Exploitatieverordening gemeente Winterswijk 2007

Geldend van 17-01-2007 t/m heden

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Winterswijk 2007

2006, nr. XII-3.

De raad van de gemeente Winterswijk;

gelezen het voorstel van van 11 december 2006, nr. XII-3;

gelet op artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Exploitatieverordening gemeente Winterswijk 2007

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    - afstand van de gronden aan de gemeente: eigendomsoverdracht van gronden aan de gemeente;

    - college: het college van burgemeester en wethouders;

    - exploitant: de eigenaar of rechthebbende wiens in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak in exploitatie wordt gebracht;

    - exploitatiegebied: het als zodanig door het college dan wel door de gemeenteraad aangewezen gebied, ten aanzien waarvan de exploitant respectievelijk exploitanten op basis van de regels van deze verordening bijdraagt respectievelijk bijdragen aan de ten behoeve van dat gebied te treffen voorzieningen van openbaar nut;

    - exploitatie-opzet: het vanwege de gemeente op te stellen overzicht van de kosten en baten van het exploitatiegebied teneinde de mogelijkheid van het (volledig) verhaal van de gemeentelijke kosten op de exploitanten te beoordelen;

    - exploitatie-overeenkomst: de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van deze verordening;

    - (medewerking verlenen aan) in exploitatie brengen: het (medewerking verlenen aan het) treffen van voorzieningen van openbaar nut en anderszins, waardoor onroerende zaken die in het exploitatiegebied liggen gebaat worden, dat wil zeggen geschikt of beter geschikt voor bebouwing worden, dan wel anderszins in een voordeliger positie komen te verkeren;

    - (treffen van) voorzieningen van openbaar nut: het verrichten van onder andere de in lid 2 van dit artikel vermelde werken en werkzaamheden binnen een exploitatiegebied, alsmede het verrichten daarvan buiten het exploitatiegebied voor zover door deze werken en werkzaamheden de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken direct dan wel indirect gebaat zijn.

  • 2. De volgende werken en werkzaamheden worden tenminste beschouwd als voorzieningen van openbaar nut in de zin van deze verordening:

    - het dempen van sloten en verrichten van grondwerk met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven van percelen;

    - de aanleg, vernieuwing en wijziging van riolering, met inbegrip van het realiseren van de daarbij behorende werken, alsmede waterhuishoudkundige werken zoals drainage;

    - het realiseren van alle weg- en waterbouwkundige werken, waaronder wegen, parkeervoorzieningen, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, straatmeubilair, alsmede waterpartijen, watergangen, drainages, infiltraties, wadi’s, bruggen, tunnels, viaducten en alle andere rechtstreeks met de aanleg daarvan verband houdende werken;

    - de aanleg van plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen die rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een bestemmingsplan;

    - de plaatsing van openbare verlichting, verkeers- en andere borden, bewegwijzering van bedrijventerreinen, verkeersregelinstallaties en brandkranen met de nodige aansluitingen;

    - het verrichten van bodemonderzoek en -sanering van de ondergrond van openbare voorzieningen, voor zover die niet op andere wijze verhaald of gesubsidieerd kunnen worden;

    - het treffen van milieutechnisch, ecologisch en archeologisch noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan, zoals geluidsvoorzieningen en voorzieningen in relatie tot de luchtkwaliteit, noodzakelijke verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven buiten het exploitatiegebied en groen-, bos- of natuurcompensatie, alsmede het veiligstellen van archeologische vondsten;

    - de verwerving en de naar rato toe te delen verwerving van de ondergrond van openbare voorzieningen;

    - het slopen van opstallen op, in of boven de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut en andere te verwijderen elementen;

    - alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende aanleg van voorzieningen van openbaar nut.

  • 3. Voorzieningen van openbaar nut worden door de gemeente aangelegd, tenzij de aanleg behoort tot de taken van een ander overheidslichaam of nutsbedrijf, dan wel het college uitdrukkelijk heeft ingestemd met gehele of gedeeltelijke aanleg door of in opdracht van de exploitant. Het college neemt geen besluit om aanleg door de exploitant toe te staan dan nadat gebleken is, dat een kwalitatief goede en duurzame uitvoering zowel feitelijk als financieel is gewaarborgd, daartoe voldoende garantie is gesteld, de door de gemeente noodzakelijk geachte regierol voldoende kan worden gevoerd en ook overigens geen zwaarwegende of beleidsmatige belemmeringen voor een zodanige werkwijze bestaan. De gemeente kan besluiten om de openbare voorzieningen in samenwerking met een marktpartij te ontwikkelen en te realiseren, in welk geval de gemeente kan besluiten de regierol in samenwerking met die marktpartij te voeren, of door die marktpartij te laten voeren.

Artikel 2. Kosten van exploitatie

Voor de berekening van kosten en de vaststelling van exploitatiebijdragen, wordt onder kosten van in exploitatie brengen begrepen:

a. De inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied door de gemeente in te brengen gronden, bestaande uit:

1. de waarde van de grond;

2. de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden;

3. de kosten van het vrijmaken van de gronden van opstallen;

4. de kosten van verwijdering van zich in de grond bevindende funderingen, leidingen, kabels e.d., alsmede de kosten van bos- en natuurcompensatie;

5. de kosten van planschade en overige schadevergoedingen en schadeloosstellingen en van het teniet doen gaan van persoonlijke en zakelijke rechten en lasten.

De waarden bedoeld in sub 1 en 2 worden vastgesteld op basis van marktwaardeberekening, doch niet lager dan het totaal van de gemeentelijke kosten van verwerving, beheer inclusief renteverliezen ter zake van die gronden en opstallen.

b. De inbrengwaarde van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden van derden, voorzover die inbrengwaarde ten behoeve van een redelijke en evenredige toerekening van kosten in de exploitatieopzet wordt betrokken.

c. De kosten van aanleg of uitvoering door de gemeente van de onder artikel 1, lid 2 omschreven voorzieningen van openbaar nut binnen het exploitatiegebied.

d. De kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied inclusief de verwervingskosten voor de ondergrond, voor zover de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken door deze voorzieningen direct dan wel indirect gebaat zijn, waaronder voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1, lid 2.

e. Alle geldelijke gevolgen voor de gemeente van overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, in ieder geval:

1. de kosten van planontwikkeling, planvoorbereiding, planbeheer en plantoezicht; onder deze kosten worden ten minste verstaan: de in- en externe kosten verband houdende met het opstellen of vervaardigen van structuurplannen, bestemmingsplannen, planmatige uitwerkingen of -wijzigingen, besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voor zover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen, alsmede toe te kennen planschadevergoedingen ex artikel 49 WRO;

2. de in- en externe kosten verband houdende met onderzoeken, voorbereidingen en toezicht ten behoeve van de voorzieningen van openbaar nut voor zover deze verband houden met in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

3. de in- en externe kosten terzake van het sluiten van exploitatie-overeenkomsten, alsmede de overige kosten van het gemeentelijk apparaat, voor zover die rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kunnen worden toegerekend;

4. de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met rente-opbrengsten;

5. de kosten van tijdelijk beheer van de ondergrond van openbare voorzieningen, zijnde de beheerkosten die ten gevolge van verwervingsbeleid worden gemaakt en niet dan wel niet geheel door middel van huur- of pachtopbrengsten worden gedekt;

6. bijdragen aan fondsen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 4.

7. overige kosten die in beginsel ten laste van de exploitatie behoren te worden gebracht.

Artikel 3. Wijze van toerekening

  • 1. a. Ingeval er sprake is van een enkele exploitant in hetzelfde exploitatiegebied wordt de bijdrage van de exploitant vastgesteld op het totaal van de op grond van de bepalingen van deze verordening door de gemeente aan hem in rekening te brengen kosten, vergoedingen en bijdragen.

    b. Ingeval er sprake is van meerdere exploitanten in hetzelfde exploitatiegebied wordt voor de berekening van ieders bijdrage uitgegaan van de gemiddelde kosten, vergoedingen en bijdragen per m2 van het kadastrale oppervlak van het exploitatie-gebied, te vermenigvuldigen met een factor voor ligging, een factor voor toekomstige bestemming en een factor voor de objectieve gebruiksmogelijkheid van de onroerende zaken waaraan het profijt wordt toegerekend.

  • 2. Indien eigendomsoverdracht plaatsvindt van gronden van de gemeente aan de exploitant ten behoeve van de exploitatie, is de exploitant ter zake tevens een vergoeding verschuldigd, vast te stellen op basis van de marktwaarde van die gronden, vermeerderd met de kosten ter zake van de overdracht.

  • 3. Indien op de in het eerste lid beschreven wijze de verschillen in profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut niet voldoende tot uitdrukking komen in de wijze van toerekening, geschiedt de toerekening op basis van een nader door het college te bepalen grondslag die beter uitdrukking geeft aan de aanwezige verschillen in profijt.

Artikel 4. Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1. De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, het bedrag dat volgens de voorgaande bepalingen aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten van kadastrale uitmeting en dergelijke. Indien en voorzover artikel 2 onder b en/ of artikel 5 lid 2 sub d van toepassing is, wordt de exploitatiebijdrage verminderd met de inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor exploitatie bedoelde gronden en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2. De waarde van de in lid 1, tweede volzin, bedoelde grond die door de exploitant is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie één aan te wijzen door de gemeente, één door de exploitant en een derde door de beide reeds aangewezen deskundigen of, indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de ter zake bevoegde kantonrechter.

  • 3. Indien en voorzover de exploitant zelf conform artikel 5, lid 2 sub e voorzieningen van openbaar nut aanlegt wordt bij het bepalen van de exploitatiebijdrage rekening gehouden met de kosten van de door of vanwege de exploitant uit te voeren werkzaamheden.

  • 4. Van de exploitant wordt een bijdrage verlangd in vanwege de gemeenteraad ingestelde fondsen ten behoeve van buiten het exploitatiegebied aanwezige en/of te realiseren voorzieningen van openbaar nut.

Artikel 5. Inhoud exploitatie-overeenkomst

  • 1. De voorwaarden waaronder de gemeente medewerking verleent aan het in exploitatie brengen van gronden worden vastgelegd in een door of vanwege de gemeente op te stellen exploitatie-overeenkomst. Van de exploitatie-overeenkomst wordt een notariële akte opgemaakt indien de exploitatie-overeenkomst mede een grondtransactie betreft.

  • 2. Naast eventuele andere bepalingen bevat de exploitatie-overeenkomst – voorzover van toepassing - bepalingen inzake:

    a. de aard, omvang en kwaliteit van de door de gemeente of de exploitant aan te leggen voorzieningen van openbaar nut, alsmede de mate waarin van duurzaam bouwen sprake zal zijn;

    b. het tijdvak waarbinnen deze voorzieningen worden uitgevoerd;

    c. de ten laste van de exploitant komende bijdrage alsmede een sluitende waarborg, zijnde een door de exploitant te verstrekken bankgarantie, voor tijdige betaling daarvan;

    d. in voorkomende gevallen de afstand van gronden aan de gemeente, voor zover die gronden zijn bestemd voor de aanleg of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut, en in deze gevallen het verrichten van onderzoek naar bodemverontreiniging op kosten van de exploitant;

    e. in gevallen waarbij het college besluit de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de exploitant op te dragen: de opdracht of aanlegverplichting en sluitende waarborgen voor tijdige en kwalitatief goede en duurzame uitvoering en voor de nakoming van de financiële verplichtingen van de exploitant;

    f. de wijze waarop door de gemeente desgewenst regie wordt gevoerd en de mate waarin door de exploitant grond beschikbaar wordt gesteld voor particulier opdrachtgeverschap;

    g. een betalingsregeling;

    h. in voorkomende gevallen een taakverdeling;

    i. in voorkomende gevallen een regeling voor gewijzigde omstandigheden, wanprestatie, aansprakelijkheid en faillissement;

    j. de overeengekomen prijs voor de inbreng van gronden door de exploitant respectievelijk de gemeente;

    k. aanvullende voorwaarden ter waarborging van een goede en tijdige uitvoering van de werkzaamheden en van de door het college dan wel de raad vastgestelde beleidsdoeleinden met betrekking tot het gebruik, de exploitatie en het beheer van het exploitatiegebied.

  • 3. Het college beslist tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst.

Artikel 6. Aanvraag voor medewerking

  • 1. De aanvraag voor medewerking in de zin van deze verordening wordt schriftelijk ingediend bij het college. De aanvraag dient in ieder geval te worden vergezeld van:

    a. een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen onroerende zaken;

    b. gegevens, waaruit blijkt dat de aanvrager de eigendom van of het erfpachtsrecht op de in exploitatie te brengen onroerende zaken heeft verkregen of kan verkrijgen;

    c. gegevens omtrent de door de aanvrager te treffen (bouw)werkzaamheden;

    d. gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager financieel in staat is tot exploitatie over te gaan en de benodigde zekerheden te stellen.

  • 2. Het college reageert op een schriftelijke aanvraag om medewerking bedoeld in lid 1 van dit artikel, hetzij met een weigering op grond van artikel 7, hetzij met een aanhouding op grond van lid 4 van dit artikel, hetzij met de aanbieding van een concept-overeenkomst, binnen 6 maanden na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Deze termijn kan onder vermelding van de redenen daarvoor door het college worden verlengd met een maximum van nogmaals 6 maanden.

  • 3. De reactie op de aanvraag kan in ieder geval worden aangehouden:

    a. indien de procedure tot goedkeuring of herziening van het bestemmingsplan dat van toepassing is nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van dat bestemmingsplan of de herziening daarvan;

    b. ingeval voorzienbaar is dat de in artikel 7 genoemde belemmeringen op korte termijn zullen kunnen worden weggenomen, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

  • 4. 4.Ingeval door het college een aanvraag voor een bouwvergunning, eventueel in combinatie met een aanvraag voor vrijstelling, wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden getroffen of anderszins overeenkomstig deze verordening medewerking dient te worden verleend, wordt hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de beslissing op de aanvraag mededeling gedaan aan de aanvrager. Daarbij zal een zo nauwkeurig mogelijke raming van de voor rekening van de exploitant komende exploitatiebijdrage worden verstrekt.

Artikel 7. Weigeringsgronden voor een exploitatie-overeenkomst

De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft onder meer niet te worden verleend indien:

a. de in exploitatie te brengen grond is gelegen in een gebied waarvoor geen bestemmingsplan geldt;

b. de door de exploitant aangegeven (bouw)werkzaamheden of de daartoe benodigde voorzieningen van openbaar nut zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan, de Woningwet of strijd met andere wet- of regelgeving;

c. het treffen van de voorzieningen, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan, anderszins zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende en duurzame uitbreiding van bebouwing of herinrichting;

d. het in exploitatie brengen van grond anderszins zou leiden tot ten laste van de gemeente blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering en andere voorzieningen van openbaar nut;

e. de exploitant niet bereid of in staat is om sluitende waarborgen te stellen voor tijdige, kwalitatief goede en duurzame uitvoering c.q. nakoming van zijn feitelijke en de financiële verplichtingen;

f. de exploitant geen afstand wil doen van gronden ten behoeve van aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

g. de exploitant de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut niet wil onderzoeken op de aanwezigheid van bodemverontreiniging dan wel de bodem niet wil saneren wanneer dat noodzakelijk is;

h. de exploitant niet bereid is de voorzieningen van openbaar nut door de gemeente te laten aanleggen, behoudens in het geval van een verkregen opdracht als bedoeld in artikel 5 lid 2 onder e;

i. de exploitant niet bereid is onderzoek te doen naar de aanwezigheid van geluidhinder danwel geen noodzakelijk te treffen geluidwerende maatregelen wil nemen.

j.indien het voor de exploitatie noodzakelijke woningbouwcontingent niet ter beschikking kan worden gesteld;

k. de door de gemeente noodzakelijk geachte regie niet kan worden gevoerd of de exploitant niet bereid is grond beschikbaar te stellen voor particulier opdrachtgeverschap.

Artikel 8. Relatie baatbelasting

In een gebied waarvoor een bekostigingsbesluit is genomen ten behoeve van een eventuele heffing van baatbelasting, zal, indien de exploitant een exploitatie-overeenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut, geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

Artikel 9. Voorzieningen van ondergeschikt belang

De artikelen 4 en 5 van deze verordening zijn niet van toepassing ingeval de medewerking uitsluitend wordt gevraagd voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool, al dan niet in het buitengebied. In dergelijke gevallen besluit het college onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente zullen worden aangelegd.

Artikel 10. Specifieke overeenkomsten

In de gevallen, waarin de gemeentelijke betrokkenheid bij de (her) ontwikkeling van gebieden zodanig groot is dat daarvoor specifieke projectontwikkelings-overeenkomsten met grondeigenaren dienen te worden aangegaan en de letterlijke toepassing van deze verordening daarvoor belemmeringen opwerpt, kan het college besluiten in de met deze partijen te sluiten overeenkomsten af te wijken van de bepalingen in deze verordening. Het college geeft alsdan de redenen aan welke tot toepassing van dit artikel leiden en stelt de specifieke voorwaarden vast voor de te sluiten projectontwikkelingsovereenkomsten, zoals deze voortvloeien uit het door het college geformuleerde beleidsdoelstellingen voor de ontwikkeling van het exploitatiegebied.

Artikel 11. Overgangsbepalingen

Ten aanzien van exploitatiegebieden waarvoor geldt dat op het moment van inwerkingtreding van deze verordening een bekostigingsbesluit is genomen, een exploitatie-overeenkomst is gesloten of de voorzieningen van openbaar nut reeds in uitvoering zijn, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voor zover nodig, op een aan die situatie aangepaste wijze toepassing.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag, volgende op de dag waarop de bekendmaking van de verordening heeft plaatsgevonden.

  • 2. Op dat zelfde tijdstip vervalt de 'Exploitatieverordening gemeente Winterswijk 2002', vastgesteld bij raadsbesluit van 31 januari 2002, nr. I-7.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Exploitatieverordening gemeente Winterswijk 2007".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in
zijn openbare vergadering gehouden op 21 december 2006,
de voorzitter, de griffier,