Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelen- en Handhavingsverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2012

Geldend van 18-01-2012 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Maatregelen- en Handhavingsverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2012

2011, nr. XII-3

De raad van de gemeente Winterswijk;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 12 december 2011, nr. XII-3;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet; artikel 35, eerste lid, onderdeel b en c, artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en c, artikel 20, eerste lid IOAZ; artikel 40 van de IOAW en IOAZ;

besluit:

vast te stellen de:

MAATREGELEN- EN HANDHAVINGSVERORDENING IOAW EN IOAZ SOCIALE DIENST OOST ACHTERHOEK 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Op grond van artikel 40 van de IOAW/IOAZ treedt het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek op basis van een gemeenschappelijke regeling in de plaats van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

    • e.

      Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

    • f.

      Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid;

    • g.

      Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

    • h.

      Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    • i.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • j.

      Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek.

  • 2. Alle begrippen, die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college en zijn ambtenaren misdraagt.

  • 2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm

Artikel 5 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8, tweede lid.

Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de maatregel;

  • b.

    de duur van de maatregel;

  • c.

    het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd;

  • d.

    het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd;

  • e.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 7 Horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld hierover, mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten als:

    • a.

      De vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      De belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      De belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van de IOAW/IOAZ;

    • d.

      Het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Als het college afziet van het opleggen van een maatregel ontvangt de belanghebbende daarvan een schriftelijk besluit.

Artikel 9 Ingangsdatum maatregel

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 10 Samenloop van gedragingen

Als er gedurende eenzelfde periode sprake is van meerdere maatregelwaardige gedragingen wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 11 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ anders dan de verplichting in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan de administratieve verplichtingen in verband met het recht op uitkering en de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      het niet vermelden van het verrichten van vrijwilligerswerk.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het in de periode voorafgaand aan de uitkering en/ of in de periode gedurende de uitkering niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      het zonder toestemming op vakantie gaan dan wel later terugkeren van vakantie terwijl men niet is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      het zich gedragen en/of kleden op een wijze die de inschakeling in arbeid belemmert;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling waaronder begrepen sociale activering.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen of schuld ervoor zorgen dat een traject op basis van een trajectplan wordt beëindigd .

Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel

Onverminderd artikel 4, eerste lid wordt de maatregel bepaald op:

  • a.

    5% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand, bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    20% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand, bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    50% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand, bij gedragingen van de derde categorie;

  • d.

    100% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand, bij gedragingen van de vierde categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de Inlichtingenplicht

Artikel 13 Onjuiste en/of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

  • 1. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm. Hieronder valt tevens het niet tijdig verstrekken van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van een uitkering;

  • 2. Bij toepassing van artikel 13 IOAW/IOAZ, eerste lid dient als onverwijld te worden verstaan: bij het eerste of eerstvolgende mutatieformulier, indien dit niet van toepassing is, voor de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ, eerste lid zich heeft voorgedaan.

Artikel 14 Onjuiste en/of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering wordt de maatregel vastgesteld op 50% van het uitkeringsbedrag gedurende 1 maand.

  • 2. Het college kan afwijken van de hoogte en duur van de maatregel op grond van dringende redenen;

  • 3. Als het benadelingbedrag boven de aangiftegrens van het Openbaar Ministerie ligt, wordt aangifte gedaan en wordt in eerste instantie de strafmaat aan Justitie overgelaten. Derhalve geen maatregel.

  • 4. Bij het uitblijven van een strafrechtelijke sanctie moet alsnog een maatregel worden opgelegd.

Artikel 15 Waarschuwing

Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing, tenzij:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven;

  • b.

    het te laat verstrekken van inlichtingen gevolgen heeft (gehad) voor het recht op uitkering of de hoogte daarvan.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 16 Misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich heeft misdragen tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, wordt een maatregel opgelegd van 50% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand.

  • 2.

    Onder misdraging tegenover het bestuur of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ wordt onder anderen verstaan:

    • a.

      Verbaal geweld;

    • b.

      Discriminatie;

    • c.

      Intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

    • d.

      Zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

    • e.

      Mensgericht fysiek geweld;

    • f.

      Overige/ combinatie van agressievormen.

  • 3.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen een periode van twee jaar na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een als verwijtbaar aan te merken gedraging als bedoeld in het eerste lid. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Hoofdstuk 5 Het Handhavingsbeleid

Artikel 17 Het handhavingsbeleid

Het college biedt tweejaarlijks een handhavingsplan aan de gemeenteraden aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de IOAW en IOAZ en de te verwachten resultaten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Maatregelen- en Handhavingsverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek 2012’.

Artikel 19 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in

zijn openbare vergadering gehouden op 22 december 2011

de griffier, de voorzitter,

ALGEMENE TOELICHTING

Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de IOAW,IOAZ, WWIK en Bbz2004. De WWIK wordt in enkele regiogemeenten uitgevoerd. Voor de gemeenten in Gelderland wordt de WWIK uitgevoerd door de gemeente Arnhem.

De IOAW,IOAZ en het Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringssystematiek waarbij 75% bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25% drukte op het gemeentelijke budget, de WWIK kende daarnaast een financieringssysteem waarbij 100% kon worden gedeclareerd. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit van toepassing is op het Wwb-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volleg gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet aldus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico.

Opmerking:

Niet gebundeld met het I-deel wordt de financiering van de kosten van levensonderhoud van gevestigde, oudere en beëindigende zelfstandigen en van bedrijfskapitaal vanuit het Bbz 2004.Hiervoor blijft aparte financiering bestaan.

Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor wordt de gemeente ook gevorderd op een aantal punten beleid te ontwikkelen zoals het maatregelenbeleid voor de IOAW en IOAZ. Dit beleid was geregeld bij AMvB. Deze landelijke regelingen, alsmede de nog bestaande boetebepalingen, zijn echter met de wet BUIG komen te vervallen. Op basis van het inwerkingtredingbesluit is het aan de gemeenten om vanaf 1 juli 2010 in een bij verordening vastgesteld beleid te voorzien.

Tot op heden is er in de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk nog geen maatregelen- en handhavingsverordening IOAW en IOAZ vastgesteld.

Er wordt voorgesteld om met ingang van 1 januari 2012 in dit beleid te voorzien.

In deze verordening is er voor gekozen om met betrekking tot de IOAW en IOAZ te komen tot een zo veel mogelijk analoog aan het Wwb-regime toe te passen maatregelenbeleid.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

De gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk hebben op basis van een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van de IOAW en IOAZ opgedragen aan de Sociale Dienst Oost Achterhoek. In artikel 40 van de IOAW en IOAZ is geregeld dat de uitvoering van deze wetten volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, dat het bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de paragraaf 4 van hoofdstuk IV en paragraaf 4 van hoofdstuk V van de IOAW en paragraaf 4 van hoofdstuk IV en paragraaf 5 van hoofdstuk V van de IOAZ in de plaats treedt van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 2

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen

Onder c: de IOAW/IOAZ:

Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.

Onder e. uitkeringsnorm

De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.

Onder f. maatregel

In afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.

Onder g. inkomen

Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.

Onder i. belanghebbende

Daar de in artikel 20 tweede lid IOAW opgenomen bevoegdheden tot het opleggen van een maatregel, blijkens dat artikel,daar enkel gelden voor de persoon, die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin beperkt.

Artikel 3

Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20, eerste lid IOAZ en artikel 20 tweede lid IOAW.

Artikel 4

Zoals aangegeven wordt de maatregel toegepast op de netto norm.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt de algemene duur van een maatregel op 1 maand. Het derde lid maakt hier een algemene uitzondering op door bij recidive de duur te verdubbelen.

Artikel 6 tot en met 10

Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de Maatregelen- en handhavingverordening WWB 2011 is opgenomen.

Artikel 11

Ten opzichte van de Maatregelen en handhavingverordening WWB 2011 is onder de vierde categorie ‘het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid’ toegevoegd.

Artikel 12

Dit artikel geeft de hoogte van de maatregelen aan.

Artikel 13 tot en met 16.

Deze bepalingen zijn identiek aan de bepalingen binnen de Maatregelen en handhavingverordening Wwb 2011.

Artikel 17

Artikel 35 IOAW / IOAW bepaald dat de gemeenteraad in het kader van het financieel beheer bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het onrechte ontvangen van een uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. In het kader van. Hoogwaardig Handhaven wordt iedere twee jaar een handhavingsplan opgesteld.

Artikel 18 en 19

Deze artikelen spreken voor zich.