Verordening Re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2018

Geldend van 23-05-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening Re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2018

De raad van de gemeente Winsum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2018;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vijfde en zevende lid, van de Participatiewet;

en gelet op artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere werkloze werknemers en artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

besluit vast te stellen de

Verordening Re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2018.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

    • b.

      korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen een half jaar;

    • c.

      middellange afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen een half jaar tot twee jaar;

    • d.

      grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen twee jaar;

    • e.

      duurzame uitstroom: uitstroom uit de uitkering gedurende tenminste 6 maanden;

    • f.

      wet: Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college kan de voorziening, bedoeld in artikel 6, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Het college kan de voorzieningen als bedoeld in de artikelen 3, 4 6, 7, 10, 11,12 en 13 aanbieden aan personen die een middellange afstand hebben tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Het college kan de voorzieningen, bedoeld in de artikelen , 5, 8, 9 en 13 aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 4. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 3 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    • Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    • Het college kan een voorziening beëindigen als:

      • a.

        de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

      • b.

        de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

      • c.

        de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2 van de wet;

      • d.

        naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

      • e.

        de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

      • f.

        de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

      • g.

        de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4 Werkervaringsplek

  • 1. Het college kan een persoon een werkervaringsplek gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2. Het doel van een werkervaringsplek is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst tussen de werkgever en de deelnemer aan de werkervaringsplek wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplek, en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt

Artikel 5 Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering, voor zover nog niet de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 6 Detacheringsbaan

  • 1. Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 7 Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      Het gaat de krachten en bekwaamheden van de persoon niet te boven en

    • b.

      het draagt bij aan de vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 8 Participatieplaats

  • 1 Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2 Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3 De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 300,- per zes maanden bij een werkweek van minimaal 24 uur per week, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4 Het bedrag genoemd in het derde lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden afgerond naar boven op hele euro's

Artikel 9 Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken, of

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2. Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      arbeidsmatige dagbesteding als bedoeld in artikel 12 lid 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning BMWE gemeenten 2017;

    • b.

      sociale activering als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 7;

    • d.

      persoonlijke ondersteuning als bedoel in artikel 11;

    • e.

      schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 3. Het college realiseert het aantal geraamde beschutte werkplekken op grond van het aantal dat het rijk voor de gemeente per ministeriële regeling heeft vastgesteld.

  • 4. De raad kan jaarlijks bij het vaststellen van de programmabegroting besluiten een bepaald aantal extra dienstbetrekkingen beschut werk te realiseren, bovenop de aantallen als bedoeld in lid 4.

  • 5. Indien de raad besluit extra dienstbetrekkingen beschut werk te realiseren, dan worden deze ingezet op de wijze als genoemd in het tweede lid.

  • 6. Wanneer het aantal als bedoeld in lid 4 en lid 5 is bereikt, wordt de persoon waarvoor het college heeft besloten dat hij tot de doelgroep beschut werk behoort op een wachtlijst geplaatst.

  • 7. De volgorde van plaatsing op de wachtlijst gebeurt aan de hand van de datum van het positief advies van het UWV.

  • 8. Een persoon op de wachtlijst beschut werk kan gebruik maken van andere voorzieningen uit deze verordening totdat instroom in een dienstbetrekking beschut werk een feit is.

Artikel 10 Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie heeft behaald.

Artikel 11 Persoonlijke ondersteuning

  • 1. Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten. Persoonlijke ondersteuning wordt in ieder geval aangeboden als de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10 d van de wet ontvangt of als de persoon die in een detacheringsbaan werkzaam is, behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie in de zin van artikel 6 lid 1 sub e van de wet.

  • 2. De persoonlijke ondersteuning kan ook worden geboden door de werkgever zelf. Indien de werkgever deze ondersteuning biedt, treedt de werkgever in overleg met de gemeente.

Artikel 12 No risk polis

Werkgevers kunnen per 1 januari 2016 gebruik maken van de no risk polis van het UWV voor de gemeentelijke doelgroep afspraakbanen. Dan gaat het dus om de mensen die als gevolg van een arbeidsbeperking niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen en een doelgroepverklaring van het UWV hebben.

Artikel 13 Uitstroompremie

  • 1. Het college kan een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid of werkzaamheden als zelfstandige gaat verrichten en daardoor niet langer recht heeft op algemene bijstand.

  • 2. Een langdurig werkloze in de zin van het eerste lid is een persoon die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer op een uitkering aangewezen is geweest.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening Re-integratie Participatiewet BMWE 2016 (in werking getreden op 1 januari 2016) en Artikel II onder A van de wijzigingsverordening 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2018 (of dag na datum bekendmaking).

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 april 2018.
De voorzitter,
De griffier,