Regeling vervallen per 01-01-2015

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 07-03-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

2007, nr. IV-7.

De raad van de gemeente Winterswijk;

gelezen het voorstel van van 16 april 2007, nr. IV-7;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • d.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk

    • f.

      De raad: de gemeenteraad van de gemeente winterswijk

    • g.

      Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

    • h.

      Anw-ers: personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet,die ingeschreven zijn bij het CWI;

    • i.

      Nuggers: personen als bedoeld in artikel 6, lid a van de wet;

    • j.

      Jongeren: mensen van 16 jaar tot 23 jaar zijnde uitkeringsgerechtigd, anw-er of Nugger;

    • k

      Belanghebbende: belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • l

      Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de wet;

    • m

      Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

    • n

      Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, ook gesubsidieerde arbeid, die algemeen maatschappelijk aanvaard en niet illegaal is, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a van de wet;

    • o

      Arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet;

    • p

      Vrijwilligerswerk: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten, gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie, waarbij geen sprake is van concurrentievervalsing;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een klant, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Dit plan omvat in elk geval

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      de wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;

    • c.

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

    • d.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • e.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • 4. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid bevat het oordeel van de Cliëntenraad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

  • 3. In de door het college vast te stellen Beleidsregels reïntegratie Wet werk en bijstand worden de reïntegratie-instrumenten opgenomen.

  • 4. Eigen initiatief van de uitkeringsgerechtigde met betrekking tot reïntegratie, inclusief het gebruik van reïntegratie voorzieningen, wordt waar mogelijk ondersteund, Afspraken daarover worden vastgelegd in het trajectplan.

Artikel 5. Geen aanspraak op ondersteuning

  • 1. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.

  • 2. Er bestaat eveneens geen recht op ondersteuning indien een belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, de aan hem opgelegde verplichtingen bij het geven van een ondersteuning niet nakomt.

  • 3. Er bestaat geen recht op financiële ondersteuning indien het netto inkomen van belanghebbende en / of zijn gezin hoger is dan een nader te bepalen percentage, gerelateerd aan het minimum loon. Dit percentage wordt in de Beleidsregels Reïntegratie Wet werk en bijstand vastgelegd door het college.

Artikel 6 Verplichtingen van de klant

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de overige relevante wetgeving, deze verordening en het daarop gebaseerde Beleidsplan en de door het college vastgestelde Beleidsregels.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 4. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. De onder 1 en 2 genoemde plafonds worden jaarlijks vastgesteld, in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop zij betrekking hebben.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In de beleidsregels, gebaseerd op het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, of 55 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Bij de Beleidsregels kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, een nadere uitwerking geven. Deze nadere uitwerking kan in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 5. Indien en voor zover de voorziening is gericht op subsidiëring van een arbeidsplaats, wordt bij de subsidieverlening onverkort aangesloten bij het bepaalde in de Beleidsaanbeveling “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden” van het Ministerie van SZW (Bijlage I)

Paragraaf 3a Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 8a Wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 8b Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Beleidsregels.

Ter nadere uitwerking van deze verordening worden door het college Beleidsregels Reïntegratie wet werk en bijstand vastgesteld.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand”.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 01-05-2007, onder intrekking van de “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand”, welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 1 juli 2004.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in

zijn openbare vergadering gehouden op 26 april 2007,

de voorzitter, de griffier,

Toelichting algemeen

Inleiding

Op grond van de Wwb hebben B en W de opdracht gekregen voor de reïntegratie van bijstands-gerechtigden, nuggers en Anw-ers. De Wwb draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid:

Artikel 8 lid 1 onder a:

De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8 lid 2:

De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 10 lid 1en 2:

1.Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezen uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

- De aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

- het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

- het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

- De beschikbaarheid van financiële middelen.

De verordening: procedureel of uitgebreid

De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Op het eerste gezicht lijkt dat vreemd: beleid leg je neer in een beleidsplan. Desondanks kan de gemeenteraad van oordeel zijn, dat zij belangrijke uitgangspunten en voorwaarden die bij bepaalde voorzieningen moeten gelden, wél in de verordening vast wil leggen.

Het beleid kan op een aantal niveaus geregeld worden:

1. In de verordening zelf. Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordening vergt langere tijd. Uitgangspunt kan zijn dat je een verordening vaststelt die vervolgens op hoofdlijnen een aantal jaren meekan.

2. In beleidsregels. Het voordeel van het regelen in beleidsregels is, dat hiermee flexibeler kan worden omgegaan. Deze figuur geeft aan B en W ook meer mogelijkheden in individuele gevallen af te wijken.

3. In het beleidsplan, dat ook door de raad vastgesteld wordt. Naast algemene uitgangspunten kunnen hierin ook onderwerpen aan de orde komen als het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

4. In delegatie aan het college (uitvoeringsbesluiten).

Hieruit vloeit voort dat er twee extremen zijn in de vormgeving van de verordening: een procedurele en een uitgebreide verordening.

In de eerste variant wordt alleen vastgelegd op welke wijze in de gemeente het beleid bepaald wordt, hoe de verhouding tussen raad en college moet zijn alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de klant. Al het overige wordt vastgelegd in een beleidsplan, beleidsregels of in uitvoeringsbesluiten van het college.

De gemeente diende met de inrichting van de verordening dus bij elk onderwerp na te gaan in welke mate criteria en uitgangspunten vast moeten liggen ofwel in welke mate het college de bevoegdheid krijgt om eigen afwegingen te maken. Een combinatie van de verschillende niveaus ligt voor de hand.

De genoemde afwegingen hebben in ISA-verband geleid tot de thans vastgestelde verordening.

Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening: afstemming en klantenparticipatie.

Afstemmingverordening

De WWB vraagt tevens aan gemeenten een verordening op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de klant wordt geregeld.

De reïntegratieverordening en de maatregelenverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met reïntegratie. Dit pleit ervoor om de verordeningen te scheiden, maar wel om duidelijke verwijzingen aan te brengen.

Verordening cliëntenparticipatie

De WWB geeft aan de gemeenteraad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. In de reïntegratieverordening is in artikel 3 lid 4 opgenomen dat bij de vaststelling van het beleidsplan de lokale cliëntenraad wordt betrokken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand. De definitie van jongeren (onderdeel d) is nodig omdat de gemeente specifieke voorzieningen voor jongeren wenst in te zetten.

Onder gesubsidieerde arbeid wordt verstaan werk, waarbij een werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat tussen de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht.

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB.

In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, geeft de gemeente aan voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3 Beleidsplan

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt WWB aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten.

IN Het tweede lid is bepaald welke specifieke onderwerpen in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.

Het vierde lid, bevat de verplichting de cliëntenraad te betrekken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid. Hier ligt ook een relatie met de verordening cliëntenparticipatie, die de gemeente heeft opgesteld.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de klant en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan. Er wordt ervan uitgegaan dat ieder reëel eigen initiatief van de klant moet worden ondersteund.

Artikel 5 Geen aanspraak op ondersteuning

In dit artikel zijn criteria genoemd wanneer er geen aanspraak op ondersteuning kan worden gemaakt.

Artikel 6 Verplichtingen van de klant

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Artikel 7 Subsidie- en budgetplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren (zie artikel 3 over beleidsplan). Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een klant gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. In de contracten met reïntegratiebedrijven zal worden opgenomen dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen een nadere uitwerking te geven Deze r\uitwerking heeft in ieder geval betrekking op:

a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

b. de weigeringgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

d. de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

f. het vragen van een eigen bijdrage;

g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.

In het vijfde lid wordt de SZW-beleidsaanbeveling “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden” als zodanig geïncorporeerd in de verordening.

Gesubsidieerde arbeid kan als één van de gemeentelijke voorzieningen worden ingezet om de

arbeidsinschakeling te bevorderen. De WWB schrijft niet voor aan welke eisen gesubsidieerde arbeid moet voldoen. Ondanks het vervallen van de landelijke regelgeving op dit punt blijft de Europese regelgeving gelden. Op grond van de EU-regelgeving worden overheidssubsidies onder bepaalde omstandigheden aangemerkt als staatssteun.

In de bij deze verordening als bijlage opgenomen beleidsaanbeveling is aangegeven in welke situaties loonkostensubsidies buiten de Europese regelgeving vallen.Ook wordt verduidelijkt waarop gelet moet worden wanneer loonkostensubsidie wel als staatssteun moet worden aangemerkt. De aanbeveling is vooral bedoeld om de administratieve last voor de gemeente te beperken.

Door de beleidsaanbeveling te incorporeren in de reïntegratieverordening, te voldoen aan de in de beleidsaanbeveling gestelde voorwaarden en in de reïntegratieverordening expliciet te verwijzen naar deze beleidsaanbeveling, hoeft de subsidieverordening niet ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de Europese Commissie en hoeft geen samenvatting van de regeling aan de Commissie te worden toegestuurd.

De beleidsaanbeveling is zowel van toepassing op het verstrekken van loonkostensubsidie als op de financiering van detacheringbanen.

Artikel 9 Beleidsregels.

Voor de uitvoering van deze verordening stellen het college Beleidsregels vast.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Aanvullende toelichting (januari 2012)

De verordening is gewijzigd bij het ‘Raadsbesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand’ van 26 januari 2012, nr. I-11. Dit besluit bevat een algemene en artikelsgewijze toelichting.

Raadsbesluit tijdelijke regels aanscherping WWB, incl. toelichting