Regeling vervallen per 01-10-2017

Algemene subsidieverordening winterswijk 2010

Geldend van 01-03-2010 t/m 30-09-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening winterswijk 2010

2010, nr. II-13.

De raad van de gemeente Winterswijk;

overwegende dat:

het wenselijk is het subsidieproces eenvoudiger in te richten en de regeldruk te verminderen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelezen het voorstel van van 15 februari 2010, nr. II-13;

b e s l u i t :

vast te stellen de

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING WINTERSWIJK 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. gemeente: de gemeente Winterswijk;

b. raad: de gemeenteraad van Winterwijk;

c. college: college van burgemeester en wethouders van Winterswijk;

d. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

e. activiteitensubsidie: subsidie per kalenderjaar of schooljaar voor structurele, activiteiten van een subsidie-ontvanger;

f. projectsubsidie: subsidie voor een in tijd begrensde activiteit van een subsidie-ontvanger;

g. schooljaar: jaar, lopend van zomervakantie tot zomervakantie.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op het gebied van

    a. kunst en cultuur;

    b. jeugd;

    c. volksgezondheid;

    d. maatschappelijke ondersteuning;

    e. sport;

    f. citymarketing, recreatie en toerisme;

    g. ruimtelijke ordening, monumentenzorg en stedelijke vernieuwing;

    h. onderwijs en kinderopvang;

    i. milieu.

  • 2. De gemeenteraad kan subsidieverordeningen vaststellen waarin is bepaald dat deze verordening niet van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening

  • 2. Het college kan in aanvulling op deze verordening, nadere regels stellen.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan per beleidsterrein genoemd in artikel 2, eerste lid of per activiteit binnen een beleidsterrein een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Het college stelt per subsidieplafond de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget vast.

Artikel 5 Hoogte subsidie

Het college stelt per activiteit de wijze van berekening van de hoogte van de subsidie vast.

Artikel 6 Afdeling 4.2.8 Awb

Wanneer het college op grond van artikel 4:58 Awb afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaart, zijn de bepalingen uit deze subsidieverordening niet van toepassing voor zover zij afwijken van het bepaalde in afdeling 4.2.8 Awb.

Hoofdstuk 2 Subsidieverlening

Paragraaf 1 Subsidieaanvraag

Artikel 7 Aanvraag activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer

  • 1. Een aanvraag om verlening van een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer wordt bij het college ingediend voor 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Voor zover de activiteitensubsidie als bedoeld in het eerste lid per schooljaar wordt verstrekt, wordt de aanvraag ingediend voor 1 mei voorafgaand aan het schooljaar waarop de subsidie betrekking heeft, op een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 4. Het college kan vrijstelling verlenen van gebruik van het vastgestelde formulier.

Artikel 8 Over te leggen gegevens activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer

  • 1. Bij de aanvraag als bedoeld in artikel 7 worden in ieder geval overgelegd:

    a. een activiteitenplan met een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, de daarmee nagestreefde doelstellingen en voor zover van toepassing per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen;

    b. een begroting met toelichting;

    c. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de subsidie-aanvrager eigenaar of huurder is van een onroerende zaak, voor zover de subsidie uitsluitend aan een eigenaar of huurder kan worden verstrekt.

  • 2. Bij een eerste aanvraag worden, voor zover aanwezig, tevens de volgende stukken overgelegd:

    a. de oprichtings- of stichtingsakte;

    b. een exemplaar van de statuten en huishoudelijk reglement;

    c. een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag, indien mogelijk in de vorm van een jaarverslag of jaarrekening over het voorafgaande boekjaar;

    d. een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • 3. De stukken als bedoeld in lid 2 van dit artikel worden eveneens overgelegd als deze gewijzigd worden.

  • 4. Het college kan binnen een door hem te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins verstrekking van nadere informatie verlangen, indien dit ter beoordeling van de aanvraag nodig geacht wordt.

  • 5. Het college kan bepalen dat een of meer van de in dit artikel genoemde stukken niet overgelegd behoeven te worden, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

Artikel 9 Aanvraag activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,-

  • 1. Een aanvraag om verlening van een activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,- wordt bij het college ingediend voor 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Voor zover de activiteitensubsidie als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een schooljaar, wordt de aanvraag ingediend voor 1 mei voorafgaand aan het schooljaar waarop de subsidie betrekking heeft, op een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. Het college kan besluiten dat op een aanvraag om een activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,-, de bepalingen van toepassing zijn die gelden voor activiteitensubsidies van € 2.500,- of meer, om te voorkomen dat voor de subsidiëring van een bepaalde activiteit verschillende eisen van toepassing zijn.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 5. Het college kan vrijstelling verlenen van gebruik van het vastgestelde formulier.

Artikel 10 Over te leggen gegevens activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,-

  • 1. Bij de aanvraag als bedoeld in artikel 9 worden in ieder geval overgelegd: a. een globaal activiteitenplan; b. een overzicht van de kosten en opbrengsten van de activiteiten met toelichting;

  • 2. Bij een eerste aanvraag worden, voor zover aanwezig, tevens de volgende stukken overgelegd: a. een exemplaar van de statuten en huishoudelijk reglement; b. een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • 3. De stukken als bedoeld in lid 2 van dit artikel worden eveneens overgelegd als deze gewijzigd worden.

  • 4. Het college kan binnen een door hem te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins verstrekking van nadere informatie verlangen, indien dit ter beoordeling van de aanvraag nodig geacht wordt.

Artikel 11 Aanvraag subsidie compensatie huur sportaccommodaties

In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid en artikel 9, eerste lid van deze verordening wordt een aanvraag om een subsidie ter compensatie van de huur van een sportaccommodatie ingediend uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 12 Aanvraag projectsubsidie

  • 1. Een aanvraag om verlening van een projectsubsidie wordt ten minste twaalf weken voor aanvang van de activiteit ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Een aanvraag om een projectsubsidie ten behoeve van het onderhoud van monumenten of ter verbetering van de gevel van een winkel- of horecapand wordt ten minste vier weken voor aanvang van de activiteit ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. Een aanvraag om een projectsubsidie voor de materiaalkosten van het afkoppelen van hemelwater wordt ten minste acht weken voor aanvang van de activiteit ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 5. Het college kan vrijstelling verlenen van gebruik van het vastgestelde formulier.

  • 6. Bij een aanvraag als bedoeld in dit artikel worden de gegevens zoals genoemd in artikel 8 overgelegd.

Paragraaf 2 Subsidieverlening

Artikel 13 Beslistermijnen

  • 1. Het college beslist uiterlijk 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft op een aanvraag om verlening van een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer.

  • 2. Voor zover de activiteitensubsidie als bedoeld in het eerste lid per schooljaar wordt verstrekt, beslist het college uiterlijk 1 juli van het schooljaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 3. Het college beschikt op een aanvraag om verlening van een projectsubsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. In afwijking van het derde lid, beschikt het college op een aanvraag om een projectsubsidie voor de materiaalkosten van het afkoppelen van hemelwater uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Het college stelt een activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,- op grond van artikel 26, tweede lid, van deze verordening vast zonder voorafgaande verleningsbeschikking.

  • 6. Het college stelt een activiteitensubsidie ter compensatie van de huur van een sportaccommodatie op grond van artikel 26, derde lid, van deze verordening vast zonder voorafgaande verleningsbeschikking.

  • 7. Het college kan de beslistermijn op een aanvraag om subsidie met maximaal vier weken verdagen.

Artikel 14 Meerjarige subsidies

  • 1. De duur van een periode waarvoor het college een activiteitensubsidie verleent, bedraagt maximaal vier jaar.

  • 2. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven op welk bedrag de aanvrager jaarlijks recht heeft dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks berekend wordt.

  • 3. Wanneer het college jaarlijks het subsidiebedrag aanpast, maakt het deze aanpassing aan de subsidieontvanger bekend voor 1 januari van het jaar waarop het bedrag betrekking heeft.

Artikel 15 Aanvullende weigeringsgronden

De subsidie kan naast de in artikel 4:25, tweede lid Awb en artikel 4:35 Awb genoemde gronden geweigerd worden indien er gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet passen binnen het beleid van de gemeente;

b. de activiteiten niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente of diens bewoners;

c. de subsidie niet of in onvoldoende mate besteed zal worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld dan wel onvoldoende bij zal dragen aan de realisering van dat doel;

d. de subsidie-aanvrager handelt in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

e. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;

f. de aanvrager onvoldoende gebruik maakt van de mogelijkheden andere inkomsten te verkrijgen of de activiteiten op andere wijze uit te voeren;

g. de activiteiten al in voldoende mate door anderen worden verzorgd dan wel het doel dat met de voorgenomen activiteiten wordt beoogd al in voldoende mate met behulp van andere activiteiten wordt nagestreefd;

h. de subsidie-aanvrager niet voldoende samenwerkt met andere instellingen die op hetzelfde beleidsterrein activiteiten verzorgen;

i. er bij de inwoners van Winterswijk onvoldoende behoefte bestaat aan de betreffende activiteit dan wel onvoldoende is onderzocht of en welke behoefte er bestaat bij de inwoners van Winterswijk.

j. het verstrekken van subsidie zou leiden tot verboden staatssteun dan wel indien het verstrekken van subsidie mogelijk leidt tot verboden staatssteun.

Paragraaf 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 16 Nadere verplichtingen

Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb en de verplichtingen genoemd in deze verordening, kan het college bij subsidieverlening andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb opleggen.

Artikel 17 Toestemming

  • 1. Het college kan bij een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer de subsidie-ontvanger verplichten toestemming te vragen voor handelingen als genoemd in artikel 4:71, eerste lid Awb.

  • 2. Artikel 4:71, tweede tot en met vierde lid, Awb zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de verplichting als bedoeld in het eerste lid is opgelegd.

Artikel 18 Meldingsplicht

De subsidie-ontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk over:

a. (het voornemen tot) wijziging, het niet verrichten of het beëindigen van de gesubsidieerde activiteiten;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. het (mogelijk) niet kunnen naleven van verplichtingen of voldoen aan voorwaarden.

Artikel 19 Vergoeding bij vermogensvorming

  • 1. Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidie-ontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de boekwaarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat aan de subsidieontvanger daartoe wordt uitgekeerd.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft en geen schadevergoeding wordt ontvangen, wordt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid de waarde van het onroerend goed bepaald door een onafhankelijke deskundige, die daartoe door het college in overeenstemming met de subsidie-ontvanger wordt aangewezen.

  • 4. Wordt de overeenstemming als bedoeld in het derde lid niet bereikt, dan wijst iedere partij een onafhankelijke deskundige aan, die gezamenlijk een derde onafhankelijke deskundige aanwijzen die vervolgens de waarde van het onroerend goed bepaalt.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde partij worden voortgezet en de activa en passiva van de subsidieontvanger met toestemming van het college tegen boekwaarde aan de derde partij worden overgedragen.

Artikel 20 Egalisatiereserve

  • 1. Het college kan de subsidie-ontvanger verplichten een egalisatiereserve te vormen.

  • 2. Het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, komt ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

Artikel 21 Bestemmingsreserve

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichten bestemmingsreserves te vormen.

  • 2. De mutaties van de bestemmingsreserves worden opgenomen in de begroting, de exploitatierekening en de balans van de subsidieontvanger.

  • 3. De vorming en voeding van de bestemmingsreserves met subsidie van de gemeente op initiatief van de subsidieontvanger behoeft de goedkeuring van het college. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Overige verplichtingen

Het college kan de subsidie-ontvanger verplichten:

a. de activiteiten te laten uitvoeren door gekwalificeerde personen of bedrijven;

b. verklaringen omtrent het gedrag over te leggen van medewerkers en vrijwilligers die betrokken zijn bij de uitvoering van de activiteiten;

c. bepaalde openingstijden of een minimale of maximale openingsduur te hanteren;

d. overleg te voeren met het college en eventuele andere betrokkenen over het bereiken van de doelstellingen die met de gesubsidieerde activiteiten worden beoogd;

e. onroerende zaken ten behoeve waarvan een subsidie is verstrekt in redelijke staat van onderhoud te houden;

f. de activiteiten waarvoor een projectsubsidie wordt verleend, binnen een bepaalde tijd uit te voeren;

g. aanwijzingen op te volgen door of namens het college gegeven, voor zover de aanwijzingen betrekking hebben op de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden aan monumenten waarvoor een subsidie is verstrekt.

Artikel 23 Niet-doelgebonden verplichtingen

  • 1. Het college kan niet-doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 Awb opleggen ten aanzien van:

    a. de inschakeling van werkzoekenden met een beperking of in het kader van een re-integratietraject en leerlingen;

    b. het vaststellen van een gedragsprotocol in geval van strafbare feiten of normoverschrijdend gedrag;

    c. de bevordering van het milieu en duurzaamheid;

    d. het bestrijden van discriminatie;

    e. de bevordering van de toegankelijkheid van accommodaties voor mensen met een beperking;

    f. het vermelden van de gemeente Winterswijk als (mede)subsidieverlener in pr- of andere communicatieve uitingen;

    g. de bevordering van de emancipatie en/of participatie van bepaalde groepen op een bepaald terrein;

    h. de bevordering van het democratisch functioneren van de subsidie-ontvanger;

    i. de samenwerking met andere instellingen;

    j. de hoogte van de tarieven voor, of bijdragen van deelnemers aan, gesubsidieerde activiteiten;

    k. het meewerken aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Rekenkamer als bedoeld in artikel 81a Gemeentewet of door degene(n) die op grond van artikel 81 oa Gemeentewet belast is of zijn met de uitoefening van de rekenkamerfunctie;

    l. het bewaren van de zondagsrust en rust op algemeen erkende feestdagen;

    m. de brandveiligheid.

  • 2. Het college kan tevens bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen indien regelingen van het Rijk dan wel van de provincie deze voorschrijven of noodzakelijk maken in verband met de verantwoording die de gemeente over de besteding van gelden jegens het Rijk of de provincie moet afleggen.

Hoofdstuk 3 Subsidievaststelling

Artikel 24 Aanvraag subsidievaststelling van een activiteitensubsidie

  • 1. Tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld, wordt de aanvraag van de vaststelling van een activiteitensubsidie van € 2500,- of meer ingediend voor 1 juni van het jaar volgende op het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld, wordt de aanvraag van de vaststelling van een per schooljaar te verstrekken subsidie ingediend voor 1 februari van het jaar volgende op het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in het eerste en tweede lid gaat in ieder geval vergezeld van:

    a.een financieel verslag met een adequate toelichting;

    b.een activiteitenverslag.

  • 4. Het college kan, na indiening van een gemotiveerd verzoek daartoe, toestemming verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid de aanvraag tot subsidievaststelling op een latere datum in te dienen.

  • 5. Het verzoek als bedoeld in het vierde lid, moet minimaal drie weken voor afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid, zijn ingediend.

  • 6. Het college kan vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen van het derde lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Artikel 25 Aanvraag subsidievaststelling van een projectsubsidie

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van een projectsubsidie wordt binnen een termijn van acht weken na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend, ingediend.

  • 2. Bij een aanvraag als bedoeld in dit artikel worden de gegevens zoals genoemd in artikel 24, derde lid, overgelegd.

Artikel 26 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college stelt een activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,- vast voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. Het college stelt een activiteitensubsidie ter compensatie van de huur van een sportaccommodatie vast voor 15 februari van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 27 Accountantsverklaring

  • 1. Wanneer de subsidieverlening € 35.000,- of meer per jaar bedraagt, overlegt de subsidie-ontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een originele accountantsverklaring.

  • 2. Wanneer aan de subsidie-ontvanger door een bestuursorgaan van de gemeente meerdere subsidies zijn verleend voor hetzelfde tijdvak en de subsidieverlening in totaal € 35.000,- of meer bedraagt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer de subsidieverlening tevens een subsidie in de huurkosten van accommodatie bevat en de subsidie na aftrek van dit deel van de subsidie minder dan € 35.000,- bedraagt, is de subsidie-ontvanger niet verplicht een accountantsverklaring als bedoeld in het eerste lid over te leggen.

  • 4. De accountantsverklaring als bedoeld in het eerste lid geeft de uitslag weer van het onderzoek van de accountant:

    a.of het financiële verslag voldoet aan bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is; en

    b.of de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

  • 5. Wanneer geen accountantsverklaring hoeft te worden overgelegd, overlegt de subsidie-ontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van de kascommissie als bedoeld in artikel 2:48, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Wanneer de subsidie-ontvanger niet beschikt over een kascommissie, volstaat een bestuursverklaring.

  • 6. Wanneer de subsidie is verstrekt aan een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen, hoeft geen verklaring te worden overgelegd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 28 Verrekening subsidie ter compensatie verschuldigde huur sportaccommodaties

De subsidie ter compensatie van de verschuldigde huur voor sportaccommodaties wordt niet betaald overeenkomstig artikel 4:87 Awb, doch verrekend met de verschuldigde huur over het betreffende kalenderjaar.

Artikel 29 Toezicht

  • 1. Het college kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

  • 2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 Awb.

Artikel 30 Hardheidsclausule

Het college kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31 Overgangsrecht

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie voor activiteiten die worden uitgevoerd na 31 december 2010.

  • 2. Op subsidies die zijn verstrekt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, is de Algemene subsidieverordening Winterswijk 2006 van toepassing zoals deze luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Op subsidies die worden aangevraagd na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en betrekking hebben op een activiteit die wordt uitgevoerd voor 1 januari 2011, is de Algemene subsidieverordening Winterswijk 2006 van toepassing zoals deze luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2010.

Artikel 33 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Winterswijk 2006, de Subsidieverordening Beeldkwaliteitplan Centrumgebied Winterswijk, de subsidieverordening onderhoud monumenten 1994, de Deelverordening subsidie burgerinitiatieven, de Verordening regelende de subsidiëring van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare en bijzondere scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs in de gemeente Winterswijk, Tijdelijke subsidieregeling inzameling oud papier, Verordening regeling oud papier (vastgesteld 20 december 2001), Verordening regeling oud papier (vastgesteld 4 maart 2004), de Subsidieregeling onderhoudskosten wind- en waterradmolens en de subsidieverordening Achterhoek Bespaart 2009 worden ingetrokken.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "ASV Winterswijk 2010".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in
zijn openbare vergadering gehouden op 25 februari 2010,
de voorzitter, de griffier,

Bijlage bij raadsbesluit 2010, nr. II-13 d.d. 25 februari 2010

Algemene toelichting

Aanleiding

Het gemeentebestuur van Winterswijk wil het subsidieproces eenvoudiger inrichten, het aantal regels terugbrengen en de (administratieve) lasten voor de subsidie-aanvragers zoveel mogelijk beperken. De nieuwe verordening voorziet hierin vooral door:

1. subsidies van minder dan € 2.500,- direct vast te stellen, zonder voorafgaande subsidieverlening;

2. het college de bevoegdheid te geven meerjarige subsidies te verstrekken;

3. de gegevens die de aanvrager moet inleveren zoveel mogelijk te beperken;

4. het aantal verschillende subsidiesoorten terug te brengen van vijf tot twee, waardoor voor de aanvrager duidelijker wordt welke subsidie hij aanvraagt en met minder regels kan worden volstaan;

5. onderwerpen die in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitputtend zijn geregeld, niet ook nog eens in de verordening op te nemen.

Uitgangspunten Algemene subsidieverordening gemeente Winterswijk 2010 (ASV Winterswijk 2010)

Aan de ASV Winterswijk 2010 liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag.

  • Duurzaam en gebruiksvriendelijk

De ASV Winterswijk 2010 moet de komende jaren een duidelijk kader bieden waarbinnen subsidie-aanvragen worden behandeld. Een duurzame verordening betekent dat de verordening vooral algemene bepalingen bevat, zodat veel verschillende situaties eronder kunnen worden geschaard en niet om de haverklap een wijziging van de verordening noodzakelijk is. De meer gedetailleerde bepalingen over subsidiabele activiteiten, de berekening van het subsidiebedrag en dergelijke worden neergelegd in beleidsregels in plaats van in deelverordeningen. Deze beleidsregels worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, dat zo nodig flexibel kan inspelen op noodzakelijke aanpassingen.

  • Aansluitend op praktijk Winterswijk

Het subsidieproces zoals beschreven in de ASV Winterswijk 2010, sluit aan op het feitelijke besluitvormingsproces zoals dat in de organisatie verloopt. Zo zijn de indienings- en beslistermijnen afgestemd op de planning- en controlcyclus van de gemeente Winterswijk.

  • In overeenstemming met hogere regelgeving zoals de Awb

Naast de ASV Winterswijk 2010 en de beleidsregels is ook de Awb van toepassing op subsidierelaties. Titel 4.2 Awb bevat een groot aantal subsidieregels. De ASV mag niet met deze regels in strijd zijn. Ook is er voor gekozen geen bepalingen uit de Awb op te nemen in de ASV Winterswijk 2010, omdat het de indruk kan wekken dat andere bepalingen uit de Awb niet van toepassing zijn.

  • Eenvoudig en helder subsidieproces

Het subsidieproces is zo eenvoudig en simpel mogelijk gehouden, zodat bij de uitvoering van de ASV Winterswijk 2010 zo min mogelijk onduidelijkheden ontstaan voor zowel de subsidie-aanvrager als de behandelend ambtenaren.

  • Overeenkomstig Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving

Bij het opstellen van de verordening is rekening gehouden met de (niet verplichte) Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving zoals opgesteld door de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten.

Reikwijdte Algemene subsidieverordening gemeente Winterswijk 2010 (ASV Winterswijk 2010)

De Awb verplicht gemeenten in subsidieverordeningen aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verkregen. Deze activiteiten zijn in artikel 2 van de ASV Winterswijk 2010 benoemd. De binnen Winterswijk aanwezige beleidsterreinen waarop subsidie wordt verstrekt zijn hierin opgenomen. Het gaat om de volgende beleidsterreinen:

a. kunst en cultuur;

b. jeugd;

c. volksgezondheid;

d. maatschappelijke ondersteuning;

e. sport;

f. citymarketing, recreatie en toerisme;

g. ruimtelijke ordening, monumentenzorg en stedelijke vernieuwing;

h. onderwijs en kinderopvang;

i. milieu.

Welke activiteiten binnen de genoemde programmaonderwerpen precies worden gesubsidieerd, wordt uitgewerkt in nadere regels die op grond van artikel 3, tweede lid door het college van burgemeester en wethouders kunnen worden vastgesteld.

Inhoud en opbouw ASV Winterswijk 2010

De ASV Winterswijk 2010 bestaat uit 5 hoofdstukken die als volgt zijn onderverdeeld.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Subsidieverlening

Hoofdstuk 3 Subsidievaststelling

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk 1, de algemene bepalingen, omvat onder meer de begripsbepalingen, de reikwijdte van de verordening, de toedeling van de bevoegdheid de verordening uit te voeren, de bevoegdheid nadere regels te stellenen de subsidieplafonds.

De bepalingen over de indiening van aanvragen, beslistermijnen, verplichtingen en weigeringsgronden zijn opgenomen in Hoofdstuk 2.De verordening gaat er in beginsel van uit dat aan de subsidievaststelling een verlegingsbeschikking vooraf gaat. In geval van activiteitensubsidies van minder dan € 2.500,- ligt dat anders. In overeenstemming met de artikelen 4:29 en 4:43 Awb worden deze activiteitensubsidies direct vastgesteld.

Rekening en verantwoording wordt afgelegd nadat de activiteiten zijn uitgevoerd, in het kader van de subsidievaststelling. Op grond van de Awb moet iedere subsidie worden vastgesteld. Bij de vaststelling wordt nagegaan of, en in welke mate, de activiteiten zijn verricht en de verplichtingen zijn nagekomen. Als de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de verlening, dan wordt de subsidie vastgesteld op het verleende bedrag. Is echter afgesproken dat er tien toneelvoorstellingen worden gegeven en dat per voorstelling een subsidie van € 1.000,- wordt verleend, dan wordt de subsidie op € 8.000,- vastgesteld wanneer er acht voorstellingen zijn geweest. Het is denkbaar dat de activiteiten gedeeltelijk zijn uitgevoerd, maar dat het met de subsidie beoogde resultaat in zijn geheel niet wordt bereikt. Een verbouwing van een sportaccommodatie wordt bijvoorbeeld maar gedeeltelijk uitgevoerd, waardoor een accommodatie die voldoet aan de eisen van deze tijd (het doel van de subsidie) nog steeds niet gerealiseerd is. In dat geval kan een subsidie op nul worden vastgesteld. De bepalingen omtrent vaststelling van de subsidie zijn neergelegd in Hoofdstuk 3.

Nadat de activiteiten hebben plaatsgevonden, wordt de subsidie betaald. Dat is althans de systematiek waar de Awb in beginsel vanuit gaat. Aangezien het voor veel organisaties niet haalbaar is de activiteiten voor te financieren, zullen in veel gevallen voorschotten worden verleend. Artikel 4:95 Awb biedt hiertoe de mogelijkheid.

Hoofdstuk 4, de overige bepalingen, geeft in aanvulling op artikel 4:50 van de Awb gronden om een subsidie in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen. Het bevat daarnaast een bepaling met betrekking tot het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van een subsidie opgelegde verplichtingen. Ook is een hardheidsclausule opgenomen.

Hoofdstuk 7 bevat de gebruikelijke slotbepalingen zoals de intrekking van de bestaande subsidieverordening, een overgangsbepaling en dergelijke.

Verhouding Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.2 van de Awb bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op subsidies. De bepalingen uit de Awb gelden naast de ASV Winterswijk 2010. Sommige bepalingen uit de Awb bieden de mogelijkheid eigen regels te stellen, andere hebben een dwingend karakter. Zo ligt de definitie van een subsidie bijvoorbeeld vast (artikel 4:21 Awb). Volgens deze bepaling wordt onder een subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Iedere financiële relatie van de gemeente die voldoet aan de kenmerken van de definitie, is een subsidie. Ook wanneer die relatie wordt benoemd als opdracht of overeenkomst. De Awb geeft een regeling voor de situaties waarin een subsidie lager vastgesteld, ingetrokken, gewijzigd of beëindigd mag worden. Daarom zijn over deze onderwerpen geen regels in de ASV Winterswijk 2010 opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Het artikel bevat een beperkt aantal begripsbepalingen. Binnen de gemeente Winterswijk kunnen twee soorten subsidies worden verleend.

Activiteitensubsidies worden verleend voor structurele activiteiten die gedurende het hele jaar plaatsvinden. Het gaat om activiteiten van bijvoorbeeld de bibliotheek, de muziekschool, sportverenigingen, peuterspeelzalen. Die verzorgen allemaal activiteiten die structureel zijn en vrijwel het hele jaar doorlopen. De activiteitensubsidie kan worden verleend per kalenderjaar of per schooljaar. Een aantal subsidieontvangers heeft een administratie ingericht op basis van een schooljaar. Het college bepaalt voor welke activiteit het kalenderjaar en voor welke activiteit het schooljaar wordt aangehouden. In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen activiteitensubsidies van € 2.500,- of meer en activiteitensubsidies van minder dan € 2.500,-. Aan de grotere subsidies worden hogere eisen gesteld aan de aanvraag om subsidieverlening en het afleggen van rekening en verantwoording.

Projectsubsidies worden verleend voor in tijd begrensde activiteiten van een subsidieontvanger. Het kan gaan om een incidentele activiteit die maar één keer wordt georganiseerd en om activiteiten de jaarlijks terugkeren. Voorbeelden van projectsubsidies zijn subsidies voor evenementen, de viering van Koninginnedag of voor een tentoonstelling.

Artikel 2 Reikwijdte

Artikel 4:23 van de Awb verplicht de gemeente een wettelijk voorschrift vast te stellen waarin is geregeld voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Met het vaststellen van de ASV Winterswijk 2010 is aan deze verplichting voldaan.

De verordening is van toepassing op subsidieaanvragen en -besluiten die betrekking hebben op de genoemde beleidsterreinen, te weten:

a. kunst en cultuur;

b. jeugd;

c. volksgezondheid;

d. maatschappelijke ondersteuning;

e. sport;

f. citymarketing, recreatie en toerisme;

g. ruimtelijke ordening, monumentenzorg en stedelijke vernieuwing;

h. onderwijs en kinderopvang;

i. milieu.

Dit betekent niet dat alle aanvragen om subsidie voor activiteiten op deze beleidsterreinen ook toegekend zullen worden. Alleen de activiteiten die in beleidsregels nader zijn omschreven kunnen worden gesubsidieerd.

De behoefte aan een specifieke subsidieverordening voor bepaalde activiteiten kan zich voordoen. In dat geval biedt het derde lid de mogelijkheid een subsidieverordening vast te stellen waarop de ASV Winterswijk 2010 niet van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en dus bevoegd alle besluiten die nodig zijn ter uitvoering van de verordening te nemen. Het betreft niet alleen het beslissen op aanvragen om subsidieverlening of vaststelling, maar bijvoorbeeld ook het tussentijds intrekken, wijzigen of het beëindigen van subsidierelaties.

In het tweede lid wordt de bevoegdheid nadere regels vast te stellen gedelegeerd aan het college. Deze bevoegdheid is opgenomen omdat het college in de oude situatie uitvoeringsvoorschriften kon vaststellen ten behoeve van subsidieverstrekking voor het onderhouden van monumenten. Aangezien de ASV algemene regels bevat, is er voor gekozen de bevoegdheid nadere regels vast te stellen in algemene zin te delegeren. In de nadere regels zal onder meer worden vastgelegd wat de subsidiabele activiteiten zijn, wie subsidie-ontvanger kunnen zijn en op welke wijze de hoogte van het subsidiebedrag zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Subsidieplafond

Begrip subsidieplafond

Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Het is de bedoeling dat per beleidsterrein of per subsidiabele activiteit, een plafond wordt ingesteld. De raad stelt in haar begroting de financiële kaders vast, waarbinnen het college moet opereren. De bevoegdheid tot het vaststellen van de subsidieplafonds kan daarom bij het college worden gelegd, zonder het budgetrecht van de raad te doorkruisen. De vaststelling van een plafond moet bekend gemaakt worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:42 Awb; door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Elektronische bekendmaking is toegestaan, mits dit in een gemeenteblad gebeurt. Op grond van artikel 4:27, eerste lid, Awb worden de subsidieplafonds vastgesteld voor aanvang van het tijdvak waarop zij van toepassing zijn.

Bevoegdheid college

Het college stelt de subsidieplafonds vast, zo mogelijk overeenkomstig het bedrag dat voor de betreffende activiteit of het betreffende programma op de begroting beschikbaar is gesteld. Niet in alle gevallen zal een te subsidiëren activiteit op de begroting zijn vermeld. Ook dan dient het college vanzelfsprekend rekening te houden met de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde financiële middelen. Deze zijn dan echter niet direct te herleiden tot één begrotingspost.

Subsidieplafond niet altijd nodig

Het vaststellen van een subsidieplafond is niet verplicht en ook niet altijd nodig. Een subsidieplafond beoogt te voorkomen dat de begroting van een overheidsorganisatie moet worden overschreden, omdat het beroep dat op de subsidieregeling wordt gedaan, de beschikbare financiële middelen overschrijdt. Wanneer voorafgaand aan een subsidiejaar duidelijk is in welke omvang aanspraak wordt gemaakt op de subsidieregeling en dit bedrag op de begroting beschikbaar is gesteld, is het niet nodig een plafond in te stellen. Wanneer gedurende het subsidiejaar nog aanvragen kunnen worden ingediend, is van tevoren niet duidelijk hoeveel aanvragen zullen worden ingediend. In dat geval voorkomt een subsidieplafond dat ook een subsidie moet worden verstrekt, terwijl er geen geld meer beschikbaar is.

Verdeelregels

Het college stelt per subsidieplafond de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget vast, wanneer het totaal van de aanvragen dat bedrag overschrijdt.

Tegelijkertijd met de bekendmaking van het subsidieplafond, wordt ook de wijze vermeld waarop het beschikbare geld wordt verdeeld. Deze verdeelregels zijn niet (altijd) hetzelfde als de weigeringsgronden of de eisen die worden gesteld om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie. De verdeelregels zijn de regels die worden toegepast op het moment dat het totaal van de aanvragen dat voldoet aan de eisen om in aanmerking te komen voor een subsidie, meer bedraagt dan aan financiële middelen beschikbaar is gesteld bij de vaststelling van het subsidieplafond. In dat geval moet het geld worden verdeeld over al die aanvragen.

Artikel 5 Hoogte subsidie

Volgens dit artikel stelt het college per activiteit de wijze van berekening van de hoogte van de subsidie vast. Het college kan hiervoor beleidsregels vaststellen, maar kan ook een vaste gedragslijn hanteren die in de praktijk steeds wordt toegepast.

Artikel 6 Afdeling 4.2.8 Awb

Afdeling 4.2.8 van de Awb heeft betrekking op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen en bevat regels over de aanvraag, subsidieverlening en -vaststelling van dergelijke subsidies en de verplichtingen van de subsidie-ontvanger. Wanneer het college op grond van artikel 4:58 van de Awb afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing verklaart, zijn de bepalingen uit de ASV Winterswijk 2010 niet van toepassing voor zover zij afwijken van het bepaalde in die afdeling.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 7 Aanvraag activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer

Het artikel regelt dat een aanvraag om verlening van een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer voor 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar moet worden ingediend. Indien sprake is van een subsidie die per schooljaar wordt verstrekt, dient de aanvraag voor 1 mei voorafgaand aan het schooljaar te worden ingediend. De gehanteerde termijn maakt het mogelijk om in de begroting rekening te houden met de aangevraagde subsidiebedragen. Van de genoemde termijn bij activiteitensubsidies per kalenderjaar kan het college in een individueel geval ontheffing verlenen.

Teneinde de voor de beoordeling van een subsidieaanvraag benodigde informatie volledig en gestructureerd te ontvangen, wordt gewerkt met standaardformulieren, waarvan een aanvrager gebruik moet maken om een subsidieaanvraag in te kunnen dienen. Het college stelt deze formulieren vast (artikel 4:4 Awb). Het college kan per categorie subsidies vrijstelling verlenen van de verplichting een vastgesteld formulier te gebruiken.

Artikel 8 Over te leggen gegevens activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer

De aanvrager van een subsidie verschaft de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Dit is de algemene regel uit artikel 4:2 Awb. Artikel 8 ASV Winterswijk 2010 werkt deze bepaling uit door concreet te benoemen welke gegevens moeten worden overgelegd bij het indienen van een aanvraag om een activiteiten- of projectsubsidie, namelijk een activiteitenplan en een begroting. In het activiteitenplan moet een overzicht van de te subsidiëren activiteiten, de nagestreefde doelstellingen en een opsomming van benodigde personele en materiële middelen opgenomen worden.

In geval van een eerste aanvraag zal een organisatie vaak nog niet bekend zijn bij het gemeentebestuur. Het is daarom wenselijk in dat geval over extra gegevens te beschikken om een goed oordeel te kunnen vormen over de vraag of de organisatie in aanmerking komt voor subsidie.

Ook wijzigingen in gegevens dienen te worden gemeld. Zo wordt gezorgd dat het college kan controleren of de aanvrager hiertoe (nog steeds) bevoegd is.

Ongeacht de vraag of het een eerste aanvraag om subsidie betreft, kan het college overlegging van andere stukken of verstrekking van nadere informatie verlangen, indien nodig ter beoordeling van de subsidieaanvraag. Om te voorkomen dat overbodige informatie wordt gevraagd, kan het college ook bepalen dat informatie niet hoeft te worden geleverd (vijfde lid).

Artikel 9 Aanvraag activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,-

Ook de aanvraag voor de verlening van een kleinere activiteitensubsidie moet voor 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar worden ingediend door middel van een standaardformulier. Indien sprake is van een subsidie die per schooljaar wordt verstrekt, dient de aanvraag voor 1 mei voorafgaand aan het schooljaar te worden ingediend. Net als bij artikel 7 ASV kan het college in individuele gevallen ontheffing verlenen van de genoemde termijn bij activiteitensubsidies per kalenderjaar en kan het college voor een bepaald soort subsidie vrijstelling verlenen van de verplichting een vastgesteld formulier te gebruiken.

Artikel 10 Over te leggen gegevens activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,-

Omdat het bedrag van de subsidie relatief laag is, hoeven minder gegevens te worden overgelegd. Een subsidieaanvraag moet vergezeld gaan van een globaal activiteitenplan en een overzicht van de kosten en eventuele opbrengsten van de activiteiten. In geval van een eerste aanvraag zal een organisatie vaak nog niet bekend zijn bij het gemeentebestuur. Het is daarom wenselijk in dat geval over extra gegevens te beschikken om een goed oordeel te kunnen vormen over de vraag of de organisatie in aanmerking komt voor subsidie. Ook wijzigingen in gegevens dienen te worden gemeld. Zo wordt gezorgd dat het college kan controleren of de aanvrager hiertoe (nog steeds) bevoegd is.

Het college kan overlegging van andere stukken of verstrekking van nadere informatie verlangen, indien nodig ter beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 11 Aanvraag subsidie compensatie huur sportaccommodaties

Binnen de gemeente Winterswijk wordt de huur die sportverenigingen betalen voor sportaccommodatie gecompenseerd via subsidie. Deze subsidie komt niet tot uitbetaling, maar wordt verrekend met het huurbedrag dat de sportvereniging over het betreffende jaar verschuldigd zou zijn aan de gemeente Winterswijk, De aanvraag tot subsidie wordt, in afwijking van overige aanvragen tot activiteitensubsidies, ingediend uiterlijk op 31 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 12 Aanvraag projectsubsidie

Voor de aanvraag om verlening van een projectsubsidie geldt in principe een indieningstermijn van twaalf weken voorafgaand aan de activiteit. Ook een aanvraag om een projectsubsidie moet worden gedaan op een standaardformulier, tenzij het college besluit de aanvrager van deze verplichting te ontheffen. De termijn van twaalf weken is te lang bij aanvragen ten aanzien van onderhoud van monumenten of ter verbetering van de gevel van winkel- en horecapanden. Voor deze aanvragen is een kortere termijn gehanteerd van vier weken. Hetzelfde geldt voor aanvragen voor materiaalkosten van het afkoppelen van hemelwater. Voor deze aanvragen is een termijn gehanteerd van acht weken, omdat dit soort aanvragen korter van tevoren moet kunnen worden aangevraagd. Voor het overige worden de gegevens zoals genoemd in artikel 8 overgelegd bij de aanvraag om een projectsubsidie.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 13 Beslistermijnen

De beslistermijn voor een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer is uiterlijk 1 januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Wanneer de subsidie per schooljaar wordt verstrekt, moet uiterlijk 1 juli worden beslist op de aanvraag om subsidie. Bij het einde van het schooljaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, moet duidelijk zijn of een subsidie is verleend.

Voor projectsubsidies geldt een beslistermijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening. Bij een aanvraag voor de materiaalkosten van het afkoppelen van hemelwater geldt een beslistermijn van vier weken. Het college kan de beslistermijnen met maximaal vier weken verdagen.

Omdat een activiteitensubsidie van minder dan € 2.500,- en ter compensatie van de huur van een sportaccommodatie wordt vastgesteld zonder voorafgaande verleningsbeschikking verwijst het artikel naar artikel 24 van de ASV Winterswijk 2010, waarin is bepaald dat het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag een subsidie vaststelt.

Artikel 14 Meerjarige subsidies

Meerjarige activiteitensubsidies worden voor maximaal vier jaar achtereen verleend. Vervolgens zal de subsidieontvanger een nieuwe aanvraag moeten indienen voor een volgende meerjarige subsidie. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven op welk bedrag de subsidie-ontvanger jaarlijks recht heeft dan wel op welke wijze het bedrag jaarlijks berekend wordt. Is er sprake van een jaarlijkse berekening dan maakt het college ieder jaar voor 1 januari het bedrag voor het komende jaar bekend.

Artikel 15 Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de Awb noemen verschillende gronden om subsidie te weigeren. Deze weigeringsgronden worden in artikel 15 van de ASV Winterswijk 2010 aangevuld. Naast het feit dat de ASV Winterswijk 2010 of beleidsregels de subsidiëring van bepaalde activiteiten mogelijk moeten maken, moet ook aan een aantal andere randvoorwaarden voldaan zijn om in aanmerking te komen voor de subsidie.

a. Het college verstrekt geen subsidie indien de activiteiten niet passen binnen het beleid van de gemeente.

b. Subsidie is een beleidsinstrument dat wordt ingezet om bepaalde doelstellingen van het gemeentebestuur te realiseren. Dit is alleen mogelijk wanneer de activiteiten in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners dan wel ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners.

c. De subsidie moet worden besteed aan de activiteiten waarvoor zij verleend is. Wanneer de subsidie naar verwachting geheel of gedeeltelijk zal worden aangewend voor andere zaken, kan deze geweigerd worden.

d. De subsidie-aanvrager mag niet handelen in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Wanneer het vermoeden bestaat dat de subsidie-aanvrager wel in strijd hiermee zal handelen, kan de subsidie worden geweigerd.

e. Wanneer een subsidieaanvraag in principe voor toewijzing in aanmerking komt, maar de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt of dat de activiteiten bijvoorbeeld met minder middelen dan voorgesteld kunnen worden uitgevoerd, kan het college de subsidie weigeren. Ook kunnen er redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten op een andere wijze kunnen worden georganiseerd, waardoor een financieel beroep op de gemeente niet nodig is. De aanvrager huurt bijvoorbeeld betaalde krachten in om de activiteiten uit te voeren, terwijl daarvoor een beroep kan worden gedaan op de leden of op vrijwilligers.

f. Er kan een situatie bestaan waarin de aanvrager mogelijkheden heeft andere inkomsten te verkrijgen, maar deze niet of niet voldoende benut. Te denken valt aan contributie van leden, donaties, sponsors, subsidies van andere bestuursorganen.

g. Tot subsidiëring hoeft niet te worden overgegaan, als in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op andere wijze is voorzien.

h. De subsidie-aanvrager moet in voldoende mate samenwerken met andere instellingen die op hetzelfde beleidsterrein activiteiten verzorgen. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de ketensamenwerking door instellingen die activiteiten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning uitvoeren.

i. er bij de inwoners van Winterswijk onvoldoende behoefte bestaat aan de betreffende activiteit dan wel onvoldoende is onderzocht of en welke behoefte er bestaat bij de inwoners van Winterswijk.

j. het verstrekken van subsidie zou leiden tot verboden staatssteun dan wel indien het verstrekken van subsidie mogelijk leidt tot verboden staatssteun.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 16 Nadere verplichtingen

Alle verplichtingen die voor de subsidie-ontvanger gelden, moeten op het moment van subsidieverlening bekend zijn. De verplichtingen kunnen worden opgenomen in de subsidieverordening en in de subsidieverleningbeschikking.

De Awb onderscheidt drie soorten verplichtingen: de standaardverplichtingen (artikel 4:37 Awb), de overige doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38 Awb) en de niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39 Awb).

De standaardverplichtingen kunnen altijd bij de subsidieverlening worden opgelegd. Dit zijn overigens ook altijd verplichtingen waarmee beoogd wordt het doel van de subsidie te bereiken. De overige doelgebonden verplichtingen moet een basis hebben in de subsidieverordening. De algemene basis hiervoor is artikel 16. Op grond van dit artikel kan het college bij de subsidieverlening altijd doelgebonden verplichtingen opleggen die nog niet in de verordening zijn opgenomen. De artikelen 15 tot en met 20 betreffen ook doelgebonden verplichtingen.

Met niet-doelgebonden verplichtingen kan een bestuursorgaan een ander beleidsdoel proberen te realiseren dan het doel dat met de subsidieverlening wordt beoogd. Dat soort verplichtingen mag alleen worden opgelegd wanneer ze iets zeggen over de wijze waarop of de middelen waarmee de activiteiten worden verricht. De verordening moet aangeven over welke onderwerpen niet-doelgebonden verplichtingen kunnen worden opgelegd. De onderwerpen zijn genoemd in artikel 21.

Artikel 17 Toestemming

Het artikel geeft het college de bevoegdheid om bij een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer de subsidie-ontvanger te verplichten toestemming te vragen voor de handelingen zoals opgenomen in artikel 4:71, eerste lid, van de Awb. Het gaat om de volgende handelingen:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Wanneer de subsidie-ontvanger verplicht wordt toestemming te vragen voor genoemde handelingen, zijn het tweede tot en met vierde lid van artikel 4:71 Awb van overeenkomstige toepassing. Daarin is geregeld dat binnen vier weken wordt beslist op een aanvraag om toestemming. Deze termijn kan worden verlengd met vier weken. De aanvrager moet schriftelijk op de hoogte worden gesteld van het besluit de beslistermijn te verlengen. Wordt niet tijdig beslist, dan wordt deze geacht te zijn verleend.

Artikel 18 Wijziging of beëindiging gesubsidieerde activiteiten

Om te kunnen beoordelen of het wenselijk is een subsidie in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen, is het noodzakelijk goed geïnformeerd te blijven over belangrijke ontwikkelingen bij de subsidieontvanger. Daarom is in dit artikel geregeld dat de subsidieontvanger het college zo spoedig mogelijk informeert bij (het voornemen tot) het besluit gesubsidieerde activiteiten te beëindigen of te wijzigen, of wanneer verplichtingen of gestelde voorwaarden (mogelijk) niet kunnen worden nageleefd .

Artikel 19 Vergoeding bij vermogensvorming

Artikel 4:41 van de Awb biedt de mogelijkheid in bepaalde gevallen een vergoeding te vragen van met de subsidie behaald vermogensvoordeel, wanneer dit in de verordening of bij de subsidieverlening is bepaald. De gemeente Winterswijk hecht eraan dat de subsidies worden besteed aan activiteiten en niet onnodig leiden tot vermogensvorming. Omdat het niet redelijk en doenlijk is iedere vermogenstoename af te romen, is de vergoedingplicht aan enkele beperkingen gebonden. Vast moet staan dat de vermogenstoename niet zou hebben plaatsgevonden als de subsidie niet zou zijn verleend. Een vergoeding is uitsluitend verschuldigd in de volgende situaties:

- de subsidie-ontvanger vervreemdt, bezwaart of wijzigt de bestemming van goederen die voor de gesubsidieerde activiteiten zijn gebruikt of bestemd;

- de subsidie-ontvanger ontvangt een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

- de gesubsidieerde activiteiten worden geheel of gedeeltelijk beëindigd;

- de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

- de rechtspersoon die de subsidie ontvangt, wordt ontbonden.

Het tweede en derde lid van artikel 19 bepalen op welke wijze de hoogte van de te betalen vergoeding wordt berekend. Worden de activiteiten van de subsidie-ontvanger voortgezet door een derde partij en worden de activa en passiva tegen de boekwaarde overgedragen, dan is er geen aanleiding een vergoeding voor vermogensvorming te eisen (vierde lid).

Artikel 20 Egalisatiereserve

Met een egalisatiereserve kunnen tekorten in het ene jaar worden opgevangen met overschotten in het andere jaar of andere jaren. De egalisatiereserve vormt mede de weerstandscapaciteit van de subsidie-ontvanger.

Het college kan de subsidie-ontvanger verplichten een egalisatiereserve te vormen, waarbij het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend ten gunste of ten laste van reserve komen. Hierbij geldt dat de van de egalisatiereserve genoten rente aan de egalisatiereserve wordt toegevoegd.

Artikel 21 Bestemmingsreserve

Bestemmingsreserves zijn reserves die worden gevormd met het oog op bepaalde investeringen, die in een bepaald jaar voor een bepaalde doel zullen worden gedaan. Het college kan de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen een bestemmingsreserve te vormen (lid 1). Deze dient te worden opgenomen in de begroting, jaarrekening en balans van de subsidie-ontvanger (lid 2). Wanneer de subsidie-ontvanger zelf initiatief neemt tot de vorming en voeding van bestemmingsreserves met subsidie van de gemeente, is goedkeuring van het college vereist. Ook in dat geval dient de bestemmingsreserve te worden opgenomen in de begroting, jaarrekening en balans van de subsidie-ontvanger (lid 3).

Artikel 22 Overige verplichtingen

Het artikel noemt een aantal onderwerpen waarover het college bij de subsidieverlening eveneens verplichtingen kan opleggen.

Artikel 23 Niet-doelgebonden verplichtingen

Artikel 4:39 van de Awb bepaalt dat verplichtingen die geen relatie hebben met het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt, maar beogen andere beleidsdoelstellingen te realiseren, alleen mogen worden opgelegd wanneer zij een relatie hebben met de wijze waarop of de middelen waarmee de activiteiten worden uitgevoerd. Op grond van artikel 21 kan het college de subsidieontvanger verplichtingen opleggen ten aanzien van:

a. de inschakeling van werkzoekenden met een beperking of in het kader van een re-integratietraject en leerlingen;

b. het vaststellen van een gedragsprotocol in geval van strafbare feiten of normoverschrijdend gedrag;

c. de bevordering van het milieu;

d. het bestrijden van discriminatie;

e. de bevordering van de toegankelijkheid van accommodaties voor mensen met een beperking;

f. het vermelden van de gemeente Winterswijk als (mede)subsidieverlener in pr- of andere communicatieve uitingen;

g. de bevordering van de emancipatie en/of participatie van bepaalde groepen op een bepaald terrein;

h. de bevordering van het democratisch functioneren van de subsidieontvanger;

i. de samenwerking met andere instellingen;

j. de hoogte van de tarieven voor, of bijdragen van deelnemers aan, gesubsidieerde activiteiten;

k. het meewerken aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Rekenkamer als bedoeld in artikel 81a Gemeentewet of door degene(n) die op grond van artikel 81 oa Gemeentewet belast is of zijn met de uitoefening van de rekenkamerfunctie;

l. het bewaren van de zondagsrust en rust op algemeen erkende feestdagen;

m. de brandveiligheid.

Onderdeel a komt voort uit het beleid van de gemeente Winterswijk om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten van werkzoekenden met een beperking dan wel werkzoekenden in het kader van een re-integratietraject dan wel leerlingen.

De onderdelen k tot en met m kwamen voor in diverse deelverordeningen en zijn daarom in deze verordening opgenomen.

Het tweede lid regelt dat het college bij de subsidieverlening tevens verplichtingen kan opleggen indien regelingen van het Rijk dan wel van de provincie deze voorschrijven.

Hoofdstuk 3 Subsidievaststelling

Artikel 24 Aanvraag subsidievaststelling van een activiteitensubsidie van € 2.500 of meer

De aanvraag tot vaststelling van een activiteitensubsidie van € 2.500 of meer moet binnen vijf maanden na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt worden ingediend. Net als bij de aanvraag om verlening van een subsidie, wordt bij de aanvraag om vaststelling gewerkt met standaardformulieren. Voor subsidies die per schooljaar worden verstrekt geldt een indieningstermijn tot 1 februari (uitgaande van het einde van een schooljaar op 31 augustus).

Het is van belang bij de subsidievaststelling te beschikken over de gegevens die de uitgevoerde activiteiten, de inkomsten en uitgaven, alsmede de mate van naleving van de verplichtingen in beeld brengen. Daarom moeten in het kader van een aanvraag tot subsidievaststelling een financieel verslag en een activiteitenverslag worden overgelegd.

Artikel 25 Aanvraag subsidievaststelling van een projectsubsidie

Aanvragen tot vaststelling van een projectsubsidie worden binnen acht weken na afloop van het project ingediend.

Artikel 26 Beschikking tot vaststelling van een subsidie

Op aanvragen tot vaststelling van een activiteitensubsidie van € 2.500,- of meer of een projectsubsidie beslist het college binnen 12 weken na ontvangst.

Zoals bij de toelichting op artikel 13 is aangegeven, wordt een activiteitensubsidie van minder dan

€ 2.500.,- vastgesteld zonder voorafgaande verleningsbeschikking. Op deze aanvragen is artikel 26, tweede lid van toepassing en wordt dus beslist voor 1 januari (bij kalenderjaar) dan wel 1 juli (bij schooljaar) van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. In artikel 13 is tevens vastgelegd dat bij een subsidie ter compensatie van de huur van een sportaccommodatie zonder voorafgaande verleningsbeschikking wordt vastgesteld. Op deze aanvragen is artikel 26, derde lid van toepassing en wordt beslist voor 15 februari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 27 Accountantsverklaring

Wanneer de subsidieverlening € 35.000,- of meer per jaar bedraagt, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een originele accountantsverklaring (eerste lid).

Het is ook mogelijk dat door het verstrekken van meerdere subsidies aan eenzelfde subsidieontvanger de subsidieverlening in totaal € 35.000,- of meer bedraagt. Ook in dat geval moet de subsidieontvanger een originele accountantsverklaring overleggen (tweede lid). De subsidies zijn in deze situatie natuurlijk wel allemaal verleend door bestuursorganen van de gemeente Winterswijk. Ook gaat het om subsidies die voor hetzelfde tijdvak zijn verleend. Wanneer de subsidie een bijdrage in de huurkosten of de subsidie daadwerkelijk aan de huurkosten is besteed. Daarom is geregeld dat de grens van € 35.000,- wordt berekend na aftrek van dat deel van de subsidie dat bestemd is voor het voldoen van de huur (derde lid).

De verklaring van de accountant omvat niet alleen de uitslag van het gebruikelijke onderzoek of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is. De verklaring omvat ook de uitslag van het onderzoek naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen (vierde lid). Bij de subsidieverlening wordt een aanwijzing gegeven over reikwijdte en intensiteit van het onderzoek van de accountant naar het naleven van de verplichtingen. In lid 5 is geregeld dat een bestuursverklaring of een verklaring van de kascommissie als bedoeld in artikel 2:48 Burgerlijke Wetboek wordt overgelegd, wanneer een accountantsverklaring niet vereist is. Is de subsidie verleend aan natuurlijke personen, dan hoeft geen verklaring te worden overgelegd. In dat geval zal de natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen die de subsidie hebben ontvangen zelf de stukken waarmee rekening en verantwoording wordt afgelegd hebben opgesteld en voegt een verklaring hier niets aan toe.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 28 Verrekening subsidie ter compensatie verschuldigde huur sportaccommodaties

Zoals ook blijkt uit de toelichting op artikel 12, is in artikel 28 vastgesteld dat de subsidiebedragen niet tot uitbetaling komen, maar worden verrekend met de verschuldigde huurpenningen over het betreffende kalenderjaar.

Artikel 29 Toezicht

De verordening geeft het college de bevoegdheid toezichthouders als bedoeld in hoofdstuk 5 Awb aan te wijzen. De toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen. De bepalingen over toezicht uit hoofdstuk 5 van de Awb, met uitzondering van de artikelen 5:18 en 5:19, zijn van toepassing. De bevoegdheden genoemd in deze artikelen betreffen het doen van onderzoek, opneming en monsterneming, alsmede het onderzoeken van vervoersmiddelen. De toezichthouders hoeven in dit kader niet over deze bevoegdheden te beschikken om hun taak goed te kunnen uitoefenen.

Toezicht moet worden onderscheiden van het afleggen van rekening en verantwoording. Rekening en verantwoording wordt afgelegd na afloop van de activiteiten, zodat de subsidie kan worden vastgesteld. Toezicht wordt gehouden gedurende de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend. Het stelt het college in staat om lopende de activiteiten te controleren of de subsidie wordt besteed aan het doel waarvoor zij is bestemd en of de verplichtingen die aan de subsidieontvanger zijn opgelegd, worden nagekomen.

Artikel 30 Hardheidsclausule

Wanneer de toepassing van het bepaalde in de verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college de verordening, of onderdelen daarvan, buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31 Overgangsrecht

De ASV Winterswijk 2010 is van toepassing op aanvragen om subsidie die betrekking hebben op activiteiten die worden uitgevoerd na 31 december 2010 (eerste lid).

Uit het oogpunt van rechtszekerheid blijft op subsidies die zijn verstrekt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, de Algemene subsidieverordening Winterswijk 2006 van toepassing zoals deze luidde op de datum van inwerkingtreding van deze verordening (tweede lid). Dat geldt ook voor aanvragen om subsidie die na de inwerkingtreding van de ASV Winterswijk 2010 worden ingediend, maar betrekking hebben op een activiteit die voor 1 januari 2011 wordt uitgevoerd (lid 3).

Er gelden in de gemeente Winterswijk enkele bijzondere subsidieverordeningen. Artikel 2, derde lid, van de ASV Winterswijk 2010 bepaalt dat de gemeenteraad subsidieverordeningen kan vaststellen waarin is opgenomen dat de ASV Winterswijk 2010 niet van toepassing is.

Artikel 32 Inwerkingtreding

De ASV Winterswijk 2010 treedt in werking op 1 maart 2010.

Artikel 33 Intrekking

Naast de ASV Winterswijk 2006 bestaan er in de gemeente diverse bijzondere subsidieverordeningen. In de nieuwe situatie wordt in beginsel niet gewerkt met bijzondere subsidieverordeningen, maar gelden er naast de ASV 2010 beleidsregels. In verband hiermee worden de Algemene subsidieverordening Winterswijk 2006 en alle bijzondere subsidieverordeningen ingetrokken, te weten:

- de Subsidieverordening Beeldkwaliteitplan Centrumgebied Winterswijk;

- de subsidieverordening onderhoud monumenten 1994;

- de Deelverordening subsidie burgerinitiatieven;

- de Verordening regelende de subsidiëring van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op de openbare en bijzondere scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs in de gemeente Winterswijk;

- de Tijdelijke subsidieregeling inzameling oud papier;

- de Verordening regeling oud papier (vastgesteld 20 december 2001);

- de Verordening regeling oud papier (vastgesteld 4 maart 2004), - de Subsidieregeling onderhoudskosten wind- en waterradmolens;

- de subsidieverordening Achterhoek Bespaart 2009.

Artikel 34 Citeertitel

De titel waarmee de verordening wordt aangeduid is "ASV Winterswijk 2010".