Regeling vervallen per 01-07-2011

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg

Geldend van 01-07-2011 t/m 30-06-2011

Intitulé

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg

De raad van de Gemeente Woudenberg,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 24 augustus 2006;

gelet op het gestelde in artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

besluit:

vast te stellen de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004, vastgesteld in de raadsvergadering van 3 juni 2004 en het college te mandateren voor de uitwerking van de verordening in een uitvoeringsbesluit en een verstrekkingenboek.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    Compensatiebeginsel: de opdracht aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • d.

    Compenseren: het toepassen van het compensatiebeginsel;

  • e.

    Beperkingen: moeilijkheden, als gevolg van ziekte of gebrek, die een persoon ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten;

  • f.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • g.

    Huishoudelijke ondersteuning: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden van een persoon of van het huishouden waartoe een persoon behoort;

  • h.

    Mantelzorger: een persoon uit de directe omgeving van een hulpbehoevende, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep hulp verleent, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten overstijgt;

  • i.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, psychisch of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

  • j.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • k.

    Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening, een rolstoel of huishoudelijke ondersteuning;

  • l.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • m.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • n.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg van toepassing zijn;

  • o.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • p.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager zelfstandig één of meer aan hem of haar te verlenen voorzieningen kan aanschaffen en waarop de in deze verordening en het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • q.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • r.

    Inkomen: het netto inkomen van de aanvrager zoals vastgesteld volgens de bepalingen in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • s.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • t.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • u.

    Aanvrager: de persoon die een voorziening aanvraagt op grond van de wet of de persoon namens wie een voorziening wordt aangevraagd op grond van de wet;

  • v.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat en gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • w.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • x.

    Budgethouder: een persoon aan wie in gevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • y.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn of haar vaste woon en verblijfplaats heeft en op welk adres de aanvrager in het bevolkingsregister staat ingeschreven, danwel zal staan ingeschreven, danwel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres is ingeschreven, danwel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

  • z.

    Uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een persoon met beperkingen, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen;

  • aa.

    AWBZ: de Algemene wet bijzondere ziektekosten;

  • bb.

    Goedkoopst adequaat: niet duurder dan noodzakelijk en toch naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt;

  • cc.

    ADL-woning Een aangepaste huurwoning, waarvan de bewoners voor hun dagelijkse levensverrichtingen zijn aangewezen op assistentie.

  • dd.

    ICF: International Classification of Functions, Disabilities, and Impairments;

  • ee.

    ICF classificatie: Deze classificatie is opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie en biedt een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen. Voor de indicatiestelling van de diverse functies in de AWBZ wordt eveneens van deze classificatie gebruik gemaakt, wat de afstemming tussen de AWBZ en de Wmo vergemakkelijkt.

Artikel 2. Afbakening

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • d.

      de voorziening langdurig noodzakelijk is, tenzij er sprake is van een kortdurende noodzaak tot huishoudelijke ondersteuning.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de aanvrager geen hoofdverblijf heeft in de gemeente Woudenberg;

    • b.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • c.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, danwel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die de aanvrager niet zijn toe te rekenen;

    • d.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • e.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan de datum van verzending van de beschikking heeft gemaakt;

    • f.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • g.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau sociale woningbouw.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura niet in eigendom wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de door gemeente gecontracteerde leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming danwel persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • 2. Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming danwel persoonsgebonden budget worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt voor individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en de overige voorwaarden worden door het college vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Woudenberg van toepassing.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang ervan, de periode waarop het budget betrekking heeft en de verplichtingen verbonden aan de verstrekking worden opgenomen in de beschikking.

  • 3. Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget uitbetaald door storting, eventueel in termijnen, op de rekening van de aanvrager.

  • 5. Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt, danwel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, verstrekt de budgetontvanger aan het college een verantwoording van de besteding van het budget.

  • 6. Het college gaat steekproefsgewijs na of de verstrekte persoonsgebonden budgetten besteed zijn aan het doel waarvoor zij zijn verstrekt. De budgetontvanger is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 7. Na ontvangst van de in lid 5 genoemde verantwoording danwel na de in lid 6 genoemde controle wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen dan wel te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van voorzieningen op grond van de wet kan van de aanvrager een eigen bijdrage danwel eigen aandeel in de kosten worden gevraagd.

  • 2. Op de eigen bijdrage bedoeld in het vorige lid zijn de bepalingen in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg van toepassing.

Hoofdstuk 3. Huishoudelijke ondersteuning

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene voorziening dit snel en adequaat kan compenseren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in het eerste lid genoemde voorziening onvoldoende compensatie biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9, komt de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor huishoudelijke ondersteuning als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten van 18 jaar of ouder behoren die in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten en van wie ook verwacht mag worden dat zij het huishoudelijk werk verrichten.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1, 0 tot 2 uur per week;

Klasse 2, 2 tot 4 uur per week;

Klasse 3, 4 tot 7 uur per week;

Klasse 4, 7 tot 10 uur per week;

Klasse 5, 10 tot 13 uur per week;

Klasse 6, 13 tot 16 uur per week.

Artikel 12. Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 13. Vormen van woonvoorzieningen

De door het college te verstrekken woonvoorziening voor het compenseren van beperkingen bij het gebruik van de woning, kan bestaan uit: a. een algemene woonvoorziening;

  • a.

    een woonvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woon voorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15. Soorten individuele woonvoorzieningen

  • De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • 1. De in artikel 13 onder b, c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis-en herinrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving;

    • g.

      verwijderen van voorzieningen;

    • h.

      een uitraasruimte.

  • 2. In het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg zijn bepalingen opgenomen over de kosten die in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding, over de hoogte van de financiële tegemoetkomingen danwel persoonsgebonden budgetten, over aanvang van de werkzaamheden en inzicht in de woning, over gereedmelding en over het vaststellen van de hoogte van een financiële tegemoetkoming danwel een persoonsgebonden budget.

  • 3. In het verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg zijn bepalingen opgenomen over het aanpassen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen.

Artikel 16. Uitbetaling

  • 1. Een financiële tegemoetkoming danwel een persoonsgebonden budget voor de kosten van een voorziening als genoemd in artikel 15, lid 1 onder b, d, f, g en h. wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woning.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming danwel een persoonsgebonden budget voor de kosten van een voorziening als genoemd in artikel 15, lid 1 onder a, c. en e. wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woning.

Artikel 17. Primaat van de verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, lid 1 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. In afwijking van het vorige lid kan een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten worden verstrekt aan een persoon, die op verzoek van het college, ten behoeve van een persoon met beperkingen een aangepaste woonruimte heeft ontruimd.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, lid 1 onder b. tot en met g. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is binnen een medisch noodzakelijke termijn, of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 4. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 lid 1 onder h. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 18. Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 19. Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 20. Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het vorige lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling dan wel analoge situaties.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg vast te leggen maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan gebruiken.

Artikel 21. Afbakening

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen extra trapleuningen en drempelhulpen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft, of een verhuizing naar een woonzorgwoning op medische indicatie. Een ADL-woning is een woning voor zelfstandig wonende bewoners die zijn aangewezen op persoonlijke assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Een woonzorgwoning is een woning, bedoeld voor mensen die niet meer geheel zelfstandig kunnen wonen, maar (nog) geen behoefte hebben aan de intensieve verzorging in een verzorgings- of verpleeghuis. Bewoners kunnen gebruikmaken van bepaalde voorzieningen en zorg.

Artikel 22. Het verwerven van grond

  • 1. Voor zover het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 15, lid 1 onder b. niet mogelijk is zonder het uitbreiden van een bestaande woning, danwel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning, kan het college een tegemoetkoming verlenen in de kosten van de extra te verwerven grond.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in het vorige lid wordt bepaald overeenkomstig het gestelde in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

Artikel 23. Terugbetaling bij verkoop

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg door het college vastgestelde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

  • 2. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen voor het uitbreiden van de woning al dan niet in combinatie met de aankoop van grond, is gehouden mee te werken aan de vestiging van “stil pandrecht” op de woning bij de Rijksdienst voor belastingen.

  • 3. De meerwaarde als bedoeld onder a. wordt vastgesteld op basis van een taxatie die door een door het college aan te wijzen deskundige wordt uitgevoerd. Mocht de eigenaar-bewoner hiermee niet akkoord gaan, dan kan deze op eigen kosten een tweede deskundige aanwijzen. Bij ontbreken van overeenstemming kunnen de deskundigen gezamenlijk een derde aanwijzen.

Artikel 24. Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie indien:

    • a.

      de woonvoorziening in het kader van deze verordening danwel de Wet voorzieningen gehandicapten, het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;

    • b.

      de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.

  • 2. De woonvoorzieningen waarvoor een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring of reparatie wordt verleend en de hoogte van de financiële tegemoetkoming worden vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

Artikel 25. Tijdelijke huisvesting

  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijk huisvesting, die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      de huidige woonruimte van de gehandicapte;

    • b.

      de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;

    • c.

      de financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a. en b. wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 3. Het college verleent maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college verleent uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien deze kosten gemaakt worden in verband met het

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5. Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting overeenkomstig het bepaalde in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

Artikel 26. Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het vorige lid is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 27. Verwijderen van voorzieningen

Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van verwijdering van woonvoorzieningen indien:

  • a.

    de woning langer dan zes maanden leeg staat, tenzij

  • b.

    bekend is dat binnen een periode van drie maanden na het verstrijken van de termijn onder a. een gehandicapte in aanmerking voor de woning zal komen, en

  • c.

    de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 28. Vormen van vervoersvoorzieningen

  • 1. De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

    • b.

      een vervoersvoorziening in natura;

    • c.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

  • 2. Het college werkt de financiering van een systeem van collectief vervoer nader uit.

Artikel 29. Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet en bewoners van een instelling genoemd in artikel 1 van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben, kunnen voor de in artikel 27 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer, of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken, of

  • c.

    wanneer gebruik van openbaar vervoer op grond van cognitieve of visuele beperkingen uitsluitend mogelijk is met begeleiding en van de algemene voorziening gebruik gemaakt kan worden zonder begeleiding.

Artikel 30. Primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 28 onder a., onmogelijk maken, of

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 28 onder a., niet aanwezig is, of

  • c.

    wanneer het collectief systeem onvoldoende invulling kan geven aan de individuele vervoersbehoefte.

Artikel 31. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 32. Vervoersbehoefte

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming of sociaal isolement te voorkomen. Onder de directe woon- en leefomgeving wordt verstaan de gemeente met daar omheen een schil van 4 ov-zones of 15 kilometer.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met als norm een omvang per jaar van 2000 kilometer mogelijk maken. Van deze norm kan worden afgeweken op basis van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie van de aanvrager, aan de hand van de in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg neergelegde criteria.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 33. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 34. Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 33, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 33, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 33, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening op recreatief niveau zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 35. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 34, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 36. Aanvraagprocedure

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld papieren dan wel elektronisch formulier.

Artikel 37. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket in de gemeente Woudenberg, op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 38. Inlichtingen, onderzoek, advies.

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend, met uitzondering van aanvragen die voorzieningen betreffen waarvan het college besluit dat hiervoor geen advies noodzakelijk is;

    • b.

      het college dat overigens gewenst vinden.

  • 3. Het college verstrekt het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) het alleenrecht om de in het tweede lid bedoelde indicatieadviezen te verstrekken.

  • 4. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door het college aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 5. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt gebruikt gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de “International Classification of Functions, Disabilities and Impairments”, de zogenaamde ICF-classificatie.

  • 6. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 39. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 40. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening of op de hoogte van een financiële tegemoetkoming dan wel persoonsgebonden budget.

Artikel 41. Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 42. Terugvordering

  • Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kan zij de voorziening van aanvrager terugvorderen.

  • 1. Terugvordering van voorzieningen in natura:

    • a.

      de terugvordering van voorzieningen in natura vindt plaats door de voorziening met de daarbij behorende bescheiden onverwijld aan het college ter beschikking te stellen;

    • b.

      het college kan naast het opeisen van de voorziening ook een bedrag in rekening brengen voor de afschrijvingskosten gebaseerd op de economische levensduur van de verstrekte voorziening. De omvang daarvan is gebaseerd op de duur van het onrechtmatig gebruik van de voorziening;

    • c.

      voor voorzieningen die in bruikleen zijn verstrekt zijn de bepalingen uit de bruikleenovereenkomst van overeenkomstige toepassing;

    • d.

      indien de terugvordering een voorziening in natura betreft die vanwege de aard niet of niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, wordt de omvang van de terugvordering bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings/ aanschafwaarde. De bepalingen van artikel 41 lid 2 zijn dan overeenkomstig van toepassing.

  • 2. Terugvordering van financiële tegemoetkomingen of persoonsgebonden budget:

    • a.

      een besluit tot terugvordering van onverschuldigde betalingen bevat hetgeen wordt teruggevorderd, de hoogte van het bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen moet worden terugbetaald;

    • b.

      bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd met wettelijke rente en op de vordering betrekking hebbende kosten;

    • c.

      onverschuldigd betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd tot 5 jaren zijn vestreken nadat de beschikking tot intrekking van een voorziening bekend is gemaakt. De verjaring wordt gestuit door uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3:316 BW.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

Artikel 43. Nadere regels

Het college geeft nadere regels ten aanzien van de uitvoering van deze verordening. Voorts kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de te verstrekken voorzieningen en voorwaarden waaronder deze voorzieningen worden verstrekt in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

Artikel 44. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 45. Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 46. Indexering.

  • 1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van het door de VNG afgegeven prijsindexcijfer voor individuele Wmo-voorzieningen. Als dit niet beschikbaar is wordt het prijsindexcijfer volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek aangehouden.

  • 2. De directeur van het Gewest Eemland wordt op grond van deze verordening gemandateerd tot het jaarlijks toepassen van het prijsindexcijfer. Jaarlijks, in de maand december, na de bekendmaking van het prijsindexcijfer, past het Gewest Eemland de normbedragen aan en stuurt deze ter kennisgeving aan de gemeente. De gemeente heeft tot uiterlijk 1 februari van het jaar waarover het prijsindexcijfer geldt de gelegenheid het voorstel te verwerpen. Zonder verwerping wordt de indexering toegepast met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar.

  • 3. Bij mandatering blijft de gemeente zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit.

Artikel 47. Evaluatie

Het in het kader van deze verordening gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 48. Overgangsrecht

  • 1. Een persoon die op het moment dat de wet in werking treedt een geldige AWBZ-indicatie voor huishoudelijke ondersteuning heeft, behoudt de rechten en verplichtingen op grond van de AWBZ gedurende de looptijd van het indicatiebesluit, doch ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van de wet.

  • 2. Een persoon die op het moment dat de wet in werking treedt een voorziening heeft ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten, behoudt de rechten en verplichtingen zoals vermeld in de beschikking waarbij op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten een voorziening is verleend, gedurende de looptijd van de beschikking, doch ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van de wet.

  • 3. Een persoon aan wie op 31 december 2006 een forfaitaire vervoerskostenvergoeding wordt verleend behoudt deze vergoeding voor 100% in de eerste drie maanden van 2007, voor 75% in de tweede drie maanden van 2007, 50% in de derde drie maanden van 2007, 25% in de vierde drie maanden van 2007 en 0% met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 49. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudenberg.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen gehandicapten.

  • Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van: 21 september 2006.

    K.Wiesenekker

    R.L. Boer

    raadsgriffier

    voorzitter