Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensvoorziening ISD

Geldend van 01-09-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensvoorziening ISD

Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensvoorziening ISD

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

    • c.

      taaltoets: toets zoals bedoeld in artikel 18b lid 2 van de Participatiewet;

    • d.

      referentieniveau F: het fundamentele niveau taal en rekenen volgens de richtlijnen van de

      Rijksoverheid. Dit niveau is te vergeleken met taalniveau A2;

    • e.

      taalplan: het plan waarin de afspraken over het taaltraject zijn opgenomen.

Artikel 2 Beheersing van de Nederlandse taal

  • 1. De belanghebbende die een aanvraag voor een bijstandsuitkering indient, overlegt een verklaring waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Het betreft één van de volgende verklaringen:

    • a.

      Een eigen verklaring dat hij in de periode vanaf het 5e tot en met het 16e levensjaar gedurende ten minste acht jaren in Nederland woonplaats had (in de zin van de artikel 10 van boek I van het Burgerlijk Wetboek).

    • b.

      Een eigen verklaring dat hij over een diploma Inburgering beschikt als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a van de Wet Inburgering.

    • c.

      Een eigen verklaring dat hij over enig ander document beschikt, waaruit blijkt dat de belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst.

  • 2. Aan het zittend bestand wordt na 1 juli 2016 schriftelijk verzocht binnen 2 weken één van de verklaringen genoemd in bovenstaand lid te overleggen.

Artikel 3 Taaltoets

  • 1. Er wordt een taaltoets afgenomen binnen maximaal 8 weken na datum van het besluit toekenning aanvraag bijstand, indien belanghebbende niet één van de in artikel 2 aangegeven verklaringen aan het college overlegt bij de aanvraag of, bij het wel overleggen van de verklaring, wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.

  • 2. Voor het zittend bestand wordt de taaltoets maximaal na 8 weken afgenomen, nadat het college geen of een negatieve reactie van belanghebbende heeft ontvangen op het schriftelijk verzoek. Tevens wordt de toets afgenomen wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op referentieniveau 1F.

  • 3. Het college neemt geen taaltoets af bij de bijstandsgerechtigde, indien en zolang hij gebruik maakt van een door het college in het kader van artikel 9 lid 1 onder b Participatiewet aangeboden voorziening, gericht op zijn arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college neemt geen taaltoets af bij de bijstandsgerechtigde die gestart is met een traject in het kader van de Wet inburgering.

  • 5. Het college neemt geen taaltoets af bij de bijstandsgerechtigde bij wie elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 4 Ontbreken van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval indien er:

  • 1.

    Ontheffing is in het kader van de Wet inburgering.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht of een algemene ontheffing op grond van psychische, fysieke ofsociale problematiek.

  • 3.

    Er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem.

  • 4.

    Diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de educatie-instelling dat door in depersoon gelegen factoren belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau1F machtig te worden.

5.Er een andere in de persoon gelegen factor aanwezig is waardoor belanghebbende geen enkelevorm van verwijtbaarheid is aan te rekenen voor het niet beheersen, of kunnen beheersen, van deNederlandse taal op referentieniveau 1F.

Artikel 5 Resultaat taaltoets

  • 1. De belanghebbende wordt door het college binnen 4 weken in kennis gesteld over de uitkomst van de toets.

  • 2. Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:

    • a)

      Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort. In het gesprek dient belanghebbende te verklaren bereid te zijn binnen een maand aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F. Deze verklaring wordt vastgelegd in een trajectplan.

    • b)

      Wanneer belanghebbende akkoord gaat met het trajectplan tekent hij het trajectplan. Dit is de bereidverklaring om te starten met het leertraject dat leidt tot kennis van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.

    • c)

      Wanneer belanghebbende niet bereid is dan wordt de bijstand beoordeeld volgens de regels in artikel 18b van de Participatiewet.

Artikel 6 Volgen van het taaltraject

In het trajectplan staan de volgende punten vermeld:

  • 1.

    Wat het startniveau van belanghebbende is.

  • 2.

    De manier waarop de belanghebbende de vereiste taalvaardigheden gaat leren.

  • 3.

    De voortgang en inspanningen die van belanghebbende worden verwacht.

  • 4.

    Dat belanghebbende de nodige stukken overhandigt, zodat zijn voortgang gemonitord en geëvalueerd kan worden.

  • 5.

    Wanneer de voortgang en inspanningen van belanghebbende worden gemonitord (Dit is minimaal iedere zes maanden).

Artikel 7 Niet nakomen van de verplichting

  • 1.

    Als de belanghebbende niet voldoet aan de medewerkingsplicht, zoals omschreven in artikel 17, tweede lid, Participatiewet, dan geldt het maatregelregime van artikel 18 van deze wet.

  • 2.

    Indien belanghebbende zich onvoldoende blijkt in te spannen of op enig moment stopt zich in te spannen, gaat de verlaging van de uitkering in op de datum dat de verwijtbaarheid ontstaat enbelanghebbende niet meer voldoet aan de inspanningsverplichting.

3.Indien belanghebbende zich na een verlaging voldoende gaat inspannen om de taal te leren, wordt afgezien van verdere verlaging vanaf de datum dat hij aannemelijk maakt te zijn aangevangen met voldoende inspanning tot het verwerven van de Nederlandse taal.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

    • 1.

      Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘’Beleidsregels Wet Taaleis Inkomensvoorziening ISD'.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2016.

Ondertekening

Vastgesteld in het college van de gemeente Woensdrecht van 30 augustus 2016
De burgemeester, De secretaris,

Nota-toelichting

Algemene toelichting

Op 1 januari 2016 is het wetsvoorstel Wet taaleis in werking getreden. Deze wet heeft tot doel het vergroten van de arbeidsperspectief van de bijstandsgerechtigde. Zonder beheersing van de Nederlandse taal is het immers moeilijker om aan een baan te komen en zodoende uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de Nederlandse taal bij aan de maatschappelijke participatie. Om deze reden is de Participatiewet uitgebreid met een taaleis, te weten artikel 18 b ‘Beheersing van de Nederlandse taal’.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 2 Beheersing van de Nederlandse taal

Het college is te allen tijde bevoegd om, ondanks de gevraagde verklaringen te hebben ontvangen, bij redelijke vermoedens dat belanghebbende de taal niet op het gewenste niveau beheerst, belanghebbende te verzoeken om alsnog de documenten te overhandigen omschreven in dit artikel.

Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dat betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit de basisregistratie. De Leerplichtwet was op dat moment van toepassing.

Artikel 3 Taaltoets

Bij het besluit om geen taaltoets af te nemen is er sprake van maatwerk. De omstandigheden van betrokkene en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in het besluit.

Als de bijstandsgerechtigde is gestart met een traject in het kader van de Wet Inburgering, dan wordt dit beschouwd als voldoende inspanning van de bijstandsgerechtigde om de vereiste taalvaardigheden te leren. Het college monitort de voortgang.

Artikel 4 Ontbreken van verwijtbaarheid

In dit artikel, onder lid 2, wordt met ontheffing bedoeld de ontheffing van de arbeidsplicht bij de uitkeringsgerechtigde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en bij het samenstellen van het taalplan. De genoemde vormen zijn niet limitatief.

Artikel 5 Resultaat taaltoets

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6 Voortgang van het taaltraject

Wanneer belanghebbende zich bereid verklaart aan te vangen met het verwerven van de Nederlandse taal, wordt de wijze waarop belanghebbende dit gaat doen vastgelegd in een taalplan.

Op basis van de individuele situatie van belanghebbende worden afspraken gemaakt over de wijze van beoordelen van de inspanningen van belanghebbende en wordt dit gemonitord.

Artikel 7 Niet nakomen van de verplichting

De verplichting op grond van artikel 18b van de Participatiewet die niet of onvoldoende wordt nagekomen, wordt onderscheiden in verschillende categorieën. Het betreft een verlaging van de bijstandsuitkering van 20% van de bijstandsnorm in de eerste 6 maanden, 40% voor de volgende 6 maanden en na 1 jaar 100% (artikel 18b, lid 9, Participatiewet).

De Wet taaleis omschrijft niet hoe er moet worden gehandeld op het moment dat de belanghebbende in eerste instantie voldoet aan de inspanningsverplichting, maar daar op enig moment mee stopt. Er wordt namelijk alleen genoemd dat de verlaging wordt ingezet vanaf het moment dat iemand het kennisgevingsbesluit heeft ontvangen, waarin staat dat de Nederlandse taal onvoldoende wordt beheerst. Dit betekent dat er altijd met terugwerkende kracht de verlaging zou moeten plaatsvinden, ook wanneer betrokkene in beginsel wél de nodige inspanning heeft verricht. Voor een eerlijke en verdedigbare oplossing voor deze situatie zal de verlaging in een dergelijke situatie pas worden ingezet vanaf het moment dat de verwijtbaarheid ontstaat. Het moment waarop de verwijtbaarheid ontstaat wordt individueel beoordeeld.

De Wet taaleis omschrijft tevens niet hoe er wordt gehandeld indien belanghebbende, nadat verlaging is ingezet, alsnog voldoende inspanning gaat leveren. De wet kent namelijk geen inkeerbepaling. Dit

houdt in dat de bijstand verlaagd zou moeten blijven, ondanks dat de betrokkene zich alsnog zou inspannen om het taalniveau te verbeteren. Dit lijkt echter in strijd met de bedoeling van de wet. Hierover is in deze beleids- regels geformuleerd dat er wordt afgezien van verdere verlaging vanaf het moment dat de uitkeringsgerechtigde aannemelijk maakt alsnog voldoende inspanning te leveren voor het verwerven van de Nederlandse taal. Ook in dit geval is dit de meest eerlijke en verdedigbare oplossing. Het moment waarop de verwijtbaarheid ontstaat wordt ook in deze situatie individueel beoordeeld.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.