Regeling vervallen per 01-01-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente woerden 2010

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2010

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente woerden 2010

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden,

 

besluit;

 

vast te stellen het "Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2010".

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording

1.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

2.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

3.

Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn niet-bouwkundige voorzieningen die een waarde hebben van meer dan € 750,00.

4.

Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.200,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Indien men langer dan drie jaar dezelfde sportvoorziening gebruikt kan de aanvrager een vergoeding krijgen voor het onderhoud van die voorziening. Die vergoeding bedraagt maximaal € 264,00 per jaar.

5.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt

steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel het kalenderjaar.

6.

Een deel van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. Het vrij besteedbare bedrag is € 2.500,- per kalenderjaar.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel

1.

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.222,- per jaar het bedrag van € 17,60 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 22.222,-.

2.

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 15.256,- per jaar het bedrag van € 17,60 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 15.256,-.

3.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 27.222,- per jaar het bedrag van € 25,20 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 27.222,-.

4.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan

€ 21.058,- per jaar het bedrag van € 25,20 per vier weken wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 21.058,-.

Artikel 3 Negenendertig perioden van vier weken

1.

Indien een voorziening bestaat uit een

- aanpassing van een eigen auto of

- uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager,

wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op een bouwkundige of woontechnische aanpassing die minder bedraagt dan € 5.000,-.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

1.

Voor personen die op 31 december 2009 een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden ontvangen vindt de vaststelling van een persoonsgebonden budget, tot het einde van de huidige indicatie, als volgt plaats:

Per 1 januari 2010 ligt het tarief voor de HH1 en HH2 bij de natura verstrekking op een tarief van

€ 22,75 (tussentarief) . Om de hoogte van de PGB vast te stellen wordt voor de HH1 75% (€ 17,06) en voor HH2 100% (€ 22,75) van het tussentarief genomen.

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt: 

(zie de bijlage voor de tabel)

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend

een uurbedrag van resp. € 17,06 (HH1) of € 22,75 (HH2) wordt gehanteerd.

De bedragen zijn deelbaar door 12 (maanden), dit is belangrijk voor de correcte maandelijkse uitbetaling.

2.

Voor personen die na 31 december 2009 geïndiceerd zijn voor hulp bij het huishouden vindt de vaststelling van een persoonsgebonden budget plaats op basis van de werkelijk geïndiceerde uren.

Voor HH1 worden de geïndiceerde uren hulp vermenigvuldigd met een bedrag van € 17,06. Voor HH2 met een bedrag van € 22,75.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 5 Vaststelling bedrag financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

1.

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

2.

Het in artikel 22 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

De restitutie bedraagt:

voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,

voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde,

voor het derde jaar 80% van de meerwaarde,

voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde,

voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde,

voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde,

voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde,

voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde,

voor het negende jaar 20% van de meerwaarde en

voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde

in alle gevallen minus het bedrag van de eigen betaling dat voor rekening van de eigenaar is gekomen.

3.

Het bedrag voor de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.400,00.

4.

Aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd kan een bedrag verstrekt worden van

€ 4.800,00.

5.

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring, onderhoud en reparatie van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is mogelijk voor alleen de hieronder vermelde voorzieningen:

a. trapliften;

b. rolstoel- of sta-plateauliften;

c. woonhuisliften;

d. patiëntenliften;

e. mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad- of wastafel;

f. elektromechanische openings- en afsluitingsmechanismen van deuren.

De tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke kosten. Indien de kosten voor een voorziening op jaarbasis hoger zijn dan € 500,00 moet worden onderzocht of de betreffende voorziening aan vervanging toe is.

6.

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting, als bedoeld in artikel 15 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt:

a. de werkelijke kosten met een maximum van € 600,00 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

b. de werkelijke kosten met een maximum van € 300,00 per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet zelfstandige woonruimte.

7.

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving bedraagt maximaal € 600,00 per maand. De vergoeding wordt niet eerder verleend dan vanaf de tweede maand waarin sprake is van huurderving tot maximaal zes maanden.

8.

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 4.600,-.

9.

Indien, zoals bedoeld in artikel 20, derde lid van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt een maximum vergoeding gesteld aan de aanpassingskosten van € 1.450,00.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, reparatie, verzekering e.d. zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 7 Inkomensgrens

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 26 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt:

1,5 x het voor de betreffende persoon geldende sociaal minimum conform de Wet werk en bijstand (WWB).

Artikel 8 Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

1.

Als gevolg van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Provincie Utrecht en een twaalftal gemeenten, waaronder de gemeente Woerden, bestaat er een collectieve vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 23 onder a. van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Op grond van artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning rust er een primaat op deze voorziening.

2.

Een tegemoetkoming voor de collectieve vervoersvoorziening bestaat uit:

a. een forfaitaire tegemoetkoming van maximaal € 150,00 per jaar voor personen die op 31 december 2009 in het bezit zijn van een Wmo-indicatie collectief vervoer;

b. het beschikbaar stellen van een vervoerspas voor het gebruik van de collectieve vervoersvoorziening met een onbeperkt aantal zones. De prijs per zone is gelijk aan het tarief van de blauwe strippenkaart in het openbaar vervoer.

c. indien de aanvrager naast een vervoerspas voor de collectieve vervoersvoorziening ook op 31 december 2009 beschikt over een andere vervoersvoorziening welke bestemd is voor gebruik buitenshuis bedraagt de forfaitaire tegemoetkoming als bedoeld in sub a van dit artikel maximaal € 90,00 per jaar.

d. de leden a. en c. zijn niet van toepassing voor personen die per 1 januari 2010 recht hebben op de collectieve vervoersvoorziening.

3.

Anders dan in lid 1 en 2 van dit artikel is bepaald, behoudt – op diens verzoek – de gehandicapte, die

a. voorafgaand aan het van kracht worden van het “Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten gemeente Woerden 2005”, in aanmerking is gebracht voor een forfaitaire tegemoetkoming voor het gebruik van een collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem, en

b. op grond van die toekenning en daarop gewekte verwachtingen ten aanzien van het recht op die forfaitaire tegemoetkoming ter realisering van aanpassingen van een eigen vervoersmiddel aantoonbare verplichtingen is aangegaan gedurende ten hoogste een periode van zeven jaar (tot uiterlijk 1 januari 2012) het recht op een forfaitaire tegemoetkoming van € 735,72 per jaar.

4 .

Bedragen (eigen) auto, bruikleenauto, Canta, taxi, rolstoeltaxi:

a. het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.063,20.

b. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 450,00. (2500 kilometer maal € 0,18)

c. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een zgn. Canta bedraagt € 250,00 (2500 kilometer maal € 0,10)

d. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.063,20.

e. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.594,80.

5.

Indien echtgenoten - dan wel daarmee gelijkgestelde personen - beiden gehandicapt zijn en aangewezen zijn op een vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 26 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, wordt aan iedere echtgenoot afzonderlijk een vervoersvoorziening toegekend. Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen wordt een enkele vergoeding toegekend.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 9 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 10 Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 33 lid 2 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning advies gevraagd moet worden bedraagt € 20.000,00.

Artikel 11 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 34 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

d. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 12 Intrekking

Het “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2009” wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2010.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van
burgemeester en wethouders van Woerden, op 5 januari 2010
de secretaris,                       de burgemeester,
A.G.J. Kwakkernaat mr. H.W. Schmidt

Bijlage Bijlagen

tabel bij artikel 4 besluit maatschappelijke ondersteuning 2010

Nota-toelichting

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Woerden 2010 - ToelichtingInleidingNaast een verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.Vaststelling van het Besluit door het college kan uiteraard pas als de Raad de verordening heeft vastgesteld en de verordening is gepubliceerd.Gezien het belang van een aantal onderdelen dat in het Besluit een plaats hebben gevonden is het belangrijk dat de Raad goed wordt geïnformeerd over de wijzigingen in het Besluit. Het collegebesluit en het Besluit worden ter inzage gelegd in de weekmap van de Raad. Ook de klanten en de adviesorganisaties (WMO-raad en Stichting Gehandicaptenplatform Woerden) worden geïnformeerd over de wijzigingen.Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat die ingevuld kunnen worden en het Besluit spoort met de verordening.In hoofdstuk 7 wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budgetAlgemeenDe systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer en een boodschappendienst, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan geen eigen bijdrage wordt gevraagd.Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording1.Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Het is de taak van de gemeente om de aanvrager goed te informeren over de voor- en nadelen van zowel een verstrekking in natura als een persoonsgebonden budget.2.Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager eventueel een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene hulp bij het huishouden een goede en snelle oplossing biedt. Daarvan zal sprake zijn indien het gaat om een beperkte omvang in tijd en/of duur.Daarnaast zal ook in situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat.Er kunnen ook beperkingen van dien aard zijn dat mensen niet verantwoord met een persoonsgebonden budget kunnen omgaan. Denk aan mensen met verslavingsproblematiek, psychiatrische stoornissen, dementie en verstandelijke beperkingen. Hebben zij echter een goed netwerk van mensen die voor hen het beheer en regelwerk doen, dan kan een persoonsgebonden budget voor hen wel degelijk beschikbaar blijven. Goede informatie, advies en ondersteuning zorgen ervoor dat meer mensen verantwoord van een persoonsgebonden budget gebruik kunnen maken.3.Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals douchestoelen, toiletstoelen en dergelijke voorzieningen. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Dit artikellid bepaalt dat roerende woonvoorzieningen, vanaf een bepaald bedrag uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.4.In onze gemeente verstrekken we sportvoorzieningen zoals bijvoorbeeld een sportrolstoel, tracker of een handbike. Een sportvoorziening wordt alleen verstrekt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar.Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend. Indien men langer dan drie jaar dezelfde sportvoorziening gebruikt kan men een vergoeding krijgen voor het onderhoud van die voorziening.5.De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd. In de beleidsregels zijn nadere regels worden opgesteld met betrekking tot de controle.6.Een deel van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. De aanvrager kan het vrij besteedbare bedrag besteden aan extra telefoonkosten in verband met zorgverleners, een lidmaatschap van een budgethoudersvereniging, kleine administratie kosten als postzegels, kleine attentie voor de zorgverlener, briefpapier, enz.Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeelArtikel 2 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeelHoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit maatschappelijke ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gepubliceerd in Staatsblad 450, d.d. 2 oktober 2006) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1 geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de AMvB afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die de AMvB biedt. Wij hanteren de bedragen zoals genoemd in de AMvB. De voornaamste reden hiervoor is dat ons WMO-budget voor hulp bij het huishouden is afgestemd op de eigen bijdragen zoals die voor de inwerkingtreding van de WMO werden gehanteerd bij de AWBZ. Als wij besluiten de eigen bijdrage te verlagen, scheelt dat ons inkomsten terwijl de cliënt, als hij naast de WMO-voorziening hulp op grond van de AWBZ ontvangt, het “voordeel” kwijt is omdat dan de eigen bijdrage van de AWBZ om de hoek komt kijken.De in dit artikel genoemde bedragen gelden per 1 januari 2010 en zijn door het Ministerie van VWS vastgesteld (Staatscourant 2009, nr. 17868).Artikel 3 Negenendertig perioden van vier wekenArtikel 4.1., lid 3 van de AMvB bepaalt dat bij roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.In de gemeente Woerden wordt een eigen bijdrage gevraagd bij een aanpassing van een eigen auto en bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager.Geen eigen bijdrage wordt gevraagd in de volgende gevallen:Bij een verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, ten behoeve van een- een al dan niet aangepaste bruikleenauto- een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen- een open elektrische buitenwagen- een ander verplaatsingsmiddelen;Bij een verstrekking van een individuele verplaatsingsvoorziening, ten behoeve van een- rolstoel- sportvoorzieningen;Bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager indien de kosten van de aanpassing minder bedragen dan € 5.000,-.Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishoudenArtikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishoudenIn dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.De gemeente Woerden heeft in 2007 gekozen om een zgn. klassenindeling te gebruiken, zoals ook in de AWBZ gehanteerd wordt. Het bedrag wordt gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigd met het uurbedrag dat gelijk is aan het uurbedrag zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur.Bij de aanbesteding van de hulp bij het huishouden in 2008 is uitgegaan van een tussentarief voor zowel HH1 als HH2 van maximaal € 22,00 per uur. Per 1 januari 2010 is dat bedrag geïndexeerd met 3,42% (gevolg van loonstijging CAO Thuiszorg) en bedraagt het tarief € 22,75. Vrijwel alle “natura” aanbieders die een overeenkomst met onze gemeente hebben gesloten brengen die prijs in rekening.Voor de HH1 is besloten 75% van het natura tarief te hanteren, voor de HH2 100%.Vanwege jurisprudentie en een advies van de interim Wmo-raad Woerden (maart 2009) is besloten om per 1 januari 2010 het persoonsgebonden budget vast te stellen op basis van het werkelijk aantal geïndiceerde uren.Voorbeeld:2009 (klassen)In 2009 is mevrouw Andriessen geïndiceerd voor 3,5 uur HH1 per week. De uren vallen binnen Klasse 2 (2,0 t/m 3,9 uur). Het budget wordt vastgesteld op 3 uur (midden van Klasse 2) en bedraagt in 2009 (€ 16,50 x 3 uur x 52 weken =) € 2.574,- op jaarbasis (€ 214,50 per maand).Het budget kan ontoereikend zijn.Mevrouw Berendsen is in 2009 geïndiceerd voor 4 uur HH1. Haar “uren” vallen binnen Klasse 3 (4,0 t/m 6,9 uur per week). Haar budget wordt vastgesteld op 5,5 uur per week (midden Klasse 3) en bedraagt in 2009 (€ 16,50 x 5,5 uur x 52 weken =) € 4.719,00 op jaarbasis (€ 393,25 per maand).Er wordt feitelijk te veel verstrekt.2010 (uren)In 2010 wordt meneer Cornelissen geïndiceerd voor 3,5 uur HH1 per week. Zijn budget bedraagt (3,5 uur x € 17,06 x 52 weken =) afgerond € 3.105,- op jaarbasis (€ 258,75 per maand).De verstrekking is gelijk aan de indicatie.Mevrouw Driessen wordt in 2010 geïndiceerd voor 7 uur HH2. Haar budget bedraagt (7 uur x € 22,75 x 52 weken =) afgerond € 8.281,08 op jaarbasis (€ 690,09 per maand)De verstrekking is gelijk aan de indicatie.Dienstverlening SVB Servicecentrum PGBVoor de budgethouders heeft de gemeente een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De vergoedingen voor de dienstverlening van de SVB Servicecentrum PGB bestaan uit een drietal elementen: vastrecht, dienst salarisadministratie en de overige kosten. De gemeente betaalt deze kosten voor iedere budgethouder.Voor het vastrecht worden de volgende diensten verleend:- het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen;- modelovereenkomsten;- kenniscentrum op arbeidsrechtelijk terrein- arbodienstverleningHoofdstuk 4 WoonvoorzieningenArtikel 5 Vaststelling bedrag financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningenIn lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels.Lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.De leden 3 tot en met 9 vermelden de bedragen die verstrekt kunnen worden als het gaat om woonvoorzieningen, zoals een verhuiskostenvergoeding.Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddelArtikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddelArtikel 6 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. De voorzieningen in natura worden gehuurd inclusief onderhoud, reparatie en verzekering e.d..Artikel 7 InkomensgrensDit artikel legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. In de gemeente Woerden is de inkomensgrens per 1 januari 2009 gewijzigd van 2 x naar 1,5 x het voor de betreffende persoon geldende sociaal minimum conform de Wet werk en bijstand (WWB).Voor personen die voor 1 januari 2009 een vervoersvoorziening toegekend hebben gekregen geldt de nieuwe inkomensgrens bij een nieuwe aanvraag, maar niet bij vervanging van een bestaande voorziening binnen de looptijd van de indicatie die voor 1 januari 2009 is afgegeven.Artikel 8 Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningenArtikel 8 lid 1 en lid 2 regelt de uitvoering van het primaat collectief vervoer.In het derde lid wordt het bestaande overgangsrecht geregeld van personen die voor de in werking treden van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten gemeente Woerden 2005, in aanmerking zijn gebracht voor een forfaitaire tegemoetkoming voor het gebruik van een collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem, en die, op grond van die toekenning en daarop gewekte verwachtingen ten aanzien van het recht op die forfaitaire tegemoetkoming ter realisering van aanpassingen van een eigen vervoersmiddel aantoonbare verplichtingen zijn aangegaan.Het overgangsrecht loopt tot en met 31 december 2011.Het vierde lid legt een aantal bedragen vast voor de (bruikleen)autokostenvergoeding, de Canta, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en is in de beleidsregels verder uitgewerkt.Indien echtgenoten - dan wel daarmee gelijkgestelde personen - beiden een beperking hebben zijn en aangewezen zijn op een vervoersvoorziening, wordt aan iedere echtgenoot afzonderlijk een vervoersvoorziening toegekend. Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen wordt een enkele vergoeding toegekend. Deze uitwerking van artikel 26, lid 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt geregeld in lid 5.Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woningArtikel 9 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoelDit artikel gaat uit van de situatie waarin de gemeente de rolstoelen huurt. In die situatie kan een bedrag beschikbaar worden gesteld gelijk aan de huurprijs inclusief de kosten van onderhoud en reparatie. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen per rolstoel plaats.Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemmingArtikel 10 Verplicht adviesDe Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 33 lid 2 dat in bepaalde situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In artikel 10 staat dit bedrag vermeld.Artikel 11 Samenhangende afstemmingDe Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 34 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.Hoofdstuk 8 SlotbepalingenArtikelen 12 tot en met 14Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.