Subsidieregeling gecertificeerde instellingen Achterhoekse gemeenten 2018

Geldend van 26-09-2018 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling gecertificeerde instellingen Achterhoekse gemeenten 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;

gelet op artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Winterswijk 2017;

gelet op

  • de hoofdstukken 2 en 3 van de Jeugdwet;

  • titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de wens van de Achterhoekse colleges van de gemeente Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk om subsidie te kunnen verlenen aan één of meerdere gecertificeerde instelling(en) voor taken op het terrein van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;

besluit vast te stellen de “Subsidieregeling Gecertificeerde Instellingen Achterhoekse gemeenten 2018”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Certificaat

een certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet.

Het college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.

Gecertificeerde instelling

de rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat.

Jeugdige

een jeugdige persoon als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Jeugdreclassering

de reclasseringswerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Kinderbeschermingsmaatregel

een kinderbeschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet

Subsidieontvanger

de gecertificeerde instelling die op basis van deze subsidieregeling subsidie ontvangt.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 2.1 Het college kan subsidie verstrekken aan gecertificeerde instellingen voor het uitvoeren van activiteiten ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van de Jeugdwet te treffen. Dit betreft de (wettelijke) taken ten aanzien van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet en werkzaamheden in het kader van preventie als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet.

  • 2.2 Het college kan het aantal subsidie ontvangers beperken tot een door het college te selecteren aantal subsidieontvangers. Deze selectie vindt plaats op basis van een nader door het college te bepalen systematiek.

  • 2.3 In aanvulling op artikel 2.1 kunnen de activiteiten ook innovatieve en aanvullende pilots en projecten omvatten met betrekking tot de taken, die raken aan (de doelgroepen van) de betreffende taken. Deze kunnen worden opgestart dan wel beëindigd en daarmee de toestroom van cliënten beïnvloeden.

  • 2.4 Voor zover het betreft een gecertificeerde instelling die direct voorafgaand aan 1 januari 2019, in opdracht van de gemeente Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek of Winterswijk activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 uitvoerde, kan met ingang van de datum waarop de daarvoor gesloten overeenkomst van rechtswege of met wederzijds instemming is beëindigd, ook subsidie worden verstrekt voor het uitvoeren van taken die hun aanvang hebben gevonden in de periode voorafgaand aan 1 januari 2019, bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel in die periode bij rechterlijk bevel of oordeel zijn opgelegd.

  • 2.5 Het college stelt de hoogte van de subsidie vast.

Artikel 3 Toepassingsperiode en duur

Op basis van deze regeling kan voor maximaal 3 jaar subsidie worden verstrekt.

Artikel 4 Minimale eisen voor subsidieverstrekking

  • 4.1 De subsidie wordt slechts verstrekt als in ieder geval aan de volgende vereisten is voldaan:

    • a.

      de gecertificeerde instelling is in staat om alle activiteiten uit te voeren, ter uitvoering van de taken;

    • b.

      de gecertificeerde instelling kan beschikken over voldoende professionals met bijzondere expertise voor de taken waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt verstrekt.

    • c.

      op de gecertificeerde instelling zijn de Uitsluitingsgronden van afdeling 2.3.5 van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing.

  • 4.2 Het college kan nadere eisen stellen aan de aanvragers voor subsidie.

Hoofdstuk 2 Incidentele subsidies

Artikel 5 Incidentele subsidie bij wijziging woonplaats

  • 5.1 Op basis van deze regeling kan incidenteel subsidie worden verstrekt aan gecertificeerde instellingen voor jeugdigen waarvan de kinderbeschermingsmaatregel is aangevangen op het moment dat het college op grond van het woonplaatsbeginsel niet verantwoordelijk was en waarvoor het college op grond van het woonplaatsbeginsel, bijvoorbeeld in verband met een verhuizing, op enig moment verantwoordelijk wordt.

  • 5.2 De subsidie kan enkel gaan over de periode dat het college op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor de jeugdige.

  • 5.3 Als subsidietarief geldt het bedrag aan subsidie voor de desbetreffende maatregel dat het college in dat jaar hanteert.

  • 5.4 Indien het college een gedeelte van een jaar verantwoordelijk is voor de jeugdige, wordt de subsidie bepaald aan de hand van het aantal maanden dat het college op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor de jeugdige. Maanden waarvan het college minder dan 15 dagen verantwoordelijk is voor de jeugdige, komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

  • 5.5 Op de subsidie bestaat geen recht indien de aanvrager op andere wijze reeds een vergoeding gekregen heeft voor de desbetreffende maatregel.

  • 5.6 Een incidentele subsidie wordt niet verstrekt aan een gecertificeerde instelling aan wie op grond van artikel 2.1 een reguliere subsidie op grond van deze regeling verstrekt is.

Artikel 6 Overige incidentele subsidies

  • 6.1 Een incidentele subsidie kan worden verstrekt aan een gecertificeerde instelling die niet op grond van artikel 2.1 wordt gesubsidieerd en die toch door een rechtbank is aangewezen voor de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel met betrekking tot een jeugdige waarvoor het college op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is.

  • 6.2 Een incidentele subsidie kan worden verstrekt aan een gecertificeerde instelling die niet op grond van artikel 2.1 wordt gesubsidieerd voor de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel met betrekking tot een jeugdige waarvoor het college verantwoordelijk is en waarvan de maatregel is aangevangen voor 1 januari 2019. De incidentele subsidie kan slechts worden verstrekt voor zover de dienstverleningsovereenkomst die tussen de gemeente en de gecertificeerde instelling geldt tot 1-1-2019, niet voorziet in bekostiging van die maatregel na 1-1-2019.

Artikel 7 Eisen incidentele subsidies

  • 7.1 In afwijking van het bepaalde in deze regeling kan een verzoek om incidentele subsidie op grond van artikel 5 worden ingediend binnen 4 weken nadat het college op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is geworden voor de jeugdige.

  • 7.2 In afwijking van het bepaalde in deze regeling kan een verzoek om een incidentele subsidie op grond van artikel 6 lid 1 worden ingediend binnen 4 weken nadat de rechtbank de gecertificeerde instelling heeft aangewezen voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel.

  • 7.3 In afwijking van het bepaalde in deze regeling kan een verzoek om een incidentele subsidie op grond van artikel 6 lid 2 worden ingediend tot uiterlijk 1 maart 2019.

  • 7.4 In afwijking van het bepaalde in deze regeling vindt geen bevoorschotting plaats bij een incidentele subsidie op grond van artikel 5 of 6.

  • 7.5 Het bepaalde in artikel 13 en 14 is niet van toepassing op de vaststelling van een incidentele subsidie als bedoeld in artikel 5 en 6. Vaststelling van de subsidie vindt plaats na het einde van de maatregel die voor subsidie in aanmerking komt of, op het moment dat het college niet meer verantwoordelijk is voor de jeugdige, na het eindigen van die verantwoordelijkheid.

  • 7.6 Betaling van de subsidie vindt plaats bij vaststelling en binnen 4 weken na verantwoording van de subsidie door de aanvrager.

  • 7.7 Het college kan nadere eisen stellen omtrent de wijze waarop de verantwoording door aanvrager dient plaats te vinden.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 8 Termijn indienen subsidieaanvraag

De aanvraag voor verlening van een subsidie wordt elektronisch via www.TenderNed.nl ingediend uiterlijk op 1 oktober 2018.

Artikel 9 Indieningsvereisten

  • 9.1 Subsidieaanvragen worden elektronisch via www.TenderNed.nl ingediend bij het college van de gemeente Oude IJsselstreek.

  • 9.2 Subsidieaanvragen worden ingediend, door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Het college kan (nadere) eisen stellen aan door een aanvrager aan te leveren gegevens en bescheiden.

  • 9.3 Het aanvraagformulier wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is de rechtspersoon van de subsidieontvanger rechtsgeldig te vertegenwoordigen.

  • 9.4 Als een onvolledige aanvraag is ingediend, kan het college de aanvrager elektronisch via www.TenderNed.nl een hersteltermijn geven om de aanvraag te completeren.

  • 9.5 Aanvragen voor subsidie kunnen eerst elektronisch worden ingediend via www.TenderNed.nl vanaf een nader door het college te bepalen datum.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college neemt uiterlijk binnen 13 weken na datum van ontvangst van een volledige subsidieaanvraag een besluit omtrent subsidieverlening.

Artikel 11 Omvang van de subsidie

  • 11.1 De omvang van de subsidie wordt bepaald door het geprognosticeerde aantal maatregelen voor 2019 te vermenigvuldigen met de subsidietarieven die door het college per maatregel zijn bepaald. De subsidietarieven zijn in bijlage 1 van deze subsidieregeling opgenomen.

  • 11.2 De subsidietarieven bedoeld in artikel 11 lid 1, kunnen jaarlijks op 1 januari en voor het eerst op 1 januari 2020, worden geïndexeerd.

  • 11.3 Per subsidiejaar wordt bezien of de prognose voor het komende subsidiejaar moet worden bijgesteld. Het college kan in dit verband van de subsidie ontvanger nadere gegevens vragen.

  • 11.4 Indien de subsidie ontvanger gedurende het subsidiejaar voorziet dat het feitelijke aantal maatregelen in een subsidiejaar hoger komt te liggen dan het aantal geprognosticeerde maatregelen, stelt de subsidie ontvanger het college hiervan tijdig, doch uiterlijk 2 maanden voor het einde van het kalenderjaar, in kennis.

  • 11.5 Indien de subsidie ontvanger gedurende het subsidiejaar voorziet dat het feitelijke aantal maatregelen in een subsidiejaar substantieel lager (minimaal 20%) komt te liggen dan het aantal geprognosticeerde maatregelen, stelt de subsidie ontvanger het college hiervan tijdig in kennis.

  • 11.6 Indien het college conform het bepaalde in artikel 11.4 tijdig in kennis is gesteld, kan het college besluiten de beschikking tot subsidieverlening voor dat boekjaar te verhogen.

Artikel 12 Bevoorschotting

  • 12.1 De subsidie wordt in maandelijkse voorschotten uitgekeerd.

  • 12.2 De voorschotten worden gelijkmatig over de periode waarop het recht op subsidie bestaat verstrekt.

  • 12.3 Het college kan afwijken van het bepaalde in dit artikel.

  • 12.4 De subsidieontvanger kan gedurende de looptijd van de subsidie een aanvraag om aanpassing van het bevoorschottingsregime indienen middels een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 12.5 Per kwartaal kan het te bevoorschotten bedrag worden aangepast op basis van een bijgestelde raming van de activiteiten. Dit zal beoordeeld worden op basis van de ervaringscijfers van het voorafgaande kwartaal en indien noodzakelijk worden aangepast.

  • 12.6 Het college beslist op de aanvraag tot aanpassing als bedoeld in artikel 12.4 en artikel 12.5 binnen acht weken.

Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling en overige bepalingen

Artikel 13 De verantwoording

  • 13.1 Elk kwartaal draagt subsidieontvanger zorg voor een kwartaalrapportage. Tevens vindt er elk kwartaal een kwartaalgesprek plaats met een vertegenwoordiging van het college, onder meer over de kwartaalrapportage.

    De kwartaalrapportage bevat met betrekking tot de gemeente en voor de deelnemende gemeenten gezamenlijk:

    • a.

      de omvang (aantallen) van de uitvoering van taken met de daarbij horende kosten van uitvoering per taak. Daarbij geldt specifiek voor jeugdbescherming en jeugdreclassering een opgave van de voortgang, het type en de duur van de gedurende de voorgaande drie maanden uitgevoerde kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van de Jeugdwet te treffen;

    • b.

      een inhoudelijke analyse van de omvang van de taakuitvoering, bedoeld onder a;

    • c.

      een prognose ten aanzien van a en b, voor het resterende deel van het kalenderjaar;

    • d.

      de stand van zaken betreffende de transformatieopgave en ontwikkelopgave;

    • e.

      andere bij de verleningsbeschikking bepaalde gegevens die voor de verlening van de subsidie van belang zijn;

    • f.

      de volgende overzichten:

      • i.

        type meldingen, waaronder per welke doelgroep het betreft

      • ii.

        de problematiek

      • iii.

        de instantie of persoon die heeft gemeld

      • iv.

        doorlooptijden en wachttijden

      • v.

        klachten, calamiteiten en cliënttevredenheid

      • vi.

        de personeelsbezetting bij de organisatie van de subsidieontvanger

      • vii.

        instroom en uitstroom van cliënten bij de verschillende taken

      • viii.

        inhoudelijke of bedrijfsmatige trends voor zover deze worden gesignaleerd.

  • 13.2 Het college kan, na overleg met subsidieontvanger, een format vaststellen voor de kwartaalrapportage, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 14 De vaststelling

  • 14.1 Een aanvraag tot vaststelling wordt binnen 13 weken na afloop van het betrokken kalenderjaar ingediend.

  • 14.2 Een aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:

    • a.

      een door een bevoegde functionaris van de subsidieontvanger ondertekende bestuursverklaring;

    • b.

      de jaarrapportage, mede samengesteld op basis van de kwartaalrapportages, bedoeld in artikel 13, eerste lid;

    • c.

      een overzicht van de uitgevoerde gesubsidieerde activiteiten;

    • d.

      het op het betreffende kalenderjaar ziende jaardocument maatschappelijke verantwoording;

    • e.

      de jaarrekening van de subsidieontvanger, en

    • f.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 14.3 Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling niet of niet volledig binnen de hiervoor bepaalde termijn indient, kan het college overgaan tot lagere vaststelling.

  • 14.4 De subsidie wordt jaarlijks per boekjaar (van 1-1 tot en met 31-12) vastgesteld. Vaststelling vindt plaats uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 14.5 Indien het college een gedeelte van een jaar verantwoordelijk is voor een jeugdige, wordt de subsidie met betrekking tot deze jeugdige vastgesteld aan de hand van het aantal maanden dat het college op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor de jeugdige. Maanden waarvan het college minder dan 15 dagen verantwoordelijk is voor de jeugdige, komen niet voor subsidiëring in aanmerking.

  • 14.6 Indien de subsidie ontvanger niet tijdig kan voldoen aan het bepaalde in dit artikel, stelt de subsidieontvanger het college voor het einde van de in artikel 1 genoemde termijn het college hiervan op de hoogte.

  • 14.7 Het college kan uitstel verlenen voor de in artikel 1 genoemde termijn.

Artikel 15 (Aanvullende) verplichtingen van subsidieontvanger

  • 15.1 Onverminderd de verdere in deze regeling opgenomen verplichtingen is de subsidieontvanger in ieder geval verplicht om:

    • a.

      actief deel te nemen en bij te dragen aan diverse casusoverleggen in de Veiligheidskamer, lokale overleggen van de lokale teams en de jeugdbeschermingstafel en eventueel ander afstemmingsoverleg van gemeente, Raad voor de Kinderbescherming, AMHK/Veilig Thuis.

    • b.

      de door de rechter uitgesproken kinderbeschermingsmaatregelen uit te voeren.

  • 15.2 Onverminderd artikel 13 en 14, informeert een subsidieontvanger het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      iedere gebeurtenis of ontwikkeling waardoor de financiële situatie van de subsidieontvanger substantieel verslechtert;

    • b.

      de uitkomst van de jaarlijkse controle, bedoeld in artikel 3.2.3, van het Besluit Jeugdwet;

    • c.

      het ontstaan van wachttijden, waarbij de wettelijke kaders evenals de certificering in acht worden genomen; en

    • d.

      het ontstaan van dan wel de reële verwachting van het ontstaan van een overschrijding van de verleende subsidie.

  • 15.3 De subsidieontvanger behoeft de voorafgaande toestemming van het college voor:

    • a.

      de rechtshandelingen, genoemd in artikel 4:71, eerste lid, onder i en j van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      een fusie als bedoeld in artikel 309, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 15.4 Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 16 Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 16.1 Een subsidieaanvraag kan naast de weigeringsgronden genoemd in artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als:

    • a.

      niet is voldaan aan één of meerdere bij of krachtens deze regeling gestelde eisen;

    • b.

      uit de aanvraag naar oordeel van het college onvoldoende blijkt dat de subsidieontvanger gedurende de volledige subsidieperiode in staat zal zijn te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materiaal voor de naar verwachting door haar uit te voeren subsidiabele activiteiten;

    • c.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van het college;

    • d.

      uit de bij de aanvraag overgelegde bescheiden blijkt dat de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de activiteit kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, waaronder met de subsidieaanvrager gelieerde rechtspersonen;

    • e.

      het met de subsidie beoogde doel in voldoende mate op andere wijze dan wel voor een vergelijkbare activiteit wordt nagestreefd en bereikt kan worden;

    • f.

      de subsidieverlening in strijd is met het (Europese) recht;

    • g.

      het college een systematiek heeft vastgesteld voor de selectie van subsidie ontvangers en de aanvrager op grond van deze selectie niet voor subsidiëring in aanmerking komt.

  • 16.2 De subsidie kan naast de gronden genoemd in artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval worden ingetrokken of lager worden vastgesteld als:

    • a.

      het aan de subsidieontvanger afgegeven certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet wordt ingetrokken of geschorst;

    • b.

      naar oordeel van het college niet langer aannemelijk is dat de subsidieontvanger gedurende het restant van de subsidieperiode kan beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materiaal voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten;

    • c.

      naar oordeel van het college het handelen van de subsidieontvanger de zorgcontinuïteit of de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in gevaar dreigt te brengen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, gelet op de het belang van de subsidieontvanger, bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan gemotiveerd afwijken, voor zover toepassing, naar het oordeel van het college, leidt tot onbillijke of onevenredige gevolgen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het is bekendgemaakt.

Artikel 19 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als “Subsidieregeling Gecertificeerde Instellingen Achterhoekse gemeenten 2018”.

Ondertekening

Bijlage 1: All-in subsidietarieven 2019

afbeelding binnen de regeling

*: Genoemd zijn de productcodes zoals die in 2018 worden gehanteerd. Het is mogelijk dat de productcodes voor 2019 e.v. worden aangepast.

afbeelding binnen de regeling

De subsidie voor spoedeisende zorg betreft een lumpsum subsidie op jaarbasis.