Regeling vervallen per 24-12-2019

Verordening van de raad van Woerden houdende regels voor de heffing en invordering van precariobelasting (Verordening precariobelasting 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 23-12-2019

Intitulé

Verordening van de raad van Woerden houdende regels voor de heffing en invordering van precariobelasting (Verordening precariobelasting 2020)

De raad van de gemeente Woerden;

gelezen het voorstel d.d. 19 november 2019 van:

- burgemeester en wethouders

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen “Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2020

Artikel 1 - Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • dag : een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • maand: een kalendermaand;

  • jaar: een kalenderjaar;

  • vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 - Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 - Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking van zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 - Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, waarin de gemeentebedrijven worden uitgeoefend en van die, welke aan derden zijn verhuurd;

  • b.

    van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB, verenigingen voor vreemdelingenverkeer en van andere overeenkomstige instellingen;

  • c.

    voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • d.

    voorwerpen of werken, welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • e.

    boven openbare gemeentegrond van borden tot verhuur of verkoop van woningen of percelen, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen woningen of percelen zijn bevestigd;

  • f.

    sierlampen, vlaggenstokken en vlaggen zonder reclame of handelsnaam;

  • g.

    borden, masten, palen en dergelijke, die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

  • h.

    pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, goten, puilijsten, goot- en kroonlijsten, spionnen en dergelijke;

  • i.

    zonneschermen en markiezen zonder reclame of handelsnaam;

  • j.

    kelderingangen, licht- en luchtopeningen (koekoeken), stoeptreden en dergelijke, welke nodig zijn geworden ten gevolge van door de gemeente tot stand gebrachte werken;

  • k.

    afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel uitsteken;

  • l.

    het hebben van voorwerpen, uitsluitend gebezigd voor een doel of ter behartiging van een algemeen belang;

  • m.

    het gebruik of genot van openbare grond of het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond door de gemeente en de gemeentebedrijven, het rijk en rijksbedrijven en de provincie;

  • n.

    voorwerpen welke ingevolge wettelijk voorschrift of krachtens privaatrechtelijke overeenkomst kosteloos of tegen een bij of krachtens dat voorschrift of die overeenkomst bepaalde vergoeding moet worden gedoogd.

  • o.

    non-profitorganisaties, waaronder begrepen serviceclubs, politieke partijen, verenigingen, maatschappelijke instellingen, die een liefdadig, sociaal-cultureel of maatschappelijk doel nastreven en die overwegend met vrijwilligers activiteiten organiseren overeenkomstig die doelstelling. Dit geldt voor onderwerpen die in de bij deze verordening behorende tarieventabel zijn voorzien van de notatie (fv).

Artikel 5 - Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

  • 2.

    Belastingaanslagen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd.

Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 6 - Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

  • a.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

  • b.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak van een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 - Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarover de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan in de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 - Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op jaarbasis verschuldigd is, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de precariobelasting die niet op jaarbasis is verschuldigd, geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 - Termijnen van betaling

  • 1.

    Een aanslag moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 1 maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 - Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 - Overgangsrecht

De ‘Verordening precariobelasting 2019’ van 19 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 – Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 15 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening precariobelasting 2020”.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woerden in zijn openbare vergadering, gehouden op 4 december 2019

De griffier, De voorzitter,

drs. M.J.W. Tobeas V.J.H. Molkenboer

Ondertekening