Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie BMWE

Geldend van 27-07-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie BMWE

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bedum, Winsum, De Marne en Eemsmond;

Gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Vast te stellen de navolgende beleidsregel

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie BMWE

1.Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond

Sociaal-medische indicatie

Bij de aanvraag moet een verklaring overgelegd worden waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een sociaal-medische indicatie. Deze verklaring moet minimaal aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a.

    de noodzakelijkheid moet middels indicatieadvisering worden aangetoond;

  • b.

    de sociaal-medische indicatie is afgegeven door een erkende instelling;

  • c.

    de geldigheidsduur van de indicatie moet zijn aangegeven;

  • d.

    de omvang van het aantal uren of dagdelen kinderopvang die noodzakelijk worden geacht moet zijn aangegeven.

3. Te verstekken gegevens

Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat, naast de onder punt 2 genoemde verklaring, in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    naam en adres van de ouder(s);

  • b.

    indien van toepassing: naam en adres van de partner;

  • c.

    naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten op de aanvraag;

  • e.

    indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

4. Offerte kinderopvang

De ouder zal een offerte of contract van een erkende kinderopvanginstelling overleggen aan de gemeente. Daarbij dient met het volgende rekening te worden gehouden:

  • a.

    dat een erkende kinderopvanginstelling een instelling is die wordt genoemd in het landelijk register kindercentra en gastouderbureau;

  • b.

    dat de ouder zelf een contract dient af te sluiten met een erkende kinderopvanginstelling;

  • c.

    dat de betaling van de tegemoetkoming rechtstreeks zal plaatsvinden aan de kinderopvanginstelling, waarvoor de ouder een machtiging dient af te geven.

5. Ingangsdatum

Voor de vaststelling van de ingangsdatum geldt het volgende:

  • a.

    de tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming in ontvangst is genomen;

  • b.

    als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

6. Hoogte en duur

Voor de hoogte en de duur van de tegemoetkoming geldt het volgende:

  • a.

    de tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van maximaal 6 maanden en kan daarna op basis van een herindicatie worden verlengd met maximaal 6 maanden;

  • b.

    de hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het inkomen van de aanvrager en wordt bepaald overeenkomstig de systematiek die de belastingdienst hanteert bij het verlenen van de tegemoetkoming bij of krachtens de wet

  • c.

    in afwijking van het gestelde onder a. kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

7. Voorliggende voorziening

Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

  • a.

    de Wet kinderopvang;

  • b.

    de Kinderopvangtoeslag

  • c.

    de Algemene wet bijzondere ziektekosten;

  • d.

    de Jeugdwet;

  • e.

    de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

  • f.

    de wet langdurige zorg (persoonsgebonden budget);

  • g.

    medisch kinderdagverblijf;

  • h.

    een bijdrage van de werkgever;

  • i.

    mogelijkheid tot gebruik maken van peuterspeelzaal

8. Inlichtingenplicht

De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijke mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere of hogere tegemoetkoming of van invloed kunnen zijn op het recht van tegemoetkoming.

9.Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze beleidsregel niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college.

10.Beëindiging beleidsregel

Op het moment dat de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden alsnog aan de doelgroepen in de wet wordt toegevoegd, zal deze beleidsregel komen te vervallen.

11.Overgangsbepaling

Gelet op het bepaalde onder 6 geldt tot 1 januari 2018 een overgangsperiode. Dit betekent voor ouders die nu al een voorziening ontvangen dat het recht hierop tot deze datum blijft bestaan.

Vanaf 1 januari 2018 geldt het volgende:

  • a.

    de voorziening eindigt voor hen die op dat moment van de maximale duur van 12 maanden (6 maanden plus verlenging van 6 maanden) gebruik hebben kunnen maken;

  • b.

    voor hen die de maximale duur nog niet hebben bereikt bestaat er nog een mogelijkheid van verlenging.

12. Slotbepalingen

a. deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking;

b. deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie BMWE.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winsum, d.d. 10 juli 2017.

Het college van burgemeester en wethouders van Winsum,

Burgemeester,

Secretaris,

TOELICHTING

1.Algemeen

Bij de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang, later gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, is artikel 23 (later artikel 1.23) niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat mensen met een sociaal-medische problematiek ook onder de werking van de wet zouden vallen. Met het maar steeds uitblijven van de inwerkingtreding van genoemd artikel en het feit dat met de wijzigingen in de uitvoering van de kinderopvang per 1 januari 2013 vast is komen te staan dat de uitvoering van de kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als taak bij de gemeente blijft, is het van belang voor de afhandeling van dit soort aanvragen beleid vast te stellen. In deze beleidsregel wordt de systematiek bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gehanteerd.

2.Sociaal-medische indicatie

De noodzakelijkheid voor kinderopvang is gebaseerd op een sociaal-medische indicatie, van ouder, partner of kind.

De sociaal-medische indicatie dient te worden afgegeven door een erkende instelling ingeschreven in het BIG-register. Hierbij kan gedacht worden aan instellingen die reeds adviezen als kerntaak beheersten, bijvoorbeeld: Riagg (Lentis), GGD, CJG en Jeugdzorg.

Daarnaast dient de geldigheidsduur van de indicatie in overeenstemming te zijn met de aanvraag periode. De afweging van de omvang is tevens gerelateerd aan de sociaal-medische indicatie.

3.Te verstrekken gegevens

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont. De aanvraag moet schriftelijk gebeuren.

Een verhoging of verlaging van de tegemoetkoming in vervang met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college.

4.Offerte kinderopvang

Bij een aanvraag zal een offerte of contract van de kinderopvanginstelling of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moeten worden overgelegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt.

De kinderopvanginstelling of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet via de gemeente ingeschreven staan in het Landelijk Register Kinderopvang.

De tegemoetkoming zal door middel van een machtiging direct worden betaald aan de kinderopvanginstelling of gastouderbureau. Deze werkwijze vindt in vele gevallen ook plaats onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen. Voor een eenvoud van procedures wordt dan ook aansluiting gezocht bij de gang van zaken onder deze wet.

5.Ingangsdatum

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.

6.Hoogte en duur

De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op 6 maanden gesteld. Daarna kan door middel van een herindicatie een aanvraag worden ingediend voor een verlenging van maximaal 6 maanden. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) om tijdig voor een verlenging een nieuwe aanvraag in te dienen.

Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij de systematiek die wordt gehanteerd bij het verlenen van tegemoetkomingen op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De belastingdienst kent hiervoor een tegemoetkoming toe die afhankelijk is van het inkomen van de ouder(s)/verzorger(s). Voor de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij de systematiek die de belastingdienst hanteert. De normtabel kinderopvangtoeslag die de Belastingdienst hanteert is te downloaden via www.belastingdienst.nl (toeslagen>kinderopvangtoeslag>brochures en publicaties>berekening kinderopvangtoeslag).

7.Voorliggende voorziening

Hiermee wordt aangegeven dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een voorliggende voorziening aanspraak kunnen maken op een vergoeding in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.

8.Inlichtingenplicht

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het teveel betaalde bedrag terugvorderen.

11.Overgangsbepaling

Voor de ouders die momenteel al een tegemoetkoming ontvangen, dient er gelet op de beperking van de duur een overgangsbepaling te worden opgenomen. Met deze bepaling wordt voorkomen dat deze ouders in de problemen komen.