Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting Industrieterrein Misterweg- Venemansweg

Geldend van 22-12-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting Industrieterrein Misterweg- Venemansweg

2004, nr. XII-12

De raad van de gemeente Winterswijk;

gelezen het voorstel van van 24 november 2004, nr. XII-12;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het ‘bekostigingsbesluit bestemmingsplang c.q. exploitatiegebied “Industrieterrein Misterweg-Venemansweg (Rondweg Zuid)”;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN BAATBELASTING INDUSTRIETERREIN MISTERWEG-VENEMANSWEG

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

1. een onroerende zaak:

a. een gebouwd eigendom;

b. een ongebouwd eigendom;

c. een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

2. het bestemmingsplan: het bestemmingsplan “Industrieterrein Misterweg – Venemansweg (Rondweg Zuid)”.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘baatbelasting Industrieterrein Misterweg-Venemansweg’ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente in het bestemmingsplangebied op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte bestemmingsplankaart, voor zover zij niet dienen als ondergrond van voorzieningen van openbaar nut, die op 1 januari 2005 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    a. de aanleg van een ontsluitingsweg vanaf de Venemansweg;

    b. de verbreding van de Venemansweg (gedeeltelijke ontsluiting van de Rondweg Zuid);

    c. de aanleg van diverse watergangen;

    d. het bedrijfsrijp maken van de in de exploitatieovereenkomst aangegeven terreinen;

    e. de aanleg van de benodigde riolering en de uitbreiding van de nutsinfrastructuur;

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van heffing is het aantal vierkante meters oppervlakte van de onroerende zaak.

  • 2. Het aantal vierkante meters oppervlakte van de onroerende zaak wordt bepaald op de oppervlakte van de onroerende zaak zoals vermeld in het Kadaster.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor elke vierkante meter van de heffingsmaatstaf € 7,93.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 20 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 20 jaren en een rentevoet van 4,5%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4,5%.

  • 5. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in lid 5, wordt op verzoek van de in dat lid bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge lid 5, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 7. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, welke vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Baatbelasting Industrieterrein Misterweg- Venemansweg’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in
zijn openbare vergadering gehouden op 9 december 2004,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting bij de verordening Baatbelasting Industrieterrein Misterweg- Venemansweg

Algemeen

Baatbelasting is een belasting waarmee lasten van voorzieningen worden omgeslagen over de door die voorzieningen gebate onroerende zaken. De voorwaarden waaronder deze baatbelasting mag worden geheven, zijn vastgelegd in artikel 222 van de Gemeentewet.

Om een baatbelasting in te kunnen voeren, dient de raad als eerste een bekostigingsbesluit te nemen, voorafgaand aan de start van de aanleg van de voorzieningen. Hiertoe is op 10 december 1998 door de raad het (aangevuld) bekostigingsbesluit genomen ten behoeve van het heffen van baatbelasting voor de aanleg van de voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van de ontsluiting van het totale bestemmingsplangebied “Industrieterrein Misterweg- Venemansweg”. Vervolgens zijn in de periode van 1999 tot en met 2004 de in het bekostigingsbesluit genoemde voorzieningen aangelegd.

Om daadwerkelijk baatbelasting te kunnen heffen dient de raad een verordening baatbelasting vast te stellen, de verordening Baatbelasting Industrieterrein Misterweg-Venemansweg. Vervolgens dient deze verordening volgens de in de Gemeentewet genoemde regels bekend te worden gemaakt. Op grond van de wet kan de verordening worden vastgesteld vanaf het moment dat gestart is met de aanleg van voorzieningen tot uiterlijk twee jaar nadat de voorzieningen in zijn geheel zijn voltooid. Om te bepalen of een onroerende zaak is gebaat moet volgens de Gemeentewet worden uitgegaan van een tijdstip dat is gelegen uiterlijk één jaar na voltooiing van de voorzieningen. Derhalve is gekozen voor het vaststellen van de verordening met een ingangsdatum van 1 januari 2005 en een peildatum voor de baat van 1 januari 2005.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om onduidelijkheden te voorkomen zijn in dit artikel de omschrijvingen opgenomen van in de verordening gebruikte begrippen.

Onroerende zaak

Voor de objectafbakening van de onroerende zaak wordt als eerste aangesloten bij de eigendomsgrenzen. De baatbelasting is een belasting met een objectief karakter. Voor het nader afbakenen van een onroerende zaak is het daarom niet toegestaan subjectieve (gebruiks)omstandigheden van invloed te doen zijn op de objectafbakening. De indeling van de onroerende zaak naar subjectief gebruik heeft volgens de omschrijving dan ook geen invloed op de objectafbakening. De indeling van een onroerende zaak kan door de eigenaar veelal gewijzigd worden. Een samenstel van eigendommen van dezelfde eigenaar die naar omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren, wordt voor de toepassing van de verordening wel als één onroerende zaak aangemerkt. Denk hierbij aan percelen die naar hun aard in het economisch verkeer als één object aangemerkt dienen te worden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Gebate gebied

Vanwege de omschrijving in het eerste lid van dit artikel 2 maakt de bestemmingsplankaart waarop het gebate gebied, gelijk aan het bestemmingsplangebied, is aangegeven deel uit van de belastingverordening. De kaart dient te worden gewaarmerkt als bewijs dat deze hoort bij het raadsbesluit waarbij de belastingverordening is vastgesteld.

Met het in kaart brengen van het gebate gebied maakt de gemeente kenbaar welke onroerende zaken door de getroffen voorzieningen binnen het gebate gebied vallen en derhalve zijn of worden gebaat, dit zijn onroerende zaken die gelegen zijn in het bestemmingsplangebied van het bestemmingsplan “Industrieterrein Misterweg- Venemansweg” en die niet tevens dienen als ondergrond van voorzieningen van openbaar nut.

De gemeente is er bij de vaststelling van het gebate gebied vanuit gegaan dat alle onroerende zaken die direct of indirect ontsloten worden door de aanleg en verbreding van ontsluitingswegen gebaat zijn bij de aangebrachte voorzieningen.

Peildatum baat

In het eerste lid is de peildatum voor de bepaling van de baat vermeld: 1 januari 2005. Naar de toestand op dit tijdstip dient de gemeente te beoordelen of de onroerende zaken gebaat zijn door de getroffen voorzieningen. Er vindt naar deze datum een eenmalige beoordeling plaats over de vraag of de onroerende zaak gebaat is door de voorzieningen. Latere wijzigingen in het gebaat zijn van de onroerende zaak hebben geen invloed op de verschuldigde belasting. Ook latere bijbouw of afbraak leidt niet tot een wijziging van de baat.

Voorzieningen en baat

Voor de duidelijkheid en rechtszekerheid is het van belang dat de verordening de voorzieningen vermeldt waarvan de lasten door middel van de baatbelasting worden verhaald. Met het weergeven van de voorzieningen wordt tevens aangegeven welke onroerende zaken gebaat zullen zijn. De voorzieningen zijn gericht op betere gebruiksmogelijkheden en betere ontsluiting van de percelen in het bestemmingsplangebied. De baat bestaat vooral uit betere bereikbaarheid door de aanleg en verbreding van ontsluitingswegen, betere en wellicht ruimere gebruiksmogelijkheden door bouwrijp maken van een aantal percelen en de aanleg van watergangen, riolering en nutsinfrastructuur.

Artikel 3 Belastingplicht

In dit artikel wordt de belastingplicht omschreven, volledig afgeleid uit de Gemeentewet. Belastingplichtig zijn natuurlijke personen en rechtspersonen zoals vennootschappen, stichtingen en verenigingen, die van de door gemeentelijke voorzieningen gebate onroerende zaken, zoals omschreven in artikel 1, het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. Indien er sprake is van een recht dat afgeleid is van een meer omvattend recht (denk hierbij aan het eigendom zelf) heeft de gemeente met deze omschrijving van de belastingplicht, de keuze bij het aanwijzen van de belastingplichtige. Hetzelfde geldt voor het geval van meerdere gelijkwaardige genothebbende. Derhalve zal het college van burgemeester en wethouders beleidsregels voor het aanwijzen van de belastingplichtige vaststellen, een en ander geformuleerd op basis van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze beleidsregels zullen met de verordening bekend worden gemaakt zodat ze voor de belastingplichtigen kenbaar zijn.

De wet gaat uit van belastingheffing tenzij de kosten van de voorzieningen krachtens overeenkomst worden voldaan. De gemeente Winterswijk gebruikt de baatbelasting als vangnet. Dit betekent dat voor een groot aantal percelen de kosten van de voorzieningen langs privaatrechtelijke weg zijn verhaald, via gronduitgifte of door het sluiten van een exploitatieovereenkomst. Vervolgens heft de gemeente baatbelasting van degenen die niet privaatrechtelijk hebben bijgedragen. Het derde lid van artikel 3 voorziet hierin. Het gedeeltelijk privaatrechtelijk verhalen van de kosten verandert overigens niets aan de kostenverdeling. De gemeente dient de kosten van de getroffen voorzieningen om te slaan over alle gebate percelen, zowel over de ‘belastingpercelen’ als over de percelen waarvoor langs privaatrechtelijke weg wordt bijgedragen’.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

Er is geen heffingsmaatstaf voor de baatbelasting opgenomen in de Gemeentewet. Dit houdt dat de gemeente vrij is in het bepalen van de heffingsmaatstaf, met als enige beperking dat het bedrag van belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van winst, inkomen of vermogen. De heffingsmaatstaf dient verder aan te sluiten bij de aard van de aangelegde voorzieningen, de baat bij de getroffen voorzieningen en het objectieve karakter van de baatbelasting. Tot slot mag de heffingsmaatstaf niet leiden tot een ongelijke behandeling van gelijke gevallen of onredelijke en willekeurige belastingheffing.

Voor een groot deel van de percelen zijn de kosten van de voorzieningen langs privaatrechtelijke weg voldaan. Vanwege de wijze van kostenverhaal, voornamelijk bij gronduitgifte, is een bedrag per vierkante meter afgesproken. Om verschillen te voorkomen sluit de heffingsmaatstaf hierbij aan.

Artikel 5 Belastingtarief

Bij het bepalen van de tarieven is het totaal van de (kadastrale) oppervlaktes in het bestemmingsplangebied Misterweg-Venemansweg het uitgangspunt geweest. De totale kosten zijn omgeslagen over dit totaal van oppervlakte.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

De baatbelasting is in beginsel een heffing ineens. Dit betekent dat de belastingplichtige na het vervallen van de betreffende datum, de heffing ineens zal moeten betalen. Op grond van artikel 222 van de Gemeentewet is de gemeente verplicht een regeling op te nemen voor belastingplichtigen die de baatbelasting gespreid over een door de gemeente vastgesteld aantal jaren (tot een maximum van 30) willen betalen. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van het totaal te betalen bedrag omdat rekening wordt gehouden met rentederving e.a.

Een belastingplichtige dient apart een verzoek tot de gemeente te richten om voor deze regeling in aanmerking te komen. Tegen een beslissing op dit verzoek staat geen bezwaar en beroep open. Gezien de hoogte van het belastingbedrag is het aantal van 20 jaren waarover de belasting gespreid wordt opgelegd terecht. Het rentepercentage voor de jaarlijkse aanslagen is berekend op de rentevoet op basis van een 20 jarige annuïteit afgerond op een 0,5 % naar boven, gebaseerd op de rente d.d. 2 november 2004.

Naast deze regeling staat het de gemeente vrij betalingsregelingen af te spreken met belastingplichtigen. Het verschil tussen deze betalingsregeling en de in artikel 6 opgenomen regeling is het feit dat artikel 6 leidt tot een jaarlijkse heffing, met een jaarlijkse aanslag. Een afzonderlijk afgesproken betalingsregeling leidt niet tot een andere aanslag, slechts tot een mogelijkheid van gespreide betaling.

Artikel 7 Wijze van heffing

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In deze verordening is gekozen voor een heffing bij wege van aanslag.

Artikel 8 Termijnen van betaling

In dit artikel zijn de termijnen van betaling opgenomen. Er is gekozen voor één termijn van één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, in aansluiting op belastingheffing van overige belastingen in de gemeente Winterswijk. Een uitgebreidere betalingsregeling is gezien de mogelijkheid van artikel 6 en de mogelijkheid op maat gesneden regelingen te treffen, niet nodig.

Artikel 9 Kwijtschelding

Kwijtschelding van baatbelasting ligt niet in de aard van de aangelegde voorzieningen en het karakter van de belasting omdat deze is aan te merken als een betaling voor de aanleg van bepaalde voorzieningen van de gemeente.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Met dit artikel wordt aan de belastingplichtige duidelijk gemaakt dat er nog nadere regels kunnen gelden, zoals in dit geval onder andere de regels voor de aanwijzing van de belastingplichtige. De bevoegdheid om deze nadere regels vast te stellen is gebaseerd op de Algemene wet Inzake Rijksbelastingen, de Invorderingswet. Met deze bepaling wordt tevens gehoor gegeven aan de bepaling van artikel 217 van de Gemeentewet dat al hetgeen voor de heffing en invordering van belang is in de belastingverordening moet staan.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Op grond van artikel 139 van de Gemeentewet moet het besluit tot het vaststellen van een belastingverordening worden bekendgemaakt. Conform artikel 142 van de Gemeentewet treedt de belastingverordening vervolgens in werking met ingang van de 8e dag na die van bekendmaking, tenzij natuurlijk een ander tijdstip in de verordening is opgenomen. In dit geval is de wettelijke regeling gevolgd

Toelichting, behorende bij het raadsbesluit van 9 december 2004, nr. XII-12 tot vaststelling van de verordening Baatbelasting Industrieterrein Misterweg- Venemansweg.