Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Woensdrecht

Geldend van 09-03-2017 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Woensdrecht

De gemeenteraad van de gemeente Woensdrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de financiële commissie;

besluit vast te stellen de Financiële verordening van de gemeente Woensdrecht (Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Woensdrecht).

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Woensdrecht en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

b. afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

c. budgetbeslag: budget per taakveld, exclusief overheadkosten.

d. inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves.

e. overheadkosten: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces.

f. perspectieven nota: rapportage bestaande uit enerzijds een overzicht van de stand van zaken, d.w.z. realisatie van de begroting (qua doelen en middelen) in het lopende boekjaar en anderzijds uit het voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

g. rechtmatigheid: handelen in overeenstemming met de begroting en van toepassing zijnde wettelijke regelgeving.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1 De gemeenteraad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2 De gemeenteraad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de producten/taakvelden per programma vast.

  • 3 De gemeenteraad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast.

    Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in Artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4 De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Planning en Controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college aan de raad een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de perspectievennota en de programmabegroting met de meerjarenraming.

Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de themaraming ingedeeld naar programma's en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de themarealisatie ingedeeld naar programma's.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3 Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4 In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  • 2 Investeringen

    a) In de begroting is een meerjarig investeringsschema opgenomen dat betrekking heeft op het jaar van de begroting en de meerjarenraming.

    b) Van de investeringen die betrekking hebben op het begrotingsjaar zijn het nut en de noodzaak benoemd.

    c) Bij de begrotingsbehandeling geeft de gemeenteraad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen van het begrotingsjaar worden bij de

    begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3 Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten (beide per programma) te dekken uit het bedrag voor onvoorzien.

  • 4 Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget per programma of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college bij de behandeling van de perspectievennota aan de gemeenteraad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget per programma of het investeringskrediet (inclusief de dekking van de overschrijding) en/of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5 Op de financiële administratie is een overzicht van alle begrotingswijzigingen beschikbaar.

  • 6 Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijnopgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investerings- en dekkingsvoorstel met bijbehorend investeringskrediet aan de raad voor.

  • 7 Voor het administratief afsluiten van investeringskredieten geldt navolgend beleid.

    - Investeringskredieten worden door de gemeenteraad toegekend voor uitvoering van nader omschreven werkzaamheden (project scope).

    - Gedurende de uitvoeringsfase wordt de voortgang gerapporteerd aan de gemeenteraad, in jaarstukken, perspectievennota en/of begroting.

    - Aan het eind van een boekjaar wordt beoordeeld of investeringskredieten af kunnen worden gesloten en wordt gerapporteerd in de Jaarstukken. Bepalend is of de project scope gerealiseerd is. Het resterende saldo van het toegekende krediet valt vrij.

    - Na volledige afronding van een investeringskrediet vindt afsluiting plaats (in de Jaarstukken).

    - Er vindt geen tussentijdse afsluiting van delen van een investeringskrediet plaats.

    - Aanvullende activiteiten en werkzaamheden, die geen onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke project scope dienen in een nieuw kredietverzoek, separaat aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd te worden, voorzien van een motivering.

Artikel 6 Perspectievennota

  • 1 De gemeenteraad stelt de perspectievennota voor 15 juli vast.

  • 2 In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen van 0,15% van het begrotingstotaal (berekend exclusief de mutaties binnen de reserves en de post onvoorzien).

  • 3 Het college informeert de gemeenteraad door middel van de perspectievennota over de realisatie van de begroting (qua doelen en middelen) van de gemeente in het lopende boekjaar. De perspectievennota bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    a. de baten en lasten per programma c.q. per kosten- en batencategorie;

    b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. de geraamde vennootschapsbelasting; d. het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a, b en c;

    e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    f. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen d en e, alsmede een raming van de uitputting van de investeringskredieten.

    g. de aanwending van de post onvoorzien.

  • 4 In de perspectievennota (en de jaarstukken) worden als uitgangspunt de afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten groter dan € 25.000,- en afwijkingen van de investeringskredieten groter dan € 50.000,- toegelicht. Afhankelijk van de bestuurlijke impact kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.

Artikel 7 Informatieplicht

Het college besluit niet over:

a. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties en

b. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de gemeenteraad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de gemeenteraad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1 De immateriële en materiële vaste activa worden, onder aftrek van bijdragen van derden, lineair afgeschreven tot de ingeschatte restwaarde conform het in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening, genoemde aantal jaren. Qua afschrijvingstermijn kan bij raadsbesluit worden afgeweken.

  • 2 Kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 3 Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4 Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000,- worden niet geactiveerd maar direct ten laste van de exploitatie verantwoord. Het voorgaande met uitzondering van gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

  • 5 Ten aanzien van de waardering van gronden en terreinen zijn de bepalingen vastgelegd in de Nota grondbeleid.

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1 Het college biedt de gemeenteraad jaarlijks bij de begroting een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    a. De vorming en besteding van reserves;

    b. De vorming en besteding van voorzieningen;

    c. De toerekening en verwerking van rente over de reserves en voorzieningen.

  • 2 Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    a. Het specifieke doel van de reserve

    b. De voeding van de reserve

    c. De maximale hoogte van de reserve

    d. De maximale looptijd

  • 3 Als een bestemmingsreserve niet binnen de aangegeven maximale looptijd heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen de bedrijfsvoeringskosten (waaronder de overheadkosten) en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2 Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, zoals rioolheffing en afvalstoffenheffing worden daarbij ook de compensabele BTW, de gederfde inkomsten en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3 De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt vastgesteld in de Programmabegroting voor dat betreffende jaar en vervolgens in alle tussentijdse rapportages in dat jaar toegepast.

  • 4 Voor de toerekening van de overheadkosten wordt de methode van budgetbeslag gehanteerd. Hierin worden de overheadkosten toegerekend op basis van de omvang van de taakvelden.

  • 5 Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa wordt jaarlijks met de programmabegroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van de bij de begroting geraamde rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten, gedeeld door de boekwaarde van de vaste activa, welke integraal zijn gefinancierd.

  • 6 Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening wordt jaarlijks met de programmabegroting vastgesteld.

  • 7 In afwijking van voorgaande wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening, die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 8 In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1 Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie treedt met marktpartijen, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2 Bij het verstrekken van kapitaal, leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de transactie wordt gemotiveerd.

  • 3 Bij het verstrekken van kapitaal, leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4 Raadsbesluiten met de motivering van publiek belang als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 zijn niet nodig als sprake is van:

    a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    f. een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    g. de door de gemeenteraad op 4 december 2014 aangewezen economische activiteiten als algemeen-belang-uitzonderingen in het kader van de Wet Markt & Overheid en

    h. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1 Het college doet de gemeenteraad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffingen, afvalstoffenheffing, leges en andere rechten.

  • 2 Het college biedt eens in de vier jaar de gemeenteraad een nota grondbeleid aan met de kaders voor de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De gemeenteraad stelt de nota grondbeleid vast. Het college biedt eens in de twee jaar een rapportage grondprijzenbeleid aan, waarin de minimale grondprijzen worden bepaald. De gemeenteraad stelt dit grondprijzenbeleid vast.

  • 3 Het college biedt eens in de vier jaar de gemeenteraad een nota vastgoedbeleid aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen. De gemeenteraad stelt de nota vastgoedbeleid vast.

  • 4 Het college biedt eens in de vier jaar de gemeenteraad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede en derde lid. De gemeenteraad stelt de nota vast.

  • 5 De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter besluitvorming aan de gemeenteraad aangeboden.

Artikel 15 Financieringsfunctie

  • 1. 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    b. het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico's;

    c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    a. het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met een triple A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    b. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    c. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële instrumenten, zoals derivaten, als bedoeld in artikel 1, lid c van de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido);

    d. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    e. overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en het tweede lid alsmede de transacties zoals omschreven in artikel 10 en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordings-relaties en bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasury statuut.

    Het college zendt het Treasury statuut ter kennisgeving aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 16 Paragrafen Lokale heffingen en financiering

Bij de programmabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval op:

a. de berekening van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12;

b. de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12;

c. de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 17 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de gemeenteraad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De gemeenteraad stelt het plan vast.

  • 2. Het college biedt de gemeenteraad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De gemeenteraad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de gemeenteraad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De gemeenteraad stelt het plan vast.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 18 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en liquide middelen;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 19 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten. De gemeenteraad stelt op voorstel van het college, het inkoop- en aanbestedingsbeleid vast;

g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen. De gemeenteraad stelt, op voorstel van het college, het beleid ten aanzien van subsidieverstrekking en steunverlening vast; en

h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

i. De onderdelen a, b en d. legt het college vast in een organisatieregeling, onderdeel c. in een mandaatregeling en onderdeel d. in de begroting en de jaarrekening. De organisatieregeling en de mandaatregeling wordt na vaststelling ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad.

Artikel 20 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. In de beschouwing over rechtmatigheid doet het college bij de jaarrekening verslag van de bij de opmaak van de jaarrekening gebleken onrechtmatigheden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Deze verordening treedt in de plaats van de 'Financiële verordening gemeente Woensdrecht' vastgesteld door de gemeenteraad op 3 december 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar, voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 3 Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Woensdrecht van 3 december 2015 van toepassing, zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22 Herzieningstermijn

Minimaal één keer per vier jaar wordt beoordeeld of de verordening moet worden herzien.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam 'financiële verordening gemeente Woensdrecht 2017'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 9 februari 2017.
de voorzitter,                                                          de griffier,
drs.J.J.C. Adriaansen                                               C. Adriaanse
   

Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen

Afschrijvingstermijnen (pdf)

Bijlage 2 Toelichting op de artikelen

Toelichting op de artikelen (pdf)