Verordening maatschappelijke participatie senioren Participatiewet Wormerland 2015

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie senioren Participatiewet Wormerland 2015

Overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat senioren met een minimum inkomen geconfronteerd worden met een stapeling van kosten, daarmee hun de middelen ontbreekt om in de samenleving te participeren en dat participatie in de samenleving specifiek voor deze groep inwoners kan bijdragen aan de gezondheid en het behouden van een sociaal netwerk, dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    maatschappelijke participatie:

    het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door senioren met een laag inkomen;

    voorziening:

    senioren:

    een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van volwassenen met een laag inkomen, van de deelname ter bevordering van maatschappelijke participatie;

    een persoon met een pensioengerechtigde leeftijd;

    laag inkomen:

    een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

De belanghebbende met een inkomen niet hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm met de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het senioren dat belemmeringen ondervindt in die participatie door hun financiële positie, terug te dringen.

  • 2. Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taak door het college wordt uitgevoerd, met inbegrip van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Artikel 4 Verantwoordelijkheid college

  • 1. Het college zet zich in voor het tot stand komen en ondersteunen van diensten door natuurlijk- en rechtspersonen die naar haar oordeel bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • 2. Het college biedt op grond van artikel 35 van de Participatiewet voorzieningen aan, die gericht zijn op maatschappelijke participatie.

  • 3. Het college werkt bij het bevorderen van maatschappelijke participatie samen met natuurlijke- en rechtspersonen, voor zover die samenwerking naar het oordeel van het college daaraan bijdraagt.

Artikel 5 Groepskenmerken en kostencategorieën

  • 1. Het college verstrekt een voorziening aan personen, die gezien hun inkomen niet in staat zijn om maatschappelijk te participeren en daardoor niet kunnen deelnemen aan sociaal, culturele en/of maatschappelijke activiteiten.

  • 2. De kosten van deze voorziening worden als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten aangemerkt en daarmee aanwezig geacht als een belanghebbende onder de in het eerst lid omschreven groep valt.

Artikel 6 Beleid en voorzieningen

  • 1. Het college geeft uitvoering aan het beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie door de bekostiging van sociale- of maatschappelijke activiteiten aan personen met de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 2. De voorwaarden en de hoogte van deze voorzieningen wordt door het college in beleidsregels vastgelegd.

Artikel 7 Vorm van een voorziening

  • 1. Het college stelt de vorm vast waarin de voorzieningen worden verstrekt.

  • 2. Bij het bepalen van de vorm kiest het college voor de vorm die het meest doeltreffend is om de maatschappelijke participatie te bevorderen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde bijstand wordt verstrekt in de vorm van een financiële voorziening en/of een regeling in natura die zich richt op deelname aan sport of sociaal - culturele dan wel maatschappelijke activiteiten.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 januari 2017 in werking.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie senioren Participatiewet Wormerland 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 20 december 2016
Voorzitter raadsgriffier

Toelichting

Algemeen deel

Wormerland is een gemeente die volop in beweging is binnen het Sociaal Domein. Grote waarde wordt gehecht aan participatie in de samenleving, het vergroten van zelfredzaamheid en de eigen kracht van de burgers. Voor senioren met een laag inkomen is deze deelname van essentieel belang, omdat het bijdraagt aan gezondheid en het behouden/versterken/vormen van een sociaal netwerk.

Deelname aan sociale, culturele of maatschappelijke activiteiten brengt kosten met zich mee, die door ouderen met een laag inkomen niet of moeizaam zijn op te brengen, waardoor deze kosten binnen deze gezinnen aanwezig worden geacht.

Om te voorkomen dat senioren om financiële redenen niet aan dergelijke activiteiten deel kunnen nemen acht de raad het wenselijk voor deze kosten een regeling te treffen.

Gezien het maatschappelijk belang heeft de raad ervoor gekozen hieraan invulling te geven, door voor personen met een laag inkomen een regeling in te stellen om de mogelijkheden te vergroten en deelname aan de maatschappelijke participatie te bevorderen.

Gekozen is voor een groepsgewijze benadering, die kosten gerelateerd is. De verordening voorziet er om die reden in dat de verstrekkingen niet voor een ander doel gebruikt kunnen worden dan waarvoor ze bedoeld zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die een toelichting behoeven worden hier toegelicht.

Artikel 2 Doelgroep

Het is wenselijk dat ouderen na het bereiken van de persioengerechtigde leeftijd mee kunnen blijven doen in de samenleving. Eenzaamheid en daardoor achteruitgang in gezondheid zijn belangrijke thema’s om te bestrijden. Het is in het algemeen belang dat ouderen een sociaal netwerk hebben, waarop men kan terugvallen.

Artikel 4 Verantwoordelijkheid college

Het college is samen met andere maatschappelijke instellingen verantwoordelijk voor maatschappelijke participatie.

In het eerste lid is bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden. Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. In het derde lid is vastgelegd wie tot de doelgroep behoort.

Het derde lid geeft uitdrukking aan dat armoedebestrijding niet alleen iets is van de gemeente, maar ook van onze maatschappelijke instellingen, die hierbij een belangrijke rol spelen.

Artikel 5 Groepskenmerken en kostencategorieën

In het eerste lid van dit artikel is vastgelegd wie voor deze regeling in aanmerking komt.

Het tweede lid legt een verband tussen kosten en noodzaak om deze voorziening aan de in het eerste lid omschreven groep aan te bieden.

Artikel 6 Beleid en voorzieningen

In dit artikel is de opdracht aan het college geformuleerd om uitvoering te geven aan deze verordening en de wijze waarop.

Artikel 7 Vorm van een voorziening

Uitgangspunt van het beleid is dat een zo groot mogelijke doelgroep wordt bereikt. Daarbij is het van belang dat de voorziening daadwerkelijk voor het beoogde doel wordt gebruikt.

Hierbij is het uitgangspunt dat de meest doeltreffende vorm wordt gekozen.