Regeling vervallen per 28-07-2015

Verordening rechtsposite Wethouders, Raads- en Burgerraadsleden 2013

Geldend van 28-07-2015 t/m 27-07-2015

Intitulé

Verordening Rechtspositie Wethouders, Raads- en Burgerraadsleden

De raad van de gemeente Wormerland,

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet, gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

besluit vast te stellen de volgende verordening

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en burgerraadsleden 2013

HOOFDSTUK I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • b.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb.244;

  • c.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 alsbedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • d.

    Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binenlandse Zaken van 20oktober 1989, nr.AB87/74U6DGMP/AV/FAR, Stcrt.212;

  • e.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993,nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • f.

    Reisregeling buitenland: het besluit van de Minster van Binnenlandse Zaken van 12 september1994, nr. AD94/U1011, Stcrt.181;

  • g.

    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • h.

    voorronde: diverse activiteiten, zoals vermeld in artikel 5 van het reglement van orde voor demarkt en voorronden van de raad van de gemeente Wormerland, die worden georganiseerd inparallelle sessie voorafgaand aan de vergadering van de raad;

  • i.

    burgerraadslid: door de raad benoemde vertegenwoordiger van een fractie, niet zijnde raadslid,die tijdens de voorronden namens de fractie het woord mag voeren.

  • j.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • k.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

HOOFDSTUK II VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan hetbedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoalsdit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van hetraadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2,derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks doorde minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef enonderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet alsdienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoedingtoegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluitraads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt devergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij indat jaar raadslid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijksetermijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband metreizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van hetgemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding vande in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebiedvan de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4,onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 7 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien een raadslid in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de inredelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europeseinstelling, is vooraf toestemming van de gemeenteraad vereist. De gemeenteraad kan aan dezetoestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 8 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia diein het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komenvoor rekening van de gemeente.

  • 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door ofnamens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraagin. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kostenkomen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervullingvan het raadslidmaatschap.

Artikel 9 Tablet en software

  • 1. Het college stelt het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van hetraadslidmaatschap op aanvraag een tablet (inclusief software ten behoeve van het raadswerk) in bruikleen ter beschikking.

  • 2. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 10 Fietsregeling

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet opde loonbelasting1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kandeelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting2001.

  • 1.

    Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoedingverminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsgregeling.

  • 2.

    Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enigevergoeding van de gemeente.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid wordenverlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijkearbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de natoepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van hetuitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoedingvoor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van degemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- enonderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluitontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschapmeer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslidontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag vanbedoelde korting.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebrokenhet voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslagvan 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van dewaarneming.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding,bedoeld in artikel 3.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

  • 1. De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 vanhet Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175 per jaar.

  • 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad geweestontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantaldagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijksetermijnen.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1. De artikelen 2 tot en met 4, 9 tot en met 12 en 13a blijven van toepassing op het raadslid aan wieingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap enbevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond vanartikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van diebepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen 1 tot en met 8, 9 en 11 tot en met 13a van deze verordening zijn van toepassing opraadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

HOOFDSTUK III VOORZIENINGEN VOOR WETHOUDERS

Artikel 14 Onkostenvergoeding

Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van hetambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van hetRechtspositiebesluit wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zakenen Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer

De wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling eentegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van deRegeling rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 16 Zakelijke reis- en verblijfkosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15 vergoeding verleend voorreiskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeentegemaakt.

De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding vande reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b,van de Regeling rechtspositie wethouders

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten;

  • d.

    op aanvraag worden reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerdovereenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld inde eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijkereizen van de wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland,artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens hetVerplaatsingsbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.

Artikel 17 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de inredelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europeseinstelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan dezetoestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 18 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposiadie in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgdkomen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door ofnamens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraagin. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kostenkomen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefeningvan het ambt van wethouder.

Artikel 19 Tablet en software

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een tablet (inclusief software ten behoeve van de uitoefening van zijn ambt) in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 20 Mobiele telefoon

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefooninbruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 21 Fietsregeling

  • 1. De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van deuitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging danwel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor defiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enigevergoeding van de gemeente.

Artikel 22 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten lastevan de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van Regeling rechtspositiewethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde inartikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor burgerraadsleden

Artikel 23 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. Artikel 96 van de Gemeentewet wordt overeenkomstig van toepassing verklaard opburgerraadsleden.

  • 2. Een burgerraadslid ontvangt voor het bijwonen van de voorronden of vergaderingen van door de raad ingestelde commissies als bedoeld in artikel 82 e.v. van de Gemeentewetals fractievertegenwoordiger een vergoeding. Deze vergoeding is gelijk is aan het bedrag, vermeld inartikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks doorde minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een voorronde of een commissievergadering (ex art. 82 e.v. Gemeentewet) eenvaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewetontvangt.

  • 4. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een voorronde of commissievergadering(ex art. 82 e.v. Gemeentewet)

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijkehoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswegewordt gesubsidieerd.

Artikel 24 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan het burgerraadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verbandmet reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van hetgemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding vande in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • a.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten hetgrondgebied van de gemeente worden aan het burgerraadslid vergoed overeenkomstig hetbepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 25 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een burgerraadslid uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor eenexcursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaardenverbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 26 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een burgerraadslid aan cursussen, congressen, seminars ensymposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden ofverzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Het burgerraadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat nietdoor of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerdeaanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met devervulling van het burgerraadslidmaatschap.

Artikel 27 Tablet en software

  • 1. Het college stelt het burgerraadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een tablet (inclusief software ten behoeve van het raadswerk) in bruikleen ter beschikking.

  • 2. Het maximale aantal tablets dat (gelet op het vorige lid en artikel 9 van deze rechtspositieregeling) in bruikleen ter beschikking wordt gesteld aan burgerraadsleden van één fractie bedraagt 2.

  • 3. Het burgerraadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 4. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 28 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente

Artikel 29 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 5,6,7,16,17, 22 en 24 wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier die tevens van toepassing is voor het personeel van degemeente Wormerland, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk dewethouder of het burgerraadslid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden in bij debudgethouder zijnde de griffier, respectievelijk de burgemeester, onder bijvoeging van de originelebewijsstukken.

Artikel 30 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van bovengenoemde kosten, kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending vande door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of burgerraadslid voor akkoordondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient de factuur binnen 2 maanden in bij debudgethouder zijnde de griffier, respectievelijk de burgemeester.

Hoofdstuk Vl Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 31 Intrekking oude regeling

De verordening rechtspositie Wethouders, raads- en burgerraadsleden van 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na bekendmaking.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- enburgerraadsleden Wormerland 2013.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissiesvindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders)en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politiekeambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet isaangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieledenmoet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethoudersen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders diegelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen in verschillende regelingen zijn opgenomen

waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten ennadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een

aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen,zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire

voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden alsraadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

De raad van de gemeente Wormerland heeft burgerraadsleden benoemd. Deze leden, niet zijnderaadsleden, mogen tijdens de voorronden namens de fracties het woord voeren. Hierbij wordtverwezen naar het reglement van orde op de raadsbijeenkomsten. Artikel 96 van de gemeentewet

wordt overeenkomstig op hen van toepassing verklaard.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden enburgerraadsleden. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemderechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de

wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 van de Gemeentewet opgenomenvoor raads- en burgerraadsleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij

gemeentelijke verordening aan raads- en burgerraadsleden voordelen, anders dan in de vorm vanvergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring vande minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vereist.

De verordening bevat bepalingen inzake:

-de beloning voor de werkzaamheden van raads- en burgerraadsleden (artikelen 2 en 26), waarbijis op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend isgeregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

- een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 15);

-reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en burgerraadsleden, waarbij voor wethouders eenonderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 16 t/m 18 en

27);

-reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel24)

-beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, raadsleden enburgerraadsleden (artikelen 9, 21, 22 en 29) en faciliteiten in de vorm van deelname vanwethouders, raadsleden en burgerraadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 8, 20 en

28);

-een aantal secundaire voorzieningen zowel voor raadsleden als voor wethouders ,zoals despaarloonregeling of levensloopregeling (artikelen 11 en 23) en de kinderopvangregeling(artikelen 10 en 25);

- de procedure van declareren (artikelen 30 t/m 32).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Datbetekent bijvoorbeeld dat zij voor zover betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder dewerknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ookniet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grondvan die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoedingverschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg vaneen wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december2006 (stb., 2006,660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van

een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoetgekomen aan de inhouding vande inkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallenraadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan deWet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezenvoor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet alsbenoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echterde bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing opwethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- enregelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving indat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent datwethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualiseringvan het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te

opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA.

Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdomsennabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politiekeambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebbenderhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldigingverschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomendat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van degemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een

gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordtgeopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dandraagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen

werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschapniet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen

premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij tehouden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente ondervoorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast inbruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten ende zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij

kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhoudingvan de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is deonkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor de “opting-in”als een bruto bedrag

wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen een lagerbedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding.??. Ook kan betrokkenedeelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling en de fietsregeling die re voor hetgemeentelijke personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wetinkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem vantoepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte

kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregelingzullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelastingmoeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen aantonen dat de vergoeding is

besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.?? Zij kunnen niet deelnemen aan despaarloonregeling en de levensloopregeling en de fietsregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, metinachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hunbelastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen enverstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgaveIB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Hetdaadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoedingmaakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoorhieronder de toelichting op artikel 3).

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelastingvoor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan

eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende)zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterendeperiode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maarkan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan tespreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven

zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurderdeze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke

middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het devoorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodigdeclaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen

voor de volgende wijze van redeneren:

- welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering enbestuurskosten);

- welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn nietrechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

- kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien deloonbelasting geldt);

- voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoedingworden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

- bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

- deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maarworden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven.

Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat degedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Dezekunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In detoelichting op de artikelen 3 en 14 ??is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maarzijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in heteconomische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kostenfiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen -transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor hetvergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van hetdaadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvindenomtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de

eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderddoor onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er eenzodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaanomtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordeningvastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering vanfunctionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn er in debruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- encommunicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie.

In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

Daarbij gaat het ondermee om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komenvoor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rondbuitenlandse reizen en bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er

aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturenen de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met

interpretatie – of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hunwerkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijkeverordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor

de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op hetmaximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister

vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op drie manieren:

- de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en100 van het door de minister vastgestelde maximum;

- de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Datdeel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

- de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus eenpresentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geennadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de

raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hunraadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagerearbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordeningworden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening.

Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan hetraadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgendekostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen.

Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen. De onkostenvergoeding is inverband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om nettohet bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het

belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebbengeopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk

gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoedingzonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft deraadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte

Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in derechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoedingaangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale

bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, datechter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan dehand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig

omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het

door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 5, 6 en 22 reis- en verblijfskosten raads- en burgerraadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het isdan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet

voorziet voor raads- en burgerraadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voorreizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van hetgemeentebestuur.

Aan burgerraadsleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een

vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.In de verordening is voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen aansluiting gezocht bij devergoedingen uit de Regeling rechtspositie wethouders. Tot 2004 werd in de rechtspositiebesluitenverwezen naar, in dit geval, de Reisregeling binnenland en de Reisregeling buitenland zoals die voor

de sector Rijk zijn vastgesteld. Sinds 1 januari 2004 is voor wethouders de Regeling rechtspositiewethouders en voor burgemeesters de Regeling rechtspositie burgemeesters ingevoerd. Devergoedingen in deze regelingen zijn in principe dezelfde als in de genoemde reisregelingen zijn

opgenomen, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft door dezespecifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op het ambt toegespitste

vergoedingen vast te stellen. Om deze reden wordt in de artikelen 5, 6 en 24 van de verordeningverwezen naar Regeling rechtspositie wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrektevergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. Dereiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten wordenopgevoerd.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddeleneen kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met

het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht hetgebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding

opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn

bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto,

voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van

een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden envoor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 8 en 18 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen dekosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vastekostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door

of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressene.d. waaraan het raadsleden, wethouders en burgerraadsleden in verband met de vervulling van hun

functie op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van degemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus

etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatieover de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol

spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraagondersteunt.??

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan temerken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting alsopbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 9, 19 en 27 Tablet en software

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, het ambt van wethouder of hetburgerraadslidmaatschap wordt op aanvraag om niet een tablet inclusief werkgerelateerde software(apps) in bruikleen beschikbaar gesteld.

De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het (burger) raadslid en de

wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld.

De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- encommissieleden.

Artikel 10 en 21Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnendeelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar omeen fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een “werkgeversbijdrage”te verstrekken.

Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat artikel37van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat degemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moetendrempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het

algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden totverlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke

uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aanverdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging vanhet inkomen door de vergoeding van de werkzaamheden een grote teruggang betekent voor de

hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Ditkan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van het raadslidmaatschap of bij verhoging van de

vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van

de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor dewerkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot eenverlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand eenwerkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering

wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluitwerkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van hetinkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt

gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschapin aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan devergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel tecompenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bijverhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittenderaadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap

belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 12van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het

betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van devergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaalzelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden

betaald van 4,4%.

Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeenteingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar

zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven( dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) wordenvastgesteld of te veel is ingehouden resp. betaald. In dat geval zal door de Belastingdienst worden

terugbetaald, te beginnen bij inhoudingen van 4,4%.

Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een grootaantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor denetto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie

hiervoor.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegenslangdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid

tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger.

Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijkebenoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraakwordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de

termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vetvanging nogeven voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bijinwilligen van dit verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X10,X11 en X12, van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet

worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. Deverklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de

vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van heteinde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na

afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld.

Dan geldt voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschapals de rechtspositionele aspecten daarvan.

Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 14 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeldovereenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling

rechtspositie wethouders. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagtde vergoeding in 2007€ 0,14 per afgelegde kilometer.

Ingevolge artikel 15 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met eentaxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in

2007 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan €0,19, belast.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer)kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer,

ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deelbelast. In het Handboek loonheffingen 2007 (paragraaf 18.5.3) wordt over de kilometervergoeding

opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijnbijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto,

voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik vaneen aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en

voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen.

Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan defiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een

verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag wordengebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd.

Die is opgenomen in artikel 15, tweede lid. Indien voor het gemeentelijk personeel eensalderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt desalderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het

vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatigdeel van reiskostenvergoedingen.

Voorbeeld

Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal€ 2.240, bestaande uit:

  • -

    een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en

  • -

    een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840.

Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag

van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270).

Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is nietverplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld

door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na

saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft.

Indien de werkgever het “bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeftbelast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand

van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270.

Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekkinghebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede

kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever enzonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de

saldering worden betrokken.

Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, magworden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaaldloontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar.

Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijkzolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding

in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over hetbovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te wordenuitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijkafgelegde woon/werkkilometers.

Voor wethouders is nog van belang dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijdenper kalenderjaar onbelast is als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijkkarakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan raadsbijeenkomsten, maar wel

bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten,alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is(vergoedingen en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als devergoeding of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffingplaatsvinden op basis van het tabeltarief.

Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde inhet economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de

vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privé-karakter wordt de waarde van eenkantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan

bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maximaal 80maaltijden per kalenderjaar is dan onbelast. ( niet in modelverordening ook niet in regelingOostzaan???).

Artikelen 17 en 25 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheidgemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel

geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtlijn. In de eerder genoemde gedragscode zijn naderegedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college overbuitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten derden. Maar ook om bijvoorbeeld de

rekening en verantwoording achteraf ( zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partneren het combineren van een dienstreis met een ( direct voorafgaande of aansluitende ) privé-reis.

Ook gemeenteraden maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar hetbuitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt

in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven overbuitenlandse dienstreizen van wethouders geldt ook voor buitenlandse excursies en reizen van degemeenteraad.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als

opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldenderandvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 20 mobiele telefoon

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% ofmeer) overeenkomstig het geen daarover in artikel 40 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001

is bepaald, belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld.

De vraag of er sprake is van een eerste of een tweede telefoon moet worden beantwoord vanuit de

positie van de werknemer. Als de werknemer thuis in privé al een abonnement op eentelefoonaansluiting heeft en de gemeente verstrekt daarnaast bijvoorbeeld een mobiele telefoon, dan

kan de mobiele telefoon als tweede telefoon worden beschouwd.1 De abonnementskosten en de(zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn

geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van dieovereenkomst wordt door het college vastgesteld. Het verdient aanbeveling in debruikleenovereenkomst de voorwaarde op te nemen dat de telefoon uitsluitend gebruikt mag worden

ten behoeve van zakelijk verkeer.

Aangezien de component telefoonkosten in de onkostenvergoeding belast is, blijft deze verderongemoeid.

Artikel 21 Spaarloonregeling/levensloopregeling

vervallen

Artikel 22 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad totwethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Diezijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouderzijn geworden. In artikel 21 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komenvoor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in

afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 23 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor burgerraadsleden geregeld. Zij ontvangen deze voor hetbijwonen van de voorronden van een raadsbijeenkomst als fractievertegenwoordiger. Deze bepaling

geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de voorronden zitting hebben. Hun vergoeding isimmers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijnverder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de voorronden zitting

hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister vanBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties herziet jaarlijks per 1 januari de hoogte van dit bedrag aande hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

In artikel 22, tweede lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door deminister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Artikelen 28 t/m 30 De procedure van declaratie

In artikel 27 zijn twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 28 en 29 is vervolgensaangegeven welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

_ reis- en verblijfkosten van raadsleden;

_ zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

_ reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

_ reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

_ reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgendegevallen:

_ deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

_ zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

_ reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

_ reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Artikelen 31 t/m 33 Citeertitel en inwerkingtreding

Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de gewijzigde bepalingen tot en methet aantreden van de nieuwe gemeenteraad. In de meeste gemeenten echter zijn de wethouders pas

later benoemd. Ter voorkoming van overgangsbepalingen voor de oude wethouders is gekozen voorintrekking van de oude verordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het

van kracht worden van de nieuwe verordening. De oude bepalingen hebben daardoor nog steedswerking gehad tot en met het moment van aftreden van de wethouders uit het oude college.