Regeling vervallen per 01-05-2021

Beleidsregels verlagen norm woonlasten en schoolverlaters Participatiewet 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 30-04-2021

Intitulé

Beleidsregels verlagen norm woonlasten en schoolverlaters Participatiewet 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk,

besluit vast te stellen de ‘Beleidsregels verlagen norm woonlasten en schoolverlaters Participatiewet 2015’.

De beleidsregels verlagen norm woonlasten en schoolverlaters Participatiewet 2015 geven uitvoering aan de artikelen 27 en 28 van de Participatiewet.

Wettelijk kader verlagen norm woonsituatie

Het college kan de norm van de uitkering, bedoeld in de artikelen 20 en 21 Participatiewet, op grond van artikel 27 van Participatiewet, lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

Wettelijk kader verlagen norm schoolverlaters

Het college kan de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm van de uitkering gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 1. Beleidsregels verlaging norm woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de Participatiewet bedraagt:

  • 1.

    15 % van de gezinsnorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten verbonden zijn. Indien belanghebbende inwonend is bij (pleeg)ouders vervalt de verlaging zoals genoemd in dit lid;

  • 2.

    15 % van de gezinsnorm indien geen woning wordt bewoond.

Artikel 2. Beleidsregels norm schoolverlaters

De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 Participatiewet bedraagt 20% van de gezinsnorm gedurende 6 maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.

Artikel 3. Hardheidsclausule

  • 1. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels verlagen norm woonlasten en schoolverlaters Participatiewet 2015

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van

1 december 2015

De burgemeester,
De gemeentesecretaris,

Toelichting op de Beleidsregels verlagen norm woonlasten en schoolverlaters Participatiewet 2015

Artikel 1.

Beleidsregels verlaging norm woonsituatie

Niet alleen door de algemene bestaanskosten met een ander te delen kunnen er aanzienlijk lagere bestaanskosten zijn maar ook als bepaalde kosten ontbreken. Bij de bijstandsverlening moet met deze lagere bestaanskosten rekening worden gehouden.

Van lagere algemene bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden

Artikel 27 Participatiewet geeft het college de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen in zoverre belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft als gevolg van zijn woonsituatie.

Voorbeelden

Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn:

  • bij het niet aanhouden van een woning (volgt uit de tekst van artikel 27 Participatiewet);

    bij de bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers (zie TK 2002–2003, 28 870, nr. 3, p. 53–54);

  • ingeval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning. Er wordt dan een woning bewoond waaraan voor de bijstandsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan algemene bijstand. Zie TK 2002–2003, 28 870, nr. 3, p. 53–54.

Voorwaarde

Voorwaarde voor de toepassing van artikel 27 Participatiewet is dat door de belanghebbende niet jegens een derde woonkosten verschuldigd zijn.

In alle hierboven genoemde situaties zal de verlaging van norm of toeslag 15% van het minimumloon bedragen.

Lid 2

Gelet op de basishuur vermeld in de Wet op de huurtoeslag en er vanuit gaande dat er in de regel ook nog andere woonlasten zijn, is bij het geheel ontbreken van woonkosten een verlaging op zijn plaats zijn van afgerond, 15% van het netto minimumloon.

Artikel 2.

Beleidsregels verlaging norm schoolverlaters

Op grond van dit artikel heeft het college gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de landelijke norm of de toeslag lager vast te stellen als de belanghebbende recent zijn scholing of beroepsopleiding heeft beëindigd. De bijstandsuitkering ligt – veelal aanmerkelijk – hoger dan de bedragen voor levensonderhoud die in het kader van de studiefinanciering gelden. Waar de belanghebbende tijdens de studieperiode de bestedingen heeft afgestemd op het beperkte inkomen uit studiefinanciering, nemen zijn noodzakelijke bestaanskosten niet onmiddellijk toe als hij zijn studie beëindigt en als schoolverlater op bijstand aangewezen raakt. De invloed van inkomsten bijvoorbeeld uit arbeid of stagevergoeding van de belanghebbende tijdens de studie speelt hierbij geen rol. De verlaging van de bijstandsuitkering kan slechts plaatsvinden in de periode van een half jaar na de beëindiging van de scholing of de beroepsopleiding.