Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels bijzondere bijstand 2020

Geldend van 11-02-2020 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

overwegende dat de Beleidsregels bijzondere bijstand 2017 aanpassing behoeven;

gelet op het bepaalde in de Participatiewet;

BESLUIT:

de Beleidsregels bijzondere bijstand 2020 vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

    • b.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35, lid 1 van de wet;

    • c.

      draagkracht: het gedeelte van het inkomen of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om in de bijzondere kosten te voorzien;

    • d.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht van de belanghebbende wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Algemeen

Artikel 2. Bijzondere kosten

Het gaat bij de verstrekking van bijzondere bijstand om bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet, die niet worden gedekt door een voorliggende voorziening en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.

Artikel 3. Draagkracht

Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin.

Artikel 4. Vaststelling van de draagkracht

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van de middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet.

  • 2.

    Artikel 31, lid 2, van de wet is van overeenkomstige toepassing, tenzij in kosten waarvoor de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen in dit artikellid zijn bedoeld, bijzondere bijstand wordt verleend.

  • 3.

    Vermogen anders dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub a en b, van de wet wordt voor de vaststelling van de draagkracht volledig in aanmerking genomen, tenzij anders is bepaald.

  • 4.

    De individuele inkomenstoeslag wordt voor de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen, met uitzondering bij de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 51 van de wet.

Artikel 5. Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage

  • 1.

    De draagkrachtruimte is het gedeelte van het inkomen, dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.

  • 2.

    De draagkracht wordt gevormd door een percentage van de draagkrachtruimte vermeerderd met het gehele in aanmerking te nemen vermogen.

  • 3.

    De draagkracht als bedoeld in het vorige lid bedraagt:

    • a.

      0 % van de draagkrachtruimte tot en met 120 % van de geldende bijstandsnorm;

    • b.

      50 % van de draagkrachtruimte over meer dan 120 % tot en met 150 % van de geldende bijstandsnorm;

    • c.

      100 % van de draagkrachtruimte over meer dan 150 % van de geldende bijstandsnorm.

  • 4.

    In afwijking van lid 3 bedraagt de draagkracht 100 % over de volledige draagkrachtruimte bij:

  • aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan personen van18 tot 21 jaar;

  • een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;

  • een woonkostentoeslag;

  • de administratiekosten, waarborgsom alsmede de eerste en tweede maand huur voor een woning, inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen;

  • kosten van beschermingsbewind, mentorschap en curatele.

Artikel 6. Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt vastgesteld over een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 2 voor het eerst zijn gemaakt.

  • 2.

    Voor de vaststelling van de draagkracht als bedoeld in het vorige lid wordt de draagkracht die is vastgesteld per maand, toegerekend naar een periode van 12 maanden.

  • 3.

    De vastgestelde draagkracht als bedoeld in lid 2 wordt in geval van incidentele bijzondere noodzakelijke kosten in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

  • 4.

    In geval van periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht als bedoeld in lid 2 gespreid over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend met een maximum van 12 maanden en naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

  • 5.

    Bij samenloop van incidentele en periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.

Artikel 7. Vaststellen vermogen en maandinkomen

  • 1.

    Als vermogen wordt in ogenschouw genomen het vermogen op de dag waarop de in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 2 voor het eerst zijn gemaakt.

  • 2.

    Als maandinkomen wordt in ogenschouw genomen het inkomen over de maand waarin de in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 2 voor het eerst zijn gemaakt.

  • 3.

    Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen het gemiddelde genomen van het inkomen over de maand waarin de kosten zijn gemaakt alsmede de onmiddellijk daaraan voorafgaande vijf maanden.

Artikel 8. Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 9. Tijdstip van aanvragen

  • 1.

    Een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend binnen een termijn van 6 maanden gerekend vanaf de datum waarop de kosten zijn gemaakt. Hierbij wordt uitgegaan van de datum op de nota.

  • 2.

    Het vorige lid is niet van toepassing op aanvragen voor verhuis- en/of inrichtingskosten alsmede duurzame gebruiksgoederen. Dergelijke aanvragen dienen te worden gedaan, alvorens de kosten worden gemaakt.

  • 3.

    Individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag alsmede deelname aan een van beide collectieve zorgverzekeringen kunnen eveneens niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

Artikel 10. Termijn periodieke bijstand

  • 1.

    De termijn van de periodieke bijzondere bijstand is gekoppeld aan de duur van de voorziening waarvoor bijstand wordt gevraagd, voor zover en zolang noodzakelijk.

  • 2.

    Bij een periode langer dan 12 maanden vindt jaarlijks ter beoordeling van de rechtmatigheid van de verstrekking een toets plaats op de nog aanwezige noodzaak, de hoogte van de kosten, het inkomen en vermogen alsmede naar de woon- of leefsituatie.

Artikel 11. Vorm van de bijstand

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt, tenzij anders is vermeld.

Artikel 12. Hoogte van de bijstand

  • 1.

    Voor zover niet anders is vermeld, wordt de hoogte van de noodzakelijke kosten vastgesteld op basis van de prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Voor zover de gevraagde kosten niet staan vermeld in deze gids, wordt de hoogte op individuele basis vastgesteld.

  • 2.

    Een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn, wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Hoofdstuk 3. Algemene kosten

Artikel 13. Jongeren

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar kan worden verleend voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van kosten met een ander, alsmede hiervoor de ouderlijke onderhoudsplicht niet te gelde kan worden gemaakt.

  • 2.

    De jongere als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    • a.

      de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen;

    • b.

      de jongere in het kader van de Wet op de jeugdzorg destijds buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht.

  • 3.

    Een aanvraag voor bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 wordt, analoog aan artikel 41, lid 4, van de wet, niet eerder ingediend dan vier weken na datum melding en wordt niet eerder dan vier weken na die melding in behandeling genomen.

  • 4.

    Indien is vastgesteld, dat er recht op bijzondere bijstand bestaat op grond van dit artikel wordt deze, analoog aan artikel 44, lid 1, van de wet, toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om deze bijstand aan te vragen.

  • 5.

    De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande dan wel alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar zoals bedoeld in lid 1, worden gesteld op het normbedrag voor een persoon van 21 jaar exclusief vakantietoeslag in vergelijkbare omstandigheden. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen dit bedrag en de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 6.

    De noodzakelijke kosten van het bestaan van de alleenstaande dan wel alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar die verblijft in een inrichting in de zin van artikel 1, sub f, van de wet, alsmede die zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, worden gesteld op het normbedrag als bedoeld in artikel 23, lid 1, sub a, van de wet.

Artikel 14. Tienerouder

Voor het kind van een minderjarige alleenstaande ouder (tienermoeder) kan geen bijstand worden verleend.

Artikel 15. Overbruggingsuitkering

  • 1.

    Ter overbrugging van de eerste maandbetaling van de algemene bijstand kan in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend in de noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2.

    De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand bedraagt, onder aftrek van alle eventueel aanwezige middelen, maximaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. Het bepaalde in artikel 4, lid 2 en lid 3, van deze beleidsregels blijft hierbij buiten toepassing. Voorts dient hierbij rekening te worden gehouden met betalingen voor algemeen noodzakelijke kosten als bijvoorbeeld huur op basis van artikel 19.

  • 3.

    De te overbruggen periode betreft maximaal een maand.

  • 4.

    Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 1 kan sprake zijn bij:

  • het verlaten van een asielzoekerscentrum;

  • het verlaten van de echtelijke woning bij echtscheiding;

  • bij deelname aan een door of namens de gemeente opgezet zorgproject.

Artikel 16. Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Aan de zelfstandige kan, voor zover en zolang hij bijstand met toepassing van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 ontvangt, bijzondere bijstand worden verleend in de maandelijks verschuldigde premie voor een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Hoofdstuk 4. Woonlasten en inrichtingskosten

Artikel 17. Woonkostentoeslag

  • 1.

    Onder woonkosten wordt in dit artikel verstaan:

    • a.

      bij een huurwoning de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      bij een eigen woning de tot een bedrag per maand omgerekende som van:

    • de hypotheekrente na aftrek van de hiermee verband houdende belastingteruggaaf;

    • de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

    • een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2.

    Een woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand zou ontvangen.

  • 3.

    Een woonkostentoeslag bij een woning in eigendom kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bezit en bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten overeenkomstig artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een toeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand ontvangt, indien het een huurwoning zou betreffen.

  • 4.

    Aan de belanghebbende met een huurwoning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, kan voor een periode van maximaal 12 maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt, met dien verstande, dat de woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur, in afwijking van lid 2, volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, voor zover het een reële huurprijs betreft.

  • 5.

    Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing bij bewoning van een woning in eigendom, waarvan de hoogte van de woonkosten een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, indien het een huurwoning zou betreffen.

  • 6.

    Aan de woonkostentoeslag als bedoeld in lid 4 en lid 5 is op grond van artikel 55 van de wet de voorwaarde verbonden, dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere passende woonruimte te vinden, tenzij het een toegewezen woning betreft in het kader van een gemeentelijk zorgproject.

  • 7.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere passende woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, kan de woonkostentoeslag met maximaal een jaar worden verlengd.

Artikel 18. Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

Tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan er gedurende maximaal 6 maanden bijzondere bijstand worden verleend voor de doorbetaling van de vaste lasten in verband met het aanhouden van de woning vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft.

Artikel 19. Waarborgsom, eerste huurlasten en inrichtingskosten

  • 1.

    Indien de belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van administratiekosten en waarborgsom voor een woning, de (gedeeltelijke) eerste en volledige tweede maandhuur, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. Het bepaalde in artikel 34, lid 2, sub b, van de wet blijft hierbij buiten toepassing.

  • 2.

    Tot de in lid 1 genoemde categorie belanghebbenden behoren in ieder geval zij die:

    • a.

      de opvang in een asielzoekerscentrum verlaten;

    • b.

      na een echtscheiding de echtelijke woning moeten verlaten;

    • c.

      deelnemen aan een door of namens de gemeente opgezet zorgproject als Housing First en Sober Wonen.

  • 3.

    Een geldlening bij de kredietbank waarmee volledig kan worden voorzien in de administratie kosten en waarborgsom voor een woning, eerste maandhuur, inrichtingskosten of de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen voor zover van toepassing, wordt als een toereikende en passende voorliggende voorziening beschouwd.

  • 4.

    De bijzondere bijstand in de administratiekosten en eerste huurlasten voor zover hierover geen aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt verleend om niet, de bijzondere bijstand in de waarborgsom, de eerste huurlasten waarover aanspraak op huurtoeslag bestaat, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een lening.

  • 5.

    Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een woning, bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 60 % van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per inventarispakket naar huishoudtype.

  • 6.

    Indien de bijstandsaanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een kamer, bedraagt de hoogte van de noodzakelijke kosten maximaal 40 % van het bedrag dat in de Nibud-prijzengids staat vermeld per inventarispakket naar huishoudtype.

Hoofdstuk 5. Medische en sociaal noodzakelijke kosten

Artikel 20. Medische kosten

  • 1.

    De Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg zijn toereikende en passende voorliggende voorzieningen voor medische kosten op grond waarvan deze kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 2.

    In de gevallen waarbij:

    • a.

      op de peildatum voor het afsluiten van een van beide door de gemeente aangeboden collectieve zorgverzekeringen niet werd voldaan aan de voorwaarden voor deelname, of

    • b.

      anderszins een vergelijkbare verzekering tegen ziektekosten is afgesloten, dan wel

    • c.

      voor een op zijn/haar medische situatie afgestemde aanvullende verzekering is gekozen, worden in afwijking van lid 1 de vergoedingen op grond van de door de gemeente aangeboden collectieve zorgverzekeringen als toereikend aangemerkt en zijn deze vergoedingen maatgevend voor het (buitenwettelijk begunstigd) bijzondere bijstandsbeleid.

  • 3.

    Voor zover in wettelijk opgelegde eigen bijdragen in het kader van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geen tegemoetkoming kan worden verkregen uit een voorliggende voorziening en/of een vergoeding in het kader van een van beide collectieve zorgverzekeringen dan wel een hiermee vergelijkbare verzekering, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt onder de voorwaarde dat de belanghebbende voldoende aanvullend verzekerd is tegen ziektekosten.

    Uitgezonderd hiervan zijn:

  • a.

    de (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage bij zorg met verblijf;

  • b.

    de eigen bijdrage wanneer een besparingsmotief voor belanghebbende zelf hieraan ten grondslag ligt;

  • c.

    een eigen bijdrage voor een geneesmiddel dat is ingedeeld in een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen;

  • d.

    het verplicht eigen risico bij de Zorgverzekeringswet.

Artikel 21. Extra kosten van bewassing, kledingslijtage en stookkosten

Voor zover geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening komen de kosten van extra wasverzorging, extra kledingslijtage en/of extra stookkosten ten gevolge van gebreken of ziekte, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Een medische verklaring van een arts dient hieraan ten grondslag te liggen.

Artikel 22. Dieetkosten

In de kosten van een dieet welke uitgaan boven die van een normaal voedingspatroon kan bijzondere bijstand worden verleend. Een medische verklaring van een arts dient hieraan ten grondslag te liggen.

Artikel 23. Maaltijdvoorziening

  • 1.

    In de kosten van een maaltijdvoorziening kan, ter bevordering van het zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking, bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2.

    De kosten per maaltijd worden vergoed tegen een vast bedrag onder aftrek van de kosten van een zelfbereide warme maaltijd. Hierbij wordt de norm van de Nibud-prijzengids gehanteerd.

Artikel 24. Alarmering

Bij een medische of sociale indicatie kan in de kosten van een persoonsgebonden alarmering bijzondere bijstand worden verleend.

Hoofdstuk 6. Reiskosten

Artikel 25. Medische behandeling

  • 1.

    Voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route, alsmede de daaraan verbonden parkeerkosten voor zover de kosten niet door de zorgverzekeraar op enigerlei wijze worden vergoed.

  • 2.

    Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 3.

    Voorwaarde: De belanghebbende dient voldoende aanvullend verzekerd te zijn tegen ziektekosten.

Artikel 26. Ziekenbezoek

  • 1.

    Voor het bezoeken van een elders in het ziekenhuis verpleegde partner dan wel bloed- of aanverwant in

  • 2.

    de 1e of 2e graad, kan voor zover de kosten niet uit andere hoofde worden vergoed, bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, voor maximaal twee personen, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route, alsmede de daaraan verbonden parkeerkosten.

  • 3.

    Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal drie keer per week aan een partner of bloed- of aanverwant in de 1e graad en op een bezoekfrequentie van eenmaal per week aan een bloed- of aanverwant in de 2e graad.

  • 5.

    In bijzondere situaties zoals bij een terminaal verpleegde, kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 3.

Artikel 27. Bezoek aan gedetineerde

  • 1.

    Voor het bezoeken van een gedetineerde kan met een frequentie van maximaal eenmaal per twee weken bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, voor maximaal twee personen, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route.

  • 2.

    Om hiervoor in aanmerking te komen, dient aan beide navolgende voorwaarden te worden voldaan:

    • a.

      de gedetineerde is de partner dan wel een bloed- of aanverwant in de 1e graad en behoorde tot aan zijn detentie tot het gezin van de belanghebbende;

    • b.

      de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting binnen Nederland en heeft geen recht op verlof.

Artikel 28. Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

  • 1.

    Voor het bezoeken van een uit huis geplaatst kind door de ouder(s) kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten op basis van het tarief voor openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, kortste route.

  • 2.

    Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die is opgesteld door de instelling, zoals bijvoorbeeld een bureau jeugdzorg, met een frequentie van maximaal eenmaal per week.

Artikel 29. Scholing en opleiding van ten laste komende kinderen

  • 1.

    Voor het volgen van een opleiding of studie door ten laste komende kinderen kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten, indien geen recht bestaat op een studentenreisproduct.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid.

  • 3.

    Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

Artikel 30. Inburgering en taaleis

  • 1.

    Voor het volgen van een traject in het kader van de Wet inburgering of voor het voldoen aan de taaleis in de Participatiewet kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten voor zover en zolang dit geen onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid.

  • 3.

    Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

Hoofdstuk 7. Uitvaartkosten

Artikel 31. Begrafenis- of crematiekosten

  • 1.

    Indien de nalatenschap van de overledene onvoldoende opbrengt, kan in de kosten van de begrafenis of crematie aan de nabestaanden, ieder voor het eigen aandeel in deze kosten, bijzondere bijstand worden verleend. Hierbij wordt uitgegaan van een sobere uitvaart.

  • 2.

    Voor bijstandsverlening komen slechts de strikt noodzakelijke kosten in aanmerking, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      leges voor overlijdensakte;

    • b.

      werkzaamheden uitvaartverzorger;

    • c.

      eenvoudige kist;

    • d.

      opbaren rouwcentrum;

    • e.

      rouwauto voor de overledene;

    • f.

      crematie;

    • g.

      graf delven en grafrechten (voor een algemeen graf en niet voor een graf in eigendom);

    • h.

      kosten van dragers bij een begrafenis.

  • 3.

    Voor de in aanmerking te nemen kosten als bedoeld in het vorige lid, geldt een maximum van € 2.400,00 per lijkbezorging. Ontvangen verzekeringsgelden dienen hierop in mindering te worden gebracht.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt verleend om niet, tenzij aannemelijk is te achten, dat er achteraf voldoende middelen zijn.

  • 5.

    Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Hoofdstuk 8. Bijzondere financiële regelingen

Artikel 32. Kosten beschermingsbewind

In de kosten van beschermingsbewind kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

Artikel 33. Kosten mentorschap

In de kosten van mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

Artikel 34. Kosten curatele

In de kosten van curatele kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

Artikel 35. Kosten van private minnelijke schuldbemiddeling

In de kosten van private minnelijke schuldbemiddeling kan geen bijzondere bijstand worden verleend. De gemeentelijke integrale schuldhulpverlening is een passende en toereikende voorliggende voorziening.

Artikel 36. Eigen bijdrage rechtsbijstand

In de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtsbijstand op grond van de Wet op de rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verleend, indien de kosten niet op andere wijze kunnen worden vergoed.

De bijstand wordt afgestemd op de eigen bijdrage na consultatie van het Juridisch Loket.

Artikel 37. Legeskosten verblijfsvergunning

In de legeskosten van een verblijfsvergunning kan geen bijzondere bijstand worden verleend. Dergelijke kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

Hoofdstuk 9. Categoriale bijstand

Artikel 38. Collectieve zorgverzekering

  • 1.

    Belanghebbenden met een netto inkomen van maximaal 120 % van de geldende bijstandsnorm kunnen op aanvraag deelnemen aan een van beide door de gemeente aangeboden collectieve zorgverzekeringen.

  • 2.

    In de kosten van de premie voor het aanvullende gedeelte van de verzekering kan gedeeltelijk bijzondere bijstand verstrekt en wel:

    • a.

      een bedrag van € 7,50 per maand bij het afsluiten van het GemeentePakket Compleet;

    • b.

      een bedrag van € 27,50 per maand bij het afsluiten van het GemeentePakket Compleet Plus.

  • 3.

    Als peilmaand voor toetsing van het inkomen geldt de maand september van het jaar voorafgaand.

  • 4.

    Artikel 34 van de wet blijft hierbij buiten toepassing.

  • 5.

    Bij de toets op het inkomen uitgaan van de volledige bijstandsnormen als bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet na brutering voor de fiscus, waarmee de kostendelersnorm buiten toepassing blijft.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 39. Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 40. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ”Beleidsregels bijzondere bijstand 2020” en treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2.

    De ”Beleidsregels bijzondere bijstand 2017”, vastgesteld op 7 februari 2017, vervallen per 1 januari 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 februari 2020.

Mevr. A.P.E. Baart, MBA Dhr. drs. J.J.C. Adriaansen

de secretaris, de burgemeester,

Algemene toelichting

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en de daarin opgenomen mogelijk- heden tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand.

De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Participatiewet.

Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de invulling en uitvoering van het bijzondere bijstands-beleid. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende en de hiervoor geldende draagkrachtperiode alsmede bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid.

In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand.

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen, dat in het individuele geval het inkomen van de belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover voor dergelijke kosten geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist, dat de belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand.

Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels bijzondere bijstand 2017.

Ter beperking van de gemeentelijke financiële lasten bij de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn en worden nieuwe goedkopere gemeentelijke zorgtrajecten ontwikkeld. Financiering geschiedt hierbij mede vanuit de bijzondere bijstand. Aanpassing van de huidige beleidsregels is hiervoor noodzakelijk.

Ziekenhuizen gaan zich steeds meer richten op bepaalde specialismen. Voor de parkeerterreinen bij ziekenhuizen geldt steeds meer betaald parkeren. Nu is het al mogelijk om bijzondere bijstand voor reiskosten te verstrekken in verband met een noodzakelijke psychische / medische behandeling. Voortaan worden ook de kosten van parkeren meegenomen.

De maximale vergoeding voor een uitvaart is aangepast aan het huidige prijsniveau.

Voorts zijn ter verduidelijking tekstuele aanpassingen doorgevoerd.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen van de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Algemeen

Artikel 2. Bijzondere kosten

Het maatwerkprincipe geldt, hetgeen betekent, dat uit de bijzondere individuele omstandigheden de noodzaak van de kosten moet blijken en dat in elke specifieke situatie een zorgvuldige afweging gemaakt dient te worden, rekening houdende met de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

1. Een vergoeding in de kosten kan niet op andere wijze worden verkregen. In verband met het uitgangspunt dat de Participatiewet als sluitstuk van ons sociaal zekerheidstelsel fungeert, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 van de wet bepaalt, dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

In het geval artikel 15 van de wet toewijzing van bijstand in de weg staat, wordt niet meer toegekomen aan een toetsing aan artikel 35 van de wet.

2. De kosten moeten zich daadwerkelijk voor doen.

3. De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt.

4. De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten.

5. De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald.

6. De hoogte van de vergoeding dient passend te zijn. Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de Participatiewet ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dit wil zeggen, dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht.

Om uniformiteit in de werkwijze te bevorderen zijn de bekendste kostensoorten in deze beleidsregels nader omschreven.

Artikel 3. Draagkracht

De bijzondere bijstand is niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen. Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n), waarbij het inkomen met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt vergeleken. Bij geen of slechts een beperkte draagkracht, kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.

Volledigheidshalve wordt nog vermeld, dat de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand onverkort van toepassing zijn en dat de belanghebbende moet voldoen aan de algemene voorwaarden om überhaupt recht te hebben op bijzondere bijstand. De algemene voorwaarden staan in de artikelen 11 t/m 16 van de Participatiewet vermeld.

Artikel 4. Vaststelling van de draagkracht

De middelen zoals genoemd in de artikelen 31 t/m 34 van de wet worden bij de vaststelling van de draagkracht

in aanmerking genomen. Daarbij zijn de vrijlatingen zoals die gelden bij de algemene bijstand niet zonder meer van toepassing voor de bijzondere bijstand.

Met lid 2 wordt voor het inkomensbegrip zoveel mogelijk aangesloten bij de algemene bijstand. Een uitzondering hierop is bij kosten waarvoor de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen zijn bedoeld, en in welke kosten bijzondere bijstand wordt verleend. Bijvoorbeeld bij de hoogte van een woonkostentoeslag wordt rekening gehouden met een eventuele huurtoeslag of eigen woningbijdrage (oude premieregelingen).

Het vermogen, voor zover dat de grens van het vrij te laten bescheiden vermogen niet te boven gaat, wordt buiten beschouwing gelaten. Een uitzondering hierop is bij de verstrekking van een overbruggingsuitkering. Hier worden wel alle beschikbare financiële middelen in ogenschouw genomen. Ook bij de kosten als bedoeld in artikel 19 wordt het vrij te laten bescheiden vermogen in aanmerking genomen.

Bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn (inboedel), dan wel gelet op de omstandigheden van persoon en gezin noodzakelijk zijn, blijven eveneens buiten beschouwing.

Vermogen in de eigen woning wordt niet zonder meer vrijgelaten.

Het vermogen inclusief de overwaarde in de eigen woning dient, voor zover dat meer bedraagt dan de normen als vermeld in artikel 34, lid 3, van de wet, eerst te worden aangewend voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten.

De individuele inkomenstoeslag wordt alleen tot de draagkracht gerekend als bij de aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten dan wel voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen zoals genoemd in artikel 51 van de wet, aanspraak op individuele inkomenstoeslag kan worden gemaakt.

De individuele inkomenstoeslag is er namelijk voor huishoudens die al meerdere jaren moeten rondkomen van een minimuminkomen en daardoor moeilijk kunnen reserveren voor onverwachte uitgaven zoals duurzame gebruiksgoederen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beleidsruimte die artikel 35 van de wet biedt.

De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraken gedaan over draagkracht in relatie tot beslag op de uitkering. Deze uitspraken komen er op neer, dat als op (een deel van) het inkomen van de belanghebbende executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening mag houden. In een dergelijke situatie dient dan ook te worden uitgegaan van het inkomen dat resteert na het beslag.

Als een persoon is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), betekent dit niet zonder meer, dat er geen draagkracht is. Zo wordt onder meer bij de berekening van de beslagvrije voet door de bewindvoerder uitgegaan van de toepasselijke volledige bijstandsnorm en niet van de eventueel lagere toepasselijke kostendelersnorm. Slechts met het gedeelte van het inkomen dat wordt ingehouden ten behoeve van zijn schuldeisers, wordt geen rekening gehouden bij de vaststelling van draagkracht. Over dit (deel van het) inkomen heeft hij immers geen feitelijke bestedingsmogelijkheid, noch is hij beschikkingsbevoegd, noch bestaat de mogelijkheid om het hem uit te laten betalen.

Bij personen die in een minnelijk traject van schuldhulpverlening zitten zoals bij de kredietbank, dient hetzelfde beleid als bij toelating tot de Wsnp te worden toegepast. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. Mensen die hun best doen om via het minnelijk traject van hun schulden af te komen, moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht zijn gekomen. Wel moet worden beoordeeld, of het traject goed verloopt en de belanghebbende zich aan de afspraken houdt.

Bij directe verrekening van de huur- en/of zorgtoeslag door de Belastingdienst en voor wat betreft de opslag bij de inhouding van de bestuursrechtelijke premie voor de zorgverzekering door het CAK geldt eveneens dat de belanghebbende niet redelijkerwijs kan beschikken over dat (deel van het) inkomen.

In alle gevallen dient te worden beoordeeld, of de behoefte aan bijstand is ontstaan door een tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheden van het bestaand. Zie verder hiervoor de toelichting bij artikel 11, onder 2.

Artikel 5. Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Het college kan bepalen welk deel van het vermogen en inkomen boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, lid 1, van de wet).

Voor zover het inkomen meer bedraagt dan 120 % (of 100% bij kosten als omschreven in lid 4) van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dient het verschil te worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Voor zover deze kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht, bestaat aanspraak op bijzondere bijstand.

Toeslagen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals zorg- of huurtoeslag, zijn inkomensafhankelijk. Naar mate het inkomen stijgt, daalt de toeslag. Bij bepaling van de draagkrachtruimte wordt hiermee rekening gehouden. De feitelijke situatie dient te worden vergeleken met het totaal inkomen op bijstandsniveau, dus inclusief de dan geldende toeslagen.

Bij (aanvullende) bijzondere bijstand in levensonderhoud voor jongeren als bedoeld in artikel 13, woonlasten

en inrichtingskosten alsmede bij kosten van beschermingsbewind, mentorschap en curatele geldt, dat er sprake is van draagkracht, zodra de toepasselijke bijstandsnorm wordt overschreden.

Met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen worden de bepalingen in het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 eveneens in acht genomen.

Met betrekking tot de categoriale bijstand ten behoeve van een van beide collectieve zorgverzekeringen zoals omschreven in hoofdstuk 9, is de inkomensgrens gemaximeerd op 120 % van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 6. Draagkrachtperiode

Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht op basis van 12 maanden berekend. De berekende draagkracht wordt vervolgens in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten.

Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht eveneens op basis van 12 maanden berekend en uitgesmeerd over het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, uiteraard met een maximum van 12 maanden. Deze uitgesmeerde draagkracht wordt vervolgens maandelijks in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten.

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

Indien zich echter in de loop van de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen, die van zodanig belangrijke aard zijn, dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (zoals het wegvallen dan wel het ontstaan van inkomstenbronnen) kan tussentijds herziening plaatsvinden voor het resterende deel van de draagkrachtperiode. In ieder geval is een wijziging van de draagkracht aan de orde bij een inkomensdaling/stijging van 10 % of meer alsmede bij een wijziging in de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten.

Artikel 7. Vaststellen vermogen en maandinkomen

Indien ten tijde van de aanvraag vaststaat dat de financiële omstandigheden van de belanghebbende(n) binnen de draagkrachtperiode aanmerkelijk zullen veranderen (zie de toelichting bij het vorige artikel), wordt de draagkracht in de loop van het draagkrachtjaar dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 8. Drempelbedrag

Op grond van de wet is het mogelijk om voor bijzondere bijstand een drempelbedrag in te stellen.

Om de drempel voor de klanten zo laag mogelijk te maken, geldt geen drempelbedrag in welke vorm dan ook.

Artikel 9. Tijdstip van aanvragen

Bijzondere bijstand kan met terugwerkende kracht worden verleend. De bijstand moet wel worden aangevraagd binnen 6 maanden na de datum waarop de (eerste) kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De datum van de nota is hierbij in alle gevallen bepalend. Kosten welke langer dan 6 maanden geleden zijn gemaakt, komen niet meer voor bijstand in aanmerking. Een factuur of ander bewijsstuk waaruit de datum en hoogte van de kosten blijken, moet worden overgelegd.

Bijstandverlening met terugwerkende kracht vermindert het niet-gebruik van de bijzondere bijstand. Het voorkomt ook het onnodig meerdere malen aanvragen voor kleine bedragen: de klant kan nota's opsparen.

Uitzondering op deze beleidslijn is de verlening van bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten alsmede duurzame gebruiksgoederen. Hiervoor moet de belanghebbende wel vooraf een aanvraag indienen. De reden hiervan is, dat het niet mogelijk is achteraf de noodzaak van de hieraan verbonden kosten vast te stellen.

Onder verhuiskosten worden in dit verband verstaan de kosten van transport van de inboedel.

Onder inrichtingskosten vallen de kosten van stoffering als vloerbedekking, gordijnen, huishoudelijke spullen niet vallend onder duurzame gebruiksgoederen, e.d.

De kosten van eerste maand huur, administratiekosten en eventueel een waarborgsom vallen hier niet onder.

De verlening van individuele inkomenstoeslag of individuele studietoeslag over voorgaande jaren is uitgesloten. Deelname aan een van beide collectieve zorgverzekeringen kan slechts per 1 januari van het komende jaar.

Voor bijzondere bijstand in levensonderhoud aan jong meerderjarigen als bedoeld in artikel 13 van deze

beleidsregels geldt, analoog aan het bepaalde in artikel 41 en artikel 44 van de wet voor het aanvragen van algemene bijstand door jongeren tot 27 jaar, een wachtperiode van vier weken voordat de bijstand kan worden aangevraagd.

Artikel 10. Termijn periodieke bijstand

Uit oogpunt van klantvriendelijkheid alsmede administratieve lastenverlichting is bij periodieke bijzondere bijstand de termijn van bijstandsverlening gekoppeld aan de duur van de voorziening waarvoor bijstand wordt verstrekt, uiteraard voor zover en zolang noodzakelijk. Dit geldt ook bij een periode langer dan 12 maanden. Hiermee wordt voor de belanghebbende de jaarlijkse rompslomp van een nieuwe aanvraag voorkomen.

Wel dient ter beoordeling van de rechtmatigheid van de verstrekking bij een periode langer dan 12 maanden jaarlijks een toets op de nog aanwezige noodzaak van de kosten en de hoogte hiervan, het inkomen en vermogen alsmede naar de woon- of leefsituatie plaats te vinden. Dit kan daar waar mogelijk met behulp van langs geautomatiseerde weg verkregen informatie geschieden. Voorts dient te worden nagegaan of er inmiddels geen recht op vergoeding uit andere hoofde is ontstaan (bijvoorbeeld door wijziging in wet- en regelgeving).

Bij woonkostentoeslag kunnen afwijkende termijnen worden gehanteerd, welke beter aansluiten bij aanpalende wetgeving.

Artikel 11. Vorm van de bijstand

Wanneer de belanghebbende niet over voldoende middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, kan bijstand worden verleend. Hieruit vloeit voort, dat de bijstand in principe ’om niet’ wordt verstrekt. Dit sluit niet uit, dat in bepaalde gevallen de bijstand in de vorm van een geldlening kan worden verstrekt of kan worden teruggevorderd. Dit geldt zowel voor algemene als bijzondere bijstand.

In de wet is geregeld wanneer de bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening, namelijk als:

1. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48, lid 2, sub a, van de wet). Er zijn situaties waarin de belanghebbende feitelijk over voldoende middelen (inkomen dan wel vermogen) beschikt of gaat beschikken, terwijl hij het geld nog niet in handen heeft. De aanspraak op deze middelen moet voldoende aannemelijk zijn. Als die aanspraak voldoende vast staat, kan de bijstand in de vorm van een geldlening worden verleend, mits aan het tweede element wordt voldaan. De middelen moeten op korte termijn beschikbaar komen. De duur van de termijn is niet wettelijk vastgelegd. Uitgegaan wordt van een termijn van maximaal 12 maanden. Als aan een van de twee genoemde elementen niet wordt voldaan, kan geen bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Bijstandsverlening vindt dan volgens de hoofdregel in artikel 48, lid 1, van de wet om niet plaats.

Mocht er achteraf alsnog sprake zijn van middelen die betrekking hebben op de periode waarin bijstand is verleend, dan kan de bijstand op grond van artikel 58, lid 2, sub f, van de wet worden teruggevorderd.

2. De noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48, lid 2, sub b, van de wet). Als de noodzaak tot bijstandsverlening is ontstaan door verwijtbaar handelen of nalaten van de belanghebbende, wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt. Van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid is over het algemeen sprake als de belanghebbende zichzelf door eigen toedoen in bijstandsbehoevende omstandigheden brengt. Hierbij kan worden gedacht aan het niet aanvragen van een voorliggende voorziening, terwijl de mogelijkheid daartoe inmiddels is verstreken. In dat geval wordt de incidentele bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid behoort, naast het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening, ook het geheel of gedeeltelijk weigeren van de uitkering in de vorm van een maatregel (artikel 18 van de wet).

3. De aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48, lid 2, sub c, van de wet). In verschillende situaties kan het voorkomen, dat de belanghebbende een waarborgsom moet voldoen, zoals bij het betrekken van nieuwe woonruimte. Omdat de waarborgsom over het algemeen weer zal worden terugbetaald aan de belanghebbende, wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een lening.

4. Het bijstand betreft ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast (artikel 48, lid 2, sub d, van de wet). Op grond van artikel 13, lid 1, sub g, van de wet kan geen bijstand worden verleend als de belanghebbende bij het ontstaan van de schulden, of daarna, over voldoende middelen beschikte dan wel beschikt.

Dit betekent, dat alleen bijstand voor schulden kan worden verleend wanneer het ontstaan van de schulden het directe gevolg is van het ontvangen van een inkomen beneden bijstandsniveau. Over het algemeen betreft dit situaties waarin het maken van schulden noodzakelijk was om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. In dat geval kan bij wijze van uitzondering bijstand verleend worden, doch wel in de vorm van een geldlening.

5. Er bijstand wordt verleend voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen (artikel 51 van de wet). Een duurzaam gebruiksgoed is een goed dat in principe meerdere jaren gebruikt kan worden.

De kosten van aanschaf en/of vervanging van duurzame gebruiksgoederen horen in principe tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten moeten dan ook worden voldaan uit het norminkomen en de aanwezige draagkracht, door reservering vooraf (sparen) dan wel door aflossing in termijnen achteraf (lenen). Als de belanghebbende door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid was om te reserveren en ook het aangaan van een lening bij een bank niet tot de mogelijkheden behoort, kan op grond van artikel 51 van de wet bijstand voor deze kosten worden verleend in de vorm van een geldlening.

Artikel 12. Hoogte van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten op basis van de prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) alsmede de in aanmerking te nemen middelen waarover de belanghebbende beschikt om de desbetreffende kosten te voldoen.

Hoofdstuk 3. Algemene kosten

Artikel 13. Jongeren

Voordat sprake kan zijn van bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van het bestaan aan de belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar, dient vastgesteld te worden, dat deze kosten hoger zijn dan de toepasselijke landelijke bijstandsnorm. Bij deze vaststelling moet onder andere worden beoordeeld of zelfstandige huisvesting voor de betrokken jongere noodzakelijk is. Dit heeft tot gevolg dat bijzondere bijstandsverlening niet mogelijk is, als de belanghebbende zonder dringende redenen zelfstandig is gaan wonen.

De jong meerderjarige zal primair een beroep moeten doen op de onderhoudsverplichting die op zijn ouder of ouders rust. Actief dient te worden onderzocht in hoeverre de ouders aan hun onderhoudsverplichting kunnen voldoen en welke omstandigheden een uitzondering op deze regel van onderhoudsplicht rechtvaardigen.

Vaak zal het gaan om situaties waarin de onderlinge verhouding ernstig verstoord is. Met het begrip redelijker- wijs wordt tot uitdrukking gebracht, dat van geval tot geval beoordeeld dient te worden of hiervan inderdaad in die mate sprake is, dat de verlening van bijzondere bijstand gerechtvaardigd is. Om geen afbreuk te doen aan de ouderlijke onderhoudsplicht, wordt in zo’n situatie de bijstand verhaald op de ouders.

In de artikelen 41 en 44 van de wet is geregeld dat jongeren tot 27 jaar een wachttijd van vier weken hebben, voordat zij een uitkering kunnen aanvragen voor algemene bijstand in de kosten van levensonderhoud.

In deze vier weken dient de jongere op zoek te gaan naar werk en/of opleiding. Voor bijzondere bijstand in levensonderhoud is, analoog aan de wettelijke bepalingen, een vergelijkbare bepaling opgenomen.

Omdat de verlening van bijzondere bijstand aan de belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar, zoals hierboven reeds aangegeven, uitsluitend bij wijze van hoge uitzondering zal plaatsvinden, wordt bepaald dat de hoogte van de te verstrekken bijstand wordt vastgesteld rekening houdend met de individuele omstandigheden. De totale, algemene en bijzondere, bijstand kan echter nooit meer bedragen dan het normbedrag voor een persoon van

21 jaar exclusief vakantietoeslag in vergelijkbare omstandigheden. De norm als bedoeld in artikel 21, sub a, van de wet kan hiermee niet zonder meer worden toegepast. In tegenstelling tot bij jongeren is op personen van 21 jaar de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet van toepassing bij het delen van de woning met anderen.

De bijzondere bijstand wordt verleend zolang de omstandigheden die aanleiding voor bijstandsverlening zijn geweest, voortduren en wordt in ieder geval beëindigd bij het bereiken van de 21-jarige leeftijd.

Artikel 14. Tienerouder

Minderjarigen hebben geen recht op bijstand. Dat geldt voortaan ook voor het kind van de minderjarige alleenstaande moeder of vader.

Vanaf 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen van kracht. Het aantal kindregelingen is hierbij van 11 naar 4 teruggebracht, te weten de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag.

De norm voor een alleenstaande ouder in de Participatiewet is per 1 januari 2015 dan ook vervallen. Alleenstaande ouders krijgen in plaats hiervan via de Belastingdienst/Toeslagen voortaan extra kindgebonden budget, de zogeheten alleenstaande ouderkop.

Artikel 15. Overbruggingsuitkering

Een overbruggingsuitkering is bijstand welke wordt verstrekt om de periode tot de eerste betaling van de algemene uitkering voor levensonderhoud te overbruggen, omdat daarvoor geen middelen beschikbaar zijn. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een vluchteling die zich vanuit een opvangcentrum zelfstandig vestigt binnen de gemeente, of iemand die na een verbroken relatie andere huisvesting moet betrekken. Ook bij deelname aan een door of namens de gemeente opgezet zorgproject waarbij de belanghebbende vanuit een instelling doorstroomt naar zelfstandige huisvesting, kan een overbrugging aan de orde zijn.

In die gevallen waarin de belanghebbende door de betaling achteraf in de problemen dreigt te raken, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. Daarbij moet dan wel inzage worden gegeven in de dagafschriften van alle bankrekeningen.

Een overbruggingsuitkering mag niet in de plaats komen van het verstrekken van een voorschot voor levensonderhoud. Als de klant tot de ingangsdatum van het recht op algemene bijstand inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering. Denk hierbij aan de beëindiging van een werkloosheids-uitkering.

Een aanvraag om een overbruggingsuitkering kan pas worden afgehandeld als duidelijk is, dat er recht bestaat op een uitkering in de kosten van levensonderhoud en per welke datum dit recht bestaat.

Statushouders die zich in de gemeente vestigen en uit een asielzoekerscentrum komen, hebben bijna altijd een overbruggingsuitkering nodig. De reden hiervoor is, dat zij tijdens hun verblijf in het asielzoekerscentrum per week betaald krijgen en de vergoeding alleen bedoeld is als zak- en kleedgeld. Statushouders hebben tijdens hun verblijf aldaar niet kunnen reserveren.

De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor de klant geldende bijstandsnorm, berekend over de periode van de ingangsdatum van het recht op uitkering tot de eerste betaling van de periodieke uitkering onder aftrek van eigen middelen. Hierbij geldt geen enkele vrijlating van inkomen en/of vermogen.

De overbruggingsuitkering bedraagt maximaal één maand uitkering. De overbruggingsuitkering is bijzondere bijstand voor levensonderhoud en wordt om niet verstrekt, tenzij sprake is van betoond tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, zoals bij detentie.

Van de overbruggingsuitkering moeten alle algemene noodzakelijke kosten voldaan worden. Als er al betalingen zijn of worden gedaan voor bijvoorbeeld huur of energiekosten, dient hiermee rekening te worden gehouden.

Artikel 16. Arbeidsongeschiktheidsverzekering

De kosten die een zelfstandige moet maken voor een verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid, zijn aan te merken als noodzakelijke kosten en komen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking.

In sommige gevallen is sprake van extreem hoge premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Een verzekering die bij arbeidsongeschiktheid een inkomen op bijstandsniveau uitkeert, wordt als toereikend aangemerkt.

Hoofdstuk 4. Woonlasten en inrichtingskosten

Artikel 17. Woonkostentoeslag

Met betrekking tot aanvragen voor een woonkostentoeslag dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de bewoners van een huurwoning en die van een woning in eigendom.

Bij een huurwoning is de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk aan de gemiste huurtoeslag.

Bij een eigen woning wordt de hoogte van de woonkostentoeslag bepaald aan de hand van een huurwoning met vergelijkbare woonlasten en de daarbij gemiste huurtoeslag.

De volgende kosten kunnen worden meegenomen bij de berekening van de woonkostentoeslag voor de eigen woning:

1. De rente die verband houdt met de woning. Het gaat hier om hypotheekrente. De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

Verder geldt dat eventueel nog jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente, hierop in mindering moet worden gebracht. Het recht op belastingteruggaaf (ongeacht het moment van ontvangst) voor zover betrekking hebbend op de betaalde rente dient op de hypotheekrente eveneens in mindering te worden gebracht.

2. Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom:

- eventuele erfpachtcanon;

- eigenaarsdeel waterschapslasten;

- premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);

- onroerende zaakbelasting;

- een bedrag t.b.v. vereniging van eigenaren (maximaal € 12,50 per maand);

- een bedrag aan onderhoudskosten per jaar.

De Wet op de huurtoeslag is in relatie tot woonkostentoeslag aan te merken als een voorliggende voorziening. Dit betekent dat wanneer bepaalde groepen (huurders) uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de Wet op de huurtoeslag zijn gelaten, deze ook geen recht op woonkostentoeslag hebben. Het gaat hierbij vooral om huurders van een kamer of een etage. Zij hebben geen recht op huurtoeslag, omdat zij geen zelfstandige woning of wooneenheid in de zin van de Wet op de huurtoeslag bewonen en er slechts voor bepaalde vormen van bewoning van onzelfstandige woonruimte huurtoeslag mogelijk is.

Een zelfstandige woning in de zin van de Wet op de huurtoeslag is een eengezinswoning, een appartement, een flat of een andere woonruimte met een eigen voordeur, een eigen keuken, een eigen toilet en een eigen wasruimte. Een wooneenheid is een woonruimte in een speciaal woongebouw dat door de Minister van Infrastructuur en Milieu is aangewezen voor huisvesting van alleenstaanden of tweepersoonshuishoudens.

In de situatie dat de woonlasten boven de maximaal subsidiabele huurprijs liggen, is het mogelijk om tijdelijk een woonkostentoeslag te verlenen. Opgemerkt wordt, dat wanneer een persoon gehandicapt is en daarom in een aangepaste woning woont, men toch recht kan hebben op huurtoeslag, ondanks het feit dat de rekenhuur boven de maximale huurgrens uitkomt.

Ter beperking van de gemeentelijke financiële lasten bij de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn nieuwe goedkopere gemeentelijke zorgtrajecten ontwikkeld. Met name bij jongeren kan het (tijdelijk) voorkomen, dat in het kader van een gemeentelijk zorgproject de huur meer bedraagt dan de van toepassing zijnde maximale huurprijs. Het is dan niet de bedoeling de voorwaarde op te leggen uit te zien naar goedkopere huisvesting.

Onder een reële huurprijs wordt in dit verband verstaan een huur welke passend was bij de financiële situatie van belanghebbende(n) in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag en destijds (ruimschoots) kon worden voldaan uit het beschikbare inkomen.

Onder passende woonruimte wordt verstaan een woning waarvan de woonlasten uit het beschikbare inkomen kunnen worden voldaan eventueel aangevuld met een bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 18. Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

Dit artikel regelt de verlening van bijzondere bijstand voor diegenen die een algemene bijstandsuitkering

ontvangen en worden opgenomen in een inrichting of ziekenhuis. In de regel zal bij een opname in een inrichting of ziekenhuis de algemene bijstand worden voortgezet naar de norm voor verblijf in een inrichting. Deze norm is echter enkel bedoeld als zak- en kleedgeld voor het verblijf in een inrichting of ziekenhuis.

Bij een tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis kan aan de belanghebbende bijzondere bijstand worden verstrekt om te voorzien in de kosten van de huur (na aftrek van huurtoeslag) en maandelijkse vaste lasten, die verband houden met het aanhouden van de woning, zoals vastrecht voor gas, water, elektra en warmte alsmede het abonnement voor tv / vaste telefoon / internet. De kosten van een mobiele telefoon vallen niet hieronder.

Het moet dan wel duidelijk zijn, dat het gaat om een tijdelijk verblijf aldaar en dat het voorzienbaar is dat de belanghebbende terugkeert naar de woning. Onder inrichting kan in dit verband ook een penitentiaire inrichting worden verstaan.

Vanuit de uitvoeringsoptiek is aanpassing van de uitkering bij een kortdurende opname niet zinvol en geeft onnodige administratieve werkzaamheden. Veelal is de betreffende belanghebbende reeds ontslagen uit het ziekenhuis, terwijl de wijziging van de uitkering dan nog moet worden afgehandeld. Vandaar pas een wijziging van de norm op de eerste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de opname zich voordoet. Zie hiervoor het uitvoeringsbesluit GB124.

Voor thuiswonenden geldt deze regel niet. Zij hebben immers geen kosten van huur e.d. Normwijziging geschiedt bij deze categorie per datum opname. Bij verblijf in een penitentiaire inrichting wordt de uitkering voor levensonderhoud echter acuut beëindigd.

Vanwege uitvoeringsoverwegingen is er een maximale termijn van 6 maanden verbonden aan de bijstands-verlening voor de doorbetaling van de huur en vaste lasten. Indien deze termijn wordt overschreden, dient te worden onderzocht in hoeverre terugkeer naar de woning voorzienbaar is en kan eventueel besloten worden de periodieke bijzondere bijstand nog eenmaal voort te zetten.

Artikel 19. Waarborgsom, eerste huurlasten en inrichtingskosten

Door betaling van de verschuldigde huur vooraf en uitbetaling van de (bijstands)uitkering achteraf, kunnen er in bepaalde situaties acute financiële problemen ontstaan.

Indien een belanghebbende vanuit een niet verwijtbare situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste huurlasten en redelijkerwijs hiervoor niet heeft kunnen reserveren, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend.

Onder de eerste huurlasten wordt verstaan de huur over de (gedeeltelijke) eerste en volledige tweede maand.

Het maximum in dit kader is twee volle kalendermaanden.

Voorbeelden:

- de huur gaat op 1 maart in, in aanmerking wordt dan genomen de periode 1 maart t/m 30 april;

- de huur gaat op 12 mei in, in aanmerking wordt dan genomen de periode 12 mei t/m 30 juni;

- de huur gaat op 31 juli in, in aanmerking wordt dan genomen de periode 31 juli t/m 31 augustus.

De bijzondere bijstand in de huur waarover aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt verleend in de vorm van een lening. Huurtoeslag gaat altijd in op de 1e van de maand. In de aangehaalde voorbeelden is dat op 1 maart, 1 juni en 1 augustus.

De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen worden betaald.

Deze kosten zijn normaal en ontstaan dan ook niet door bijzondere omstandigheden. Hetzelfde geldt voor een verhuizing naar alsmede de stoffering en inrichting van een andere woning. De Centrale Raad van Beroep heeft dit in een aantal uitspraken bevestigd.

Ook indien men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren dan wel middels een gespreide betaling achteraf te kunnen voldoen. Voor de belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben, bestaat daarnaast jaarlijks recht op individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is mede bedoeld om te reserveren voor noodzakelijke vervangingen.

De belanghebbende wordt geacht zelf te reserveren voor de kosten van een verhuizing, stoffering en inrichting van een andere woning. Dit geldt eveneens voor de noodzakelijke vervangingsinvesteringen bij duurzame gebruiksartikelen. De voorzienbaarheid van de kosten speelt hierbij mede een rol. Zodra kan worden voorzien, dat er een mogelijke verhuizing aan staat te komen, moet de belanghebbende reserveren voor deze kosten. Dat is dus veel eerder dan het moment waarop bekend wordt, dat de verhuizing plaats zal gaan vinden. Dit gaat nog vooraf aan de inschrijving voor een andere woning. Zo kunnen ouderen op zekere leeftijd verwachten, dat er

mogelijkerwijs een verhuizing naar bijvoorbeeld een aanleunwoning kan aankomen.

Bij gezinsuitbreiding speelt dit ook als daardoor een grotere woning noodzakelijk wordt. Of als een groter gezin in een krappe woning zit. In deze gevallen is voorzienbaar, dat er op termijn een verhuizing aankomt. Hiervoor kan dan ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Als er vooraf niet is gereserveerd voor de kosten, kan een lening bij de kredietbank worden aangevraagd of een oplossing worden gezocht in samenspraak met familie, vrienden, kennissen of instanties. Ook een kringloopwinkel of een website als marktplaats kan een adequate en toereikende oplossing voor de bijstand zijn.

De kredietbank geldt als een voorliggende voorziening als de geldlening volledig in de aan de orde zijnde noodzakelijke kosten kan voorzien. Is dit niet het geval, dan is de kredietbank geen voorliggende voorziening en wordt het volledige bedrag als bijzondere bijstand verstrekt. Hiermee wordt voorkomen, dat de belanghebbende bij twee verschillende instanties aanvragen moet indienen met een extra administratieve last voor de aanvrager en de verstrekkers van dien.

Uit constante jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt voorts, dat het hebben van schulden en het aflossen daarvan geen bijzondere omstandigheid is waardoor bijstandsverlening mogelijk wordt. Dit zou een onterechte bevoordeling van mensen met schulden boven mensen zonder schulden betekenen.

Het feit dat een verhuizing (bijvoorbeeld vanuit sociaal en/of medisch oogpunt) noodzakelijk is, is op zich geen indicatie voor bijzondere bijstandsverlening (zie bijvoorbeeld uitspraak van CRvB van 27 juli 2010, LJN BN3956 of LJN BM2956). De belanghebbende had moeten reserveren voor de kosten. Naast de noodzaak voor het maken van de kosten dient ook vast te staan, dat er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Bijzondere bijstand is mogelijk als er sprake is van aantoonbare bijzondere omstandigheden. De hoofdregel is dat als toch bijstand moet worden verleend voor een complete woninginrichting of het vervangen van een duurzaam gebruiksartikel, de tweedehands markt in beginsel volstaat. Witgoed vormt hierop een uitzondering.

Het enige feit dat een bankstel is versleten en belanghebbende al jaren een laag inkomen heeft, is onvoldoende om tot verstrekking van bijzondere bijstand over te gaan. De belanghebbende moet hiervoor reserveren uit zijn inkomen op bijstandsniveau en eventuele overige draagkracht als de individuele inkomenstoeslag.

De Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) kan bijvoorbeeld een bijzondere omstandigheid opleveren op grond waarvan bijstandsverlening noodzakelijk is. Als er onvoldoende ruimte in het budget zit voor deze kosten, kan voor de kosten van een sobere vervanging via de kringloopwinkel of marktplaats bijstand worden verleend.

Voor de kosten van een eerste woninginrichting, omdat de belanghebbende voor het eerst op zichzelf gaat wonen, is geen bijzondere bijstand mogelijk. Het wordt voorzienbaar geacht dat deze kosten zich te zijner tijd zullen voordoen.

Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de asielzoeker geconfronteerd met de kosten van een ‘eerste inrichting’ in Nederland. Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Ook in andere situaties kan er sprake zijn van inrichtingskosten zoals bijvoorbeeld bij een echtscheiding of beëindiging van samenwoning. In deze situaties zal het in principe niet om een volledige woninginrichting gaan.

Er wordt vanuit gegaan, dat beide partners over de helft van de (voormalige) gezamenlijke inboedel kunnen beschikken. De praktijk is echter vaak anders. Bij de ene ouder komen de kinderen wonen, de verdeling van de goederen levert heel veel problemen op, de woning van de partner is veel groter of de partner die achterblijft in de echtelijke woning, hoeft deze woning van minder nieuwe spullen te voorzien in verband met bijvoorbeeld inbouwkasten en/of -meubels en niet te stofferen. Aangezien de normbedragen voor een complete woning- inrichting zijn verlaagd, is het niet reëel om bij echtscheiding of beëindiging van samenwoning de gehalveerde normbedragen te hanteren. Per individueel geval zal moeten worden gekeken welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn, uiteraard met een maximum van de bedragen voor een complete woninginrichting.

Voorbeelden van in de regio opgezette zorgprojecten zijn Housing First en Sober Wonen.

Het doel van Housing First is het verhogen van zelfredzaamheid en woonvaardigheden, participatie en het verhogen van kwaliteit van leven. Centrale thema’s in de woonbegeleiding zijn het zelfstandig voeren van een huishouden en het voorkomen van overlast.

Housing First wordt uitgevoerd door Mozaïk en WijZijn Traverse en biedt mensen een zelfstandige woning die langdurig dakloos zijn geweest en meervoudige problematiek ervaren.

Housing First is overigens niet te verwarren met het project Sober Wonen. Via dat project worden eveneens daklozen van straat gehaald. Bij Sober Wonen gaat het echter om mensen die nog maar korte tijd zonder woning zitten en binnen een half jaar doorstromen naar een reguliere huisvesting. Via Housing First worden juist langdurige daklozen geholpen en staat de intensieve begeleiding centraal.

Sober Wonen is een woonvorm waarbij drie tot vier daklozen in een woning in 6 tot 9 maanden worden begeleid naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan. Het wordt uitgevoerd door WijZijn Traverse Groep.

Bij de prijzen van woninginrichting en witgoed is gekeken naar prijs en kwaliteit. Uitgangspunt is sober, maar degelijk. Er is niet gekeken naar aanbiedingen. In de winkels liggen de prijzen aanzienlijk lager dan de normen die worden gehanteerd in de Nibud prijzengids voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen.

Zo is er al een witgoedpakket tegen een prijs van slechts € 1.500,00 inclusief bezorgen. Dit pakket bestaat uit een wasmachine, een elektrisch fornuis met oven, een magnetron, een koel/vriescombinatie, een friteuse, een broodrooster, een waterkoker, een stofzuiger, een strijkijzer en een TV.

Een ontwikkeling van de laatste jaren is de aanschaf van goederen via (web)winkels die tweedehands goederen verkopen. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Een klant kan ook stoffering van een vorige bewoner overnemen of goederen aanschaffen via bijvoorbeeld marktplaats.nl, de kleding- en meubelbank of de kringloopwinkel van Stichting Herwonnen Levenskracht.

Het past niet meer in deze tijd van bezuinigingen om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe, dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken.

Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is dan ook in overeenstemming met marktconforme prijzen en vastgesteld op 60 % van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het Nibud, dan wel 40 % bij kamerbewoning. Uitgangspunt hierbij is, dat niet alle gebruiksgoederen - zoals bij de prijzengids van het Nibud wel gebeurd - deel uit hoeven te maken van een complete woninginrichting. Ook wordt meegewogen, dat bij bijzondere bijstand voor een complete woninginrichting goederen tweedehands kunnen worden aangeschaft.

Bij gezinsleden van vergunninghouders die naar Nederland komen (zogenoemde nareizigers), wordt voor de kosten van inrichting de bijzonder bijstand vastgesteld op het verschil tussen 60 % van de prijs van het inventarispakket voor de nieuwe gezinssituatie en het eerder verstrekte bedrag.

De individuele inkomenstoeslag dient te worden ingezet bij kosten waarop dit artikel van toepassing is. Bij aanvragen voor dergelijke kosten waarbij tevens recht op individuele inkomenstoeslag bestaat, zal de toeslag als draagkracht in mindering dienen te worden gebracht.

Ook het vrij te laten bescheiden vermogen ten tijde van de aanvraag om bijzondere bijstand dient na aftrek van een bedrag ter grootte van de bijstandsnorm voor leefgeld en lopende verplichtingen als huur en energie, volledig te worden ingezet.

De bijstand voor inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een lening.

Voor de ingangsdatum van de aflossing, de hoogte van het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing wordt verwezen naar de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2020 (o.a. artikel 15, lid 1, en artikel 16, lid 3).

Hoofdstuk 5. Medisch en sociaal noodzakelijke kosten

Artikel 20. Medische kosten

De gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht bieden hun inwoners de mogelijkheid bij VGZ een collectieve zorgverzekering af te sluiten. De dekking vanuit deze zorgverzekering is dusdanig uitgebreid, dat verzekerden voor (para)medische kosten geen beroep meer hoeven te doen op de bijzondere bijstand.

VGZ vergoedt deze kosten. Er kan dan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten die in het pakket van de collectieve zorgverzekering zijn opgenomen.

Naar aanleiding van intrekking van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en

de Compensatieregeling eigen risico (Cer) bieden VGZ en de gemeenten vanaf 1 januari 2015 een extra aanvullende zorgverzekering aan, waarmee onze inwoners een keuze hebben uit twee pakketten, te weten:

- GemeentePakket Compleet;

- GemeentePakket Compleet Plus (als extra herverzekeren van het verplicht eigen risico).

Het GemeentePakket Compleet sluit qua omvang van de dekking het beste aan bij de meest voorkomende medische kosten waarvoor in het verleden bijzondere bijstand werd verstrekt (tandheelkunde, brillen, fysiotherapie).

Met het GemeentePakket Compleet Plus formuleren de gemeenten en VGZ een antwoord op het wegvallen van de compensaties voor meerkosten. Door dit voortaan te regelen via de collectieve zorgverzekering blijft de mogelijkheid van compensatie bestaan voor personen met een laag inkomen en een hogere zorgvraag (en dus meerkosten).

Het is aan de inwoner zelf om de afweging te maken, welk pakket het beste aansluit bij zijn of haar zorgbehoefte.

Personen die elders zijn verzekerd dan bij VGZ en de mogelijkheid is geboden per 1 januari van het lopende kalenderjaar over te stappen naar een van beide collectieve zorgverzekeringen, kunnen geen bijzondere bijstand krijgen voor medische kosten die de collectieve zorgverzekering bij VGZ zou vergoeden, als ze daar verzekerd waren.

Een persoon die gedurende het jaar afhankelijk wordt van een uitkering, kan tussentijds niet overstappen naar een van beide collectieve zorgverzekeringen bij VGZ. Bij het voldoen aan de voorwaarden is overstappen pas mogelijk per 1 januari van het volgende kalenderjaar.

Wettelijk opgelegde eigen bijdragen vloeien voort uit verleende zorg op grond van de basisverzekering. Bij een gedeeltelijke vergoeding van verleende zorg door de basisverzekering is sprake van een wettelijk opgelegde eigen bijdrage. Een vrijwillige verhoging van het eigen risico bij de Zorgverzekeringswet valt hier niet onder.

Artikel 21. Extra kosten van bewassing, kledingslijtage en stookkosten

De normale kosten van bewassing en kledingslijtage behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Aangezien de algemene bijstand voorziet in deze kosten, kan er geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

In de extra kosten voor het wassen van kleding en/of beddengoed bij een bepaalde ziekte of handicap kan wel bijzondere bijstand worden verleend voor zover hierin geen tegemoetkoming uit andere hoofde kan worden verkregen dan wel een andere passende voorziening (zoals incontinentiemateriaal) voorhanden is. Meegerekend hierin worden de kosten voor elektriciteit, water, waspoeder en afschrijving en onderhoud van de wasmachine. Slijtagekosten zijn de extra kosten die ontstaan door het extra wassen van de kleding.

Stookkosten behoren eveneens tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor in beginsel geen bijstand kan worden verleend. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Slechts de extra kosten voor verwarming komen voor vergoeding in aanmerking als hiervoor een medische noodzaak bestaat.

De medische noodzaak kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een arts/specialist of door een aangevraagd medisch advies. Hierbij moet worden aangegeven, of er een medisch aantoonbare noodzaak is voor de extra stookkosten en hoelang deze kosten noodzakelijk zijn.

De meerkosten worden bepaald door de werkelijke stookkosten af te zetten tegen het gemiddeld verbruik. In de prijzengids van Nibud is het gemiddeld verbruik per woningtype op jaarbasis en de bijbehorende kosten per maand terug te vinden. De gemiddelde stookkosten van de klant kunnen worden bepaald aan de hand van de jaarafrekening.

Artikel 22. Dieetkosten

Als gevolg van een ziekte kan de belanghebbende op advies van een dokter of diëtist gehouden zijn een dieet te volgen. Genoemd kan worden de ziekte van Crohn. De meerkosten van sommige diëten liggen boven de norm van een gewoon voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Voor een overzicht van de meerkosten wordt verwezen naar de Nibud prijzengids.

De medische noodzaak kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een arts/specialist of door een aangevraagd medisch advies.

Artikel 23. Maaltijdenvoorziening

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren de kosten van voeding. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten, kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Voor zover de maaltijdenvoorziening noodzakelijk is om zelfstandig te kunnen blijven functioneren (bijvoorbeeld bij ouderen en mensen met een beperking) en de meerkosten van de voorziening niet uit het eigen inkomen kunnen worden voldaan, is bijzondere bijstand hiervoor mogelijk.

Alleen de zogenaamde meerkosten - het verschil tussen de kosten van de maaltijdenvoorziening en de normale kosten van een warme maaltijd - komen voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. In zijn algemeenheid komt men slechts op indicatie (door bijvoorbeeld Vraagwijzer) in aanmerking voor maaltijdenverstrekking.

De normale kosten van een warme maaltijd worden vastgesteld aan de hand van de Nibud richtlijnen. Daar deze prijs de waarde van een normale zelfbereide maaltijd vertegenwoordigt, kan hierover geen bijzondere bijstand worden verleend. Uitsluitend de meerkosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten.

Een medisch advies is in geval van indicatie niet nodig.

Er zijn op dit moment meerdere instanties / bedrijven waarvan de warme maaltijden betrokken kunnen worden.

Bij de bepaling van de meerkosten wordt daarom uitgegaan van een gemiddeld vast bedrag, ongeacht de werkelijke kosten.

Artikel 24. Alarmering

Bij een medische of sociale indicatie kan er behoefte zijn aan een persoonsgebonden alarmering. Met name

bij ouderen die slecht ter been zijn of een verhoogd valrisico hebben, speelt dit.

Bij de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van alarmering moet worden uitgegaan van de meest goedkope en adequate voorziening. De eigen bijdrage (aansluitkosten en periodieke bijdrage) die verschuldigd is, kan vanuit de bijzondere bijstand worden vergoed. In de meeste gevallen is er een indicatie voor alarmering afgegeven door Vraagwijzer. Ook komt het voor, dat alarmering (verplicht) onderdeel uit maakt van het wonen in een aanleunwoning. In een dergelijk geval kan ook bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage van het alarmsysteem voor zover daar voor de belanghebbende extra kosten aan zijn verbonden.

Bij keuzevrijheid in aanbieder wordt alleen de goedkoopste aanbieder vergoed.

Hoofdstuk 6. Reiskosten

Artikel 25. Medische behandeling

In het algemeen vergoeden de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg alle noodzakelijke ziektekosten. Beide regelingen gelden samen als een toereikende en passende voorliggende voorziening (artikel 15, lid 1, van de wet), zo ook voor reiskosten. Ziekenhuizen gaan zich echter steeds meer richten op bepaalde specialismen. Voor de parkeerterreinen bij ziekenhuizen geldt ook steeds meer betaald parkeren.

Als buitenwettelijk begunstigend bijzondere bijstandsbeleid is het mogelijk om bijzondere bijstand voor reiskosten alsmede parkeergeld te verstrekken in verband met een noodzakelijke psychische / medische behandeling, ook bij grensverkeer. Sommige zorgverzekeraars vergoeden deels deze reiskosten. Deze vergoeding wordt derhalve meegenomen in de berekening voor de hoogte van de bijzondere bijstand.

Het uitkeringsbedrag per kilometer bij eigen vervoer is gelijk aan de onbelaste vergoeding van de Belastingdienst.

In de volgende situaties wordt voor zittend ziekenvervoer door de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekt:

- bij het ondergaan van nierdialyses alsmede bij de consulten, onderzoeken en controles hiervoor;

- bij het ondergaan van oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie alsmede bij de

consulten, onderzoeken en controles hiervoor;

- bij verplaatsing uitsluitend in een rolstoel;

- bij een zodanig beperkt gezichtsvermogen, dat verplaatsing zonder begeleiding niet mogelijk is;

- bij de behandeling van een langdurige ziekte of aandoening waarbij lange tijd vervoer nodig is en het niet redelijk is, dat de belanghebbende zelf alle kosten hiervoor dient te betalen (hardheidsclausule).

Of een beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule is als volgt te berekenen: aantal aaneengesloten maanden (maximaal 12) dat vervoer noodzakelijk is x het aantal keren per week x het aantal kilometers enkele reis. Als de uitkomst groter of gelijk is aan 250 kan een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan.

Onder zittend ziekenvervoer valt vervoer door een taxibedrijf geselecteerd door de zorgverzekeraar, openbaar vervoer en eigen vervoer met een particuliere auto.

De wettelijke eigen bijdrage voor zittend ziekenvervoer is maximaal € 105,00 per kalenderjaar (bedrag in 2020).

Pas het meerdere wordt vergoed door de zorgverzekeraar. Bij een verzoek om bijzondere bijstand in deze eigen bijdrage is artikel 21, lid 3, van deze beleidsregels van toepassing. Bij betoond tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (onvoldoende aanvullend verzekerd) dient overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de Handhavings- en maatregelenverordening inkomensvoorzieningen 2015 te worden gehandeld.

Artikel 26. Ziekenbezoek

Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke in zijn algemeenheid uit de bijstands-norm dienen te worden voldaan. In een aantal bijzondere situaties is het mogelijk om - indien aan de voorwaarden wordt voldaan - bijzondere bijstand te verstrekken, zoals voor het bezoeken van een familielid dat in een ziekenhuis verblijft.

Het uitkeringsbedrag per kilometer bij eigen vervoer is gelijk aan de onbelaste vergoeding van de Belastingdienst.

Artikel 27. Bezoek aan gedetineerde

Bijzondere bijstand voor deze kosten is mogelijk, als het gaat om reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde partner dan wel een bloed- of aanverwant in de eerste graad. Het gaat hierbij ook om eventuele pleegkinderen.

Zodra de gedetineerde met weekendverlof mag, bestaat geen recht meer op bijzondere bijstand voor reiskosten van familieleden. De gedetineerde kan voor reiskosten bij weekendverlof geen beroep doen op de bijzondere bijstand.

Voor reiskosten wegens bezoek aan een in het buitenland gedetineerd gezins- of familielid wordt geen bijstand verstrekt.

Artikel 28. Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

De reiskosten die worden gemaakt in verband met een omgangsregeling, omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Volgens vaste jurisprudentie dienen de reis- en verblijfkosten die een kind in het kader van een omgangsregeling maakt, ten laste te komen van de ouder tot wiens gezin het kind behoort (de verzorgende ouder). Het gegeven dat die ouder niet bereid is de betreffende kosten te dragen, kan niet tot bijstandsverlening leiden, aangezien dit een kwestie is die de gewezen echtgenoten zelf dienen op te lossen. Bovendien moeten deze kosten worden gezien als uitgaven welke in het familieverkeer normaliter voorkomen en reeds om deze reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandig-heden voortvloeiende kosten.

Artikel 29. Scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen

De reiskosten in verband met scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen horen tot de directe school-kosten waarvoor het kindgebonden budget (= toeslag van de belastingdienst) een passende en toereikende voorliggende voorziening is.

Vanaf 1 januari 2017 hebben minderjarige mbo-studenten die een voltijdopleiding in de beroepsopleidende leerweg (bol) volgen, recht op een reisvoorziening (studenten ov chipkaart). Bij een deeltijdopleiding bestaat hierop dus geen recht.

Minderjarige mbo’ers die een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen, hebben geen recht op een studentenreisproduct. Zij hebben namelijk ook geen recht op studiefinanciering (en een studentenreis-product) als ze meerderjarig zijn. Hun reiskosten worden meestal vergoed door de werkgever.

Minderjarigen die hoger onderwijs volgen, hebben recht op studiefinanciering en daarmee ook op een studenten-reisproduct.

De reiskosten worden verstrekt op basis van 10 keer de kosten van een maandabonnement (periode september t/m juni) of de kosten van een jaarabonnement voor zover deze kosten lager zijn dan de kosten van 10 keer het maandabonnement. De totale reiskosten per jaar worden verminderd met bijdrage uit het kindgebonden budget voor zover niet besteed aan les- en boekengeld.

De gemeente doet geen uitspraak over de noodzakelijkheid van de keuze om buiten de gemeente maar wel in de regio (West-Brabant en Zuid-Beveland) een opleiding te volgen. De schoolkeuze wordt in een dergelijk geval gerespecteerd.

Artikel 30. Inburgering en taaleis

Voor het volgen van een traject in het kader van de Wet inburgering of voor het voldoen aan de taaleis in de Participatiewet kan bijzondere bijstand worden verleend in de reiskosten voor zover en zolang dit geen

onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het tarief openbaar vervoer, voordeligste mogelijkheid. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt.

Hoofdstuk 7. Uitvaartkosten

Artikel 31. Begrafenis- of crematiekosten

Voor zover de eigen middelen van de overledene daartoe niet toereikend zijn en de nabestaanden de kosten van de begrafenis of crematie niet of niet geheel voor hun rekening kunnen nemen, bestaat de mogelijkheid om bijzondere bijstand voor deze kosten te verstrekken (natuurlijk met in achtneming van alle voorwaarden die aan de verstrekking van bijzondere bijstand zijn verbonden). Er dient rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene (denk ook aan eigen huis), de draagkracht van de aanvrager, evenals met de noodzakelijke kosten van lijkbezorging.

Als iemand overlijdt zonder een (dekkende) uitvaartverzekering alsmede onvoldoende geld heeft nagelaten om een begrafenis of crematie hiervan te kunnen betalen, komen deze kosten voor rekening van de nabestaanden en wel ieder voor een evenredig deel.

Als er geen nabestaanden zijn, dient de Wet op de lijkbezorging te worden toegepast.

Als bij een nabestaande de middelen ontbreken om zijn evenredig aandeel in de begrafenis- of crematiekosten te betalen, kan hij voor zijn aandeel bijzondere bijstand aanvragen.

Op grond van het territorialiteitsbeginsel wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland.

Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten

die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover:

- er geen (dekkende) uitvaartverzekering is;

- de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan;

- de erfgenaam of bloed-/aanverwant niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de

uitvaartkosten te voldoen;

- het strikt noodzakelijke kosten betreffen zoals vermeld.

Ontvangen verzekeringsgelden dienen op de in aanmerking te nemen kosten in mindering te worden gebracht.

Voor de in aanmerking te nemen kosten geldt een maximum van € 2.400,00 per uitvaart. De meerdere kosten blijven buiten beschouwing.

Uit oogpunt van bijstandsverlening worden niet als noodzakelijk aangemerkt:

- kosten van rouwadvertentie of rouwkaarten;

- volgauto's;

- bloemstuk op de kist;

- kosten van een eredienst;

- koffietafel e.d.;

- kosten die voortvloeien uit een culturele of religieuze achtergrond.

Hoofdstuk 8. Bijzondere financiële regelingen

Artikel 32. Kosten beschermingsbewind

Beschermingsbewind is bedoeld voor personen die niet in staat zijn hun vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Indien een meerderjarige als gevolg van een lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren (artikel 1:431, lid 1, BW). Als een meerderjarige zelf de onderbewindstelling vraagt, omdat hij naar eigen inzicht niet in staat is tot behoorlijk vermogensbeheer, zal dit doorgaans voor de rechter voldoende grond zijn voor toewijzing van het verzoek.

In de praktijk blijkt een groot deel van de verzoeken tot instelling van een beschermingsbewind samen te hangen met een problematische schuldensituatie. Dit laat onverlet dat in de praktijk veelal sprake zal zijn van een diverse problematiek, waardoor de verzoekers niet in staat zijn om hun financiën zelf te beheren.

Een onderbewindstelling zal in de regel niet uitgesproken worden, uitsluitend omdat er schulden zijn.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 9 november 2010 (LJN: BO4439, 08/6936 WWB) geoordeeld, dat met de goedkeuring door de kantonrechter van de tarieven van de bewindvoerder de beloning van de bewindvoerder is vastgesteld conform de wet. Gelet op de onderbewindstelling zijn de kosten van de beloning voor de bewindvoering noodzakelijk en vloeien deze voort uit de bijzondere individuele omstandigheden van betrokkene. Met deze reden kan iemand een beroep doen op bijzondere bijstand.

Dit laat onverlet, dat bij twijfel door de gemeente een onderzoek kan worden ingesteld om te verifiëren of de met de bewindvoering betrokken werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd daadwerkelijk zijn gemaakt.

Het is aan de kantonrechter om in een individueel geval het verzoek tot onderbewindstelling te beoordelen.

De beloningstarieven voor bewindvoerders, curatoren en mentoren zijn door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 4 november 2014 vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd conform het Besluit vergoeding bewindvoerders schuldsanering.

Er bestaat recht op bijzondere bijstand indien de kantonrechter een beschikking heeft afgegeven, waarin hij de hoogte van de beloning voor de bewindvoerder heeft bepaald. Daarnaast verleent het college ook bijzondere bijstand, indien de bewindvoerder aan de belanghebbende vooruitlopend op de rechterlijke beschikking voorschotten in rekening brengt. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter

in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten. Laatste genoemde beloning wordt vastgesteld op basis van de eerder aangehaalde regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) bestaat geen recht op bijzondere bijstand. De Wsnp is opgenomen in de Faillissementswet. Deze laatste wet voorziet

in het al dan niet toekennen van voorschotten en het salaris van de Wsnp-bewindvoerder (Centrale Raad van Beroep d.d. 21 juni 2011, LJN: BR0334, 10/316 WWB).

Bij kosten van beschermingsbewind geldt, dat het meerdere inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht volledig in aanmerking wordt genomen.

Artikel 33. Kosten mentorschap

Mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen die niet over geld en goed gaan) niet meer kunnen behartigen. Het kan gaan om verstandelijk gehandicapten en psychiatrische of comateuze patiënten, maar ook oudere mensen zoals demente bejaarden, die zelf geen beslissing op het persoonlijke vlak meer kunnen nemen (bijv. verzorging of verpleging). De mentor neemt dan - zoveel mogelijk met zo’n iemand - de beslissing. Er moet wel een uitspraak van de kantonrechter aan ten grondslag liggen.

Overeenkomstig de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot bewindvoering moet de noodzaak van het mentorschap in beginsel worden aangenomen als de rechter een mentor heeft benoemd.

Familieleden die als mentor benoemd worden, ontvangen geen vergoeding. In deze laatste situatie wordt er dan ook geen bijzondere bijstand verleend.

Bij kosten van mentorschap geldt, dat het meerdere inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht volledig in aanmerking wordt genomen.

Artikel 34. Kosten curatele

De ondercuratelestelling is bedoeld voor mensen die zowel hun financiële als persoonlijke belangen niet meer kunnen behartigen. Curatele betekent dat iemand niet meer zelf 'rechtshandelingen aan mag gaan', zoals iets kopen, huren of geld lenen. Degene die zijn of haar persoonlijke belangen en vermogen behartigt, heet de curator. Voor bijna elke handeling en beslissing van de betrokkene moet de curator toestemming geven.

Kortom, als een persoon onder curatele wordt gesteld, wordt deze persoon handelingsonbekwaam verklaard door de rechter. Een vereiste is dat de aandoening van degene die onder curatele komt, blijvend is. Is er sprake van tijdelijke verwarring, dan is bewind of mentorschap een betere oplossing.

De curator is bij voorkeur de echtgenoot, partner, ouder of ander familielid van de curandus, maar ook een professionele partij is mogelijk.

Overeenkomstig de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot bewindvoering moet de noodzaak van de curatele in beginsel worden aangenomen als de rechter een curator heeft benoemd. De aan de curatele voor rekening van de boedel komende kosten kunnen in dat geval in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Bij kosten van curatele geldt, dat het meerdere inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht volledig in aanmerking wordt genomen.

Artikel 35. Kosten van private minnelijke schuldbemiddeling

De gemeentelijke integrale schuldhulpverlening is een gratis voorziening welke passend en toereikend is.

Artikel 36. Rechtsbijstand

Het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand voorziet in een differentiatie in de hoogte van de eigen bijdrage die de rechtzoekende is verschuldigd bij rechtsbijstand door een advocaat. Zo wordt de eigen bijdrage voor de recht- zoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat verlaagd met € 55,00 (bedrag in 2020), indien hij eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket in plaats van meteen naar een advocaat te gaan.

Om het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand als zodanig beheersbaar te houden is het van belang, dat rechtzoekenden geprikkeld worden om een afweging te maken tussen enerzijds hun belang om een juridisch probleem voor te leggen aan een advocaat en anderzijds de kosten die aan de verlening van rechtsbijstand in die zaak zijn gemoeid.

Het zonder meer verstrekken van bijzondere bijstand voor de bekostiging van de door de rechtzoekende verschuldigde eigen bijdrage, past daar niet bij. De aanvrager om bijzondere bijstand dient dan ook een diagnosedocument van het Juridisch Loket te overhandigen, waaruit blijkt dat de door de rechtzoekende gewenste rechtsbijstand door een advocaat noodzakelijk is en daarmee ook de verschuldigde eigen bijdrage voor rechtsbijstand noodzakelijk is. Het effect hiervan is dat ook de rechtzoekende die onder het bereik van de Participatiewet valt, de eerder genoemde afweging zal moeten maken. Op deze wijze wordt er zoveel mogelijk voor gezorgd, dat alleen indien dat noodzakelijk is, een zaak wordt verwezen naar een advocaat.

Het Juridisch Loket vervult hiermee de functie van filter. Dit zal leiden tot het afgeven van minder toevoegingen voor het verlenen van rechtsbijstand door een advocaat. Immers het Juridisch Loket kan in een vroegtijdig stadium het geschil juridisch beoordelen en mogelijk andere oplossingen zoeken. Voor rechtshulp die door het Juridisch Loket wordt geboden, geldt geen eigen bijdrage. Deze rechtshulp is gratis. Het Juridisch Loket biedt daarmee een zeer laagdrempelige vorm van kosteloze rechtsbijstand.

Om de rechtzoekende te stimuleren eerst zijn probleem voor te leggen aan dit loket alvorens naar een advocaat te gaan, is de eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat verlaagd met € 55,00 (2020) indien hij eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket. Deze verlaging van de eigen bijdrage geldt niet bij rechtsbijstand in de vorm van een lichte adviestoevoeging (LAT).

Indien de rechtzoekende rechtstreeks naar een advocaat gaat, die vervolgens mede namens hem een toevoeging aanvraagt, betaalt de rechtzoekende een hogere eigen bijdrage.

Een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand blijft noodzakelijk voor bijstandsverlening.

Als aanvrager toch direct naar een advocaat is gegaan, worden de extra kosten van € 55,00 niet vergoed. Uit oogpunt van bijstand zijn deze extra kosten immers niet noodzakelijk.

Artikel 37. Legeskosten verblijfsvergunning

Volgens constante jurisprudentie behoren legeskosten voor (verlenging van) een verblijfsvergunning tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voor deze kosten wordt men geacht te reserveren of een lening af te sluiten, ook bij een inkomen op minimumniveau.

De vreemdeling weet dat hij/zij te maken krijgt met deze kosten (voorzienbaarheid). Er dient in eerste instantie dan ook een beroep te worden gedaan op de voorliggende voorziening, zijnde een kredietverlenende instelling.

Wanneer men niet in staat is geweest te reserveren voor deze kosten dan wel geen lening kan afsluiten, kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

De kosten van naturalisatie worden niet vergoed. In zijn algemeenheid zijn er uit oogpunt van bijstand geen bijzondere omstandigheden welke naturalisatie en daarmee de kosten hiervan noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 9. Categoriale bijstand

Artikel 38. Collectieve zorgverzekering

Personen met een laag inkomen tot maximaal 120 % van de toepasselijke bijstandsnorm kunnen op aanvraag deelnemen aan een van beide collectieve zorgverzekeringen.

Na het vervallen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling eigen risico (Cer) wordt een extra aanvullende collectieve zorgverzekering aangeboden, waarmee onze inwoners een keuze hebben uit twee pakketten, te weten:

- GemeentePakket Compleet;

- GemeentePakket Compleet Plus (als extra herverzekeren van het verplicht eigen risico).

Het VGZ GemeentePakket Compleet bestaat uit de basisverzekering en een uitgebreide aanvullende verzekering met ruime vergoedingen, zoals voor brillen, lenzen, tandheelkunde, orthodontie, kraamzorg, thuiszorg, pedicure, steunzolen, dieet, hoortoestellen en bijbehorende batterijen.

Met het GemeentePakket Compleet Plus wordt het wegvallen van de compensaties voor meerkosten opgevangen. Door dit voortaan te regelen via de collectieve zorgverzekering blijft de mogelijkheid van compensatie bestaan voor personen met een laag inkomen en een hogere zorgvraag (en dus meerkosten).

Het is aan de inwoner zelf om de afweging te maken, welk pakket het beste aansluit bij zijn of haar zorgbehoefte.

Instroom in de verzekering kan eenmaal per jaar op 1 januari. Personen met een premieachterstand worden geweigerd.

Middels categoriale bijzondere bijstand wordt een tegemoetkoming in de kosten van de premie voor een van beide collectieve aanvullende zorgverzekeringen verstrekt, dus niet in de basisverzekering. Betaling hiervan geschiedt rechtstreeks aan de zorgverzekeraar.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 39. Hardheidsclausule

Met deze beleidsregels wordt beoogd zoveel mogelijk duidelijkheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen. Desalniettemin kunnen er zich situaties voordoen, waarin onverkorte handhaving van deze regels onrecht zou doen aan de doelstelling van bijzondere bijstandsverlening.

In uitzonderlijke gevallen dient dan ook de mogelijkheid te bestaan om af te wijken van de hier neergelegde regels. Uiteraard zal het besluit in een dergelijk geval ook de motivering moeten omvatten, waarom in de situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

Artikel 40. Citeerartikel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.