Notitie leefbaarheid

Geldend van 21-07-2010 t/m heden

Intitulé

Notitie leefbaarheid

Notitie leefbaarheid (concept)

Het vervolg op de Dorpenatlas Gemeente Winsum

1. Aanleiding

In juni 2008 is de Dorpenatlas Winsum gelanceerd. In de Dorpenatlas zijn gegevens verzameld van alle dorpen van de gemeente Winsum. Het betreft de thema’s: bevolking, wonen, voorzieningen, werk en inkomen, leefbaarheid, vrije tijd en veiligheid. De gegevens zijn verzameld door analyse van statistische gegevens enerzijds en anderzijds aan de hand van leefbaarheidenquêtes onder de bewoners van de dorpen.

Doel van de dorpenatlas was; “het verzamelen van gegevens op dorpskernniveau, als achtergrondinformatie voor discussies over leefbaarheid in de dorpen, ter onderbouwing van dorpsvisies en leefbaarheidprojecten en ter ondersteuning bij de ontwikkeling van beleid”.

Bij leefbaarheid gaat het er uiteindelijk om dat de inwoners zich goed voelen in hun eigen woon– en leefomgeving. De Dorpenatlas geeft informatie over hoe het wonen en leven in de dorpen wordt beleefd.

Vraagstelling

De vraag is nu welke ontwikkelingen we in gang moeten en kunnen zetten ter verbetering of bevordering van de leefbaarheid in de dorpen? Wat geven we prioriteit? Waar steken we in eerste instantie op in zodat we vooruitgang kunnen boeken?

Daarbij is van groot belang te beseffen dat de leefbaarheid en ook het verbeteren daarvan een zaak is van bewoners en gemeente samen. De gemeente heeft hierin een rol en verantwoordelijkheid, maar de bewoners nadrukkelijk ook. Het gaat er dan ook om wat we gezamenlijk tot stand kunnen brengen.

Waar het in deze notitie vooral om gaat is een kader aan te geven op welke thema’s we in eerste instantie inzet gaan plegen en welke zaken we prioriteit geven bij het werken aan de verbetering van de leefbaarheid in de dorpen. Dit vanuit de gedachtegang dat we niet alles tegelijk kunnen aanpakken en beter vooruitgang kunnen boeken op een beperkt aantal onderwerpen. Daarom zijn er keuzes gemaakt. Dat wil overigens niet zeggen dat andere thema’s geen aandacht krijgen. De resultaten van deze thema’s zullen bij reguliere beleidsontwikkelingen, waar mogelijk en haalbaar, meegenomen worden.

Aanpak

Voorafgaand aan de opstelling van deze notitie zijn de volgende activiteiten ondernomen:

1) De dorpencoördinator heeft gesprekken gevoerd met de verschillende Dorpsbelangenverenigingen van de dorpen over de resultaten van de Dorpenatlas. Besproken is welke zaken opvallend zijn, welke sterke en zwakke punten gesignaleerd worden, welke kansen en bedreigingen gezien worden en hoe het vervolg eruit kan zien.

Het dorp Den Andel is specifieker geanalyseerd ten behoeve van de op te stellen dorpsvisie. Mede op basis hiervan zijn de thema’s voor deze visie vastgesteld.

2) De gegevens uit de Dorpenatlas zijn bestudeerd en besproken door de ambtelijke organisatie. Ook hierbij is nagegaan wat opvallende zaken waren, welke thema’s / aspecten om een vervolg vragen en op welke wijze dit zou kunnen.

Verder zijn de gegevens uit de Dorpenatlas vanaf het moment van uitkomen al veelvuldig gebruikt door de ambtelijke organisatie ter onderbouwing van diverse beleidsnotities en ontwikkelingen.

3) Verschillende maatschappelijke trends zijn bekeken en meegenomen in deze notitie (hoofdstuk 2).

4) Een concept versie van deze notitie over het vervolg op de Dorpenatlas is besproken met de Dorpsbelangenverenigingen in het “Delegatieoverleg”. Daarbij was tevens een afvaardiging aanwezig van de WMO-adviesraad.

2. Maatschappelijke veranderingen in dorpen en leefbaarheid

Naast de resultaten uit de dorpenatlas en de analyse ervan zijn er diverse maatschappelijke trends die van invloed zijn op de dorpen op het platteland en de leefbaarheid. Omdat deze trends mede bepalend zijn voor de keuze van de thema’s waarop we inzet plegen is het hier kort toegelicht.

Autonome dorpen versus woondorpen

De laatste decennia zijn dorpen op het platteland aan het veranderen van zogenaamde ‘autonome’ dorpen naar ‘woondorpen1. Het woondorp is de toekomst. Hieronder een aantal kenmerken.

De bewoners van autonome dorpen zijn in het dorp geboren en getogen. Zij hebben hun werk en hun activiteiten in het dorp. De bewoners van woondorpen hebben zich in het dorp gevestigd. Zij werken meestal buiten het dorp en ook andere activiteiten (winkelen, verenigingsleven) vinden vaak buiten het dorp plaats. Dit allemaal als gevolg van de toegenomen mobiliteit. Gesproken wordt van een verplaatste consumptie.

Deze toenemende mobiliteit vergroot de mogelijkheden om allerlei voorzieningen elders te bereiken. De samenhang tussen de ontwikkeling van het aantal inwoners in het dorp, de ontwikkeling van het aantal voorzieningen en daarmee de ontwikkeling van de leefbaarheid is hierdoor niet meer vanzelfsprekend.

In woondorpen zijn de belangrijkste indicatoren voor de leefbaarheid de woning en de directe woonomgeving, veiligheid en verkeersdruk. De woonomgeving is de plek waar de bewoners elke dag weer terugkeren en waar zij zich prettig willen voelen.

In het autonome dorp was betrokkenheid van de inwoners bij het dorp een vanzelfsprekendheid. In woondorpen is die betrokkenheid minder vanzelfsprekend en verschilt per dorp. Of inwoners van een woondorp trots zijn op hun dorp hangt vaak af van hun beleving van de kwaliteit van het wonen in het dorp.

Bovenstaande ontwikkelingen zijn van belang voor de discussie rond leefbaarheid in de dorpen en de maatregelen die genomen kunnen worden om deze leefbaarheid te verbeteren. Daarbij is het van belang te beseffen dat dorpen in een overgangsfase zitten van autonoom dorp naar woondorp, maar dat het woondorp wel de toekomst is.

Verder is het goed om te beseffen dat niet iedereen discussieert over het onderwerp leefbaarheid vanuit hetzelfde referentiekader. Wanneer iemand het autonome dorp als referentiekader heeft, zal dit een negatiever beeld opleveren over de leefbaarheid in zijn/ haar dorp. Het puur autonome dorp bestaat namelijk niet meer. Hebben we het woondorp als referentiekader dan levert dat over het algemeen een veel positiever beeld op qua leefbaarheid.

1 Gegevens uit onderzoek en diverse inleidingen van Frans Thissen (Universiteit van Amsterdam)

Krimp

De verwachting is dat de bevolking in Noord-Groningen gaat krimpen. Dit heeft invloed op de dorpen en het voorzieningenniveau dat in stand gehouden kan worden. Kleine dorpen worden échte woondorpen. Meer en meer zullen we ons moeten richten op de kwaliteit van de woningen en de spreiding en bereikbaarheid van de voorzieningen in plaats van de kwantiteit. Dit om uiteindelijk alle dorpen van de gemeente leefbaar te houden. Daarbij houden we in het oog dat waar we mogelijkheden hebben om woningen (bij ) te bouwen, deze ook benutten.

3.Thema’s leefbaarheid

Uit de resultaten van de Dorpenatlas, de bespreking van de resultaten met de dorpsbelangenverenigingen, de bestudering en bespreking van de Dorpenatlas met de ambtelijke organisatie en de in het vorige hoofdstuk beschreven trends zijn er 3 thema’s waar we ons in eerste instantie op willen richten:

  • 1.

    De kwaliteit van de fysieke woonomgeving (H.4)

  • 2.

    De voorzieningen (H.5)

  • 3.

    De sociale samenhang / betrokkenheid (H.6)

In de volgende hoofdstukken worden de 3 thema’s besproken. Enerzijds wordt onderbouwd waarom het een thema is dat opgepakt moet worden. Anderzijds wordt aangegeven welke actiepunten uitgewerkt gaan worden.

4. Kwaliteit van de fysieke woonomgeving

4.1. Resultaten

. De rapportcijfers in de dorpenatlas met betrekking tot onderhoud en aanwezigheid van groen, bestrating en speelgelegenheden zijn over het algemeen mager (rond de 6). (Uitzonderingen daargelaten).

De gemeentelijke organisatie herkent en erkent in veel gevallen de cijfers.

. Veel voorkomende overlastsituaties die in de dorpenatlas genoemd zijn, betreffen: overlast hondenpoep, zwerfvuil en vernielingen.

. Een groot deel van de opmerkingen tijdens inloopspreekuren van het college in de dorpen betreft de kwaliteit van de fysieke woonomgeving.

. Veel meldingen overlast bij de gemeente betreffen knelpunten groen en wegen.

De kwaliteit van de woon- en leefomgeving is voor het merendeel van de Winsumse dorpen een belangrijk aspect van de leefbaarheid. Daarom is het advies om op dit thema in te zetten. Dit wil niet zeggen dat we dat in alle dorpen op dezelfde wijze en met de dezelfde intensiteit bezig moeten gaan. De gegevens uit de Dorpenatlas geven wel aan dat in sommige dorpen de nadruk meer ligt op de kwaliteit van het groen, andere meer op de speelvoorzieningen en in weer andere dorpen/wijken is de tevredenheid over de leefomgeving groot.

Binnen dit thema moeten ook keuzes gemaakt worden. We kunnen niet aan alle wensen van de dorpen voldoen. Zo zijn er minimale kwaliteitseisen waaraan bijvoorbeeld onze wegen en het groen moeten voldoen. In combinatie met de ‘beperkte’ financiële middelen voor het onderhoud van de openbare ruimte zijn de mogelijkheden voor (extra) wensen van de dorpen heel beperkt. In eerste instantie zullen we inzet plegen op de onderstaande actiepunten.

4.2. Actiepunten fysieke woonomgeving

1. Verbetering van de communicatie met de bewoners over de prioriteiten en uitvoering van de onderhoudsprogramma’s wegen en groen.

Doel: zorgen dat de inwoners en de dorpsverenigingen goed geïnformeerd zijn over de werkwijze en het kwaliteitsniveau van onderhoud van de wegen en het groen. Wat we doen, welke kwaliteit we hanteren, hoe we het doen, wanneer we het doen en waarom we het zo doen.

Onderdelen:

  • -

    communicatieplan ontwikkelen bij onderhoud wegen en onderhoud groen

  • -

    Mogelijkheden onderzoeken van een nieuwe vorm van een ‘schouw’, waarbij de coördinator Beheer en Onderhoud de schouw zal afnemen met de dorpsbelangenvereniging. Deze schouw moet gezien worden als een aanvulling op het systeem van het klachtenmeldpunt. Hiervoor zullen we eerst in één van de dorpen een pilot doen. Daarnaast onderzoeken we of het zelf schouwen door bewoners een optie is voor de toekomst evenals een vorm van buurtbeheer door dorpsbewoners. Voor het zelf schouwen is een nieuw instrumentarium nodig in de vorm van kwaliteitsbeelden.

2. Omvorming van groen in overleg met de inwoners (dorpsvereniging) inzetten.

Een groot deel van het groenbeleidsplan ligt vast en is niet onderhandelbaar met inwoners omdat het groen aan een bepaalde minimumkwaliteit moet voldoen. Een goede communicatie (informatie en uitleg) over deze minimumkwaliteit van het groen aan de inwoners is nodig (zie hiervoor actiepunt 1). Wanneer er stukken groen omgevormd moeten worden, is het wel mogelijk om hier de bewoners bij te betrekken. Voor dit actiepunt zullen we eerst een pilot in één van de dorpen ontwikkelen. De ervaringen die tot nu toe hiermee zijn opgedaan worden meegenomen.

3.Uitvoering geven aan het speelvoorzieningenbeleid in samenwerking met bewoners/gebruikers.

De gemeente heeft beleid ontwikkeld voor de speelvoorzieningen dat het kader vormt voor de (her)inrichting van speelplekken. De speelvoorzieningen vormen een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarnaast zijn het ontmoetingsplekken voor kinderen en hun ouders.

De gegevens uit de Dorpenatlas worden betrokken bij de uitvoeringsplannen van het speelvoorzieningenbeleid. Er wordt dan ook per dorp / wijk maatwerk geleverd. Dat wil zeggen: er wordt gekeken naar de opbouw en samenstelling van de wijk en de specifieke wensen die er leven. De (her)inrichting van de speelplekken zal ook plaatsvinden in overleg met de bewoners en gebruikers (kinderen, jongeren).

Randvoorwaarden is hierbij het beschikbare gemeentelijke budget voor investeringen / vervanging van speeltoestellen alsmede voor onderhoud en beheer.

4.Activiteiten ontwikkelen ter vermindering van overlastsituaties van hondenpoep, zwerfvuil en vernielingen.

De insteek isna te gaan welke activiteiten de dorpsverenigingen en de inwoners zelf kunnen ondernemen om overlastsituaties van hondenpoep en zwerfvuil te verminderen. De gemeente neemt hierin een ondersteunende en waar mogelijk faciliterende rol in.

. Ten aanzien van het zwerfafvalprobleem is inmiddels een nulmeting verricht in de

hele gemeente. Naar aanleiding hiervan is een plan van aanpak gemaakt hoe deze problematiek aan te pakken. Inzet wordt voornamelijk gericht op:

  • -

    de communicatie met het doel gedragsverandering bij mensen.

  • -

    het faciliteren van zogenaamde prikacties door bewoners en organisaties.

  • -

    extra inzet / schoonmaak van zogenaamde ‘hotspots’ (plaatsen waar veel zwerfvuil is geconstateerd in de nulmeting).

  • -

    Aansluiten bij landelijke acties rondom zwerfvuil.

. Ten aanzien van de hondenpoep zullen we ons ook richten op de communicatie met

het doel gedragsverandering bij mensen. Daarnaast worden de bestaande “hondentoiletten” bij Obergum en in Baflo geëvalueerd op effecten en gebruik. Vanuit de dorpen kunnen initiatieven ondersteund worden om deze problematiek aan te pakken.

. Vernielingen en de ergernis is voornamelijk een probleem dat zich in het

dorp Winsum afspeelt en in een bepaalde mate in Baflo, Sauwerd en Ezinge. Om gericht op dit probleem in te kunnen spelen zullen we eerst een analyse moeten maken van de specifieke locaties en kenmerken van deze locaties, zoals verlichting, inrichting, aanwezigheid groen, sociale controle en dergelijke. Daarna kunnen gerichter maatregelen genomen worden.

5.Overige initiatieven

Naast bovengenoemde actiepunten wordt er uiteraard voortdurend door de gemeente als wel door de dorpen gewerkt aan de verbetering van de fysieke leefomgeving. Recent zijn er een aantal initiatieven van bewoners en dorpsbelangenverenigingen genomen die aansluiten bij dit thema. Genoemd kunnen worden: Speelplan Ezinge, Plan Marciaterrein Rasquert, Plan oude kern Ezinge etc., speelplek Oldenhof /Peerdewask. De ervaringen die met deze plannen worden opgedaan zullen we gebruiken bij de uitwerkingen op dit thema.

5. Voorzieningen

5.1. Inleiding

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven speelt de aanwezigheid en de bereikbaarheid van voorzieningen in dorpen een belangrijke rol in de discussie over leefbaarheid. Voorzieningen zoals scholen, dorpshuizen, winkels, kinderopvang en sportvoorzieningen; niet ieder dorp heeft alles. Voor 58 inwoners kun je geen school bouwen, met 300 inwoners houd je geen supermarkt in de benen. Maar welke voorzieningen passen wel bij een bepaald dorp. En voor welke voorziening moeten bewoners naar een verder weg gelegen dorp. Wat is op termijn nog financieel op te brengen om voorzieningen in stand te houden?

In 2003 heeft het Bureau DBF in het kader van een onderzoek naar multifunctionaliteit dorpshuizen het advies gegeven om een spreidingsplan te maken voor de voorzieningen. De indeling die zij gehanteerd heeft sluit aan bij de indeling van de Provincie van plattelandskernen; centrumdorp, complete dorpen en kleine kernen. De ‘complete’ dorpen hebben veelal nog een behoorlijk niveau van voorzieningen. De kleine kernen moeten worden gezien als woondorpen met een zeer beperkt voorzieningenniveau, dan wel geen voorzieningen.

Door de toenemende mobiliteit zijn de mogelijkheden van het bereiken van voorzieningen buiten de eigen dorpskern enorm vergroot. Daarbij moeten we in acht nemen dat de mobiliteit niet voor iedereen hetzelfde is. De bereikbaarheid van voorzieningen is een probleem voor een bepaalde groep burgers, namelijk diegene die vervoersafhankelijk zijn (jeugd, ouderen, gehandicapten). We zullen aandacht voor deze groepen burgers moeten hebben als we het hebben over welke voorzieningen in stand moeten worden gehouden, dan wel hoe we die bereikbaar houden voor deze groepen burgers.

5.2. Resultaten Dorpenatlas

In de Dorpenatlas hebben de inwoners een rapportcijfer gegeven voor een groot aantal voorzieningen in hun dorp. Het ging om voorzieningen voor onderwijs, jeugd, ouderen, gezondheid, openbaar vervoer, winkel, postkantoor, dorpshuis/ontmoetingsplek.

De rapportcijfers over de voorzieningen geven een wat vertekend beeld. Wanneer er een bepaalde voorziening niet in een dorp aanwezig is, scoort het gelijk heel laag. Dit terwijl de afwezigheid van een aantal voorzieningen in dorpen geaccepteerd is. De cijfers moeten in relatie worden gezien met de gebruikscijfers. Verder geeft de kaart, waarin alle voorzieningen zijn ingetekend, een helder beeld van de huidige spreiding ervan.

De resultaten van de Dorpenatlas, aangevuld met informatie verkregen uit de gesprekken met de dorpsbelangenverenigingen, geeft een beeld van de voorzieningen die voor een dorp belangrijk zijn. Er is veel aandacht voor de voorzieningen gericht op de doelgroepen die vervoersafhankelijk zijn (ouderen, jeugd). Verder is een belangrijke conclusie dat een ruimte waar de bewoners elkaar kunnen ontmoeten voor de dorpen belangrijk is.

Onderstaand schema geeft een aanzet voor een indeling in clusters van dorpen. De indeling sluit aan bij de provinciale indeling van plattelandskernen. Ook in het rapport van DBF uit 2003 is deze indeling gehanteerd.

Schema: indeling dorpen en voorzieningen

Dorp

Soorten voorzieningen

Conclusie + mogelijke ontwikkelingen en activiteiten

Centrumdorp

Winsum

-diverse ontmoetingsruimte voor diverse doelgroepen maar geen dorpshuis

-meerdere scholen voor BO en 2 voor VO

-peuterspeelzaal en diverse kinderopvangmogelijkheden

-diverse sportvoorzieningen voor binnen en buitensport

-gezondheids- en zorgvoorzieningen

-bibliotheek

-openbaar vervoer (trein en bus)

-diverse detailhandel en banken

Beleidsuitgangspunten:

Het centrumdorp Winsum heeft een behoorlijk compleet voorzieningenniveau ten behoeve van voornamelijk de lokale bevolking (alle inwoners Gemeente Winsum) en de periferie. Winsum is zogenaamde schakelkern.

Goede verbindingen en bereikbaarheid vanuit de overige dorpen is noodzakelijk om deze voorzieningen en functies voor iedereen bereikbaar te hebben en te houden.

Naast behoud van de bestaande voorzieningen en functies kan het voorzieningeniveau, waar nodig, verder versterkt worden.

Complete dorpen Baflo, Sauwerd, Ezinge

-Diverse ontmoetingsruimten voor diverse doelgroepen. Jeugdsoos in Ezinge ontbreekt.

-Scholen voor BO

-Peuterspeelzaal + buitenschoolse opvang aanwezig

-Sportzaal + buitensport aanwezig (voetbal Ezinge gaat naar Feerwerd)

-Basisgezondheidsvoorz. aanwezig (huisarts, fysio, consultatiebureau)

-Bibliotheek of bibliobus

-Openbaar vervoer (trein + bus)

-Winkel dagelijkse boodschappen+ TNT service

Er is een redelijke tevredenheid over huidige voorzieningen. Een teruggang wordt voor het dorp als bedreiging gezien.

In Ezinge wordt een voorziening voor de jeugd gemist.

De zogenaamde complete dorpen hebben nog een behoorlijk aantal voorzieningen.

Uitgangspunt is dat we streven naar in standhouding.

Daarbij tekenen we aan dat de instandhouding van een aantal voorzieningen, veelal de commerciële voorzieningen, geen taak is van de gemeente. Hierbij kan alleen een stimulerende rol aangenomen worden.

De vijf voorzieningen die meestal genoemd worden als van groot belang voor de leefbaarheid zijn: basisschool, dorpshuis, winkel, openbaar vervoer en de huisarts. Deze zijn in Sauwerd, Ezinge en Baflo aanwezig.

Voor de omliggende kleine kernen is het belangrijk dat deze voorzieningen goed bereikbaar en toegankelijk zijn.

Het verder ontwikkelen van de dorpshuizen als ontmoetingsplek voor diverse doelgroepen en de toevoeging van functies aan deze dorpshuizen, bijvoorbeeld voor jeugd en ouderen en/of zorg, is speerpunt.

Kleine kernen met een beperkt voorzieningen-niveau:

Feerwerd, Den Andel, Adorp, Garnwerd,

-Ontmoetingsruimte (dorpshuis met uitzondering van Garnwerd).

-Basisschool (m.u.v. Feerwerd)

-Peuterspeelzaal in Adorp en Den Andel

-Sport (beperkt)

-Openbaar vervoer (bus)

-Rijdende winkel (m.u.v Adorp)

Deze kleine kernen zijn woondorpen met een zeer beperkt aantal voorzieningen. In de toekomst zullen als gevolg van de krimp van de bevolking en de vergrijzing voorzieningen als bijv. de school en peuterspeelzaal onder druk komen te staan.

Beleidsuitgangspunt en ontwikkeling:

-Deze kleine kernen zijn echte woondorpen met een zeer beperkt voorzieningenniveau.

-Inzet richten op instandhouding van één ontmoetingsruimte (dorpshuis / verenigingsgebouw) met daarin activiteiten/faciliteiten voor de inwoners met daarbij extra aandacht voor ouderen en jeugd.

-Inzet richten op onderzoek naar de mogelijkheden van samenwerking tussen basisscholen,peuterspeelzalen, kinderopvangvoorzieningen in deze dorpen en omliggende dorpen.

-Inzet richten op het ondersteunen en faciliteren van dorpsinitiatieven/activiteiten.

Kleine kernen zonder voorzieningen

Wetsinge, Rasquert, Saaxumhuizen, Tinallinge

-ontmoetingsruimte in de vorm van kerk dan wel verenigingsgebouw.

Beleidsuitgangspunt:

-zorg voor goede bereikbaarheid van voorzieningen in de andere dorpen.

-ondersteun/faciliteer initiatieven van het dorp voor activiteiten.

5.3. Actiepunten thema voorzieningen

Bovenstaande indeling van dorpen hanteren als uitgangspunt voor ontwikkelingen in de dorpen rondom voorzieningen en de daarbij horende accommodaties.

Inzet voor de komende jaren concreet:

. In het kader van het opstellen van het Integraal Huisvestingsplan Basisonderwijs de toekomst van de scholen in de kleine kernen meenemen in combinatie met voorzieningen als peuterspeelzaal en kinderopvang.

. Mogelijkheden onderzoeken van steunstee-activiteiten / vormen van steunpunten in Baflo; dit in combinatie met de kleine kernen die om deze dorpen heen liggen. De opdracht voor het ouderenwerk uitgevoerd door de SWD zal hierop aangepast moeten worden. Zij zullen in overleg gaan met de dorpen, dorpshuizen en de ouderenverenigingen.

. Verdere ontwikkeling van de dorpshuizen als ontmoetingsruimte voor diverse doelgroepen. Wanneer mogelijk en wenselijk worden functies gekoppeld aan de dorpshuizen. Bijvoorbeeld het huidige onderzoek om aan het dorpshuis Ezinge een jeugdvoorziening te koppelen.

En verder moeten we aandacht blijven houden voor een goede bereikbaarheid van de voorzieningen door goede verbindingen, openbaar vervoer en vraagafhankelijk vervoer.

Tot slot: Ten aanzien van voorzieningen en de instandhouding ervan hebben

de dorpen / dorpsbewoners heel nadrukkelijk een eigen rol. Hoe meer betrokkenheid de bewoners tonen bij hun eigen dorp, hoe meer er gebruik gemaakt wordt van de aanwezige voorzieningen, hoe beter deze in stand gehouden kunnen worden.

6.Sociale samenhang en betrokkenheid (sociale cohesie)

Bij sociale cohesie doelen we op de sociale samenhang in de maatschappij en in dit geval de samenhang en betrokkenheid bij het dorp. Het heeft betrekking op vormen van gemeenschapszin, participatie en maatschappelijke betrokkenheid.

6.1. Resultaten dorpenatlas

In de bewonersenquête is een aantal stellingen voorgelegd aan de bewoners over hoe zij de buurt, het dorp waar zij wonen beleven (gezelligheid, samenhorigheid, elkaar kennen e.d.). Hieruit is een schaalscore voor sociale cohesie samengesteld. De resultaten daarvan staan hieronder nog eens gegroepeerd.

Sociale cohesie

Dorp

Hoog

Tinallinge, Saaxumhuizen, Feerwerd, Garnwerd, Wetsinge, Adorp

Gemiddeld

Den Andel, Ezinge, Baflo

Laag

Rasquert, Sauwerd, Winsum (Ripperda)

Verder is er de bewoners gevraagd in hoeverre zij zich in willen zetten voor de leefbaarheid in hun buurt. Ook hier scoren dorpen als Feerwerd, Garnwerd en Adorp hoog.

6.2. Doelen

De inzet op de thema’s kwaliteit woonomgeving en voorzieningen kan al een positieve invloed hebben op het gevoel van leefbaarheid in de dorpen en de daadwerkelijke betrokkenheid en samenhang bij het dorp doen toenemen. Zeker als de thema’s in gezamenlijkheid (dorp, gemeente, instellingen en organisaties) opgepakt worden. Bij het uitwerken van de thema’s zullen we in de dorpen Sauwerd, Rasquert en de wijk Ripperda extra aandacht besteden aan de betrokkenheid van de bewoners.

Er is een drietal doelen te formuleren waar de gemeente zich op wil richten ter bevordering van die betrokkenheid.

1. Initiatieven van burgers, groepen van burgers stimuleren, waarderen en waar nodig ondersteunen zodat er in gezamenlijkheid gewerkt wordt aan de leefbaarheid van de dorpen.

Onder waarderen kan worden verstaan een mate van financiële ondersteuning (subsidie) maar ook daadwerkelijk waardering in de zin van “complimenteren”.

  • 2.

    Zorgen voor ontmoeting tussen burgers zodat zij meer betrokken raken bij elkaar en het dorp.

  • 3.

    Burgers betrekken bij beleid van de gemeente en de communicatie over ontwikkelingen verbeteren zodat het draagvlak voor ontwikkelingen vergroot wordt.

Om bovenstaande doelen te bereiken wordt al veel inzet gepleegd. In onderstaande tabel is hier een opsomming gegeven zonder hierin uitputtend te zijn. In deze bestaande activiteiten zullen we de nodige energie moeten blijven steken.

In paragraaf 6.3 zijn nieuwe actiepunten genoemd.

Huidige activiteiten en middelen

Doel

Bestaande activiteiten/middelen

Initiatieven burgers waarderen, stimuleren ondersteunen

·Projectensubsidies leefbaarheid voor initiatieven dorpen (jaarlijks budget = € 7155,-).

·Overige subsidies welzijn (cultuur, jeugd, ouderen en zorg).

·Meewerken en meedenken bewonersinitiatieven / projecten (vb Jeugdsoos Ezinge, Marciaterrein Rasquert, speelvoorzieningenplan Ezinge).

Ontmoeting

·Ondersteuning dorpshuizen

·Ontwikkeling en ondersteuning ‘Steunpunt Adorp/Sauwerd’

·Subsidies welzijn (cultuur,welzijn,zorg, sport)

·Ondersteuning jeugdsozen

·Meedenken / werken / adviseren bij dorpsinitiatieven (bijv. jeugdsoos Ezinge, jaarwisselingsfeesten, dorpsevenementen/feesten)

Burgers betrekken bij beleid / activiteiten

·De gemeente en de dorpsverenigingen hebben in een “Afsprakenkader” vastgelegd hoe de communicatie en participatie verloopt.

·Inzet dorpencoördinator

·Ontwikkelen dorpsvisie Den Andel

·WMO-adviesraad

·Burgerinitiatief

·Inspraak

6.3. Actiepunten sociale cohesie /betrokkenheid

Hieronder nieuwe actiepunten met betrekking tot de drie doelen.

Initiatieven burgers waarderen, stimuleren en ondersteunen

. Evaluatie van de projectensubsidies leefbaarheid met het doel een beter gebruik stimuleren van deze subsidiemogelijkheid. Nagegaan moet onder andere worden of de criteria nog passend zijn.

. Inzet van de dorpencoördinator op het stimuleren van initiatieven en het verder brengen van een idee tot een initiatief voor leefbaarheidsprojecten.

. Waar nodig inzet van het welzijnswerk (jongerenwerk, ouderenwerk, vrijwilligerssteunpunt) om initiatieven van dorpen verder te brengen. Dit vooralsnog binnen bestaande opdrachtkaders en contracten.

. Initiatieven van de dorpen beter in beeld brengen en communiceren (dorpssites, website gemeente, pers etc.). Afdeling communicatie van de gemeente kan hier een rol in spelen in overleg / samenwerking met dorpencoördinator en dorpsbelangenverenigingen.

Zorgen voor ontmoeting

. Impuls aan het dorpshuizenbeleid door na te gaan welke functies gekoppeld kunnen worden aan het dorpshuis. Dorpshuizen en dorpsbelangenverenigingen stimuleren zelf meer activiteiten te ontwikkelen.

. Mogelijkheden onderzoeken van steunpunten in andere clusters van dorpen te beginnen in Baflo/Den Andel. (zie hiervoor hoofdstuk5).

Burgers betrekken bij beleid / activiteiten

. Evaluatie van de pilot dorpsvisie Den Andel met het doel na te gaan voor welke dorpen een visie tot de mogelijkheden behoort, in welke vorm en volgens welke planning. Qua tijd en inzet is het niet mogelijk om voor alle dorpen in kort tijdsbestek een dorpsvisie te ontwikkelen.

Door middel van een dorpsvisie kunnen de 3 thema’s specifiek per dorp nog de nodige uitwerking krijgen.

7.Financiën

Een aantal actiepunten uit de notitie zijn al in gang gezet en worden uit daarvoor al beschikbare middelen bekostigd. Dit betreft onder andere: speelvoorzieningen, zwerfvuilproject, opstellen van het integraal huisvestingsplan, omvorming groen.

Een ander deel van de actiepunten zijn nieuw en zullen verder uitgewerkt en uitgevoerd worden binnen bestaande budgetten, bijvoorbeeld de verbetering van de communicatie over de onderhoudsplannen. Expliciet nieuwe activiteiten / projecten zullen, na uitwerking worden geraamd en aan de Raad worden voorgelegd voor financiering uit de post Nieuw Beleid. Dit betreft bijvoorbeeld het toevoegen van nieuwe functies aan dorpshuizen.

Juni 2009