Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Winsum

Geldend van 04-01-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Winsum

Het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Winsum;

besluit vast te stellen

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2017 gemeente Winsum

Algemeen

Artikel 1. Begripsbepaling.

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Wet, het besluit Wmo 2015 en de Verordening Wmo 2015.

Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

Artikel 4. Onderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. Bij het onderzoek is vaststelling van de identiteit aan de hand van een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voldoende.

  • 4. Indien de cliënt bekend is bij de gemeente, kan worden afgezien van het onderzoek zoals genoemd in het eerste en tweede lid van dit artikel.

  • 5. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen waarin hij de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2., vierde lid, onderdelen a tot en met g, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.

Artikel 5. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt, conform hetgeen is gesteld in artikel 2.3.2. van de Wet, in een gesprek met de cliënt of diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekerings Wet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de Wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 6. Verslag

    • 1.

      Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

    • 2.

      Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

    • 3.

      Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

    • 4.

      Het verslag met uitkomsten van het onderzoek, aangevuld met de opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt vormen de basis voor het maatwerkplan.

    • 5.

      Het college neemt het verslag mede als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

    • 6.

      Het verslag kan als bijlage van en door ondertekening van een aanvraagformulier direct als aanvraag worden ingediend.

    • 7.

      In het onderzoek wordt, indien van toepassing, gebruik gemaakt van de bepalingen van het Protocol Gebruikelijke Zorg, CIZ 2005 voor HO en Protocol Gebruikelijke Zorg CIZ versie 7.1 voor begeleiding en persoonlijke verzorging.

Artikel 7. Aanvraag

    • 1.

      Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

    • 2.

      Een aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier.

Artikel 8. Advisering, informatieplicht en medewerking aan de beoordeling

    • 1.

      Het college kan een door hem daartoe aangewezen deskundige om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

    • 2.

      De persoon met beperking die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wet en de verordening en deze nadere regels. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

      • a.

        het voldoen aan een oproep om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen, dan wel het college op een van te voren aangegeven moment toegang tot zijn woning te verlenen;

      • b.

        het meewerken aan een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de belemmeringen te kunnen vaststellen.

    • 3.

      De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

Artikel 9. De beschikking

    • 1.

      Voor algemene voorzieningen verleent het college geen beschikking, een algemene voorziening kan wel deel uit maken van het persoonlijk plan of ondersteuningsplan waarop een beschikking wordt afgegeven.

    • 2.

      Voor een maatwerkvoorziening verstrekt het college een beschikking.

    • 3.

      In de beschikking wordt de informatie- en medewerkingsplicht opgenomen als bedoeld in artikel 2.3.8 van de Wet.

    • 4.

      In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoons gebonden budget (pgb) wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

    • 5.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        wat het beoogde resultaat van de te verstrekken voorziening is;

      • b.

        wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

      • c.

        de beoogde resultaten welke andere (algemene) voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

      • d.

        gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is;

      • e.

        hoe hoog het bedrag van de kostprijs van de voorziening is.

    • 6.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking een programma van eisen vastgelegd waaraan de voorziening moet voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn. In dit programma van eisen is in ieder geval opgenomen:

      • a.

        voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

      • b.

        welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

      • c.

        wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

      • d.

        wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

      • e.

        de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

      • f.

        op welke wijze de persoon met beperking de voorziening moet terugbetalen of teruggeven als deze voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer wordt gebruikt.

    • 7.

      Voor maatwerkvoorzieningen als Huishoudelijke ondersteuning (+) en begeleiding/dagbesteding is geen sprake van een programma van eisen, maar een ondersteuningsplan- en/ of budgetplan.

    • 8.

      Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Pgb

Algemeen.

Artikel 10. Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.Een persoon met een beperking heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een persoonsgebonden budget als daartegen onderbouwde bezwaren zijn. Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de voorziening een collectieve vervoerspas betreft;

    • b.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon met beperking niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget.

Nadere verplichtingen budgethouder.

Artikel 11. Nadere verplichtingen budgethouder

    • 1.

      De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en toereikend te verzekeren.

    • 2.

      In geval van een elektrische vervoersvoorziening en/ of elektrische rolstoel is de budgethouder verplicht een all-risk verzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

    • 3.

      Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden. Voor de berekening van de afschrijving wordt waar mogelijk aansluiting gezocht bij de afschrijvingssystematiek als gehanteerd in de Aanbesteding hulpmiddelen 2014.

    • 4.

      Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

    • 5.

      Voor de vaststelling van afschrijvingstermijnen van hulpmiddelen, wordt gebruik gemaakt van de afschrijvingstermijnen zoals deze van toepassing zijn binnen de geldende overeenkomst met de gecontracteerde hulpmiddelenleverancier.

Artikel 12. Hoogte van het Pgb

    • 1.

      De hoogte van een pgb voor een verstrekking wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de deze voorziening in natura zou zijn verstrekt.

      • a.

        Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

      • b.

        Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

      • c.

        De kostprijs voor onderhoud en verzekering wordt gelijkgesteld aan de tarieven die worden gehanteerd door gecontracteerde hulpmiddelenleverancier.

    • 2.

      De hoogte van een pgb voor een ‘’dienst’’ wordt bepaald op ten hoogste het tarief als opgenomen in het besluit maatschappelijke ondersteuning 2016, waarbij geldt dat:

      a.Het maximum tarief voor een Pgb, niet zijnde inzet uit het sociaal netwerk, is voor:

      • i.

        Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep en Kortdurend Verblijf 100% van de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura;

      • ii.

        Uitgangspunt voor HO is 70% van het gemiddelde uurtarief van HO ZIN 2016, indien dit niet voldoet is er de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken tot een tarief tot 100% van het gemiddelde uurtarief van HO ZIN 2016;

      • iii.

        Uitgangspunt voor HO plus is 70% van het gemiddelde uurtarief HO plus 2016, indien dit niet voldoet is er de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken tot een tarief tot 100% van het gemiddelde uurtarief van HO Zin 2016.

    • 3.

      Het tarief voor een pgb:

      • a.

        is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

      • b.

        is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen, en

      • c.

        bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

    • 4.

      Cliënten moeten zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

    • 5.

      Het tarief voor een pgb dat besteed wordt bij iemand uit het sociale netwerk is een vast bedrag per uur. Het vaste uurbedrag is gelijk aan het geldende Wettelijk minimumloon voor deze persoon inclusief de reservering vakantiegeld.

    • 6.

      Het tarief voor een pgb dat besteed wordt bij iemand uit het sociale netwerk wordt, indien gereisd moet worden om de ondersteuning te kunnen verlenen, vermeerderd met een vergoeding van de reiskosten. De vergoeding bedraagt € 0,157 per kilometer tot een maximale afstand voor de enkele reis van 25,5 kilometer.

    • 7.

      Het tarief voor een pgb dat besteed wordt bij iemand uit het sociaal netwerk wordt vermeerderd met een compensatie van 12,5% voor het verlies van pensioenrechten, wanneer:

      • a.

        er daadwerkelijk sprake is van het niet opbouwen van pensioenrechten als gevolg van het (tijdelijk) opzeggen van arbeidsuren in verband met het bieden van ondersteuning;

      • b.

        de compensatie alleen betrekking heeft op de periode waarover de ondersteuning daadwerkelijk wordt geleverd.

    • 8.

      Loondoorbetaling bij ziekte, vervanging bij ziekte en claims zijn verzekerd via de Sociale Verzekerings Bank (SVB).

    • 9.

      De pgb-houder kan, wanneer de inzet gedaan wordt door iemand uit het sociaal netwerk en vervanging door een professional gedaan moet worden, een voorziening aanvragen voor vervanging tijdens vakantie. De hoogte van deze reservering wordt vastgesteld op 1 uur per gewerkte 12 uur.

Eigen Bijdrage.

Artikel 13. Bijdrage voor algemene voorzieningen

    • 1.

      Er kan door de gemeente een eigen bijdrage voor een algemene voorziening worden gevraagd.

    • 2.

      Voor de volgende algemene voorzieningen kan de cliënt aan de aanbieder een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn:

      • a.

        collectief vervoer;

      • b.

        dagbesteding met laag intensieve ondersteuning;

      • c.

        maaltijdvoorziening;

      • d.

        kortdurend verblijf- of respijtzorg met laag intensieve ondersteuning;

      • e.

        was- en strijkservice;

      • f.

        klussendienst.

    • 3.

      De bijdrage in de kosten van de algemene voorziening in de vorm van:

      • a.

        Het collectief vervoer bedraagt de opstapprijs van € 0,89 te vermeerderen met een bedrag van € 0,157 per kilometer (tarief 2016);

      • b.

        dagbesteding met laag intensieve ondersteuning bedraagt ten hoogste de kostprijs te vermeerderen met de kosten van eventuele consumpties in de vorm van (brood)maaltijden en dranken.

      • c.

        Een maaltijdvoorziening bedraagt ten hoogste de feitelijke kosten;

      • d.

        kortdurend verblijf- of respijtzorg: nog niet van toepassing;

      • e.

        was- en strijkservice: nog niet van toepassing;

      • f.

        de klussendienst bedraagt € 5,00 per uur plus de materiaalkosten.

Artikel 14. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen.

    • 1.

      Voor een maatwerkvoorziening is een eigen bijdrage verschuldigd.

    • 2.

      Voor de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen wordt verwezen naar de bedragen die hiervoor zijn vastgesteld door de centrumgemeente Groningen.

    • 3.

      De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening bedraagt niet meer dan de kostprijs van de voorziening. Onder de kostprijs wordt tevens verstaan de huursom per periode, te vermeerderen met de kosten van onderhoud en verzekering.

    • 4.

      In afwijking van lid 1 is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

      • a.

        rolstoelvoorzieningen

      • b.

        kindvoorzieningen, niet zijnde een woningaanpassing.

    • 5.

      Voor de kostprijzen van de vastgestelde maatwerkvoorzieningen wordt aansluiting gezocht bij de kostprijzen zoals deze worden gehanteerd door de gecontracteerde aanbieders.

Nadere regels eigen bijdrage per maatwerkvoorziening.

Artikel 15. Vervoer

    • 1.

      Voor collectief vervoer is een bijdrage verschuldigd die gelijk is aan het tarief van het openbaar vervoer.

    • 2.

      De bijdrage in de kilometervergoeding voor het Wmo-vervoer als maatwerkvoorziening wordt geïnd door de vervoerder.

Artikel 16. Huishoudelijke Ondersteuning (plus)

    • 1.

      De kostprijs van huishoudelijke ondersteuning en huishoudelijke ondersteuning plus in Zorg In Natura (ZIN) is het gemiddelde tarief per uur gebaseerd op de gemiddelde afgesproken inzet van 2,5 uur per periode van 4 weken, dat de gemeente aan de zorgaanbieders betaalt voor deze vormen van huishoudelijke ondersteuning.

      • a.

        Het gemiddelde tarief ZIN voor Huishoudelijke ondersteuning is € 18,00 per uur;

      • b.

        Het gemiddelde tarief ZIN voor Huishoudelijke ondersteuning plus is € 22,20 per uur.

    • 2.

      De kostprijs van huishoudelijke ondersteuning en huishoudelijke ondersteuning plus in de vorm van een pgb is de hoogte van het persoonsgebonden budget.

    • 3.

      Voor Huishoudelijke Ondersteuning uitgevoerd in het eigen netwerk geldt het Wettelijk minimumloon.

    • 4.

      De te betalen eigen bijdragen voor ZIN worden door het CAK geïnd op basis van het aantal feitelijk gewerkte en gedeclareerde uren en het gemiddelde uurtarief.

Artikel 17. Begeleiding en Ondersteuning

    • 1.

      De kostprijs van Begeleiding wordt gesteld op het bedrag van de goedkoopste aanbieder in die productcategorie.

    • 2.

      De productcategorieën en laagste tarief zijn:

    • ·

      Begeleiding Individueel Basis, € 35

    • ·

      Begeleiding Individueel Speciaal, € 50

    • ·

      Begeleiding Groep Basis, € 25

    • ·

      Begeleiding Groep Speciaal, € 35

    • ·

      Kortdurend Verblijf € 70

    • ·

      Vervoer Dagbesteding € 7,50

    • 3.

      De kostprijs van Begeleiding in de vorm van een Pgb is de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Eigen Bijdrage en Pgb.

Artikel 18. Nadere regels eigen bijdrage bij een pgb

    • 1.

      Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een pgb wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het pgb verstrekt wordt.

    • 2.

      De te betalen eigen bijdrage voor een pgb wordt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) geïnd op basis van het totale toegekende budget.

    • 3.

      De eigen bijdrage mag de kostprijs niet overstijgen.

Eigendom en bruikleen

Artikel 19. Voorzieningen in eigendom en/of bruikleen .

  • Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom wordt een eigen bijdrage opgelegd, tot maximaal de kostprijs van de voorziening.

    • a.

      Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt.

    • b.

      Indien gekozen wordt voor een eenmalig pg b in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

    • c.

      De eigen bijdrage mag nooit hoger zijn, dan de kostprijs van de voorziening.

Nadere regels per maatwerkvoorziening

Artikel 20. Algemene bepaling

  • De omvang van maatwerkvoorzieningen voor diensten wordt zoveel mogelijk vastgesteld in resultaten, uren, etmalen en/of dagdelen.

Huishoudelijke ondersteuning (plus)

Artikel 21. Huishoudelijke ondersteuning

    • 1.

      Een persoon met beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen kan in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden als hij door zijn belemmeringen, rekening houdend met de beschikbaarheid van de gebruikelijke hulp en onverplichte mantelzorg, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort.

    • 2.

      Er kan ook hulp bij het huishouden geboden worden als deze kortdurend, al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken van mantelzorg, noodzakelijk is.

Artikel 22. Soort, omvang en vorm van de huishoudelijke hulp

    • 1.

      Hulp bij het huishouden wordt als maatwerkvoorziening  verstrekt als hulp bij het huishouden ondersteuning (HO) of huishoudelijke ondersteuning plus (HO+). Daarbij geldt dat:

      • a.

        HO een maatwerkvoorziening is waarbij geheel of gedeeltelijk activiteiten op het gebied van het huishouden worden overgenomen. De cliënt is in staat tot zelfregie over de planning en organisatie van de activiteiten;

      • b.

        HO+ een maatwerkvoorziening is waarbij geheel of gedeeltelijk activiteiten op het gebied van het huishouden worden overgenomen met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden aangezien de cliënt zelf niet in staat is regie over zijn huishouding te voeren.

    • 2.

      Het college hanteert de Wmo-richtlijn Indicatiestelling hulp bij het huishouden gebaseerd op het Protocol indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging van het CIZ, april 2005 (zoals beschreven in bijlage 1) om vast te stellen of de persoon als bedoeld in artikel 21, eerste lid, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort;

Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep en Kortdurende Opvang.

Artikel 23. Criteria individuele begeleiding Basis en speciaal

  • 1.Een cliënt kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding als:

    • a.

      De cliënt ondersteuning nodig heeft bij of met het oefenen met vaardigheden en handelingen, of

    • b.

      De cliënt ondersteuning nodig heeft inzake het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, of

    • c.

      De cliënt ondersteuning nodig heeft bij het aansturen van zijn of haar gedrag, of

    • d.

      Toezicht op de cliënt nodig is

Artikel 24. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf

    • 1.

      Een cliënt kan gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en

    • b.

      de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.

Artikel 25. Algemene voorziening dagbesteding met beperkte ondersteuning

  • Het college draagt zorg voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers

Artikel 26. Maatwerkvoorziening Begeleiding Groep basis en speciaal

    • 1.

      Een cliënt kan in aanmerking komen voor begeleiding groep als:

      • a.

        de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren; of

      • b.

        daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

    • 2.

      Een cliënt kan, indien hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, in aanmerking komen voor arbeidsmatige dagbesteding, als:

      • a.

        de cliënt ondersteuning nodig heeft inzake het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, en

      • b.

        de aanvrager geen of zeer geringe loonvormende arbeidsprestatie kan leveren door het ontbreken van werkvaardigheden als gevolg van beperkingen en daaruit voortvloeiend een ondersteunings- en/of toezichtsvraag heeft, of

      • c.

        daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

    • 3.

      Een cliënt kan in aanmerking komen voor begeleiding groep speciaal als:

    • a.

      de aanvrager als gevolg van een aandoening of beperking zwaar regieverlies ondervindt met als gevolg langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven, en

    • b.

      er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

Beschermd Wonen

Artikel 27. Maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen

  • Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig het daartoe vastgesteld beleid van de gemeente Groningen, de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning, het vigerende besluit maatschappelijke ondersteuning, de regels omtrent het persoonsgebonden budget in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de nadere regels van de centrumgemeente. Dit artikel is van toepassing op alle instellingen voor maatschappelijke opvang en voor opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico´s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en waar voltijdopvang noodzakelijk is.

Vervoersvoorzieningen.

Artikel 28. Vervoersvoorziening

    • 1.

      Een persoon met een beperking kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in de zelfredzaamheid, het lokaal participeren en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer niet mogelijk is.

    • 2.

      De maatwerkvoorziening voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 29. Soorten vervoersvoorzieningen

    • 1.

      De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      collectief vervoer;

    • b.

      een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

    • c.

      een scootmobiel;

    • d.

      autoaanpassingen;

    • e.

      een pgb voor aantoonbare meerkosten voor het gebruik van een eigen auto, indien voor de belanghebbende het collectief vervoer geen adequate oplossing vormt.

Artikel 30. Collectief vervoer

    • 1.

      Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie.

    • 2.

      Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat, indien dit door het college beschikt is, medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is;

    • 3.

      Het college kan, indien daar in specifieke gevallen noodzaak toe bestaat, het aantal verplaatsingen maximeren.

    • 4.

      Met het collectief vervoer kunnen pashouders vanaf 1 januari 2015 reizen in een gebied van 25,5 kilometer rondom het woonadres. Boven dit geldende maximaal te reizen aantal kilometers geldt het commerciële tarief van de door de gemeenten gecontracteerde vervoerder.

    • 5.

      Op jaarbasis kan in beginsel maximaal 2500 kilometer worden verreden.

    • 6.

      Het tarief bedraagt een opstaptarief van € 0,89 en € 0,157 per kilometer.

    • 7.

      De stad Groningen en specialistische instellingen als bijvoorbeeld Beatrixoord en Visio te Haren vallen als puntbestemming binnen het bereik van het collectief vervoer.

    • 8.

      Indien begeleiding groep en/of Kortdurend Verblijf als maatwerkvoorziening is geïndiceerd, en belanghebbende niet in staat is om op eigen kracht de voorziening te bereiken dan:

      • a.

        dient bij een ZIN-voorziening de aanbieder van begeleiding groep en/of Kortdurend Verblijf zorg te dragen voor vervoer en mag geen gebruik gemaakt worden van de collectief vervoerspas;

      • b.

        Geldt voor pgb dat een bedrag wordt toegevoegd aan het pgb van € 7,50 (zonder rolstoel) of € 19,00 (indien gebruik dient te worden gemaakt van een rolstoel tijdens het vervoer) per etmaal.

Artikel 31. Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel

    • 1.

      Een vervoersvoorziening bij een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan bestaan uit:

      • a.

        de aanpassing van een fiets;

      • b.

        een niet algemeen gebruikelijke fiets;

      • c.

        een rolstoelfiets of handbike;

    • 2.

      Een persoon met beperking kan in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in het vorige lid indien:

      • a.

        zijn beperking het gebruik van een gewone fiets of een aankoppelfiets onmogelijk maakt en

      • b.

        hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen.

    • 3.

      Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is.

Artikel 32. Eigen vervoer

    • 1.

      Voor zover de belanghebbende vanwege beperkingen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of van het collectief vervoer voor sociaal en/of recreatief vervoer en daardoor aangewezen is op eigen vervoer dan kan belanghebbende in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget. De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op een bedrag van € 0,157 per kilometer, tot maximaal 2500 kilometer op jaarbasis.

    • 2.

      Het Pgb mag niet worden ingezet voor eigen vervoer van en naar Begeleiding Groep en/of Kortdurend Verblijf.

Rolstoel

Artikel 33. Rolstoel voorziening

    • 1.

      Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor dagelijks zittend verplaatsen.

    • 2.

      De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

      • a.

        een handbewogen rolstoel;

      • b.

        een elektrische rolstoel;

      • c.

        individuele aanpassingen aan de rolstoel;

      • d.

        rolstoelaccessoires;

      • e.

        een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden.

    • 3.

      Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een sportrolstoel of een vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening onmogelijk is.

Woonvoorzieningen.

Artikel 34. Woonvoorziening

    • 1.

      Een persoon met beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte. Bij de aanvraag om een woonvoorziening dient de mogelijkheid tot verhuizing als oplossing te worden beoordeeld (primaat van verhuizen).

    • 2.

      Een woonvoorziening wordt verstrekt in natura of in de vorm van een pgb ten behoeve van de woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

    • 3.

      Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:

      • a.

        verhuiskosten;

      • b.

        een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

      • c.

        roerende woonvoorzieningen;

      • d.

        overige woonvoorzieningen.

    • 4.

      Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.

Artikel 35. Verhuiskosten

    • 1.

      De hoogte van het bedrag van de verhuiskosten wordt vastgesteld aan de hand van offertes. De verhuiskosten worden verstrekt indien:

      a.de woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals die zijn gesteld in de beschikking en

    • 2.

      Geen vergoeding voor verhuiskosten wordt verstrekt indien :

    • a.

      een persoon met beperking voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      een persoon met beperking verhuist naar een instelling voor langdurige zorg en de gemeente op grond van de Wet voor deze persoon niet langer voor de ondersteuning verantwoordelijk is;

    • c.

      een persoon niet verhuisd is naar een voor de persoon meest geschikte of eenvoudig aanpasbare woning.

Artikel 36. Bouwkundige of woontechnische woningaanpassing en roerende woonvoorzieningen

  • 1.Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld als de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, dan wel bij roerende woonvoorzieningen op basis van de geldende prijsafspraken op basis van de aanbesteding hulpmiddelen. De uitkering wordt, indien noodzakelijk, verhoogd met de kosten voor onderhoud, keuring en reparatie voor zover de voorziening geen vast onderdeel vormt van de woning.

Overige woonvoorzieningen

Artikel 37. Tijdelijke huisvesting

    • 1.

      Als richtlijn geldt dat de vergoeding voor tijdelijke huisvesting, die door de persoon met een beperking moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn eigen woonruimte of door de persoon met een beperking nog te betrekken woonruimte maximaal € 500,00 per maand voor de periode van maximaal 6 maanden.

    • 2.

      De vergoeding als bedoeld in het eerste lid, wordt alleen uitgekeerd over de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor aantoonbare dubbele woonlasten komt te staan.

    • 3.

      Op deze vergoeding is de eigen bijdrage niet van toepassing.

Artikel 38. Huurderving

  • De tegemoetkoming voor huurderving voor woningeigenaren bedraagt de kale huur van de woonruimte per maand gedurende maximaal 7 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.

Artikel 39. Terugbetaling bij verkoop

  • De eigenaar die een woningaanpassing heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen de periode waarop het pgb van toepassing is verklaard, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. Het restbedrag van de kostprijs van de voorziening dient te worden terugbetaald.

Intrekking beschikking en terugvordering

Artikel 40. Intrekking en wijziging van een besluit tot verlening van een maatwerkvoorziening

    • 1.

      Het college kan een besluit geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van de persoon met beperking wijzigen als:

    • a.

      niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen zoals opgenomen bij of krachtens de Wet;

    • b.

      de persoon met beperking of Wettelijk vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • c.

      de voorziening onjuist was of ten onrechte is verstrekt en de belanghebbende dit wist of behoorde te Weten;

    • d.

      uit onderzoek blijkt dat de persoon met beperking geen gebruik maakt van een aan hem verstrekte voorziening en naar alle waarschijnlijkheid de komende twee maanden ook geen gebruik zal maken van deze voorziening;

    • e.

      de persoon met beperking zijn verplichtingen op grond van de Wet, de verordening en dit besluit onvoldoende nakomt en daardoor het recht op of de noodzaak van de gevraagde voorziening niet of niet langer kan worden vastgesteld;

    • f.

      het Persoonsgebonden Budget niet of niet volledig of voor een ander doel is aangewend waarvoor het is verstrekt;

    • g.

      het persoonsgebonden budget drie maanden na toekenning nog niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening.

    • 2.

      De intrekking of wijziging van het besluit tot verlening van een voorziening werkt terug tot en met het tijdstip waarop deze voorziening is verleend of de situatie, bedoeld in het eerste lid, zich heeft voorgedaan, tenzij anders is bepaald.

Artikel 41. Terugvordering

    • 1.

      In geval een besluit tot verstrekking van een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of ten nadele van de persoon met beperking is gewijzigd, kan het college het ten onrechte betaalde persoonsgebonden budget dan wel de in natura verstrekte voorziening terugvorderen.

    • 2.

      Alle ingevolge deze verordening terug te vorderen bedragen kunnen worden verhoogd met de Wettelijke rente.

Kwaliteitseisen

Artikel 42. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

    • 1.

      De aanbieder draagt er zorg voor dat de voorziening van goede kwaliteit is.

    • 2.

      Een voorziening wordt in elk geval:

      • a.

        veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt,

      • b.

        afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt,

      • c.

        verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard;

      • d.

        verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

    • 3.

      De kwaliteit van voorzieningen die met een pgb worden ingekocht, moeten zoveel mogelijk aan de dezelfde kwaliteitseisen voldoen als bedoeld in het eerste en tweede lid.

    • 4

      Voor de onderwerpen Begeleiding, Kortdurend Verblijf en Vervoer naar deze voorzieningen voor Zorg in Natura staan de kwaliteitseisen in het procesdocument “contractering uitvoerders Ommelander Samenwerkingsmodel’’.

    • 4.

      Voor de kwaliteitseisen voor zorgboerderijen (Pgb) wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het document "Met klein groei je groot. Inhoud en kwaliteit kleinere aanbieders Groningen".

    • 5.

      De Kwaliteitseisen voor Huishoudelijke ondersteuning en hulpmiddelen zijn opgenomen in de betreffende aanbestedingsdocumenten.

Overige Bepalingen

Artikel 43. Waardering mantelzorgers

  • De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een nader door het college te bepalen speciaal georganiseerde activiteit in het teken van en voor de mantelzorgers.

Artikel 44. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • Het college heeft aan artikel 14 van de Verordening Wmo 2015 invulling gegeven middels separate regeling in het minimabeleid.

Artikel 45. Meldcode (huiselijk) geweld en kindermishandeling

    • 1.

      De aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, stelt een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

    • 2.

      De aanbieder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

    • 3.

      Het college kan aangeven uit welke elementen een meldcode in ieder geval dient te bestaan.

Artikel 46. Calamiteiten en geweld

    • 1.

      De aanbieder doet bij de toezichthoudende ambtenaar onverwijld melding van:

      • a.

        iedere calamiteit die bij het verlenen van een voorziening heeft plaatsgevonden;

      • b.

        geweld bij de verstrekking van de voorziening.

    • 2.

      Onder calamiteit wordt verstaan een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor een patiënt of cliënt van de instelling heeft geleid.

    • 3.

      Onder hulpverlener wordt verstaan iedere medewerker van een aanbieder.

Artikel 47. Verklaring omtrent gedrag van medewerkers

  • Het college kan van een aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, eisen dat deze in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken.

Artikel 48. Klachtregeling

    • 1.

      Indien er over de uitvoering van dienstverlening van gecontracteerde aanbieders klachten bestaan, dan is in eerste aanleg de klachtenprocedure van de betreffende aanbieder van toepassing;

    • 2.

      De gemeente wordt door de aanbieder schriftelijk in kennis gesteld van de aard van de klacht en de wijze van klachtafhandeling;

    • 3.

      Indien afhandeling van de klacht via de klachtprocedure niet tot resultaat leidt, dan kan de klager zich wenden tot de gemeente voor verdere afhandeling.

Artikel 49. Betrekken ingezetenen bij beleid

  • De gemeente betrekt in het beleidsproces het advies van de Wmo Adviesraad. De Wmo Adviesraad kan aan het college gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen. De verordening Wet maatschappelijke ondersteuning adviesraad gemeente Winsum is op dit artikel van toepassing.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 50. Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

    • 2.

      Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Winsum 2017.

    • 3.

      De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 worden ingetrokken per 1 januari 2017.

Bijlage 1: Wmo-richtlijn Indicatiestelling hulp bij het huishouden gebaseerd op het Protocol indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging van het CIZ, april 2005

  • 1.Hulp bij het huishouden

    1.1.Beschrijving hulp bij het huishouden

    Wanneer er sprake is van een (dreigend) disfunctioneren van het huishouden kan hulp bij het huishouden als voorziening worden ingezet. Dit kan gedeeltelijke of volledige overname zijn van huishoudelijke taken. Indien van toepassing ook de verzorging van gezonde, jonge gezinsgenoten bij uitval van ouders en/of verzorgers. Oorzaken van dit (dreigende) disfunctioneren zijn een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem. Resultaat is dat de burger en zijn eventuele gezinsgenoten, beschikken over een schoon en leefbaar huis. Hulp bij het huishouden richt zich op de volgende onderdelen:

    • o

      Boodschappen doen voor het dagelijkse leven

    • o

      Broodmaaltijd bereiden

    • o

      Warme maaltijd bereiden

    • o

      Licht huishoudelijk werk

    • o

      Zwaar huishoudelijk werk

    • o

      Wasverzorging

    • o

      Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

    • o

      Dagelijkse organisatie van het huishouden

    • o

      Advies, instructie en voorlichting gericht op het huishouden. Alleen als er sprake is van hulp bij ontregelende huishouding in verband met psychische stoornissen.

      1.2.Vorm

    Hulp bij het huishouden kan in diverse vormen worden geboden:

    • 1.

      Algemene voorziening voor (kortdurende) hulp in het huishouden

    • 2.

      Hulp bij het huishouden in natura

    • 3.

      Persoonsgebonden budget voor hulp in het huishouden (PGB)

    Ad 1. Algemene voorziening voor (kortdurende) hulp in het huishouden

    Hieronder wordt verstaan: ‘Een voorziening die geleverd wordt zonder uitgebreide aanvraagprocedure, zonder beschikking’. Deze algemene voorziening leent zich dus uitsluitend voor kortdurende, volstrekt heldere situaties zoals bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname (indien geen sprake van gebruikelijk zorg). Een algemene voorziening is bijvoorbeeld een ramenwasservice.

    Ad 2. Hulp bij het huishouden in natura

    In tegenstelling tot bovenstaande wordt er wel onderzoek verricht en een beschikking afgegeven. Als de cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden en kiest voor een voorziening in natura, zorgt de gemeente dat die hulp wordt geleverd door een gecontracteerde aanbieder. De beoordeling voor hulp bij het huishouden in natura of in een persoonsgebonden budget is volledig gelijk. Het verschil zit hem uitsluitend in de wijze waarop de hulp wordt gefinancierd.

    Ad 3. Hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget

    Hierbij kan de cliënt zelf hulp bij het huishouden inkopen. Hierdoor ontstaat er een werkgever-werknemer relatie, waarbij de werkgever (lees: de cliënt) bepaalt wat, waar en wanneer dit dient te gebeuren. De cliënt dient zelf de administratie bij te houden.

    1.3 Omvang

    Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden worden tijdsnormeringen gebruikt. De omvang van de huishoudelijke ondersteuning wordt aan de hand van normtijden in kaart gebracht. De tijdsnormeringen zijn indicatief. Er dienen altijd individuele afwegingen gemaakt te worden, het betreft immers maatwerk.

    2.Beoordeling

    Voor het verstrekken van hulp bij het huishouden worden de volgende zaken onderzocht:

    • 1.

      Aantoonbare beperkingenIs er sprake van aantoonbare beperkingen op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem? Vaststelling vindt plaats op objectieve wijze en kan ondersteund worden door een medische beoordeling. Voor bepaalde aandoeningen waarbij behandelmogelijkheden zijn, kan de inzet van hulp bij het huishouden anti-revaliderend werken. Dit moet worden vastgesteld door een medisch adviseur. Hulp bij het huishouden kan in sommige gevallen wel ingezet worden ter ondersteuning van een behandeling en/of revalidatie.

    • 2.

      Eigen oplossingenZijn er mogelijkheden van de cliënt om met eigen oplossingen zijn probleem op te lossen? Dit wordt vastgelegd in de rapportage. Allereerst komt gebruikelijke zorg aan de orde, dan inzet van mantelzorg en daarna voorliggende voorzieningen.

    • 3.

      Voorliggend op een maatwerkvoorzieningAls er sprake is van voorliggende oplossingen, is er geen recht op een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo. Voorbeelden zijn: Inzet van (technische) hulpmiddelen Zoals een afwasmachine, aangepast bestek, het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine, een droger en woningsanering en dergelijke. Als een (technische) hulpmiddel niet aanwezig is of gerealiseerd kan worden, maar wel een adequate oplossing biedt, heeft dit de voorkeur boven het inzetten van hulp. Hierbij wordt geen rekening gehouden met persoonlijke opvattingen over de inzet van deze hulpmiddelen. Als een cliënt aangeeft niet over financiële middelen te beschikken, dan kan zo nodig verwezen worden naar de bijzondere bijstand.

    • 4.

      Inzet van algemeen gebruikelijke voorzieningen Dergelijke voorzieningen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: - niet speciaal bedoeld voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, en - gewoon in een normale winkel te koop en niet speciaal in revalidatievakhandel of soortgelijke winkels, en - qua prijs niet (aanzienlijk) duurder dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel. De Centrale Raad van Beroep heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een voorziening die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap, onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering gemaakt moet worden. Inzet van algemene voorzieningen Dit zijn voorziening die niet bedoeld zijn voor iedereen, maar meestal zijn opgezet voor een bepaalde groep burgers, zodat die op een eenvoudige wijze – zonder een aanvraagprocedure – zijn te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden zijn: - dagrecreatie voor ouderen - sociale alarmering - boodschappenbus, maaltijdservice en het eetcafé - klussendiensten (- ramen)wasservice - rolstoelpools en scootmobielpools voor incidentele situaties - kinderopvang in al zijn verschijningsvormen - kortdurende huishoudelijke hulp Een algemene voorziening is geen maatwerkvoorziening. Voor een algemene voorziening kan soms wel een eigen bijdrage worden gevraagd. Inzet van voorzieningen uit andere wet- en regelgeving Het gaat hier om een grote diversiteit aan algemene en specifieke wettelijke regelingen, waarbij de afbakening ten opzichte van de Wmo niet altijd ven scherp is geregeld. Zoals: Wet op primair onderwijs, Wet op voortgezet onderwijs, Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Jeugdwet, Participatiewet en de Wet kinderopvang. Als het inkomen een probleem vormt, kan een beroep worden gedaan op de bijzondere bijstand.

    • 5.

      Compensatieverplichting Wmo Door het bepalen van de over te nemen activiteiten en hun normtijden, wordt de omvang van de hulp vastgesteld (zie hoofdstuk 4)

    • 3.

      Gebruikelijke hulp

      3.1.Definities

    Gebruikelijke hulp wil zeggen dat als de hulpvrager huisgenoten heeft die het huishoudelijk werk over kunnen nemen, zij verondersteld worden dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een huishouden in gezamenlijkheid verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk. Dat betekent dat als degene die gewend is het huishoudelijk werk te doen hiertoe niet meer in staat is, andere leden van het huishouden dit overnemen.

    Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten ouder dan 18 jaar. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Vanaf 23 jaar wordt verondersteld een volledig huishouden te kunnen draaien. Onder 18 jaar wordt men verondersteld te helpen bij het huishouden, zoals afwassen, bed opmaken, eigen kamer opruimen, eigen speelgoed/troep opruimen, of de hond uitlaten (afgestemd op de leeftijd, zie verderop). Ook met deze activiteiten wordt rekening gehouden bij de afweging. Er zal altijd worden beoordeeld of er geen sprake is van onredelijkheid en onbillijkheid om schrijnende situaties te voorkomen.

    Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon met wie de cliënt samen een gemeenschappelijke woning bewoont. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een partner, een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen.

    Geen rekening wordt gehouden met de vraag of huisgenoten het huishouden willen doen of al dan niet gewend is het huishouden te doen. In situaties dat personen uit de leefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, wordt via een tijdelijke indicatie (maximaal 6 weken) hulp geboden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.

    Studie of werkzaamheden vormen geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt moet naast zijn werk het huishouden doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding te zijn niet te vragen het huishoudelijk werk aan te leren.

    Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Er wordt alleen rekening gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de off-shore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van een eigen keuze, wordt daar geen rekening mee gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk, wasverzorging en boodschappen doen gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor gecompenseerd moeten worden.

    Onder een leefeenheid wordt verstaan: ‘alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzame huishouding te voeren.

    Onder een duurzaam huishouden wordt verstaan: ‘alle huisgenoten met een gezamenlijke huisvesting, die samen bijdragen in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

    3.2Gebruikelijke zorg door (jonge) huisgenoten

    Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassenen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:

    • o

      Huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden

    • o

      Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bijvoorbeeld opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien)

    • o

      Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar worden geacht te helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bijvoorbeeld opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/drogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen).

    • o

      Huisgenoten van 18 tot en met 23 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren.

    • o

      Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen wanneer de cliënt uitvalt.

    Het gewend zijn of de vaardigheid missen

    Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het overnemen van huishoudelijke taken. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan, De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.

    3.3 Zorgplicht voor kinderen

    Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie onderstaande opsomming). Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Van hen wordt verwacht, dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen. De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of het beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.

    Zorgplicht voor gezonde kinderen:

    • -

      Kinderen van 0 – 4 jaar:

    • o

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen

    • o

      moeten volledig verzorgd worden; aan- en uitkleden, eten en wassen

    • o

      zijn tot 4 jaar niet zindelijk

    • o

      hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet in verenigingsverband

    • o

      zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven

    • -

      Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:

    • o

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen

    • o

      hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging. Ze zijn overdag zindelijk en ’s nachts merendeel ook

    • o

      sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week

    • o

      hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en naar hun activiteiten gaan

    • o

      hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopen van 22 tot 25 uur per week

    • -

      kinderen van 12 tot en met 17 jaar:

    • o

      hebben voortdurend toezicht nodig van volwassenen; kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden, kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen

    • o

      hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlijke verzorging

    • o

      sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week

    • o

      hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer

    • o

      hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding

    3.4 Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituaties

    Bij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip ‘duurzaam huishouden’, waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake zal zijn van ‘gebruikelijke zorg’.

    Kamer huren bij cliënt

    Als een cliënt een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan gezamenlijke ruimten. In de berekening van de omvang van de hulp wordt het schoonmaken van gehuurde ruimte(n) dus niet meegerekend.

    Geclusterd wonen

    Een cliënt woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis zonder hiermee een leefeenheid te vormen. Met andere woorden: cliënt vormt een duurzaam huishouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hiervan zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname. In die situaties kan een cliënt hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimten enz. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

    3.5 Uitzonderingen voor gebruikelijke zorg

    In een aantal situaties waarbij er sprake is van een ‘duurzaam huishouden’ mag er worden afgeweken van het principe van ‘gebruikelijke zorg’.

    • -

      Medisch geobjectiveerde aandoening Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is ‘gebruikelijke zorg’ niet van toepassing.

    • -

      Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelastingOverbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Met andere woorden: in exact dezelfde situatie zal de ene huisgenoot wel overbelast kunnen raken, terwijl een andere huisgenoot hier geen of minder last van heeft. Het is daarom van belang zorgvuldig onderzoek te plegen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting. In veel gevallen wordt een medisch adviseur daarbij ingeschakeld ter beoordeling. In principe zal overname van huishoudelijke taken van korte duur zijn, te denken valt aan 3 – 6 maanden. In deze periode wordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen: Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: - Lichamelijke conditie - Geestelijke conditie - Wijze van omgaan met problemen (coping) - Motivatie voor de zorgtaak - Sociaal netwerk Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:- Omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken - Ziektebeeld en prognose - Inzicht van huisgenoot in ziektebeeld van cliënt - Woonsituatie - Bijkomende sociale problemen - Bijkomende emotionele problemen - Bijkomende relationele problemen Mogelijke symptomen van overbelasting zijn: - Gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug - Hoge bloeddruk - Gewrichtspijn - Gevoelens van slapte - Slapeloosheid - Migraine, duizeligheid - Spierkrampen - Verminderde weerstand, ziektegevoeligheid - Opvliegingen - Ademnood en gevoelens van beklemming op de borst - Plotseling hevig zweten - Gevoelens van beklemming in de hals - Spiertrekkingen in het gezicht - Verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen, ongeduld - Vaak huilen - Neerslachtigheid - Isolering - Verbittering - Concentratieproblemen - Dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen - Rusteloosheid - Perfectionisme - Geen beslissingen kunnen nemen - Denkblokkades Dreigende overbelasting door het verlenen van zorgUit jurisprudentie blijkt dat in die situaties de aanvraag voor huishoudelijke hulp niet per definitie afgewezen kan worden. Als een huisgenoot aangeeft dat er sprake is van (driegende) overbelasting door de combinatie van (huishoudelijk) werk én de verzorging van een zieke huisgenoot, dienen deze klachten te worden onderzocht. Daarbij dienen onderstaande zaken onderzocht te worden: - is er sprake van onplanbare zorg? - draaglast en draagkracht. Onderzoek naar enkel de medische situatie van de huisgenoot is niet toereikend. Er moet ook een beeld gevormd worden van de overige factoren die kunnen leiden tot (dreigende) overbelasting. Denk daarbij aan de aard en intensiteit van de verleende zorg, tezamen met de medische problematiek van de cliënt. (Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting cliëntIn terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe ‘gebruikelijke zorg’. (Dreigende) overbelasting na overlijden ouder Indien een cliënt aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging van de inwonende kinderen, vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder, kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen. Te denken valt aan een periode van 3 – 6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid krijgt de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderenAls opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van voorliggende voorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang en crèche is gangbaar tot en met 5 dagen per week. Als deze niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas en opvang van kinderen voor een korte periode mogelijk. Te denken valt aan een periode van 3 – 6 maanden zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen oplossing te vinden. Fysieke afwezigheid in verband met werk

    Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld bij internationale vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de off-shore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken. De afwezigheid dient echter wel te voldoen aan de volgende kenmerken: - het is inherent aan het werk - heeft een verplichtend karakter - en is voor een aaneengesloten periode van tenminste 7 etmalen. Let op: jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. De CRvB noemt dat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg. Hierbij dient altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht te worden. In de periode van afwezigheid is de huisgenoot niet in staat ‘gebruikelijke zorg’ te leveren. In de berekening van de omvang van de hulp dient deze huisgenoot niet te worden meegerekend. Normering huishoudelijke taken

    Voor de hulp bij het huishouden zijn normtijden ontwikkeld waarin voor elke huishoudelijke taak een bepaald aantal minuten staat per week. Van deze normtijden mag afgeweken worden, mits dit wordt gemotiveerd. Er moet altijd een zorgvuldige afweging worden gemaakt waarbij persoonlijke kenmerken ook worden meegenomen.

    4.1 Algemene uitgangspuntenAlleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet. Bijvoorbeeld: 2 kamer woning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamer woning = woonkamer en 3 slaapkamers. Het verzorgen van huisdieren en planten valt binnen de marges van de normtijden. Daarnaast kunnen kamers die met een mindere frequentie gebruikt worden ook minder frequent schoongemaakt worden.

    4.2 Normtijden

    Per huishoudelijke taak geldt de onderstaande normtijd (per week). Hierbij zijn de activiteiten onderverdeeld in deelactiviteiten. Als de cliënt in staat is om een of meerdere deelactiviteiten zelfstandig of met behulp van voorliggende oplossingen (leefeenheid, mantelzorg of inzet van technische hulpmiddelen) uit kan voeren dan dient dit op de normtijd in mindering gebracht te worden.

    Boodschappen voor het dagelijks leven doen

    Omschrijving

    Boodschappenlijstje samenstellen/bestellen 10 minuten 1x per week

    Boodschappen inkopen 40 minuten 1x per week

    Boodschappen inruimen 10 minuten 1x per week

    Normtijd

    60 minuten per week

    Factoren meer hulp

    Leefeenheid > 4 personen 60 minuten extra

    Kind(eren) < 12 jaar 60 minuten extra

    Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is > 2 kilometer 30 minuten extra

    Bijzonderheden

    De boodschappendienst is voorliggend. Indien nodig kan de huishoudelijke hulp helpen bij de bestelling. Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Alleen wanneer bovenstaande medisch noodzakelijk is, kan men extra tijd krijgen.

    Broodmaaltijd bereiden

    Omschrijving

    Broodmaaltijd bereiden (smeren) 5 minuten 1x per dag

    Broodmaaltijd klaar zetten, tafel dekken 2 minuten 1x per dag

    Koffie/thee zetten 3 minuten 1x per dag

    Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine 5 minuten 1x per dag

    Normtijd

    Normtijd 15 minuten per keer, maximaal 2x per dag

    Factoren meer hulp

    Kind(eren) < 12 jaar 20 minuten extra

    Warme maaltijd bereiden

    Omschrijving

    Warme maaltijd bereiden: koken 25 minuten 1x per dag

    Warme maaltijd bereiden: opwarmen 10 minuten 1x per dag

    Warme maaltijd klaar zetten, tafel dekken 5 minuten 1x per dag

    Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine 5 minuten 1x per dag

    Normtijd

    Opwarmen 15 minuten 1x per dag

    Koken 30 minuten 1x per dag

    Factoren meer hulp

    Kind(eren) < 12 jaar 20 minuten extra

    Bijzonderheden

    Maaltijdservice, kant en klaarmaaltijden enz. gelden als voorliggende voorzieningen.

    Licht huishoudelijk werk

    Omschrijving

    Stof afnemen hoog/laag 15 minuten 1x per week

    Stof afnemen heuphoogte 15 minuten 1x per week

    Opruimen 15 minuten 1x per week

    Afwassen/afwasmachine vullen/legen 5 minuten 1x per week

    Bed opmaken (rechttrekken en terugslaan) 5 minuten 1x per week

    Overige taken en uitloop vaste taken 5 minuten 1x per week

    Normtijd

    Eenpersoonshuishouden 60 minuten per week

    Meerpersoonshuishouden 90 minuten per week

    Factoren meer hulp

    Kind(eren) < 12 jaar 30 minuten per week

    Psychogeriatrische problematiek/gedragsproblematiek 30 minuten per week

    Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een

    gesaneerde woning 30 minuten per week

    Bijzonderheden

    Indien licht huishoudelijk werk én maaltijdvoorziening wordt geïndiceerd, dan tijd in mindering brengen (bij licht huishoudelijk werk) omdat afwassen (handmatig of afwasmachine in/uitruimen) ook opgenomen is bij maaltijdvoorziening. Indien cliënt wel in staat is licht huishoudelijk werk te verrichten maar niet de maaltijdverzorging, dan wordt verwacht dat cliënt zelf de afwas kan voorspoelen.

    Zwaar huishoudelijk werk

    Omschrijving

    Stofzuigen 15 minuten 1x per week

    Badkamer schoonmaken 15 minuten 1x per week

    Keuken schoonmaken 15 minuten 1x per week

    Toilet schoonmaken 10 minuten 1x per week

    Bedden verschonen 5 minuten 1x per week

    Ramen lappen 15 minuten 1x per week

    Dweilen 10 minuten 1x per week

    Overige taken en uitloop vaste taken 5 minuten 1x per week

    Normtijd

    Eenpersoonshuishouden 90 minuten per week

    Meerpersoonshuishouden 180 minuten per week

    Factoren meer hulp

    Kind(eren) < 12 jaar 30 minuten

    Psychogeriatrische problematiek/gedragsproblematiek 30 minuten

    Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde woningen 60 minuten

    Grote woning met hoge bezettingsgraad 60 minuten

    Hoge vervuilingsgraad, als gevolg van beperkingen,

    niet door de bestaande leefwijze 60 minuten

    Bijzonderheden

    Voor de verzorging van dieren wordt geen extra tijd berekend, dit is al verdisconteerd in de marge van de normtijden.

    Wasverzorging

    Omschrijving

    Wasgoed sorteren 2 minuten 1x per week

    Wasgoed in de wasmachine plaatsen 3 minuten 1x per week

    Wasgoed uit de wasmachine halen 5 minuten 1x per week

    Wasgoed ophangen en afhalen 5 minuten 1x per week

    Wasgoed in en uit de droger halen 5 minuten 1x per week

    Wasgoed opvouwen 5 minuten 1x per week

    Wasgoed strijken 20 minuten 1x per week

    Wasgoed opruimen 10 minuten 1x per week

    Normtijd

    Eenpersoonshuishouden 60 minuten per week

    Meerpersoonshuishouden 90 minuten per week

    Factoren meer hulp

    Kind(eren) < 16 jaar per kind 30 minuten

    Bedlegerige cliënten 30 minuten

    Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie,

    speekselverlies enz 30 minuten

    Bijzonderheden

    Strijken van bovenkleding is meegenomen in de normtijd. Extra tijd voor strijken van onderkleding en/of beddengoed is alleen mogelijk als dit medisch noodzakelijk is.

    Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

    Omschrijving

    Het gaat hierbij om een ouder die ten gevolge van beperkingen tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren. Denk daarbij aan de persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten.

    Normtijd

    Naar bed brengen/uit bed halen per keer per kind 10 minuten

    Wassen en kleden per dag per kind 30 minuten

    Eten en/of drinken per broodmaaltijd 20 minuten

    per warme maaltijd 25 minuten

    Babyvoeding: flesje/borstvoeding per keer per kind 20 minuten

    Luier verschonen per keer per kind 10 minuten

    Naar school/crèche brengen/halen per keer 15 minuten

    Factoren meer hulp

    Indien opvang noodzakelijk is tot 40 uur per week

    Bijzonderheden

    Maximale duur voor opvang is 3 maanden. Specifieke voorliggende voorzieningen voor opvang: zorgverlof, crèche, kinderopvang, buitenschoolse/tussenschoolse opvang, gastouder, enz.

    Dagelijkse organisatie van het huishouden

    Omschrijving

    Organisatie van huishoudelijke activiteiten, plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden.

    Normtijd

    30 minuten per week

    Factoren meer hulp

    Kind(eren) < 16 jaar 30 minuten

    Psychogeriatrische problematiek/gedragsproblematiek 30 minuten

    Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door

    een taalbarrière 30 minuten

Bijlage 2: definitie sociaal netwerk

  • Sociaal netwerk

    Sociale netwerken zijn het geheel aan sociale relaties dat een persoon omringt (Harting & Assema, 2007). Het gaat om naaste contacten, zoals familie en vrienden, maar ook minder hechte relaties met bijvoorbeeld kennissen, buren en collega’s.

    Het is een verzamelnaam voor een netwerk van betekenisvolle figuren (familie, vrienden en kennissen) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk.