maatwerkvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget

    Bedrag waaruit namens het College betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, Woonvoorzieningen en andere maatregelen die tot een Maatwerkvoorziening behoren en die een Cliënt van derden betrekt.

    1.24.Maatwerkvoorziening in natura

    Een voorziening, in te zetten om het resultaat van hulp- en ondersteuning te bereiken, in de vorm van een Woonvoorziening, vervoer, hulpmiddelen of dienstverlening. Bij uitzondering kan dit ook in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

    1.25. Mandaat

    Besluit door het College om de uitvoering van deze Wet door derden te laten verrichten.

    1.26. Mantelzorg

    Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

    1.27.Mantelzorger

    Een persoon die Mantelzorg verleent met dien verstande dat de Hulp- of ondersteuning direct voortvloeit uit de sociale relatie en waarbij de hulp de Gebruikelijke hulp of ondersteuning tussen huisgenoten overstijgt.

    1.28. Melding

    Melding die door de Inwoner/Cliënt gedaan wordt van een behoefte aan Maatschappelijke ondersteuning bij het Loket zoals bedoeld in artikel 2.3.2. van de Wet en in artikel 2.2. van deze verordening.

    1.29.Onderzoek

    De periode van 6 weken waarin onderzocht wordt hoe de Inwoner/Cliënt bij zijn vraag en behoefte aan Maatschappelijke ondersteuning zo goed mogelijk kan worden geholpen en wel overeenkomstig de vereisten in artikel 2.3.2. 4e lid van de Wet.

    1.30.Persoonlijk plan

    Plan waarin Cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 tweede lid en artikel 2.3.2. vierde lid, onderdelen a tot en met g van de Wet, beschrijft en aangeeft welke Maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening in zijn situatie het meest is aangewezen.

    1.31.Pgb-beleid Sociaal Domein

    Het Pgb-beleid Sociaal Domein 2015 van de gemeente Wijk bij Duurstede of de sindsdien geldende versie door het College vastgesteld.

    1.32. Primaat van verhuizen

    Beoordeling op een Aanvraag van een Cliënt voor een Woonvoorziening, waarbij het College bepaalt dat de Cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een op een eenvoudige wijze of tegen lagere kosten geschikt te maken woning, welke verhuizing kan leiden tot het verminderen of verhelpen van de ervaren belemmeringen in de zelfredzaamheid of participatie.

    1.33.Protocol Gebruikelijke hulp

    Definiëring en normering van Gebruikelijke hulp en ondersteuning van de gemeente Wijk bij Duurstede zoals vastgesteld door het College in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 en de ‘Richtlijn indicering voor de hulp bij het huishouden gemeente Wijk bij Duurstede 2015’ of andere sindsdien vastgestelde indiceringsrichtlijnen.

    1.34.Respijtzorg

    Mogelijk professionele) zorg om de Mantelzorger tijdelijk te ontlasten.

    1.35.Verslag

    Schriftelijke weergave van het Gesprek, waarin de gemaakte afspraken naar aanleiding van het Onderzoek zijn vastgelegd.

    1.36. Verordening

    Deze Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Wijk bij Duurstede.

    1.37.Voorliggende voorziening

    Algemene voorziening of andere voorziening, waarmee de benodigde hulp of ondersteuning geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden en die eerst wordt toegepast voordat sprake is van toekenning van een Maatwerkvoorziening vanuit de Wet.

    1.38.Waardering Mantelzorgers

    Een jaarlijkse blijk van waardering voor de Mantelzorgers in de gemeente.

    1.39.Wet

    Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015.

    1.40.Wettelijk voorliggende voorziening

    Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling, anders dan ingevolge de Wet, waarmee de benodigde ondersteuning geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

    • 1.41. Woonvoorziening

    • -

      Niet-bouwkundige of niet-woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Dit zijn losse of roerende Woonvoorzieningen; of:

    • -

      Woningaanpassingen: bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Dit zijn de vaste of onroerende woningaanpassingen.

    Hoofdstuk 2 Melding, Onderzoek en aanvraag

    Artikel 2.1. Melding

    Een Melding voor een ondersteuningsvraag kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Loket. Dit kan worden gedaan door of namens een Inwoner met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het Loket bevestigt de ontvangst van de Melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek, zoals gesteld in artikel 2.3.

    Artikel 2.2

    . Cliëntondersteuning

    1.Het College draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze Cliëntondersteuning. 2. Het College wijst de Inwoner/Cliënt en zijn Mantelzorger voor het Onderzoek op de

    mogelijkheid om gebruik te maken van gratis Cliëntondersteuning.

    Artikel 2.3. Persoonlijk plan

    1.Het College informeert de Cliënt over de mogelijkheid tot het indienen van een

    Persoonlijk plan en wat dit inhoudt en stelt hem gedurende zeven dagen na de

    Melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

    2.Het College betrekt het Persoonlijk plan bij het Onderzoek als bedoeld in artikel 2.4.

    Artikel 2.4. Onderzoek

    • 1.

      Het College verzamelt alle voor het Onderzoek, genoemd in artikel 2.3.2 vierde lid van de Wet van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de Inwoner, welke in ieder geval deel uitmaken van het Onderzoek en de basis vormen voor het Gesprek als bedoeld in het eerste lid.

    • 2.

      Het College wijst de Inwoner, dan wel zijn vertegenwoordiger, op de mogelijkheid om

    een Aanvraag als bedoeld in artikel 2.6 van deze Verordening in te dienen.

    • 3.

      Het College wijst de Inwoner, dan wel diens vertegenwoordiger, op de mogelijkheden om te kiezen voor een Maatwerkvoorziening te leveren via zorg in natura of via een Persoonsgebonden budget en wijst op de gevolgen van die keuze.

    • 4.

      Als de Cliënt een Mantelzorger is, wordt met hem/haar en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen hij/zij ondervindt bij de uitvoering van de Mantelzorg teneinde de behoefte aan hulp of ondersteuning te bepalen.

    • 5.

      Tijdens het Onderzoek wordt uitgelegd hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de Cliënt.

    • 6.

      De Cliënt dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het College de gegevens en

    bescheiden die voor het Onderzoek nodig zijn.

    7.Het College wijst de Inwoner/Cliënt en zijn Mantelzorger voor het Onderzoek op de mogelijkheid om de Mantelzorger te betrekken bij het Onderzoek.

    Artikel 2.5. Gespreksverslag

    • 1.

      Een Gesprek maakt deel uit van het Onderzoek. Bij Mandaat door het College aan het Loket, wordt het Gesprek gevoerd met de Inwoner, dan wel in het bijzijn van haar/zijn vertegenwoordiger/Cliëntondersteuner, en zoveel mogelijk in het bijzijn van zijn/haar Mantelzorger, desgewenst zijn/haar familie.

    • 2.

      Het College verstrekt de Inwoner, dan wel diens vertegenwoordiger, een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder in ieder geval een Verslag van het Gesprek als bedoeld in het eerste lid.

    Artikel 2.6. Aanvraag

    • 1.

      Een Inwoner/Cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een Aanvraag om een Maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het College.

    • 2.

      Een Aanvraag kan pas worden gedaan nadat het Onderzoek is uitgevoerd. Indien het Onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de Melding, gelden de gebruikelijke wettelijke termijnen.

    • 3.

      De Aanvraag afkomstig van een Cliënt die al eerder een Gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken ondersteuning, kan administratief worden afgehandeld.

    • 4.

      Bij de Aanvraag kan het door de Cliënt ondertekende Verslag van het Gesprek, eventueel voorzien van aanvullingen en/of opmerkingen van de Cliënt als aanvraagformulier worden beschouwd.

    Artikel 2.7. Advisering

    1.Het College is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek,

    degene door of namens wie een Aanvraag is ingediend of bij Gebruikelijke hulp diens

    relevante huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen op een door het College te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    2.Het College kan een door het College daartoe aangewezen deskundige adviesinstantie om advies vragen indien:

    a.Het een Melding of Aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een

    voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een Gesprek als bedoeld in artikel 2.3 is gevoerd.

    • b.

      Het een Melding of Aanvraag betreft van een persoon aan wie eerder een Maatwerkvoorziening is verstrekt of met wie eerder een Gesprek zoals bedoeld in artikel 2.3 is gevoerd, maar waarvan de medische of psycho-sociale omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden aard of omvang van een Maatwerkvoorziening kunnen beïnvloeden.

    • 3.

      Het College vraagt de Cliënt om toestemming voor het aanvragen van advies bij een externe adviesinstantie, en meldt daarbij op welk aspect van de Aanvraag de adviesaanvraag betrekking heeft.

    • 4.

      Het College brengt de Cliënt op de hoogte van het door de externe adviesinstantie uitgebrachte advies.

    • 5.

      Indien het aanvragen van het advies leidt tot een langere looptijd van het Onderzoek dan zes weken, kan de looptijd van het onderzoek verlengd worden overeenkomstig de gebruikelijke wettelijke termijnen.

    Artikel 2.8. Beschikking

    In de Beschikking tot verstrekking van een Maatwerkvoorziening wordt aangegeven of deze als Maatwerkvoorziening in natura of als Persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de Beschikking kan worden gemaakt.

    Bij het verstrekken van een Maatwerkvoorziening in natura vermeldt de Beschikking

    in ieder geval:

    • a.

      welke Maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de Maatwerkvoorziening;

    • c.

      of een Eigen bijdrage verschuldigd is en de daarbij door het College gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de Maatwerkvoorziening.

    Bij het verstrekken van een Maatwerkvoorziening in de vorm van Persoonsgebondenbudget vermeldt de Beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het Persoonsgebonden budget kan worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het Persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen

    • d.

      wat de duur is van de voorziening waarvoor het Persoonsgebonden budget is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het Persoonsgebonden budget;

    • f.

      of een Eigen bijdrage verschuldigd is en de daarbij door het College gehanteerde uitgangspunten

    Artikel 2.9. Weigeringsgronden

    • 1.

      Geen Maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval

      aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een Voorliggende Voorziening of een Wettelijk voorliggende voorziening bestaat;

    • b.

      voor zover de Cliënt op eigen kracht, met Gebruikelijke hulp, met Mantelzorg of

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan

      wegnemen;

    • c.

      voor zover de Cliënt met gebruikmaking van Algemene voorzieningen de

      beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      indien het een voorziening betreft die algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die de Cliënt na de Melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het College daarvoor

      schriftelijke toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      voor zover de Aanvraag betrekking heeft op een Maatwerkvoorziening die aan

      Cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of

      regeling en de normale afschrijvingstermijn van de Maatwerkvoorziening nog

      niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren

      is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de Cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij Cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte

    kosten;

    • g.

      voor zover de Aanvraag niet in overwegende mate op de persoon is gericht;

    • h.

      indien een andere, passende oplossing beschikbaar is die als goedkoopst

      adequaat aangemerkt kan worden in de specifieke situatie van de Cliënt;

    • i.

      indien de Aanvraag betrekking heeft op een voorziening die redelijkerwijs

      voorzienbaar en logisch is, passend bij een bepaalde leeftijd;

    • j.

      indien de Cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond;

    • k.

      indien toekenning van de Maatwerkvoorziening leidt tot een onveilige- of onwenselijke situatie voor de Cliënt, de hulpverlener of de omgeving.

    • 2.

      Geen Maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid

      en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

    • b.

      indien de Cliënt geen Inwoner is van de gemeente Wijk bij Duurstede.

    • 3.

      Geen Woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen of andere vormen van bewoning die niet zijn gericht op permanent verblijf;

    • c.

      indien sprake is van een Aanvraag in een woongebouw dat specifiek is gericht op mensen met beperkingen en/of een woongebouw dat specifiek gelabeld is voor een bepaalde doelgroep en waarvan verwacht mag worden dat de benodigde woningaanpassingen reeds zijn getroffen; d. indien de Aanvraag het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de Cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het College;

    • f.

      indien het College besluit om het Primaat van verhuizen toe te passen.

    • 4.

      Het College kan nadere weigeringsgronden bepalen ten aanzien van de verstrekking van het Persoonsgebonden budget, zoals opgenomen in het Pgb-beleid Sociaal Domein.

      Hoofdstuk 3 Voorzieningen en Maatwerkvoorzieningen

      Artikel 3.1. Mogelijke wijzen van verstrekking van voorzieningen

      • 1.

        Voorzieningen kunnen als Algemene voorziening , Collectieve voorziening of Maatwerkvoorziening worden verstrekt.

      • 2.

        Een Maatwerkvoorziening wordt ofwel in natura (waaronder de mogelijkheid tot verstrekking als financiële tegemoetkoming), of als Persoonsgebonden budget verstrekt.

      Artikel 3.2. Maatwerkvoorziening

      • 1.

        Een Cliënt komt in aanmerking voor een Maatwerkvoorziening als bedoel in artikel 1.2.1. en artikel 2.3.1. van de Wet ter ondersteuning bij de beperkingen, waaronder chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan Cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de Cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het College niet kan verminderen of wegnemen:

      • i.

        op eigen kracht;

        ii. met Gebruikelijke hulp;

        iii. met Mantelzorg;

        iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • v.

        met gebruikmaking van Algemeen gebruikelijke voorzieningen;

        vi. met gebruikmaking van Algemene voorzieningen.

      • 2.

        De Maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de Cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en tot het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving blijven en wel met gebruikmaking of inzet van hetgeen in het eerste lid onder i. tot en met vi. is opgenomen.

      • 3.

        De Maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het hoofdstuk 2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in

        de behoefte van de Cliënt aan begeleiding, beschermd wonen of opvang en aan het

        realiseren van een situatie waarin de Cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk

        weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving en wel met gebruikmaking of inzet van hetgeen in het eerste lid onder i. tot en met vi. is opgenomen.

      • 4.

        Een Maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend voor zover deze als goedkoopst, adequaat en kwalitatief passende voorziening kan worden aangemerkt.

      • 5.

        Bij het verstrekken van een Maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de beperkingen die Cliënt ondervindt bij normaal gebruik van en om de woning, kan het College het primaat van verhuizen toepassen.

      Artikel 3.3. Maatwerkvoorziening in natura

      • 1.

        De omvang van de Maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald aan de hand van de uitkomsten van het Onderzoek en de daaruit voortvloeiende toekenning van de in de situatie van de Cliënt goedkoopst, adequaat, kwalitatief passende voorziening.

      • 2.

        De Cliënt heeft een keuzemogelijkheid uit de aanbieders van de toegekende Maatwerkvoorziening in natura, waarmee de Gemeente een contract heeft afgesloten.

      • 3.

        Het College draagt zorg voor het verstrekken van informatie aan de Cliënt over de keuzemogelijkheden zoals in het vorige lid genoemd.

      • 4.

        Het College draagt zorg voor het inkopen van Maatwerkvoorzieningen in natura die van goede kwaliteit zijn, zoals bedoeld in artikel 3.1. van de Wet.

      • 5.

        Het College kan nadere regels stellen met betrekking tot de verstrekking van Maatwerkvoorzieningen zoals de ‘ Richtlijn indicering voor de Hulp bij het Huishouden gemeente Wijk bij Duurstede 2015’ of de sindsdien door het College vastgestelde nadere regels of richtlijnen. Deze regels mogen niet in strijd zijn met de Wet of met deze Verordening.

      Artikel 3.4. Maatwerkvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget

      1.De hoogte van het Persoonsgebonden budget voor een Maatwerkvoorziening word bepaald aan de hand van de uitkomsten van het Onderzoek en de daaruit voortvloeiende maximale kostprijs van de in de situatie van de Cliënt goedkoopst, adequaat, kwalitatief passende voorziening in natura welke toereikend is voor de aanschaf en eventuele verzekering en onderhoud daarvan.

      2.Een Cliënt aan wie een Persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, Woonvoorzieningen en andere Maatwerkvoorzieningen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk:

      a.deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het College in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning vastgestelde tarief voor de Maatwerkvoorziening verstrekt in natura. Dit lagere tarief wordt door het College in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning vastgesteld.

      b.Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het Persoonsgebonden budget worden betaald.

      • 3.

        Een Persoonsgebonden budget dient door de Cliënt bij voorkeur binnen 3 maanden maar in ieder geval binnen 6 maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

      • 4.

        Het College kan in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning nadere regels stellen over de hoogte van het Persoonsgebonden budget.

      • 5.

        Het College kan nadere eisen stellen met betrekking tot toekenning en besteding van een Persoonsgebonden budget. Deze nadere eisen zijn ofwel opgenomen in het Besluit Maatschappelijk ondersteuning en/of in het Pgb-beleid sociaal domein..

      Artikel 3.5. Controle

      • 1.

        Het College onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte Maatwerkvoorzieningen worden gebruikt ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn en of sprake is van voldoende kwaliteit.

      • 2.

        Het College onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of het Persoonsgebonden budget wordt besteed ten behoeve van het door waarvoor het verstrekt is.

      3. Het College kan in het Besluit en/of in het Pgb-beleid sociaal domein nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding van het Persoonsgebonden budget.

      Hoofdstuk 4 Eigen bijdragen

      Artikel 4.1. Regels voor het opleggen van Eigen bijdragen bij toekenning van Maatwerkvoorzieningen en Algemene- en Collectieve voorzieningen.

      • 1.

        Bij het verstrekken van een Voorziening (zowel in natura als in de vorm van een Persoonsgebonden budget) kan het College bepalen dat een Eigen bijdrage verschuldigd is:

      • a.

        voor het gebruik van een Algemene voorziening en/of een Collectieve voorziening, en/of

      • b.

        voor een Maatwerkvoorziening, gedurende de in nadere regelgeving te bepalen periode, overeenkomstig de (maximale) bedragen en percentages en het overige bepaalde in het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet, worden de Eigen bijdragen voor een Maatwerkvoorziening door het CAK vastgesteld en geïnd.

      • 2.

        De kostprijs van een Maatwerkvoorziening wordt bepaald:

      • a.

        door een aanbesteding/inkoop, of

      • b.

        na een consultatie in de markt of

      • c.

        in overleg met de aanbieder of

      • d.

        door een offerte van aannemers.

      • 3.

        Het College bepaalt bij nadere regels, opgenomen in het Besluit Maatschappelijke

        ondersteuning:

      • a.

        voor welke Algemene voorzieningen of Collectieve voorzieningen of Maatwerkvoorzieningen, , de Cliënt een Eigen bijdrage is verschuldigd;

      • b.

        wat de hoogte van deze Eigen bijdrage is; c. wat de looptijd van deze Eigen bijdrage is.

      • 4.

        Indien de Eigen bijdrage voor een Maatwerkvoorziening ten behoeve van een

        minderjarige Cliënt wordt opgelegd, is deze verschuldigd door de

        onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een Cliënt. 5. Geen Eigen bijdrage wordt opgelegd indien het een Maatwerkvoorziening betreft voor

      minderjarigen onder de 18 jaar, tenzij het een woningaanpassing betreft.

      6.Geen Eigen Bijdrage wordt opgelegd indien het een rolstoelvoorziening of Cliëntondersteuning betreft.

      Hoofdstuk 5 Kwaliteit , veiligheid en medezeggenschap

      Artikel 5.1. Kwaliteitseisen Maatschappelijke ondersteuning

      • 1.

        Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

      • a.

        het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de Cliënt en

        het aansluiten bij de Informele zorg;

      • b.

        het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder Informele zorg;

      • c.

        toezicht op beroepskrachten opdat zij tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

      • 2.

        Het College kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van

        voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen:

      • a.

        het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de Cliënt;

      • b.

        het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder de Informele zorg;

      • c.

        erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

      • 3.

        Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, jaarlijks

        Cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de Cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

      Artikel 5.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

      • 1.

        Het College houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten in ieder geval rekening met:

      • a.

        de aard en omvang van de te verrichten taken;

      • b.

        een redelijke toeslag voor overheadkosten;

      • c.

        een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

      • d.

        kosten voor bijscholing van het personeel.

      • 2.

        Het College houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

      • a.

        de marktprijs van de voorziening, en

      • b.

        de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

        1° aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

        2° instructie over het gebruik van de voorziening;

        3° onderhoud van de voorziening, en

        4° verplichte deelname in bepaalde samenwerkings- en overlegverbanden.

      Artikel 5.3. Klachtregeling

      • 1.

        Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van Cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een Cliënt.

      • 2.

        Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en Cliëntervaringsonderzoek.

      Artikel 5.4. Medezeggenschap bij aanbieders van Maatschappelijke ondersteuning

      • 1.

        Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, stellen een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de medezeggenschap van Cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn en voor zover het diensten in het kader van voorzieningen betreft.

      • 2.

        Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en Cliëntervaringsonderzoek.

      Artikel 5.5. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

      • 1.

        Het College treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

      • 2.

        Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

      • 3.

        De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet Onderzoek

        naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het College over het

        voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

      • 4.

        Het College kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening

    Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen en tegemoetkomingen

    Artikel 6.1. Jaarlijkse waardering Mantelzorgers

    De jaarlijkse blijk van waardering voor Mantelzorgers in de gemeente bestaat uit een door het College nader te bepalen waardering.

    Artikel 6.2. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

    Het College kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan een door het College nader te bepalen bedrag, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

    Hoofdstuk 7Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

    Artikel 7.1. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

    • 1.

      Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een Cliënt aan het College op verzoek of

      onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

    • 2.

      Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het College een beslissing als bedoeld in

      artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het College vaststelt dat:

    • a.

      de Cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van

    juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de Cliënt niet langer op de Maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • c.

      de Maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de Cliënt niet voldoet aan de aan de Maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de Cliënt de Maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

    • 3.

      De Beschikking tot verlening van een Persoonsgebonden budget kan worden

      ingetrokken als blijkt dat het Persoonsgebonden budget binnen zes maanden na

      uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de

    verlening heeft plaatsgevonden.

    • 4.

      Als het College de beschikking op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de Cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het College van de Cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten Maatwerkvoorziening.

    • 5.

      Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze

      voorziening worden teruggevorderd.

    • 6.

      Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze

      voorziening worden teruggevorderd.

    Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

    Artikel 8.1. Hardheidsclausule

    Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de Belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 8.2. Indexering

    Het College kan de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit Maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhogen of verlagen.

    Artikel 8.3. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

    • 1.

      Het College betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval Cliënten

      of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende Maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

    • 2.

      Het College stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid

      betreffende Maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende

      Maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol

      effectief te kunnen vervullen.

    • 3.

      Het College zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg,

      waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

    • 4.

      Het College stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

    Artikel 8.4. Intrekking

    oude verordening en overgangsrecht

    • 1.

      De Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 wordt ingetrokken zodra deze Verordening in werking is getreden.

    • 2.

      Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning Wijk bij Duurstede 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015 tenzij een Beschikking op een Aanvraag op grond van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016 voor de Cliënt gunstiger zou uitvallen.

    • 3.

      Een Cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning Wijk bij Duurstede 2015 totdat het College een nieuwe Beschikking waarbij de Beschikking waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

    • 4.

      Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning Wijk bij Duurstede 2015 wordt beslist met inachtneming van die verordening.

    Artikel 8.5. Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking met ingang van1 februari 2016.

    Artikel 8.6. Citeertitel

    Deze Verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2016’.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 januari 2016.

    De raad voornoemd,

    griffier, voorzitter,

    Toelichting Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede

    Inleiding

    Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet Maatschappelijke ondersteuning.

    Aanpassing Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015

    Als gevolg van de nieuwe Wmo 2015 was het opstellen van een nieuwe gemeentelijke verordening noodzakelijk. Deze is eind 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De totstandkoming ervan was binnen korte tijd gerealiseerd aangezien de modelverordening van de VNG pas laat in 2014 beschikbaar kwam.

    Dit heeft geleid tot de noodzaak een aantal technische aanpassingen in de verordening 2015 door te voeren. Tevens is sprake van nieuw inzicht dat in het eerste jaar na inwerkingtreding van de Wmo 2015 en de Wmo-verordening 2015 is opgedaan. Verder is inmiddels beleid rond toekenning en besteding van Persoonsgebonden budgetten door het College vastgesteld.

    Algemene achtergrondinformatie ten aanzien van de

    verordening

    Uitgangspunt van de verordening zijn de nieuwe kaders in de Wmo 2015, op grond waarvan beoordeling plaatsvindt van hetgeen redelijkerwijs verwacht mag worden van de Inwoner met een ondersteuningsvraag. Het gaat dan om de mate van het nemen van eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van zelfredzaamheid en participatie in relatie tot de eigen mogelijkheden van de Cliënt of zijn omgeving. De gemeente is wettelijk verplicht waar nodig de Inwoner in staat te stellen om gebruik te maken van een Collectieve en/of Algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een Maatwerkvoorziening. Dit kan in de vorm van een voorziening in natura, via toekenning van een Persoonsgebonden budget of (bij uitzondering) in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

    Wettelijke grondslag verordening

    In de verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3 tweede tot en met vierde lid, 2.1.4 derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval vastgelegd te worden:

    • ·

      op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een Cliënt voor een

      Maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt;

    • ·

      op welke wijze de hoogte van een Persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • ·

      welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met

      betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten;

    • ·

      ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van Cliënten vereist is;

    • ·

      ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van Cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is;

    • ·

      op welke wijze Inwoners, waaronder Cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg;

    • ·

      op welke wijze de kostprijs van een Maatwerkvoorziening in natura wordt berekend;

    • ·

      op welke wijze het College zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de Mantelzorgers van Cliënten in de gemeente.

    Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen:

    • ·

      voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een Maatwerkvoorziening of een Persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet;

    • ·

      ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het College ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

    Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015:

    • ·

      bepalen dat Cliënten voor Algemene en Collectieve voorzieningen, niet zijnde

      Cliëntondersteuning en Maatwerkvoorzieningen, een bijdrage verschuldigd zullen

      zijn;

    • ·

      de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de Cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een Persoonsgebonden budget, in de verordening verschillend vaststellen;

    • ·

      bepalen dat in geval van een minderjarige Cliënt die niet zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de Cliënt uitoefent;

    • ·

      bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie en vaststellen wat de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht;

    • ·

      bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een

      Persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

    De procedure

    Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de ondersteuningsvraag van de Cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de Cliënt op eigen kracht, met Gebruikelijke hulp, Mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk kan doen teneinde zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren. Om zorgvuldig te kunnen bepalen wat als een passende adequate ondersteuning geldt, is een Onderzoek noodzakelijk. Jurisprudentie wijst uit dat dit Onderzoek gericht dient te zijn op de individuele situatie van de Cliënt. Het Onderzoek kan leiden tot toekenning van een individuele Maatwerkvoorzieningen. Maar vaak zal sprake zijn van het samenstellen van een arrangement waar met gebruikmaking van een Algemene- of Collectieve voorzieningen of een Voorliggende voorziening, eventueel tezamen met een Maatwerkvoorziening tot een passende oplossing gekomen wordt. Daarbij vindt ook beoordeling plaats of er sprake is van een Voorliggende voorziening die onder een andere wettelijke voorziening valt zoals de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

    De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure vast.

    Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet Maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is en toegespitst op de individuele situatie van de Cliënt.

    Bescherming van- en ondersteuning aan de Cliënt

    De Wmo 2015 legt vast dat de Cliënt recht heeft op onafhankelijke cliëntondersteuning die hem gedurende de procedure met raad en daad terzijde kan staan.

    Nieuw in deze versie van de Verordening is dat is vastgelegd dat bij adviesaanvragen bij een externe expert de Cliënt hiervoor toestemming moet geven. Het College dient de Cliënt te melden op welk aspect van de Aanvraag het externe advies wordt ingewonnen (artikel 2.7., 3e en 4e lid). Tevens is opgenomen dat de Cliënt informatie moet ontvangen over het uitgebracht advies. Het kan adviezen van medisch specialisten betreffen, dan wel een sociaal-medisch arts, of andere externe adviesinstanties.

    Eigen Bijdragen door de Cliënt te betalen

    De Wmo 2015 biedt meer mogelijkheden dan de oude wet om Eigen bijdragen te vragen van Cliënten. Dit wordt verder uitgewerkt in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning.

    De wet geeft wel een aantal uitzonderingen op de mogelijkheid om Eigen bijdragen te vragen: voor rolstoelen is dat niet toegestaan. Ook voor toegekende Maatwerkvoorzieningen voor kinderen onder de 18 jaar is het opleggen van een Eigen Bijdrage niet toegestaan, tenzij het een woningaanpassing betreft ( een bouwkundige- of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte).

    Nieuwe weigeringsgronden

    Het geheel proces kan leiden tot een afwijzing op een Aanvraag. De vorige verordening bevatte al een aantal weigeringsgronden. Onder andere was opgenomen dat een Voorziening geweigerd kan worden indien een Cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond. Dit kan bij voorbeeld als een vervoersvoorziening wordt uitgeleend en daardoor beschadigt.

    In deze Verordening zijn twee nieuwe weigeringsgronden opgenomen (zie artikel 2.9., 1e lid onder i. en k.):

    • -

      indien de Aanvraag betrekking heeft op een voorziening die redelijkerwijs

      voorzienbaar en logisch is, passend bij een bepaalde leeftijd. Dit heeft betrekking op bij voorbeeld het vervangen van een bad door een douche omdat de Cliënt ouder wordt en in- en uit bad stappen moeilijker wordt.

    • -

      indien toekenning van de Maatwerkvoorziening leidt tot een onveilige- of onwenselijke situatie voor de Cliënt, de hulpverlener of de omgeving. Dit kan bij voorbeeld zijn als het toekennen van een scootmobiel niet veilig geacht wordt vanwege alcoholproblematiek of een Cliënt zich bij voortduring onheus gedraagt ten opzichte van een Huishoudelijke hulp.

    Ook hier blijft altijd sprake van individueel maatwerk. Zo zal een Cliënt die vanwege een ziekte of onvoorzienbare chronische beperking zijn ligbad niet meer kan gebruiken, wel in aanmerking kunnen komen voor vervanging van het bad door een douche.

    Gebruikelijke hulp

    Al langere tijd is de inzet van Gebruikelijke Hulp een criterium dat meeweegt bij de beoordeling van een Aanvraag. De Wmo 2015 verstaat onder Gebruikelijke Hulp ‘Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.’

    Het gaat dus om normale, dagelijkse hulp die gezinsleden of leden van een leefeenheid elkaar bieden. Overstijgt de hulp- en ondersteuningsvraag deze Gebruikelijke Hulp dan kan dat reden zijn om alsnog een Voorziening of Maatwerkvoorziening toe te kennen.

    Daarbij wordt ook gekeken naar eventuele ondersteuningsmogelijkheden voor de Mantelzorger, zoals bij voorbeeld Respijtzorg.

    Mogelijkheid tot bezwaar en beroep

    Indien de Cliënt van mening is dat het College hem ten onrechte geen Maatwerkvoorziening verstrekt of dat de Maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, kan Cliënt daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep bij de rechter gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het Onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de Cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

    Maatwerkvoorziening in natura (artikel 3.3.)

    De vorige Verordening bevatte wel een separaat artikel voor een Maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb. In deze verordening is ook een artikel toegevoegd met betrekking tot een Maatwerkvoorziening in natura. Dat bevat onder meer de bepaling dat Cliënten keuzevrijheid hebben uit aanbieders waarmee de Gemeente een contract heeft afgesloten. Tevens is opgenomen dat het College zorgt voor kwaliteit van het ingekochte zorg- en ondersteuningsaanbod.

    Mandaatverlening van de uitvoering: loket Wijk

    De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het College. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het College gedaan worden (in mandaat) door deskundigen (Loket Wijk). Ook kunnen indien nodig experts op medisch of psycho-soicaal gebied geraadpleegd worden.

    Wmo Beleisplan 2015

    De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3 eerste lid voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot Maatschappelijke ondersteuning.

    Deze verordening kan daarom niet los worden gezien van het Wmo- Beleidsplan dat onder de naam Uitvoeringsplan Maatschappelijke ondersteuning 2015 – 2016 gemeente Wijk bij Duurstede, eind vorig jaar door de raad is vastgesteld. In het Uitvoeringsplan is het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot Maatschappelijke ondersteuning vastgelegd. Bij het opstellen van dit plan zijn belangrijke onderleggers gebruikt voor het uit te voeren beleid inzake de drie decentralisaties. Respectievelijk de kadernota Transitie AWBZ/Wmo d.d. november 2013, het uitvoeringsplan Transities Sociaal Domein d.d. maart 2014 en de notitie over de toegang tot zorg en ondersteuning: inrichting van een sociaal wijkteam in de gemeente Wijk bij Duurstede.

    Overige afwegingskaders

    Verdere uitwerking van het deze Verordening vindt plaats in verschillende documenten:

    • -

      het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (dat ook wordt aangepast voor 2016) bevat onder meer de hoogte van de toe te kennen PGB-bedragen, de hoogte van de Eigen Bijdragen van Cliënten alsmede nadere specifieke uitwerking van een aantal regels uit de Verordening (zoals afschrijvingstermijnen bij Woonvoorzieningen).

    • -

      De Beleidsregels maatschappelijke Ondersteuning 2015 die een uitgebreidere toelichting op de regels in de Verordening bevatten.

    • -

      Het indicatieprotocol Hulp bij het Huishouden, dat een toetsingskader bevat voor deze Maatwerkvoorziening.

    Onder de vorige Wmo was het gebruikelijk het zgn. ICF-systeem als kader mee te nemen. Dit ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ was onder de oude Wmo een juridisch geaccepteerd systeem om geobjectiveerde gradaties in ziekte en zelfredzaamheid mee te nemen bij de beoordelingen van Aanvragen.

    Met de Wmo 2015 zijn, als gevolg van de Transitie AWBZ, nieuwe cliëntgroepen op de gemeente aangewezen. Dat betekent dat er in de praktijk ook meer dan alleen dit ICF-systeem een rol speelt.

    Hiermee ontstaat een totaalkader op basis waarvan de uitvoering in de praktijk plaatsvindt.

    Opstellen Maatschappelijke Agenda

    In 2015 is begonnen met het opstellen van een Maatschappelijke Agenda voor de gemeente Wijk bij Duurstede.

    Deze zal dienen als integraal beleidskader voor het gehele sociale domein.

    Integrale aanpak van hulp- en ondersteuningsvragen

    De doelgroepen van de decentralisaties overlappen elkaar. Zo kan iemand werkzoekend zijn,

    ondersteuning nodig hebben vanwege een beperking en jeugdhulp krijgen. De decentralisaties

    komen, bij wijze van spreken, op huishoudenniveau bij elkaar. Om deze reden heeft afstemming plaatsgevonden bij het opstellen van de verordening Jeugdhulp en de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

    In de uitvoering komt een integrale aanpak van hulp- en ondersteuningsvragen bij elkaar door de integrale werkwijze van team Wijk.