Beleidsregels kostendelersnorm Participatiewet

Geldend van 01-05-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels kostendelersnorm Participatiewet

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht; 

overwegende dat door invoering van de kostendelersnorm het wenselijk is regels vast te stellen ten aanzien van het ontbreken van woonkosten, kamer- en onderverhuur alsmede kostgeverschap;

gelet op artikel 22a, lid 4, sub b en c, en lid 5, artikel 27, artikel 28 en artikel 33, lid 4, van de Participatiewet; 

BESLUIT:

de Beleidsregels kostendelersnorm Participatiewet vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    a. wet: Participatiewet;    

    b. gehuwdennorm: de norm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21, sub b, van de wet;

    c. woonkosten: bij een huurwoning de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag; 

    bij een eigen woning de tot een bedrag per maand omgerekende som van:

    -  de hypotheekrente na aftrek van de hiermee verbandhoudende belastingteruggaaf;

    -  de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

    -  een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2 Verlaging wegens woonsituatie

De bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 van de wet wordt op grond van artikel 27 van de wet verlaagd met 20% van de gehuwdennorm, indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of als gevolg van het niet beschikken over een woning.

Artikel 3 Verlaging bij schoolverlaters

Van de bevoegdheid om de bijstandsnorm bij schoolverlaters te verlagen als bedoeld in artikel 28 van de wet, wordt geen gebruik gemaakt.

Artikel 4 Inkomstenkorting wegens kamerverhuur, onderverhuur of kostgeverschap

  • 1 Indien sprake is van het hebben van één kostganger of het verhuren van één kamer of het onderverhuren aan één persoon tegen een commerciële prijs op basis van een schriftelijke overeenkomst wordt een inkomstenkorting toegepast ter grootte van 10% van de gehuwdennorm.

  • 2 Indien sprake is van het hebben van twee kostgangers en/of van het verhuren van twee kamers en/of het onderverhuren aan twee personen, wordt een inkomstenkorting toegepast ter grootte van 20% van de gehuwdennorm.

  • 3 Bij drie of meer kostgangers en/of kamerhuurders en/of onderhuurders wordt de kostgever of de (onder) verhuurder geacht een bedrijf te exploiteren en dient voor bijstand een beroep te worden gedaan op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Artikel 5 Commerciële prijs kamerhuur en onderhuur

  • 1 Onder een commerciële prijs van kamerhuur of onderhuur als bedoeld in artikel 22a, lid 4, sub b en c, van de wet wordt verstaan een prijs vanaf € 300,00 per maand. Deze prijs is met inbegrip van kosten voor verwarming, energie en water.

  • 2 Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan het consumentenprijsindexcijfer, zoals dit door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.

Artikel 6 Commerciële prijs kostgangerschap

  • 1 Onder een commerciële prijs van kostgangerschap als bedoeld in artikel 22a, lid 4, sub b en c, van de wet wordt verstaan een prijs vanaf € 500,00 per maand.

  • 2 Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan het consumentenprijsindexcijfer, zoals dit door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.

Artikel 7 Eisen aan te overleggen schriftelijke overeenkomst

  • 1 Een schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 22a, lid 4, sub b en c, en lid 5, van de wet wordt als zodanig slechts aangemerkt, indien de overeenkomst de volgende onderdelen bevat: 

    - naam, adres en woonplaats van beide partijen;

    - aanduiding van de ruimte; 

    - de ingangsdatum; 

    - de looptijd van de overeenkomst; 

    - het overeengekomen bedrag;

    - de samenstelling van het overeengekomen bedrag; 

    - de wijze van betaling;

    - jaarlijkse indexering, huurverhoging.

  • 2 Onverminderd de onderdelen van de overeenkomst als genoemd in het vorige lid geldt in het geval van kostgangers aanvullend: 

    - welke ruimten de kostganger mag gebruiken;

    - welke diensten in de overeenkomst zijn begrepen.

Artikel 8 Eisen aan te overleggen bewijzen van betaling commerciële prijs

Van een deugdelijk bewijs van betaling van de overeengekomen commerciële prijs als bedoeld in artikel 22a, lid 5, van de wet is sprake bij: 

a. een bankafschrift met de af- of bijschrijving van het overeengekomen bedrag op het desbetreffende bankrekeningnummer; 

b. een kwitantie op naam voorzien van datum en handtekening bij contante betaling.

Artikel 9 Toepasselijkheid

De artikelen 5 t/m 8 zijn van overeenkomstige toepassing bij artikel 5, lid 12, sub b en c, en lid 13, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 5, lid 7, sub b en c, en lid 8, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 10 Overgangsrecht

Voor een kamerverhuurder, onderverhuurder of kostgever, die op 31 december 2014 algemene bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand waarbij op deze datum tevens sprake was van kamer- of onderverhuur dan wel kostgeverschap, geldt de werking van artikel 4 niet eerder dan per 1 juli 2015.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ”Beleidsregels kostendelersnorm Participatiewet”.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 mei 2015 en hebben terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 april 2015.
Mevr. A.P.E. Baart, MBA                                                            Dhr. drs. J.J.C. Adriaansen
de secretaris                                                                             de burgemeester

Toelichting 1

Algemene toelichting 

Door invoering van het begrip ’kostendeler’ in de Participatiewet is de verplichting tot vaststelling van een Verordening toeslagen en verlagingen door de gemeenteraad komen te vervallen. 

De hoogte van de uitkering bij meerdere volwassenen in een woning is vrijwel geheel wettelijk vastgelegd in artikel 22a van de Participatiewet. Alleen artikel 27 van de Participatiewet (verlaging norm bij lagere woonkosten) en artikel 28 van de Participatiewet (tijdelijke verlaging norm voor schoolverlaters) bieden het college nog wel beleidsvrijheid. 

Vanaf 1 januari 2015 kan dan ook worden volstaan met het in beleidsregels vastleggen van het te voeren beleid over de navolgende onderdelen: 

- het gebruik maken van de bevoegdheid tot het verlagen van de norm bij lagere woonkosten en zo ja met welk bedrag; 

- het gebruik maken van de bevoegdheid tot het tijdelijk verlagen van de norm bij schoolverlaters en zo ja met welk bedrag;

- de hoogte van het financieel voordeel uit kamer/onderverhuur en kostgeverschap;

- wat wordt verstaan onder een commerciële prijs bij kamer/onderhuur en kostgangerschap; 

- eisen die worden gesteld aan de te overleggen schriftelijke overeenkomst bij kostgangers en kamer/onderhuur alsmede de bewijzen van betaling.

Artikelsgewijze toelichting 

Artikel 1.  Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2.  Verlaging wegens woonsituatie 

Op grond van artikel 27 van de Participatiewet kan de bijstandsnorm worden verlaagd bij lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan waarin de norm voorziet als gevolg van de woonsituatie. 

Hiermee worden situaties bedoeld van iemand die geen woonkosten heeft. In de praktijk gaat het hier om bijvoorbeeld krakers, kraakbescherming en adres- en thuislozen, maar ook wanneer de woonkosten door een derde, zoals de ex-partner, worden betaald. 

Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt, biedt de wet de keuze om het aldus verkregen woongenot aan te merken als inkomen in natura en te korten op de uitkering dan wel de norm te verlagen op grond van artikel 27 van de Participatiewet.

Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 van de Participatiewet noch in het kader van artikel 33, lid 1, van de Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan de  belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18, lid 1, van de Participatiewet.

De bijstandsnorm is een all-in norm waaruit alle kosten van het bestaan, waaronder de woonkosten, moeten worden voldaan. Wanneer er geen woonkosten zijn, zoals bij adres- en thuislozen of wanneer de woonkosten door een derde als de ex-partner worden betaald, heeft de bijstandsgerechtigde voordeel ten opzichte van andere bijstandsgerechtigden. Zodoende wordt bij het ontbreken van woonkosten de bijstandsnorm met 20% van de gehuwdennorm verlaagd voor zover er geen sprake is van de kostendelersnorm.

Verlaging van de bijstand bij het ontbreken van woonkosten in combinatie met de kostendelersnorm is niet mogelijk. In artikel 27 van de Participatiewet staat expliciet vermeld, dat het college de norm als bedoeld in de artikelen 20 en 21 lager kan vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. De kostendelersnorm vindt zijn rechtsgrond in artikel 22a Participatiewet.

De werking van dit artikel is beperkt tot de belanghebbenden die ouder zijn dan 21 jaar maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Vanwege de al lagere jongerennorm voor personen van 18 tot 21 jaar is ervoor gekozen hierop geen verdere verlaging toe te passen. De jongerennormen als bedoeld in artikel 20 van de wet zijn door het rijk lager vastgesteld, omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen totdat zij de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. De ouders kunnen bijvoorbeeld voldoen aan hun onderhoudsplicht door hun kind bij hen te laten inwonen of de huur voor hen te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware ’dubbel gekort’ worden als ook nog eens de uitkering zou worden verlaagd. 

Mocht evenwel het niet toepassen van dit artikel op de jongerennormen als bedoeld in artikel 20 van de wet onredelijke uitkomsten geven, dan blijft het college bevoegd om op grond van artikel 18, lid 1, van de wet de bijstand lager vast te stellen.

Artikel 3.  Verlaging bij schoolverlaters 

Op grond van artikel 28 van de Participatiewet kan de bijstandsnorm gedurende zes maanden worden verlaagd, wanneer de belanghebbende recent de deelname aan onderwijs of een beroepsopleiding heeft beëindigd, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Argument voor het toepassen van deze verlaging is het voorkomen van een financieel aanzuigende werking van de bijstandsuitkering ten opzichte van het lagere inkomen uit studiefinanciering. 

Schoolverlaters van 21 jaar of ouder worden als kostendeler beschouwd als zij met andere meerderjarigen van 21 jaar of ouder in een woning wonen (bijv. bij ouders), waardoor de uitkering om deze reden al lager wordt vastgesteld. 

Overeenkomstig de geldende jurisprudentie mag de bijstand na aftrek van de schoolverlatersverlaging echter nooit lager mag zijn dan het bedrag waar betrokkene recht op had, toen hij/zij nog studiefinanciering ontving. Nu door invoering van de kostendelersnorm de bijstand al lager wordt vastgesteld, zal het steeds vaker voorkomen dat de schoolverlatersverlaging slechts gedeeltelijk of helemaal niet kan worden toegepast. 

Gelet op het zeer beperkt aantal schoolverlaters dat niet als kostendeler wordt aangemerkt, waarvoor deze verlaging van het zijn van schoolverlater zou gelden en het feit dat de kosten van levensonderhoud voor alleenstaande schoolverlaters even hoog zijn als voor ieder ander in deze leeftijdscategorie, wordt er geen tijdelijke verlaging voor schoolverlaters toegepast.

Artikel 4.  Inkomstenkorting wegens kamerverhuur, onderverhuur of kostgeverschap 

Een persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad, die zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning en daarvoor een commerciële prijs betaalt, wordt ingevolge artikel 22a, lid 4, sub b en c, van de Participatiewet niet aangemerkt als kostendeler. Wat een commerciële prijs is, wordt niet in de wet geregeld. Zodoende dient dit in gemeentelijk beleid te worden vastgelegd.

De inkomsten uit kostgeld en (onder)verhuur dienen op grond van artikel 33, lid 4, van de Participatiewet op de bijstandsnorm in mindering te worden gebracht. Wat precies de inkomsten zijn wordt niet in de wet geregeld. Dit dient eveneens in gemeentelijk beleid te worden vastgelegd. 

Het is niet reëel om het volledige kostgeld of de volledige (onder)verhuuropbrengsten als inkomsten aan te merken. Tegenover de inkomsten staan namelijk ook extra uitgaven aan gas, elektra en water. Bij kostgever-schap is voorts sprake van verstrekking van voeding. Bovendien is er sprake van verlies aan privacy. De vraag dient dan ook te worden beantwoord, welke deel van de ’bruto’ inkomsten daadwerkelijk als ’netto’ inkomsten op de uitkering in mindering moeten worden gebracht. 

In het gemeentelijk beleid onder de Wet werk en bijstand wordt bij medebewoning een verlaging van 10% van de gehuwdennorm toegepast (Verordening toeslagen en verlagingen WWB 2012 – 2 ). Er bestaat geen aanleiding dit beleid ten aanzien van het financieel voordeel uit een kostganger, kamer- of onderhuur onder de Participatiewet los te laten. In een dergelijke situatie dient dan ook voortaan een bedrag ter grootte van 10% van de gehuwdennorm op de uitkering als inkomsten in mindering te worden gebracht.

Indien sprake is van twee kostgangers en/of kamerhuurders en/of onderhuurders worden de inkomsten hieruit geacht het dubbele te zijn van één onderhuurder, huurder of kostganger. Als inkomsten dient dan een bedrag ter grootte van 20 % van de gehuwdennorm op de uitkering in mindering te worden gebracht. 

Voorbeeld: één huurder en één kostganger bij de belanghebbende(n) leidt tot een inkomstenkorting ter grootte van 20 % van de gehuwdennorm. 

De situatie kan zich voordoen, dat een echtpaar (of daarmee gelijkgestelden) een kamer huurt. Niet het aantal personen is leidend voor de inkomstenkorting maar verhuur van het aantal kamers en dus het aantal gesloten schriftelijke overeenkomsten als zodanig. Bij kostgangers wordt wel per persoon gerekend.

Is er echter sprake van drie of meer kostgangers en/of kamerhuurders en/of onderhuurders dan kan niet meer gesproken worden van het hebben van inkomsten uit kostgeverschap en/of kamer/onderverhuur, maar wordt de kostgever/verhuurder aangemerkt als zelfstandige waarmee hooguit recht op bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 bestaat. 

Artikel 5.  Commerciële prijs kamerhuur en onderverhuur 

Er moet worden vastgesteld, bij welke huurprijs gesproken kan worden van een commerciële prijs als bedoeld in artikel 22a, lid 4, onder b en c, van de Participatiewet. 

Een methode om een redelijke commerciële huurprijs te berekenen is die aan de hand van een puntentelling. Dit is een vrij gedetailleerde wijze van berekenen. De afmetingen van de kamer, het gebruik van gemeenschappelijke ruimten e.d. hebben hierbij invloed op het aantal punten. Het hanteren van deze methode is echter tijdrovend en vereist vrijwel altijd een huisbezoek. 

Een andere methode gaat uit van het hanteren van een vast bedrag. Deze methode is duidelijk en gemakkelijk uitvoerbaar. Dit laatste rechtvaardigt de keuze voor het uitgaan van een systeem van een vast bedrag. Uitgaande van een zogenaamde ondergrens bij de huurtoeslag van ongeveer € 200,00 per maand en een totaal-bedrag van € 100,00 voor verwarming, energie en water is gekozen voor een bedrag van € 300,00 per maand. 

Artikel 6.  Commerciële prijs kostgangerschap 

Ook voor het kostgangerschap moet worden vastgesteld, welk bedrag als een commerciële prijs geldt. 

Het Nibud houdt voor kostgangers een bedrag van € 200,00 per maand aan die boven op de huurprijs van de kamer komt. Dit bedrag bovenop de commerciële huurprijs van een kamer rechtvaardigt de keuze om voor een kostganger een commerciële prijs van € 500,00 per maand te hanteren. 

Artikel 7.  Eisen aan te overleggen schriftelijke overeenkomst 

Een persoon die aangeeft, dat hij op basis van een commerciële prijs een kamer (ver)huurt of kostganger dan wel kostgever is, moet dit aantonen. In artikel 22a, lid 5, van de Participatiewet staat dat de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst moet overleggen en de betaling van een commerciële huurprijs moet aantonen door het overleggen van betalingsbewijzen. In dit artikel is aangegeven welke gegevens in het huurcontract c.q. de kostgangerovereenkomst dienen te staan vermeld. 

Artikel 8.  Eisen aan te overleggen bewijzen van betaling commerciële prijs 

Inherent aan artikel 22a, lid 5, van de Participatiewet is, dat eisen kunnen worden gesteld aan het overleggen van betalingsbewijzen van een commerciële prijs. Vanzelfsprekend dient uit de bewijsstukken te blijken, dat de betaalde prijs ook de overeengekomen commerciële prijs is. Indien niet aan de vereisten is voldaan, kan dat voor de belanghebbende als gevolg hebben, dat hij als kostendeler wordt aangemerkt.

Artikel 9.  Toepasselijkheid

Vanaf 1 juli 2015 is de hoogte van de grondslag bij uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen mede afhankelijk van het aantal woonachtige meerderjarige personen.

Hierbij zijn - gelijk aan de Participatiewet - onder andere personen uitgezonderd, die op commerciële basis als onder(ver)huurder, kostgever of kostganger hun hoofdverblijf hebben in de woning. Wat onder een commerciële prijs wordt verstaan, is in deze wetten eveneens niet geregeld en dient dan ook in gemeentelijk beleid te worden vastgelegd. 

Aangezien uitsluitend inkomsten uit of in verband met arbeid op de grondslag van deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht, blijft een inkomstenkorting uit onderverhuur of kostgeverschap achterwege.

Artikel 10.  Overgangsrecht 

Door het opnemen van deze bepaling wordt voorkomen, dat al gelijk per 1 januari 2015 een verlaging van de bijstand zou worden toegepast. De duur van de periode is gelijk aan het overgangsrecht betreffende invoering van de kostendelersnorm.

Artikel 11.  Citeertitel 

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12.  Inwerkingtreding 

Dit artikel behoeft geen toelichting.