Regeling vervallen per 01-04-2017

Beleidsregels Wmo Winsum

Geldend van 10-10-2012 t/m 31-03-2017

Intitulé

Beleidsregels Wmo Winsum

Beleidsregels Wmo Winsum

Voorwoord

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft de gemeenten de plicht om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem ondersteuning te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het doel van de compensatie is om deze mensen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Op deze terreinen dienen resultaten bereikt te worden.

In de Verordening Wmo gemeente Winsum is vastgelegd hoe de gemeenteraad van Winsum invulling wil geven aan de compensatieplicht van de Wmo. Het accent in de Verordening ligt op de in artikel 4 van de Wmo beschreven doelen. Beleidsregels Wmo Winsum, die voor u liggen, stellen het kader aan de uitvoering van de compensatieplicht met betrekking tot de verstrekking van individuele voorzieningen. Uitgangspunt is dat de te verstrekken individuele voorzieningen noodzakelijk zijn voor het behalen van de resultaten uit de compensatieplicht en dat er geen andere manier is om die resultaten te behalen.

In deze beleidsregels ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten én op het zogenaamde “gesprek”, in plaats van op voorzieningen. Het gesprek is een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie wordt gemaakt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn individuele wensen en omstandigheden en de belemmeringen waarvoor compensatie wordt gevraagd. Leidend hierbij is het te behalen resultaat.

Tot slot: het proces van “de kanteling” is geen statisch gebeuren. Onder invloed van de praktijk ontstaat er nieuwe jurisprudentie en nieuwe inzichten. Deze zullen weer zijn plaats moeten krijgen in met name de beleidsregels. Dat betekent dat de beleidsregels voortdurend worden bijgesteld.

Hoofdstuk 1: algemeen

De vraag om ondersteuning

De Wmo is een participatiewet. De gemeente heeft de verplichting burgers te ondersteunen die beperkingen ervaren bij het zelfstandig deelnemen (participeren) aan de maatschappij. Iedere burger neemt op zijn eigen wijze deel aan het maatschappelijk leven. Het gaat om het leven van alle dag, waarbij de nadruk wordt gelegd op participatie. De ondersteuningsbehoefte kan in elke situatie weer anders zijn.

Het is niet eenvoudig om erachter te komen waarom iemand niet meer zelfstandig kan deelnemen en welke ondersteuningsbehoefte daarbij past. Het is daarvoor noodzakelijk om met de mensen in gesprek te gaan en samen te zoeken naar mogelijke oplossingen. Uit dat gesprek kan blijken dat mensen in staat zijn om op eigen kracht of met behulp van hun omgeving hun belemmeringen op te lossen. Er kan ook uitkomen dat het nodig is dat de gemeente bijspringt, met een individuele voorzieningen. De hoofdlijn is daarom: eerst vraagt belanghebbende om contact, dan vindt er een gesprek plaats met belanghebbende om de belemmeringen en ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen. Daarna volgt eventueel een aanvraag voor een bepaalde voorziening. Er zijn twee uitzonderingen op deze hoofdlijn:

  • ·

    Als een belanghebbende geen gesprek wil, om wat voor reden dan ook en meteen een aanvraag voor een bepaalde voorziening in wil dienen. In het kader van het onderzoek zal na de aanvraag alsnog een gesprek plaatsvinden.

  • ·

    Als de gemeente, al dan niet in samenspraak met de belanghebbende, een gesprek niet zinvol acht. Bijvoorbeeld, omdat de belanghebbende al voldoende bekend is bij de gemeente of omdat het om een herhalingsaanvraag gaat.

Belanghebbenden die nog niet eerder in contact zijn geweest met het zorgloket krijgen in principe allemaal een gesprek. Tenzij direct duidelijk is dat het een eenvoudige en enkelvoudige vraag betreft. Bij een belanghebbende die al in beeld is bij het zorgloket van de gemeente wordt gekeken of zijn situatie veranderd is of niet. Als er sprake is van een nieuwe ondersteuningsvraag krijgt hij (opnieuw) een gesprek. In schema ziet dat er zo uit:

schema

Hoofdstuk 2: In gesprek gaan

2.1 Aanmelding voor een gesprek

Iedereen kan zich bij het zorgloket melden met vragen over belemmeringen op het gebied van wonen, welzijn, zorg en vervoer.

Deze hulpvraag wordt door belanghebbende gemeld aan het zorgloket. Dit kan via de telefoon, via e-mail, via het contact formulier op de website, maar ook door een bezoek aan het zorgloket. Op het moment dat iemand aan de gemeente hulp vraagt bij het oplossen van belemmeringen op het gebied van wonen, welzijn, zorg en vervoer zal er een gesprek plaatsvinden. Het gesprek vindt zoveel mogelijk plaats bij de belanghebbende thuis. Na melding van de hulpvraag neemt het zorgloket binnen 5 werkdagen contact op met de belanghebbende om een afspraak voor het gesprek te maken. Binnen 10 werkdagen na het maken van de afspraak vindt het gesprek plaats.

2.2 Het gesprek

Het doel van het gesprek is het vaststellen van een eventuele ondersteuningsbehoefte. Uitgangspunt hierbij zijn de één of meer te bereiken resultaten en de oplossingen die daarbij passen. Er wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden om de noodzakelijke oplossingen te realiseren. Hierbij wordt ook gekeken naar de financiële mogelijkheden van de belanghebbende. Dit gebeurt in het kader van de compensatieplicht.

Het gesprek vindt plaats na aanmelding van een belanghebbende bij het zorgloket. Het gesprek zal gevoerd worden door een Wmo consulent. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Uit het verslag blijkt in ieder geval welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt en welke hij/zij op eigen kracht kan oplossen. Hierin worden de mogelijkheden binnen het sociale netwerk van de belanghebbende ook meegenomen. Daarnaast wordt beschreven welke voorliggende, algemene, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen en activiteiten mogelijk en beschikbaar zijn ter oplossing van de belemmeringen. Als blijkt dat de hiervoor beschreven mogelijkheden niet voldoende zijn om de belemmeringen op te lossen zullen ook de mogelijke individuele voorzieningen worden beschreven.

In het gesprek komt in ieder geval aan de orde:

  • -

    hulpvraag bij de maatschappelijke participatie;

  • -

    persoonlijke omstandigheden;

  • -

    te bereiken resultaten;

  • -

    eigen oplossingen, incl. eigen financiële mogelijkheden.

Het gesprek gaat meestal vooraf aan de aanvraag en levert informatie voor het onderzoek. De Wmo consulent vat de besproken onderwerpen tijdens het gesprek samen, zodat de belanghebbende en de Wmo consulent ervan verzekerd zijn dat ze elkaar goed begrijpen. De verwachting is dat het gesprek, mede door het uitbreiden van het aantal algemene voorzieningen, in een (groot) aantal gevallen niet meer hoeft te leiden tot een aanvraag.

2.3 Hulpvraag bij maatschappelijke participatie

Uitgangspunt is niet de voorziening die een belanghebbende wil aanvragen, maar de te behalen resultaten.

Het is van belang om vast te stellen wat de belemmeringen van de belanghebbende zijn en wanneer belemmeringen in aanmerking komen voor compensatie in kader van de Wmo. Als iemand aangeeft gebruik te willen maken van een maaltijdservice, maar zich ook eenzaam voelt, zal een kookcursus wellicht meer opleveren dan het gebruik van de maaltijdservice. Daarnaast wordt de zelfstandigheid of zelfredzaamheid bevorderd. De Wmo consulenten zullen meedenken in de oplossing, maar dit soort oplossingen vallen in principe onder de eigen mogelijkheden van de belanghebbende.

In dit hoofdstuk worden de te bereiken resultaten beschreven, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 van de Wmo:

1. Doel: Huishouden kunnen voeren

Te bereiken resultaten:

a. Een schoon en leefbaar huis (Artikel 8, Verordening Wmo gemeente Winsum)

Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk. Het kan hierbij onder andere gaan om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren etc. Het gaat hier om het schoonhouden van die ruimten, die -op het niveau sociale woningbouw- voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Het niveau sociale woningbouw wordt als uitgangspunt genomen. Persoonskenmerken en behoeften kunnen het noodzakelijk maken hiervan af te wijken.

b. Goederen voor primaire levensbehoeften (Artikel 10, Verordening Wmo gemeente Winsum)

In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Overige inkopen, zoals bijvoorbeeld kleding en apparaten, vallen niet onder primaire levensbehoeften. Het is heel normaal dat belanghebbenden deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Daar sluit de Wmo bij aan door uit te gaan van één maal per week boodschappen doen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van boodschappendiensten. Soms hebben supermarkten een dergelijke service. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn. Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit doel. In sommige situaties kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden.

c. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding (Artikel 11, Verordening Wmo gemeente Winsum)

De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat gewassen worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. Het gaat hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden, bijvoorbeeld door het zoveel mogelijk kopen van strijkvrije kleding. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare – algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

d. Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren (Artikel 12, Verordening Wmo gemeente Winsum)

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders, mede door beperkingen, niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men zelf een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk te ondersteunen zodat er ruimte ontstaat om een, al dan niet tijdelijke, oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

2. Doel: Verplaatsen in en om de woning

Te bereiken resultaten:

a. Wonen in een geschikt huis (Artikel 9, Verordening Wmo gemeente Winsum)

In de Wmo is in artikel 4 lid 1 geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen doelen die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en doelen voor wat betreft een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. De term ‘voeren van een huishouden’ geeft daar geen duidelijkheid over. Er is echter één belangrijke voorwaarde voordat er gecompenseerd kan worden: er moet een woning zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere belanghebbende dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning moet uiteraard rekening worden gehouden met de eigen situatie. Dit betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen (bijvoorbeeld door ouder worden) rekening moet worden gehouden. Bij het ouder worden is bijvoorbeeld bekend dat traplopen moeilijker wordt. Het is dan gebruikelijk om tijdig te zoeken naar een gelijkvloerse woning en niet pas als de beperkingen er al zijn. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren.

b. Het zich kunnen verplaatsen in en om de woning (Artikel 13, Verordening Wmo gemeente Winsum)

Het gaat hierbij om het zich verplaatsen in en om de woning. In de meeste gevallen gaat het om een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. Dat sluit de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is. De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt voornamelijk gebruikt voor verplaatsingen over langere afstanden elders. Bijvoorbeeld tijdens uitstapjes.

3. Doel en resultaat : Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel (Artikel 14, Verordening Wmo gemeente Winsum)

Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen. Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt uitgegaan van verplaatsingen in een straal van 25 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.

Het collectief vervoersysteem is voorliggend. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt dat men voor het vervoer een bijdrage betaalt, in de vorm van een tarief per kilometer.

Als na het optreden van beperkingen er geen sprake is van een andere situatie op vervoergebied dan daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al een aantal jaren een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren, omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Naast het bovenstaande is het beleid van de gemeente er op gericht om belanghebbenden zoveel mogelijk gebruik te laten maken van het regulier openbaar vervoer. Bij het zoeken naar een oplossing voor het probleem zal ook deze mogelijkheid nadrukkelijk worden meegenomen in de beoordeling.

4. Doel en resultaat: Het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvansociale verbanden aan gaan (Artikel 15, Verordening Wmo gemeente Winsum)

Dit laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde doel is een heel algemeen. Het gaat hierbij om de mogelijkheid deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, met als doel het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Oftewel het kunnen deelnemen aan het leven van alledag. Het resultaat bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Te denken valt aan het vervoer naar of deelname aan activiteiten of de mogelijkheid om op bezoek te gaan bij familieleden.

2.4 Persoonlijke omstandigheden

2.4.1 Inleiding

In artikel 4 van de Wmo staat omschreven dat het college bij compensatie rekening moet houden met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende. Dit betekent dat bij het gesprek naar de belemmeringen en mogelijke oplossingen wordt gekeken. De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • ·

    de beperkingen die de belanghebbende in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • ·

    de woning en de woonomgeving van de belanghebbende;

  • ·

    het psychisch en sociaal functioneren van de belanghebbende;

  • ·

    de sociale omstandigheden van de belanghebbende;

  • ·

    de capaciteit van belanghebbende om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) vormt de grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen. Bij verhuizing vanuit een andere gemeente naar de gemeente Winsum kan relevante informatie opgevraagd worden bij de verlaten gemeente.

2.4.2 Belemmeringen als gevolg van ziekte of gebrek

Tijdens het gesprek doet gaat het college in op de medische situatie van de belanghebbende en de gevolgen daarvan voor de maatschappelijke participatie. Het college zal hierbij zoveel mogelijk beschikbare informatie screenen op relevantie en waarde. Deze informatie kan bijvoorbeeld beschikbaar zijn uit eerdere aanvragen, recente medische gegevens die belanghebbende zelf aanlevert of informatie die wordt gegeven door behandelaars en/of begeleiders.

Als er naar aanleiding van het gesprek sprake is van een aanvraag voor een voorziening, wordt onderzoek gedaan naar de medische grondslag voor de aanvraag. Wanneer niet voldoende informatie aanwezig is of twijfel bestaat over de juistheid van de beschikbare informatie wordt door het college onafhankelijk medisch advies opgevraagd. Het onderzoek richt zich allereerst op de stoornissen van belanghebbende (de ICF is gericht op functiestoornissen). Dit houdt in dat in het licht van de aanvraag de stoornis en de daaruit volgende beperkingen, evenals de mate van die belemmeringen, dienen te worden onderzocht. Dit gerelateerd aan de mogelijke compensatie of de te verstrekken voorzieningen. Uit jurisprudentie blijkt dat indien een aanvrager geen medewerking verleent aan het medisch onderzoek, de aanvraag afgewezen mag worden op grond van de onmogelijkheid voldoende onderzoek te doen. Het moet dan wel zo zijn dat zonder dit onderzoek de medische noodzaak niet vast te stellen is. Er zal dus altijd beoordeeld moeten worden of op een andere wijze de medische noodzaak vastgesteld kan worden.

2.4.3 Woning en de woonomgeving

Indien de belemmeringen van de belanghebbende liggen op het gebied van een schoon en leefbaar huis en op het gebied van het wonen in een geschikt huis wordt in het gesprek gesproken over de woning en de woonomgeving. Hierbij wordt o.a. gekeken naar het normale gebruik van de woning. Het gaat hierbij om de primaire woonfuncties zoals: het gebruik van de keuken voor het bereiden van eten, slapen en lichaamsreiniging. Primaire woongedeelten zijn: de woonkamer, één slaapkamer, de keuken en het sanitair. Daarbij moet het voor de belanghebbende mogelijk zijn de woning te betreden en zich binnen de woning te verplaatsen. Dat wil zeggen dat hij in ieder geval de primaire woonruimtes kan bereiken en zich binnen de ruimtes kan verplaatsen. Bij het gebruik van de keuken wordt uitgegaan van de (on)mogelijkheden van de hoofdgebruiker van de keuken. Indien nodig kan extern medisch advies worden opgevraagd.

2.4.4 Psychisch en sociaal functioneren

Tijdens het gesprek wordt gekeken of er sprake is van verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo. Indien nodig kan ook hierbij advies worden opgevraagd van externe deskundigen, zoals bijvoorbeeld begeleiders, medisch adviseurs, psychologen en anderen waarvan een advies toegevoegde waarde heeft in het onderzoek naar de mogelijkheden van compensatie.

2.4.5 Sociale omstandigheden

Tijdens het gesprek wordt ook gekeken naar de gezinssamenstelling, het wel of niet aanwezig zijn van een sociaal netwerk, beschikbare mantelzorg etc. Tevens wordt onderzocht of het ondersteunen bij het opzetten van een sociaal netwerk een mogelijke oplossing is. Ook hierbij kunnen externe deskundigen worden ingeschakeld.

2.4.6 Capaciteit om zelf in maatregelen te voorzien

De Wmo is een participatiewet, waarbij wordt uitgegaan van zelfstandige en verantwoordelijke burgers. Dit betekent dat belanghebbenden in de eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het zoeken van oplossen voor de ervaren belemmeringen. Tijdens het gesprek zullen ook de financiële mogelijkheden van de belanghebbende om zelf in maatregelen te voorzien worden meegenomen.

2.5 Het bereiken van resultaten

Het resultaat: een oplossing op maat ten behoeve van maatschappelijke participatie met betrekking op de resultaten zoals genoemd in artikel 4 lid 1 van de wet.

2.5.1 Eigen mogelijkheden

In het gesprek komt naar voren wat de hulpvraag is en welke persoonlijke omstandigheden een rol spelen bij de belemmeringen die de belanghebbende ervaart bij de maatschappelijke participatie.

De vraag is dan natuurlijk hoe deze belemmeringen kunnen worden opgelost. De Wmo consulent en belanghebbende bekijken samen welke oplossingen voor hem mogelijk zijn en welke concrete resultaten daarmee bereikt worden. Bij het zoeken van oplossingen wordt uitgegaan van de eigen kracht van mensen en hulp van mensen in de omgeving. Daarom komt bij het zoeken naar oplossingen in ieder geval aan de orde:

  • ·

    Eigen kracht, inclusief financiële middelen

  • ·

    Gebruikelijke zorg

  • ·

    Voorzienbaarheid

  • ·

    Sociaal netwerk, inclusief mantelzorg

2.5.2 Eigen kracht en verantwoordelijkheden, inclusief financiële middelen

Uitgangspunt bij de Wmo is het vergroten van de zelfredzaamheid van de burger. Dit betekent dat een burger eerst zelf inspanningen moet verrichten om zijn probleem op te lossen. Dit kan bijvoorbeeld ook door het inschakelen van de sociale omgeving van de belanghebbende. Als blijkt dat ondersteuning vanuit de Wmo noodzakelijk is, dan zal dat er in eerste instantie op gericht zijn om belanghebbende in staat te stellen zelf zijn probleem op te lossen. Het stimuleren van de eigen kracht is hier van groot belang. Pas als blijkt dat dit niet haalbaar is zal de gemeente Winsum in het kader van de Wmo de probleemoplossing “overnemen”.

Onder de eigen kracht en verantwoordelijkheden vallen ook de financiele middelen. De Wmo consulent zal aandacht besteden aan de financiele mogelijkheden van de belanghebbende. Hierbij gaat men in op de reeds ondernomen acties (is er al door de belanghebbende geinvesteerd) en de fananciele ruimte om zelf (een deel van) de kosten te dragen.

2.5.3 Gebruikelijke zorg

Iedereen die onderdeel uitmaakt van een meerpersoonshuishouden (ook wel leefeenheid genoemd), is met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van het huishouden. Dit betekent dat, als belanghebbende zelf het huishouden niet meer kan doen, de huisgenoten die taken in principe moeten overnemen. Dit wordt gebruikelijke zorg genoemd.

Huisgenoten zijn bijvoorbeeld echtgeno(o)t(e), partner, inwonende kinderen en/of andere inwonende personen. Van kinderen van 18 tot 23 jaar wordt verwacht dat zij in staat zijn om een eenpersoonshuishouden te voeren. Deze kinderen kunnen een deel van de huishoudelijke taken op zich nemen. Van alle huisgenoten vanaf 23 jaar wordt verwacht dat zij in staat zijn een meerpersoonshouden te voeren. Of er sprake is van inwoning wordt per situatie beoordeeld. Hier kan bijvoorbeeld om een huurcontract worden gevraagd, indien dit aan de orde is.

Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan of studie een huishouden te kunnen voeren. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende vijf etmalen aaneengesloten zullen de uitstelbare taken overgenomen kunnen worden in het kader van de Wmo. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.

Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden.

Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is niet uitstelbare hulp. Voor het bereiden van maaltijden kan wel geïndiceerd worden, als er geen toereikende voorliggende voorzieningen aanwezig zijn. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden.

Van kinderen die onderdeel uitmaken van een meepersoonshuishouden kan een bijdrage aan het huishouden worden verwacht. Er is hierbij altijd sprake van maatwerk. Voor kinderen die tot het meerpersoonshuishouden behoren gelden de volgende richtlijnen:

  • ·

    kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

  • ·

    kinderen van 5 tot 13 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen;

  • ·

    kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, dat wil zeggen rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • ·

    taken van een 18 tot 23 jarige: van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden (tweekamer woning) te kunnen voeren;

  • ·

    inwonende kinderen van 23 jaar of ouder worden in staat geacht om een volledig huishouden te runnen.

Bij dreigende overbelasting van de huisgenoot kan een beroep worden gedaan op de compensatieplicht uit de Wmo. Concreet betekent dit dat, ondersteuning kan worden geboden bij het functioneren van het huishouden.

2.5.4 Sociaal netwerk inclusief mantelzorg

Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg komt na gebruikelijke zorg. Binnen een leefeenheid is er nooit sprake van mantelzorg als het gaat om het functioneren van het huishouden, maar betreft het altijd gebruikelijke zorg. Als de mantelzorger van buiten de leefeenheid komt, kan het functioneren van het huishouden deel uitmaken van de mantelzorg. Om een mantelzorger te ondersteunen kan een beroep worden gedaan op de compensatieplicht uit de Wmo. Concreet betekent dit dat bij dreigende overbelasting van de mantelzorger, ondersteuning kan worden geboden bij het functioneren van het huishouden van belanghebbende, niet zijnde de mantelzorger.

2.5.5 Algemene voorziening

Dit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle inwoners; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken.

2.5.5 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening (meestal een product) die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet –aanzienlijk- duurder is dan vergelijkbare producten of voorzieningen. Bij het maken van de afweging of een voorziening algemeen gebruikelijk is wordt rekening gehouden met de individuele kenmerken van de belanghebbende (inclusief financiële mogelijkheden). Er is dus altijd sprake van maatwerk.

Het college beschouwt in de meeste gevallen als algemeen gebruikelijk1:

  • ·

    Aangepaste box (geen vergoeding)

  • ·

    Aankleedtafel voor kinderen tot 3 jaar

  • ·

    Airco: losse airco-units

  • ·

    Antislipvoorzieningen (waaronder antisliptegels)

  • ·

    Autoaanpassingen zoals automatische transmissie en stuurknuppel

  • ·

    Bromfiets / brommobiel (45km auto’s)

  • ·

    Centrale verwarming

  • ·

    Douchekop op glijstang

  • ·

    Eénhendelmengkraan

  • ·

    Fiets / ligfiets / fietsen met hulpmotor / tandem / tandem met hulpmotor

  • ·

    Hobbyruimte (voor het aanpassen of bereiken is geen vergoeding mogelijk)

  • ·

    Kookplaat en afzuigkap

  • ·

    Mobiele telefoon

  • ·

    Sokkels voor het plaatsen van een wasmachine c.q. koelkast.

  • ·

    Steunbeugels bij bijvoorbeeld het toilet of in de badkamer

  • ·

    Thermostatische mengkraan (douche/badkranen)

  • ·

    Tweede toilet boven (bij huizen jonger dan 1985)

  • ·

    Verhoogd toilet (6+)

  • ·

    Vervangen van lavet door douche

  • ·

    Verwijderen van een bad

  • ·

    Wasdroger

  • ·

    Waterbed

1 Deze lijst is niet uitputtend

2.5.6 (Wettelijk) Voorliggende voorzieningen

Een voorliggende voorziening gaat altijd voor op een Wmo-voorziening. Een voorliggende voorziening is een voorziening die door iedereen waarvoor ze bedoeld zijn op eenvoudige wijze te verkrijgen is. Dit zijn bijvoorbeeld voorzieningen die door de zorgverzekering of AWBZ worden verstrekt. Ook welzijnsvoorzieningen, zoals maaltijdservice of de klussendienst zijn voorliggende voorzieningen. Tijdens het gesprek zal altijd worden besproken of er voorliggende voorzieningen zijn die het probleem van de belanghebbende kunnen oplossen.

2.6 Verslaglegging

Het gesprek wordt vastgelegd in een verslag. In dit verslag zal in ieder geval worden ingegaan op:

  • ·

    probleem- en doelstelling;

  • ·

    te bereiken resultaten;

  • ·

    visie belanghebbende;

  • ·

    visie Wmo consulent op mogelijke oplossingen.

Tevens zullen de gemaakte afspraken worden vastgelegd met betrekking tot:

  • ·

    eigen kracht, incl. financiële middelen;

  • ·

    sociaal netwerk;

  • ·

    algemeen gebruikelijke voorzieningen;

  • ·

    voorliggende voorzieningen;

  • ·

    algemene voorzieningen;

  • ·

    individuele voorzieningen en ondersteuning vanuit de Wmo;

  • ·

    gevolgen van de afspraken voor de toekomst.

Tijdens het gesprek worden de besproken onderwerpen door de Wmo consulent samenvat zodat de Wmo consulent en de belanghebbende ervan verzekerd zijn dat ze elkaar goed begrepen hebben. De belanghebbende ontvangt een afschrift van het verslag. In de begeleidende brief wordt de belanghebbende uitgenodigd om binnen twee weken te reageren met op of aanmerkingen. Wordt er niet binnen de genoemde termijn gereageerd dan beschouwd het college het verslag als accuraat en volledig.

Hoofdstuk 3: Verstrekkingsvormen, eigen bijdrage en eigen aandeel

3.1 Inleiding

Binnen de kaders van de Wmo zijn drie vormen van verstrekking van individuele voorzieningen mogelijk:

  • 1.

    Voorziening in natura: de gemeente verstrekt de aanvrager een voorziening, die hij kant en klaar ontvangt.

  • 2.

    Persoonsgebonden budget (PGB): de gemeente verstrekt de aanvrager een geldbedrag om zelf een voorziening in te kopen of aan te schaffen.

  • 3.

    Financiële tegemoetkoming: een financiële tegemoetkoming is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip financiële tegemoetkoming wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte.

3.1.2 Onderscheid financiële tegemoetkoming en PGB

Het onderscheid tussen de begrippen financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget is niet altijd even duidelijk. Dat wordt nog ingewikkelder gemaakt, doordat soms een financiële tegemoetkoming als gemaximeerde financiële tegemoetkoming verstrekt wordt. De verschillen tussen een financiële tegemoetkoming, een gemaximeerde financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget zijn het beste als volgt aan te geven.

Een persoonsgebonden budget (PGB) is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden in te kopen of een voorziening mee aan te schaffen. Het PGB moet worden besteed aan hulp of een voorziening waarmee de in

de beschikking genoemde doelen en resultaten te behalen zijn.

Een financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd. In principe is deze tegemoetkoming kostendekkend.

Een gemaximeerde financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten en meestal los van het inkomen wordt vastgesteld. Het is dus geen kostendekkend bedrag en zal meestal niet op het inkomen van de aanvrager worden afgestemd. Te denken valt aan een verhuiskostenvergoeding of een auto- of taxikostenvergoeding.

3.2 Afwegingskader

3.2.1 De voorziening in natura

N1) Een voorziening in natura wordt door het college verstrekt. Toekenning vindt plaats bij beschikking. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt.

Bij de voorziening Hulp in het Huishouden (HH1 en HH2) wordt een eigen bijdrage gevraagd. Een eventueel te betalen eigen bijdrage wordt door de gemeente opgelegd. De hoogte van de eigen bijdrage is niet exact van tevoren aan te geven, aangezien berekening, het vaststellen van de hoogte en inning plaats zal vinden door het CAK. De methode van berekening is terug te vinden op www.hetcak.nl of op te vragen bij het Wmo-loket.

N2) Bij een verstrekking in natura dient een bruikleenovereenkomst te worden ondertekend door de gemeente en de aanvrager of de leverancier en de aanvrager. Met uitzondering van Hulp in het Huishouden. Deze bruikleenovereenkomst bevat rechten en plichten voor het gebruik van de voorziening.

N3) Schade aan de voorziening die door eigen toedoen is aangebracht wordt verhaald op de bruikleennemer.

N4) Reparatie, onderhoud en keuring worden uitsluitend uitgevoerd op het woonadres, in het gebruiksgebied of in de werkplaats van de leverancier. Dus niet op vakantie of in het buitenland.

N5) Bij verstrekking in natura vallen normale kosten van onderhoud en WA-verzekering onder de verstrekking.

N6) Aanvragen voor aanpassingen aan een voorziening in natura kunnen ambtshalve worden toegekend als:

  • ·

    de situatie van belanghebbende niet wezenlijk veranderd is

  • ·

    er geen aanvullend onderzoek nodig is

In deze situaties is geen ondertekend aanvraagformulier nodig. Toekenning vindt plaats bij beschikking.

N7) Een voorziening in natura, met uitzondering van hulp bij het huishouden, kan voor onbepaalde tijd worden toegekend. Tussentijdse beleidswijzigingen kunnen van invloed zijn op de lopende indicatie.

3.2.2 Een persoonsgebonden budget (PGB)

P1) Een persoonsgebonden budget (PGB) is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden in te kopen of een voorziening mee aan te schaffen.

P2) Het college heeft vastgesteld dat geen persoonsgebonden budget wordt toegekend:

  • ·

    voor een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer;

  • ·

    aan een persoon die zich in een traject van schuldhulpverlening bevindt;

  • ·

    aan een persoon die zich in een traject van de verslavingzorg bevindt;

  • ·

    aan een persoon die onder bewindvoering staat;

P3) Het college heeft vastgesteld dat het persoonsgebonden budget wordt ingetrokken als:

·uit twee achtereenvolgende controles is gebleken dat een persoon niet in

staat is het PGB te verantwoorden. Het deel van de middelen dat niet verantwoord kan worden, wordt door de gemeente Winsum teruggevorderd.

P4) Een persoonsgebonden budget zal ambtshalve worden omgezet in natura als:

·uit twee achtereenvolgende controles is gebleken dat (een deel van) het PGB

niet is besteed aan een voorziening die voldoet aan het programma van eisen;

·na een controle blijkt dat een persoon bij terugvordering van het niet of onjuist

bestede deel van het PGB dit deel niet terugbetaalt;

·door de gemeente Winsum wordt geconstateerd dat het afgesproken resultaat niet behaald wordt.

In deze situaties is geen ondertekend aanvraagformulier nodig. Omzetting vindt plaats bij beschikking.

P5) Naast deze uitzonderingen komt het voor dat bij een aanvrager met een progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is en wellicht daarna weer. Het is dan ook de vraag of deze situatie zich wel leent voor een persoonsgebonden budget. Het college besluit in overleg met belanghebbende en rekening houdend met efficiency en kostenaspecten of een PGB wordt toegekend.

P6) Het college verstrekt een persoonsgebonden budget alleen ten aanzien van individuele voorzieningen.

P7) Het college bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget.

P8) Het persoonsgebonden budget kan alleen gebruikt worden voor betaling van hulp bij het huishouden of de voorziening en de daaraan noodzakelijk verbonden kosten. Bij beschikking maakt het college bekend wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor welke periode het persoonsgebonden budget is bedoeld. De voorziening moet voldoen aan het programma van eisen zoals dat genoemd is in artikel 18 lid 1a van de verordening Wmo gemeente Winsum en indien van toepassing, voorzien zijn van een CE-keurmerk.

P9) Wat betreft de hulp bij het huishouden gaat het om de betaling van tijd aan dienstverleners. De uitbetaling zal dan ook plaats vinden per uur of een gedeelte daarvan. Het uurbedrag wordt door het college vastgesteld en kan elk jaar aangepast worden aan de economische ontwikkelingen. Het bedrag is vastgelegd in het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012.

P10) Wat betreft de voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande belemmeringen voldoende te compenseren. De kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt zijn daarbij het uitgangspunt. Bij nieuwe voorzieningen wordt standaard uitgegaan van een afschrijvingstermijn van minimaal 7 jaar. Voor de berekeningsmethode zie bijlage 3.

P11) Als iemand de met de PGB aangeschafte voorziening binnen de vermelde gebruiksduur niet langer gebruikt, verhuist naar een andere gemeente of wordt opgenomen in een verpleeghuis, vervalt het eigendom aan de gemeente. Als iemand de aangeschafte voorziening wenst te houden, dan moet het restwaardebedrag aan de gemeente worden terugbetaald. De afschrijvingstermijnen zijn overeenkomstig de afspraken met de leverancier.

P12) Het college neemt in de beschikking op dat er een eigen bijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is.

P13) Zodra de beschikking door het college is verzonden, wordt het PGB beschikbaar gesteld. Het PGB voor hulp bij het huishouden wordt overgemaakt op de rekening van de belanghebbende, tenzij hierover schriftelijk andere afspraken gemaakt zijn met het college. Het PGB voor overige voorzieningen wordt in één keer overgemaakt.

P14 ) Een PGB voor voorzieningen wordt verstrekt voor een periode zoals die is vastgelegd in de beschikking. In deze periode zal geen nieuw PGB verstrekt worden voor een voorziening met hetzelfde programma van eisen. Ook zal geen voorziening in natura worden verstrekt met het zelfde programma van eisen gedurende bovengenoemde periode.

3.2.3 De financiële tegemoetkoming

F1) In plaats van een PGB kan ook een financiële tegemoetkoming worden toegekend. Bij een financiële tegemoetkoming kan de beschikking waarin dit bedrag wordt toegekend voorwaarden bevatten over de besteding van de financiële tegemoetkoming.

F2) De belanghebbende gebruikt de financiële tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten.

F3) De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassingen wordt vastgesteld door het college. In het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012 staat het maximale beschikbare bedrag voor woningaanpassingen opgenomen.

F4) De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor het verwerven van een voorziening wordt definitief vastgesteld, nadat de belanghebbende van de tegemoetkoming door middel van een geldige offerte de kosten van de voorziening heeft aangetoond. Een financiële tegemoetkoming voor het verwerven van een voorziening wordt uitbetaald nadat de belanghebbende van de tegemoetkoming de gemaakte kosten heeft aangetoond.

F5) Als het gaat om bouwkundige woonvoorzieningen is de gemeente verplicht om een financiële tegemoetkoming uit te betalen aan de eigenaar van de woning. Een dergelijke financiële tegemoetkoming kan alleen al om die reden in sommige situaties (bijvoorbeeld bij een huurwoning) geen persoonsgebonden budget zijn. Dat gaat immers rechtstreeks naar de belanghebbende.

F6) Financiële tegemoetkomingen voor woningaanpassingen dienen door middel van originele facturen te worden verantwoord.

F7) Het college heeft vastgesteld dat geen financiële tegemoetkoming wordt toegekend:

  • ·

    aan een persoon die zich in een traject van schuldsanering bevindt;

  • ·

    aan een persoon die onder bewindvoering staat;

  • ·

    aan een persoon die zich in een traject van de verslavingszorg bevindt.

F8) Het college kan ook een gemaximeerde financiële tegemoetkoming toekennen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld een auto/taxikostenvergoeding.

3.3 Eigen bijdrage en meerwaarde woning

3.3.1 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken. In 2011 zal dus het verzamelinkomen over 2009 gebruikt worden om de eigen bijdrage c.q. eigen aandeel vast te stellen. Dit betekent dat er soms een voorlopige vaststelling zal plaatsvinden en achteraf een definitieve vaststelling.

Een eigen bijdrage of een eigen aandeel wordt elke periode van 4 weken gevraagd, maar zal nooit meer bedragen dan de maximale periode bijdrage of de kostprijs voor de voorziening, zoals berekend door het CAK. Deze bedragen zijn gebaseerd op de kostprijs van de voorziening en de eigen bijdrage of het eigen aandeel zal op deze manier niet de kostprijs van de voorziening te boven gaan. De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel voor Wmo voorzieningen is afhankelijk van:

  • a.

    het inkomen, de leeftijd en de gezinssituatie van belanghebbende;

  • b.

    reeds aanwezige AWBZ- of Wmo voorzieningen bij belanghebbende;

  • c.

    de kosten van de voorziening.

Ad a.

Het inkomen, de leeftijd en de gezinssituatie is bepalend voor hoeveel eigen bijdrage of eigen aandeel belanghebbende maximaal per periode van 4 weken zal betalen. De bedragen en de wijze van berekening zijn opgenomen in het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012 .

Ad b.

Het kan zijn dat belanghebbende al AWBZ-zorg of hulp bij het huishouden vanuit de Wmo ontvangt, waarvoor al een eigen bijdrage betaald wordt. Deze eigen bijdragen tellen allemaal mee voor de maximale periode bijdrage. Belanghebbenden hoeven voor alle AWBZ- en Wmo- voorzieningen samen nooit meer eigen bijdrage of eigen aandeel dan de bedragen zoals die beschreven zijn onder a.

Dat is de belangrijkste reden waarom het innen van de eigen bijdragen (en eigen aandeel) via het CAK loopt. Bij het CAK staat geregistreerd welke zorg een belanghebbende heeft en of de maximale periode bijdrage al is bereikt.

Ad c.

De vast te stellen eigen bijdrage en het vast te stellen eigen aandeel mag nooit meer zijn dan de kosten van de voorziening. Het college heeft voor Hulp in het huishouden vastgesteld wat de kostprijs is. Bij Hulp in het huishouden is een Eigen bijdrage verschuldigd. De tarieven zoals die genoemd zijn in de contracten met de leveranciers zijn het uitgangspunt. Per soort/categorie voorziening is uitgegaan van de goedkoopste voorziening in die categorie. Bij voorzieningen die in bruikleen verstrekt worden wordt ook rekening gehouden met de kosten voor onderhoud en met de technische levensduur.

De vastgestelde bedragen zijn te vinden in het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012.

3.3.2 Terugbetaling meerwaarde bij verkoop woning.

De eigenaar van de woning is verplicht verkoop van de woning te melden. De eigenaar is verplicht zich te melden op het moment dat belanghebbende van plan is te gaan verhuizen. Er zal een dubbele taxatie van de woning moeten plaatsvinden om de meerwaarde van de woning als gevolg van de woningaanpassing vast te stellen. Met dubbel wordt bedoeld de taxatiewaarde vóór de aanpassingen en ná de aanpassingen. De woningeigenaar schakelt daartoe een officieel erkende taxateur in. De kosten van de taxatie zijn voor rekening van de eigenaar van de woning. De vastgestelde meerwaarde moet bij verkoop van de woning worden terug betaald aan de gemeente. De afschrijvingkosten van de waarde van de voorziening staan genoemd in Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012.

Hoofdstuk 4: Individuele voorzieningen

4.1 Aanvraagprocedure

Aan de verstrekking van individuele voorzieningen ligt een aanvraag ten grondslag. In het gesprek wordt een compleet beeld geschetst van de situatie van de belanghebbende. Op basis hiervan kan een aanvraag voor een voorziening volgen. Een aanvraag is geldig als een aanvraagformulier is ingevuld en ondertekend door de belanghebbende.

Er zijn verschillende manieren waarop een aanvraag ingediend wordt. In principe vindt vóór elke aanvraag voor een individuele voorziening het gesprek plaats. Uit het gesprek kan blijken dat een individuele voorziening noodzakelijk is. Tijdens het gesprek kan dan een aanvraagformulier voor individuele voorzieningen worden ingevuld en ondertekend.

In sommige situaties kan het gesprek achterwege blijven en kan belanghebbende meteen een aanvraag indienen:

  • 1.

    Als een belanghebbende geen gesprek wil, om wat voor reden dan ook en meteen een aanvraag voor een bepaalde voorziening in wil dienen. In het kader van onderzoek zal na de aanvraag alsnog een gesprek plaatsvinden.

  • 2.

    Als de gemeente, al dan niet in samenspraak met de belanghebbende, een gesprek niet zinvol acht. Bijvoorbeeld, omdat de belanghebbende al voldoende bekend is bij de gemeente en het om een herhalingsaanvraag gaat.

Aanvraagformulieren worden aangeboden tijdens de gesprekken en zijn te verkrijgen bij het Wmo-loket en via de website.

In bepaalde gevallen kan ambtshalve een besluit worden genomen. Voor een ambtshalve beschikking is geen ondertekend aanvraagformulier nodig. Dit kan in de volgende gevallen:

  • -

    Bij een aflopende indicatie voor hulp bij het huishouden en als er sprake is van ongewijzigde situaties. De belanghebbende neemt voor de afloop van de indicatie contact op met het zorgloket als vertegenwoordiger van het college om verlenging aan te vragen.

  • -

    Bij aanpassing aan een bestaande voorziening, waarbij geen sprake is van gewijzigde persoonlijke omstandigheden.

  • -

    Bij vervanging van voorzieningen die op grond van verklaringen van de leverancier en goedkeuring daarvan door de Wmo consulent economisch zijn afgeschreven.

  • -

    Herindicaties op basis van gewijzigd en vastgesteld beleid en/of wetswijziging.

4.2 Hulp bij het huishouden

4.2.1 Afwegingskader

H1) Hulp bij het huishouden kan als verstrekking worden ingezet om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    Een schoon en leefbaar huis: alle activiteiten teneinde het huis, exclusief hobbyruimtes, logeerkamers, de tuin, maar inclusief balkon, schoon en leefbaar te houden. Het gaat om die kamers/ruimtes in de woning die daadwerkelijk in gebruik zijn voor het leven van alledag.

  • -

    Goederen voor primaire levensbehoeften: de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden.

  • -

    Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: verzorging van de was

  • -

    Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: de tijdelijk opvang van kinderen

H2) Allereerst beoordeelt het college of alle voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en voldoende compenserend zijn. Hierbij valt te denken aan:

-Het gebruik van de glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant.

Het gebruik van een boodschappenservice.

  • -

    Het gebruik van een wasserette.

  • -

    Voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders etc.

H3) Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg (zie hoofdstuk 2.5.3).

H4) Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • -

    De situatie waarin men a; enige tijd op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de belemmering, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Is sprake van een (lat)relatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner kan bijdragen aan het huishouden.

  • -

    De situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn boodschappen te doen.

  • -

    De aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger.

  • -

    De mogelijkheden van ouderschaps- en/of zorgverlof.

H5) Als al het voorafgaande niet heeft geleid tot de oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

  • -

    Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal per week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet één maal per week mogelijk is.

  • -

    Het kunnen beschikken over schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en het drogen daarvan.

  • -

    Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, dekbedovertrekken, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

  • -

    Bij tijdelijke opvang van kinderen gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden. Een drukke baan of een eigen bedrijf alleen zijn nadrukkelijk geen reden voor toekenning. Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.

H6) Gebruikelijke zorg en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Gebruikelijke zorg is per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Bij gebruikelijke zorg is sprake van huisgenoten die reguliere huishoudelijke taken kunnen overnemen of in staat zijn zelfstandig een huishouden draaiende te houden.

Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet, als het een PGB betreft, door de mantelzorger worden ingevuld. Het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurt dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam.

H7) Indien belanghebbende, voorafgaand aan de aanvraag voor hulp bij het huishouden, zelf reeds een particuliere hulp heeft ingehuurd, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een verstrekking van hulp bij het huishouden.

4.2.2 Middelen

H8) Hulp bij het huishouden kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB).

H9) Zie bijlage 5 voor beschrijving van hulp bij het huishouden 1 en 2.

H10) Bij het compenseren worden de normen aangehouden zoals beschreven in bijlage 6, tenzij de feitelijke situatie tot een andere norm leidt. Deze normen worden uitgedrukt in uren en minuten.

H11) Indicaties voor hulp bij het huishouden worden in principe voor maximaal 5 jaar afgegeven.

Bij afloop van een indicatie kan de indicatie ambtshalve worden verlengd. De belanghebbende neemt voor afloop van de indicatie contact op met het zorgloket als vertegenwoordiger van het college. Op dat moment wordt beoordeeld of de indicatie ambtshalve verlengd kan worden. Een aanvraagformulier en/of een handtekening is niet nodig als:

  • -

    De indicatie met instemming van belanghebbende ongewijzigd voortgezet.

  • -

    Het een herindicatie betreft op basis van gewijzigd en vastgesteld beleid en/of wetswijziging.

H12) Ten aanzien van aanvragen voor hulp bij het huishouden van mensen

van 75 jaar en ouder wordt afwijkend beleid gehanteerd. In het indicatiebesluit neemt de gemeente Winsum voor deze groep in principe geen eind- c.q. hercontroledatum op wanneer de belemmeringen van blijvende aard zijn en er geen verbeteringen worden verwacht.

H13) Bij zorg in natura kan belanghebbende kiezen uit de zorgaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten. Welke zorgaanbieders dat zijn, is bekend bij de Wmo consulenten en staat vermeld op de website. Indien belanghebbende niet wil/kan kiezen, kiest het college voor belanghebbende. Hiervoor wordt een ranking gebruikt. Het college kiest dan de zorgaanbieder die op basis van prijs en kwaliteit op nummer 1 van de ranking staat.

H14) Bij overlijden van een belanghebbende met een indicatie voor HH, loopt, indien er sprake is van een achterblijvende partner, de indicatie nog 6 weken door (ZIN en PGB) op naam van de achterblijvende partner.

4.3 Woonvoorzieningen

4.3.1 Afwegingskader

W1) Woonvoorzieningen kunnen als verstrekking worden ingezet om het volgende resultaat te bereiken:

-Wonen in een geschikt huis:het zelfstandig gebruik kunnen maken van de eigen woning en het bezoekbaar maken van woningen als dit noodzakelijk is om sociale relaties te kunnen onderhouden.

W2) Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er vanuit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.

Een woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken over een woning.

W3) Het college beoordeelt allereerst of het resultaat, wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via voorliggende, algemeen of algemeen gebruikelijke voorzieningen en welke eigen mogelijkheden de belanghebbende heeft om het resultaat te bereiken.

W4) Het college beoordeelt of het resultaat, wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medisch verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezig sociaal netwerk, inclusief aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.

W5) Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt, besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden.

W6) Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt. De goedkoopst compenserende oplossing zal worden gekozen.

W7) Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers en professionele verzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door zorggevenden bediend moeten worden.

W8) In principe worden alleen problemen van bouwkundige aard gecompenseerd.

4.3.2 Middelen en voorwaarden

W10) Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende.

W11) Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo

door het college uitbetaald aan de eigenaar van de woning, als financiële

tegemoetkoming. Dit gebeurt op basis van facturen ná aantoning van gemaakte kosten, conform de kosten zoals die zijn vastgesteld in een door het college goedgekeurde offerte. De beschikking wordt verstuurd aan de aanvrager/belanghebbende met een afschrift

aan de eigenaar van de woning.

W12) Bij grotere bouwkundige aanpassingen (verbouwing/uitbouw) aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee minimaal 2 offertes opgevraagd moeten worden door de eigenaar van de woning.

W13) Een verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt als een gemaximaliseerde financiële tegemoetkoming.

W14) Een indicatie voor verhuiskostenvergoeding vindt plaats voor de duur van een door het college vast te stellen termijn. Hierbij wordt een zorgvuldige afweging gemaakt waarbij de medische noodzaak en persoonlijke omstandigheden worden meegenomen.

W15) Bij niet verhuizen binnen de in de beschikking gestelde termijn vindt een heronderzoek plaats. Als belanghebbende niet binnen de vastgestelde termijn is verhuisd, terwijl er aantoonbaar wel mogelijkheden zijn geweest, zal dit bij een vervolgaanvraag voor verhuiskostenvergoeding en/of woningaanpassing meegewogen worden.

W16) Een uitraaskamer is een verblijfsruimte waarin een belanghebbende, die vanwege een gedragsstoornis, ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rustkan komen. Er moet een ruimte worden gecreëerd waar belanghebbende tot zichzelf kan komen of kan verblijven zonder dat hij zichzelf verwondt en waar toezicht mogelijk is.

Toekenningcriteria:

  • -

    Cliënt vertoont vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag en;

  • -

    Het gaat om een verstandelijke en/of lichamelijke handicap met een psychische component in de handicap en:

  • -

    Het ontremde gedrag is ernstig, dat wil zeggen het gedrag is te rangschikken binnen de reikwijdte van indicatie voor een opname in een inrichting en:

  • -

    De uitraaskamer is uitsluitend bedoeld voor de gehandicapte en dus niet om de hinder voor andere (inwonende) personen weg te nemen en:

  • -

    Het risico van fysiek letsel kan niet worden beheerst door oppas- en/of andere maatregelen.

W17) Een woningaanpassing heeft altijd betrekking op de woning die door de belanghebbende bewoond wordt, met uitzondering van het bezoekbaar maken van één woonruimte in de gemeente Winsum indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Onder bezoekbaar maken wordt verstaan dat het voor de persoon met beperkingen mogelijk is om de woning, de woonkamer en het toilet te kunnen bereiken.

W18) De kosten voor de volgende onderdelen van een woningaanpassing komen in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 1.

    De aanneemsom inclusief BTW, waaronder de loon- en materiaalkosten, voor het treffen van een woonvoorziening.

  • 2.

    Het architectenhonorarium inclusief BTW, indien het bouwvergunningspichtige werkzaamheden betreffen, tot maximaal 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium zoals vastgelegd in de DNR 2011. De noodzaak van het inschakelen van een architect is aantoonbaar en is een voorwaarde voor de vergoeding van deze kosten.

  • 3.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van een woonvoorziening.

  • 4.

    De verschuldigde en niet verekenbare of terugvorderbare omzetbelasting met betrekking tot de woonvoorziening.

  • 5.

    Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden, voordat de bijdrage aan de verhuurders is uitbetaald, voor zover het renteverlies verband houdt met het treffen van de woonvoorziening.

  • 6.

    De prijs van bouwrijpe grond indien niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd conform het bepaalde in de wet.

  • 7.

    De door de burgemeester en wethouders(schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen worden.

  • 8.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het uitvoeren van de woonvoorziening, in dien deze kosten gemaakt zijn voor de aanbesteding en geen deel uitmaken van de aanneemsom. Over de te vergoeden onderzoekskosten bij complexe woningaanpassingen zal de belanghebbende van te voren met de gemeente moeten overleggen.

  • 9.

    De kosten bij (her)aansluiting van de woonruimte waarvoor een woonvoorziening is getroffen, op de openbare nutsvoorziening

W19) De kosten van het verwijderen van voorzieningen, bijv. trapliften, zijn voor rekening van de gemeente voor zover deze voorzieningen eigendom zijn van de gemeente. De kosten voor het verwijderen van een traplift die in eigendom is verstrekt, middels een financiële tegemoetkoming, uit een eigen woning zijn voor rekening van de eigenaar.

W20) De herstelkosten bij het verwijderen van voorzieningen, bijv. het vullen van gaten en herstellen van vloerbedekking, zijn in alle gevallen voor rekening van degene aan wie de verstrekking was toegekend. In geval van overname van een (huur)woning zijn, na acceptatie van de woning, de kosten voor rekening van de nieuwe huurder/eigenaar en kan geen beroep worden gedaan op de Wmo.

W21) Bij woningaanpassingen wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen van bijv. keukens en badkamers. Deze termijnen sluiten aan bij de algemeen geldende normen voor afschrijving.

W22) Als er sprake is van renovatie van een woning met een woningaanpassing, bijv. bij renovatie van een keuken door een verhuurder, en de betreffende persoon heeft die woningaanpassing nog steeds nodig, betaalt de gemeente alleen de meerkosten voor het realiseren van, in dit voorbeeld, de aangepaste keuken. Ook hierbij wordt aangesloten bij de algemeen geldende normen voor afschrijving.

W23) Woningsanering betekent het vervangen van de in de woning aanwezige vloerbedekking en gordijnen door glad, afneembaar materiaal. Criteria hiervoor zijn:

  • -

    De vloerbedekking en gordijnen in de slaapkamer zijn niet van glad, afneembaar materiaal en

  • -

    De vloerbedekking en de gordijnen in de slaapkamer zijn niet afgeschreven en:

  • -

    De cliënt heeft een rapport van een Cara-verpleegkundige en:

  • -

    De aanvraag is niet het gevolg van verhuizing en:

  • -

    De cliënt bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs niet kon weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert en:

  • -

    De vloerbedekking is niet ouder dan 7 jaar.

  • -

    Bij cliënten tot vier jaar worden ook vloerbedekking en gordijnen van de woonkamer aangepast.

Kussen-, matras- en meubelhoezen worden vergoed via de AWBZ.

Voor de maximale financiële tegemoetkomingen en afschrijvingstabel zie het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012 .

Rekenmodel:

(…m x 1,5 m) x (…m + 0,3 m) x max. vergoeding = € …,..

De gordijnen zijn/ de vitrage is … jaar oud,

Vergoeding …% = € …,..

W24) Bij het afsluiten van onderhoudscontracten wordt standaard gekozen voor de goedkoopste contractvorm. Het college kan hier in voorkomende gevallen van afwijken.

W25) Een 6+ toiletpot is algemeen gebruikelijk. Daar waar een nog hogere zithoogte nodig is, zal in principe een toiletverhoger met of zonder armleggers worden verstrekt.

W26) Bij verkoop van de aangepaste woning zal het college verzoeken om terugbetaling van (een gedeelte van) de kosten van aanpassingen. Met name bij woningaanpassingen waarbij de waarde van de woning daadwerkelijk toeneemt, kan de terugbetalingsregeling van toepassing zijn. Dit wordt besproken met belanghebbende en vastgelegd in de beschikking. Zie ook hoofdstuk 3.3.2. Eventuele waardevermindering van de woning door woningaanpassingen kunnen niet verhaald worden op de gemeente.

4.4. Rolstoelvoorzieningen

4.4.1 Afwegingskader

R1) Rolstoelen kunnen als verstrekking worden ingezet om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    Het zich kunnen verplaatsen in en om de woning: hiermee worden bedoeld de verplaatsingen die in en direct vanuit de woning worden gedaan. Het gaat om belanghebbenden die zich dagelijks zittend verplaatsen en daarom zijn aangewezen op een rolstoel.

  • -

    Het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan: rolstoelen voor het zogenaamde ‘incidentele’ gebruik worden alleen verstrekt als dit bijdraagt aan het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. In beginsel komt het gebruik van incidentele rolstoelen die bijvoorbeeld alleen bedoeld zijn om te wandelen niet voor strekking in aanmerking. Voor het gebruik van rolstoelen voor incidenteel gebruik kan men ook bij de uitleen van hulpmiddelen terecht.

R2) Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal door het college een programma van eisen worden opgesteld. Indien nodig wordt onafhankelijk medisch advies opgevraagd.

R3) Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden.

4.4.2 Middelen

R4) Een indicatie voor een rolstoelvoorziening wordt in principe voor onbepaalde tijd afgegeven. Tussentijdse wet- en beleidswijzigingen kunnen van invloed zijn op de lopende indicatie. Belanghebbenden worden daarvan tijdig op de hoogte gesteld.

R5) Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

R6) Een rolstoelvoorziening in natura wordt verstrekt volgens de contractuele afspraken met de leverancier.

R7) Bij een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die belanghebbende zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen.

R8) Voorzieningen, zoals een elektrische rolstoel, die buiten de eigen woon- en leefomgeving worden gebruikt voor bijvoorbeeld vakantie in binnen of buitenland, dienen door belanghebbende zelf voldoende verzekerd te worden voor diefstal, schade, noodzakelijk onderhoud en pech.

4.5 Vervoersvoorzieningen

4.5.1 Afwegingskader

V1) Vervoersvoorzieningen kunnen als verstrekking worden ingezet om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    Het zelfstandig lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

  • -

    Het kunnen ontmoeten van mensen en het op basis daarvan aangaan van sociale relaties.

V2) Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven zijn beoordeeld zoals openbaar vervoer en collectief vraagafhankelijk vervoer. Daarbij zal gekeken worden naar waar de daadwerkelijke vervoersbehoefte (afstand, frequentie, tijdstip etc.) van de belanghebbende uit bestaat.

V3) Het college beoordeelt of de gewenste resultaten ook bereikt kunnen worden door middel van een collectieve voorziening zoals de Regio-taxi.

V4) Middels het verstrekken van vervoersvoorzieningen dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Voor het collectief vervoer is met ingang van 1 augustus 2011 een maximale grens van 2500 km per jaar gesteld. Het college kan afwijken van de maximale kilometers, indien dit noodzakelijk blijkt. Voordat wordt afgeweken is een zorgvuldig onderzoek noodzakelijk.

V5) Aan de hand van de vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze behoeftebij een belanghebbende met een maximale loopafstand van 800 meter ingevuld kan worden met het bestaande collectief vervoersysteem . Hierbij houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende.

V6) Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand. Ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, zal het college beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is.

V7) Aanpassingen aan een eigen auto kunnen worden toegekend als vervoer met eigen auto de enige of goedkoopst compenserende oplossing is en deze aanpassingen ergonomisch noodzakelijk zijn. Bij het verstrekken van voorzieningen die betrekking hebben op kosten die af te leiden zijn van het gebruik van een eigen auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen als er sprake is van meerkosten komt men in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

V8) Met de positie van mantelzorgers zal rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de medische noodzaak tijdens het vervoer in te kunnen grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt.

V9) Driewielfietsen (ook driewielligfietsten) en scootmobielen worden alleen toegekend als er ook sprake is van voldoende verkeersinzicht en als cliënt zelfstandig gebruik kan maken van de driewielfiets/scootmobiel.

V10) Voor het stallen van scootmobielen wordt eerst gebruik gemaakt van de reeds aanwezige stallingmogelijkheden. Deze dienen voorzien te zijn van een stroomaansluiting. Indien de stallingmogelijkheid niet of onvoldoende aanwezig is wordt samen met belanghebbende naar een mogelijke oplossing gezocht.

4.5.2 Middelen en voorwaarden

V12) Collectief vervoer wordt uitsluitend verstrekt in natura (een vervoerspas) . Voorwaarden voor gebruik van het collectief vervoer, aantekeningen op vervoerspassen (zoals het aantal meereizenden, medisch begeleider, rolstoeltaxi, personenauto, rollator ed.) en spelregels gelden volgens contract met vervoerder.

V13) Medische begeleiding in het collectief vervoer (begeleider reist gratis) kan worden

toegekend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • -

    De cliënt is niet in staat om zelfstandig met het collectief vervoer te reizen én

  • -

    De hulp van de chauffeur bij het in- en uitstappen van het collectief vervoer is

onvoldoende én

-De cliënt is aangewezen op hulp tijdens het reizen, welke niet door de

chauffeur kan worden gegeven.

V14) Indien collectief vervoer geen compenserende oplossing biedt, kan het college een individuele vervoersvoorziening in natura verstrekken, als financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer of als een persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer.

V15) Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een individuele (rolstoel)taxi kan worden toegekend als het collectief vervoer geen compenserende oplossing is voor het vervoersprobleem van belanghebbende.

V16) Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto kan worden toegekend als het collectief vervoer, individueel (rolstoel)taxivervoer en/of andere vervoersvoorzieningen geen compenserende oplossing bieden voor het vervoersprobleem van belanghebbende.

V17) Autoaanpassingen worden verstrekt als financiële tegemoetkoming, voorziening in natura of persoonsgebonden budget.

V18) De hoogte van de financiële tegemoetkoming of het PGB voor autoaanpassingen wordt vastgesteld aan de hand van een goedgekeurde offerte waarbij rekening wordt gehouden met de volgende voorwaarden:

  • -

    De auto mag op de datum van aanvraag van de autoaanpassing niet ouder zijn dan 7 jaar en heeft nog een te verwachten technische levensduur van minimaal 7 jaar.

  • -

    De leeftijd van een auto is niet van toepassing indien het gaat om overzetbare aanpassingen.

V19) De financiële tegemoetkoming of het PGB voor een autoaanpassing wordt éénmalig verstrekt voor een periode van minimaal 7 jaar. Belanghebbende kan na deze periode van 7 jaar opnieuw in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing als:

  • -

    De auto technisch is afgeschreven én;

  • -

    Belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor verstrekking.

V20) Overige voorzieningen, zoals scootmobiel of driewielfiets worden in natura of als persoongebonden budget verstrekt.

V21) Kosten voor vervanging van accu’s behorend bij een verstrekte voorziening vanwege het niet of niet voldoende opladen door belanghebbende, kunnen in rekening gebracht worden bij belanghebbende van de voorziening.

V22) Kosten voor accessoires die bij inname van een voorziening ontbreken, kunnen in rekening worden gebracht bij (nabestaanden) van belanghebbende. Te denken valt aan instructieboekje, extra accu, mand etc.

V23) Voorzieningen, zoals een scootmobiel, die buiten de eigen woon- en leefomgeving worden gebruikt voor bijvoorbeeld vakantie in binnen of buitenland, dienen door belanghebbende zelf voldoende verzekerd te worden voor diefstal, schade, noodzakelijk onderhoud en pech.

Hoofdstuk 5: Inwerkingtreding, overgangsbepalingen en citeertitel

5.1 Citeerttitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Wmo Winsum.

5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 maart 2012 onder gelijktijdige intrekking van het Verstrekkingenboek Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2008

Aldus vastgesteld,

Burgemeester en wethouders

De secretaris De burgemeester,

Bijlage 1. De ICF: FUNCTIES

Bijlage 2. De ICF: ACTIVITEITEN EN PARTICIPATIE

Bijlage 3. Berekeningsmethode Persoonsgebonden Budget

Bijlage 4. Afwegingskader Gebruikelijke Zorg

Bijlage 5. Beschrijving van hulp in het huishouden

Bijlage 6. Normering huishoudelijke taken in minuten

Bijlage 7. Op weg naar standaardisatie huishoudelijke verzorging

[Klik hier om het document te downloaden]