Beheersverordening 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg

Geldend van 10-06-2014 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg

De raad van de Gemeente Woudenberg,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 15 april 2014;

gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Beheersverordening 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats gelegen aan de Voorstraat 61 te Woudenberg;

  • b.

    zandgraf: een grondgraf;

  • c.

    keldergraf: een betonnen of gemetselde constructie;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meerdere asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘particulier graf’ mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf, urnengrafkelder bij inbegrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen

    • 2.

      het doen verstrooien van as.

  • i.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • k.

    verstrooiingsplaats: ook strooiveld, is een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • l.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, urnengraf, urnennis, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • m.

    beheerder: de medewerker begraafplaats die belast is met de dagelijkse leiding en het beheer en onderhoud van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • n.

    beleidsmedewerker: de ambtenaar die belast is met de beleidsvorming en/of de administratie van de begraafplaats, of degene die hem vervangt;

  • o.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • p.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

  • q.

    aanvrager: natuurlijk persoon of rechtspersoon die opdracht geeft een grafrecht te vestigen, te verlengen of een andere dienst te laten verrichten;

  • r.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Woudenberg;

  • s.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

  • t.

    grafrecht: het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf of algemeen urnengraf, hetzij het uitsluitend recht op een particulier graf of particulier urnengraf om lijken, dan wel asbussen met of zonder urn te doen begraven en begraven houden.

Artikel 2 Beheer begraafplaats

  • 1. Het beheer van de begraafplaats berust bij het college. Het beheer omvat het onderhouden en exploiteren van het terrein en de gebouwen, met uitzondering van het beheer van Uitvaartcentrum Henschoten, en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en de herdenking van overledenen.

  • 2. Onder toezicht van het college worden de beheerder en zo nodig een of meer daartoe hem vervangende personen onder andere belast met:

    • a.

      het beheer en algemeen onderhoud van de begraafplaats;

    • b.

      de dienstverlening rondom begravingen, asbezorging, opgraving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming;

    • c.

      het handhaven van de regels.

  • 3. De beleidsmedewerker is belast met:

    • a.

      de administratie van de begraafplaats;

    • b.

      het afhandelen van aanvragen voor grafrechten en vergunning voor grafbedekkingen.

  • 4. Het college kan voor gebruik van goederen, diensten van de beheerder en gebouwen, door derden nadere regels vaststellen.

  • 5. Stichting Beheer Uitvaartcentrum Henschoten is verantwoordelijk voor het beheer van Uitvaartcentrum Henschoten. De exploitatie van het uitvaartcentrum ligt bij de gemeente. Ze kan voor het gebruik van het gebouw door derden, nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaats

  • 1. De begraafplaats is voor eenieder dagelijks toegankelijk een half uur voor zonsopkomst tot een half uur na zonsondergang.

  • 2. De begraafplaats is uitsluitend toegankelijk voor voetgangers, rolstoelgebruikers en scootmobielgebruikers.

  • 3. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten. Ten behoeve van werkzaamheden op de begraafplaats kan de beheerder tijdelijk delen van de begraafplaats voor het publiek afsluiten.

  • 4. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door het afdelingshoofd Realisatie en beheer te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

  • 3. Het is verboden met motorvoertuigen (motorrijtuigen en -rijwielen) op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen. Invalidevoertuigen, zonder inbegrip van brommobielen, daarbij uitgezonderd;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het afdelingshoofd Realisatie en beheer kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder sub a van het derde lid.

  • 5. Het is verboden om op de graven te lopen of te zitten en daarop gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen.

  • 6. Het is verboden op de begraafplaats as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen, zonder voorafgaand overleg met de beheerder.

  • 7. Het is steenhouwers, hoveniers, uitvaartondernemers, fotografen en daarmede gelijk te stellen personen verplicht melding te maken bij de beheerder, alvorens werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze, zo spoedig mogelijk, maar ten minste drie werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, dient daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, een schriftelijke aanvraag in bij beheerder. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien het college toestemming heeft gegeven om een overledene binnen 36 uur na het overlijden te doen begraven, as doen bijzetten of as doen verstrooien, moet de kennisgeving aan de beheerder zo spoedig mogelijk worden gedaan. De aanvraag geschiedt volgens een door het college vast te stellen formulier, uitsluitend volledig ingevulde en ondertekende formulieren worden in behandeling genomen.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag en zondag gelden voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden gemeld bij de gemeente door dit aan te geven op het aanvraagformulier.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet eerder overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrust. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in dit artikel en artikel 21 opgenomen vereisten is voldaan.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 10.00 tot 15.00 uur, met uitzondering van de zondagen en algemeen erkende feestdagen, en op zaterdag van 10.00 tot 13.00 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

  • 3. Het tijdstip van begraven en bezorgen van as wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder in overleg met de betrokken aanvrager vastgesteld.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere gedenkplaatsen.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 3. De uitgifteduur van de graven betreft minimaal tien jaar grafrust, welke vastgelegd ligt in de Wet op de lijkbezorging. Een langere termijn is mogelijk, zoals in artikel 15 beschreven.

  • 4. Het college behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

  • 5. In overleg met de beheerder, kan een aanvraag worden gedaan bij het college voor een drielaags particulier zandgraf. Op de begraafplaats kunnen een zeer beperkt aantal drielaags particuliere zandgraven worden uitgegeven, indien de omstandigheden op de begraafplaats dit toelaten. Er kunnen drie lijken, drie asbussen met of zonder urn, drie verstrooiingen of een combinatie hiervan waarbij het totaal maximaal drie bedraagt, plaatshebben. De beheerder is niet verplicht een dergelijk verzoek te realiseren, indien de omstandigheden op de begraafplaats dit niet toelaten.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1. In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2. Het college behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en het toegestane aantal lijken of asbestemmingen per graf te wijzigen.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. De beheerder kan een particulier graf toewijzen buiten de volgorde van uitgifte, indien aantoonbaar gemaakt kan worden dat er zwaarwegende culturele gronden of geloofsovertuigingen zijn welke een bepaalde ligging van het graf voorschrijven en dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 3. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Zie ook artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

Artikel 15 Termijnen graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, twintig of vijftig jaar recht op een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag niet eerder dan twee jaar, maar uiterlijk een half jaar voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. De verlenging kan door het college niet worden geweigerd.

  • 3. Bestaande graven met een uitsluitend recht die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 4. Voor algemene graven wordt een gebruiksrecht verleend voor een termijn van tien jaren. De termijn begint te lopen op de datum waarop de laatste bijzetting in een algemeen graf heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan niet worden verlengd. De overblijfselen kunnen echter na afloop van de termijn, op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden, in een particulier graf of, na crematie, in een particulier urnengraf worden herbegraven. De asbus kan ook worden bijgezet in een particuliere urnennis of worden uitgestrooid op het algemene strooiveld.

Artikel 16 Grafkelder en nis

  • 1. Een rechthebbende op een particulier zandgraf of particulier urnenzandgraf kan enkel een grafkelder of urnengrafkelder (doen) aanbrengen in de daartoe aangewezen vakken.

  • 2. Het is niet mogelijk om een urnennis te (doen) aanbrengen op een particulier graf. Wel is het toegestaan één asbus, mits aangebracht in een urn, vast te monteren op de grafbedekking. Zie ook artikel 17, tweede lid.

Artikel 17 De bezorging van as

  • 1. Buiten particuliere zandgraven, particuliere urnenzandgraven en het algemene strooiveld heeft geen verstrooiing van as plaats.

  • 2. De bezorging van as in een particulier graf of particulier urnengraf kan slechts plaatshebben door middel van ondergronds bijzetten van een asbus met of zonder urn of door ondergrondse verstrooiing van as, dan wel het bovengronds bijzetten van één asbus, mits aangebracht in een urn, en vastgemonteerd op de grafbedekking. Het is mogelijk om een asbus met of zonder urn in een particuliere urnennis bij te zetten. Zie ook het tweede lid van artikel 11 voor het toegestaan aantal asbezorgingen.

  • 3. De verstrooiing van as op het algemene strooiveld kan slechts bovengronds plaatshebben.

  • 4. Het bijzetten van een asbus met of zonder urn, onder- of bovengronds en het verstrooien van as in een graf wordt gezien als een volledige benutting van een ruimte in een graf.

Artikel 18 Vestiging van grafrechten

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, een grafrecht door middel van de uitgifte van een grafakte.

  • 2. Een grafrecht kan slechts worden verleend aan personen die in de gemeente zijn geboren of wonen dan wel er in het verleden ten minste 5 achtereenvolgende jaren hebben gewoond.

  • 3. Het college kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing verlenen van de in het tweede lid bedoelde bepaling. Het college bepaald in alle gevallen of deze in aanmerking komt voor deze ontheffing.

Artikel 19 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon, doormiddel van een getekend bewijs van overdracht.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen twaalf maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf of in de nis dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf maanden kan het college het particuliere graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats dat inmiddels is geruimd.

Artikel 20 Afstand doen van graven en het beëindigen van grafrechten

  • 1. Een grafrecht vervalt:

    • a.

      door het verlopen van de uitgiftetermijn van een particulier graf;

    • b.

      indien de rechthebbende afstand doet ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren indien:

    • a.

      de rechthebbende van een graf of nis is overleden en het recht niet binnen twaalf maanden is overgeschreven, zoals in artikel 19 is bepaald;

    • b.

      de rechthebbende of gebruiker, ondanks een aanmaning in verzuim blijft en op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      de betaling van het grafrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht of eventuele andere kosten.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 21 Gebruik van materialen, voorwerpen en objecten in graven

  • 1. Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 2. De lijkhoes moet voldoen aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 4. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overlegd omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen: a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een aankoopbewijs van de betreffende lijkhoes.

Artikel 22 Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking of het aanbrengen van veranderingen aan een grafbedekking, zij het aanbrengen van winterharde beplantingen, is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf of particulier urnengraf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen. De regels kunnen per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5. Een particuliere urnennis en een particuliere gedenkplaats kunnen geen grafbedekking hebben.

  • 6. De in het eerste lid bedoelde grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door her- of verplaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van een grafbedekking, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende.

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het hebben van niet-blijvende grafbeplanting en losse voorwerpen op graven. Zie artikel 25.

  • 8. Op of nabij het algemene strooiveld kan geen grafbedekking of gedenksteen worden geplaatst.

  • 9. Indien de grafbedekking niet overeenkomstig de uitgegeven vergunning is geplaatst kan deze verwijderd worden door het college.

Artikel 23 Onderhoud door de Gemeente Woudenberg

De beheerder voorziet in het één maal per jaar blad verwijderen van het gedenkteken en grafbedekking.

Artikel 24 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Onder dit onderhoud wordt begrepen het rechtzetten, waterpas stellen, herstellen of vernieuwen, het verven van opschriften, en het bijkleuren of schilderen van stenen en hekwerken en ornamenten, alsmede het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting.

  • 3. Indien de rechthebbende of de gebruiker binnen drie maanden na de dag van aanschrijving nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college het omschreven herstel of onderhoud op kosten van de rechthebbende of gebruiker doen plaatsvinden ofwel hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende zes weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking of beplanting te herstellen binnen drie maanden indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden. Na 3 maanden kan de gemeente overgaan op herstel. Indien er acuut gevaar voor de veiligheid is kan de beheerder direct ingrijpen.

  • 6. Alle kosten die door of namens het college zijn gemaakt voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van de grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 25 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende grafbeplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende zes weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende.

Artikel 26 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 2. Het eventueel op het graf aanwezige grafbedekking of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 3. Indien de grafbedekking niet binnen zes weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. Alle kosten die door of namens het college zijn gemaakt voor het verwijderen of vernietigen van grafbedekkingen of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 27 Tijdelijke verwijdering grafbedekking

De grafbedekking kan door het college worden verwijderd indien:

  • a.

    een tijdelijk verwijderde grafbedekking zich op de begraafplaats bevindt en niet binnen drie maanden na de begraving is herplaatst. Indien de grafbedekking niet binnen zes weken, na de verwijdering door de gemeente, is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is. Eventuele kosten zijn voor rekening van de rechthebbende of gebruiker;

  • b.

    dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is. De verwijdering is voor rekening en risico van het college waarvan de rechthebbende of gebruiker van tevoren schriftelijk in kennis wordt gesteld;

  • c.

    dit voor een begraving of bijzetting van een asbus in het graf noodzakelijk is. De verwijdering is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 28 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat de met de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven in een verzamelgraf; as wordt verstrooid op het algemeen strooiveld van de begraafplaats.

  • 4. De rechthebbende van een particulier graf kan gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn, maar uiterlijk tot drie maanden voor het verstrijken van het recht tot gebruik van de ruimte, bij het college een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen en deze dieper in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Schudden kan alleen met inachtneming van de in artikel 9 en derde lid van artikel 11 bedoelde termijn.

  • 5. De rechthebbende of gebruiker van een particulier of algemeen graf kan gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn, maar uiterlijk tot drie maanden voor het verstrijken van het recht tot gebruik van de ruimte, bij het college een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een particulier graf, particulier urnengraf of particuliere urnennis, kunnen bij het college, tot drie maanden voor het verstrijken van het grafrecht, een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

Hoofdstuk VII In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 29 Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk VIII Inrichting register

Artikel 30 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beleidsmedewerker.

  • 3. Het register bevat:

    • a.

      een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar lijken begraven zijn, alsmede een register van bijgezette asbussen. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.

    • b.

      alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar.

  • 4. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

  • 5. Van de in het derde lid, onder a bedoelde registers kan een ieder, doch van het in het derde lid, onder b bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten een uittreksel verkrijgen.

Hoofdstuk IX Adviescommissie voor de begraafplaats

Artikel 31 Instelling begraafplaatscommissie

Het college stelt een begraafplaatscommissie in met als doel het adviseren van het college over algemene aspecten van het beheer van de begraafplaats.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 32 Intrekking oude regeling

De Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg, vastgesteld op 01-02-2005, wordt ingetrokken.

Artikel 33 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 34 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, 4 ,5 en 6 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 3, lid 2 en 4 en artikel 4, lid 1, 2 en 3 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 3. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21-05-2014.
K. Wiesenekker
raadsgriffier
T. Cnossen-Looijenga
voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

Behorende bij de Beheersverordening 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

Onderdeel b en c

Een zandgraf is een graf waar één of meerdere lijken ondergronds in begraven worden. Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

Onderdeel f

Een particulier graf werd in het oude model aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. Het nieuwe model volgt echter de terminologie van de Wet op Lijkbezorging.

Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Onderdeel f en h

De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in of op de particuliere graven. Bij keldergraven, zeker wanneer deze onderdeel zijn van een muur of wand, is dit niet goed mogelijk. Regels voor het verstrooien van as op particuliere (urnen)graven zijn opgenomen in artikel 11 (Indeling graven en asbezorging.)

Onderdeel g

In het oude model was bij de definitie van algemene graven opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken en het doen bijzetten van asbussen. De passage ‘eenieder’ is overbodig en daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven. Algemene graven zijn onderverdeeld in graven voor volwassenen en levenloos geboren kinderen. Een algemeen graf wordt beheerd door het college. De gebruiksrechten voor een algemeen graf worden verleend aan een gebruiker.

Onderdeel m

In de verordening wordt meerdere malen de beheerder genoemd als de bevoegde of verantwoordelijke persoon voor bepaalde handelingen of besluiten. In het merendeel van de gevallen gaat het feitelijk om taken van overig personeel, onder (eind)verantwoordelijkheid van de beheerder.

Onderdeel o en p

De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

Onderdeel q

Voor een aantal diensten met betrekking tot de begraafplaats dient een aanvraag te worden ingediend. Vaak wordt een aanvraag gedaan door een uitvaartondernemer of steenhouwer namens een (toekomstige) gebruiker of rechthebbende.

Onderdeel s

De uitgifte van een ruimte waarin een stoffelijk overschot of een asbus wordt bewaard geschiedt schriftelijk. De brief waarmee dit geschiedt wordt in het systeem van deze verordening de grafakte genoemd, ook als zij betrekking heeft op bijvoorbeeld de begraving van een asbus in een urnengraf.

Onderdeel t

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een graf. Het is niet alleen het recht om in het graf een overledene te begraven, maar ook om het begraven te houden gedurende de looptijd van het graf. In particuliere graven kan meer dan één overledene worden bijgezet. De rechthebbende op het graf bepaalt wie mag worden bijgezet. Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het gebruiksrecht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Een en ander geldt uiteraard ook voor de plaatsing van asbussen, al dan niet in urnen, in particuliere graven, urnengraven en urnennissen.

Artikel 2

Dit artikel spreekt voor zich.

HOOFDSTUK II OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Lid 1

De begraafplaats is een openbaar gebied waarvoor de openstelling voor bezoekers zo groot mogelijk moet zijn. Voor een betere controle op bijvoorbeeld vandalisme is ’s nachts de begraafplaats gesloten.

Lid 3

Voor werkzaamheden als opgravingen en ruimingen kan de beheerder tijdelijk (een deel van) de begraafplaats voor bezoekers afsluiten. Het is aan de beheerder om te beoordelen welke personen bij het delven en openen van graven en andere werkzaamheden aanwezig kunnen zijn.

Lid 4

Lid 4 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 4

Het model bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van de orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Lid 1 en5

Bezoekers en werklieden dienen zich te gedragen overeenkomstig de op een begraafplaats gepaste wijze. Het is ongewenst om op de graven te lopen of te zitten, de begraafplaats te verontreinigen, loslopende honden mee te nemen, gereedschappen en andere niet tot de graven behorende voorwerpen op of tegen graven te leggen et cetera. Daarnaast zijn het maken van luide muziek, het houden van picknicks, het plaatsen van een tent en dergelijke ongewenst.

Lid 3, onderdeel a

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling drie dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de zevende dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en van toepassing zijnde andere bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 en artikel 2.1.2.2 van de APV Woudenberg.

Artikel 6

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die net de werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK III VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7

Met dit artikel wordt de kennisgeving en het openen en sluiten van een graf geregeld.

Lid 1

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op Lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf, dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

In het vorige model was de bepaling opgenomen dat het lijk bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.

Bij het begraven van een overledene binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Lid 2

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten verricht.

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9

Lid 1

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

In geval van asbezorging wordt het verlof tot begraven/cremeren bij het crematorium bewaard en wordt na crematie een crematieverklaring afgegeven. Deze verklaring bevat de nodige gegevens voor het register. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Lid 2

Alleen een rechthebbende kan bepalen, wie in een particulier graf kan worden begraven. Om problemen te voorkomen is schriftelijke machtiging noodzakelijk. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet. Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.2

Lid 3

De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

Lid 5

De beheerder van de begraafplaats heeft een eigen bevoegdheid om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Artikel 10

Lid 1

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenoodschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Lid 2

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

HOOFDSTUK IV INDELING EN UITGIFTE VAN GRAVEN

Artikel 11 Lid 1

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Lid 2

De door het college nader vast te stellen regels voor de indeling en uitgifte der graven zijn opgenomen in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

Artikel 12

Het Besluit op de Lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven. Zie ook artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

Artikel 13

Lid 1.

In verband met het beheer en de exploitatie van de begraafplaats worden de graven alleen in volgorde van ligging uitgegeven. Elke categorie of grafveld heeft zijn eigen volgorde van uitgifte. Uitgifte is tevens slechts mogelijk, indien een aanvraag daarvoor is ingediend en de grafrechten zijn verkregen. Zie voor de voorwaarden in artikel 7, lid 1 en 2 en artikel 10, lid 1 en 2.

Lid 2

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats, het beheer van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Lid 3

Het artikel voorziet in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Het college is daarnaast niet verplicht om te voldoen aan aanvragen voor grafruimten. Indien sommige typen graven op het moment van aanvraag niet beschikbaar zijn wordt in overeenstemming met de toekomstige rechthebbende of gebruiker een ander type graf uitgegeven.

Artikel 14

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 15

Lid 1

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode wordt verlengd met tien jaar. Daarom is in de verordening voor de uitgiftetermijn de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode van tien, twintig of vijftig jaar.

 

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen. Zie ook artikel 5, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

 

Lid 2

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd van de plicht het GBA-netwerk te (d0en) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23.

Lid 4

Deze bepaling is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling kunnen verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving. Zie ook artikel 5, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

Artikel 16

Lid 1 en 2

Indien men een grafkelder of urnennis wenst, kan gebruik gemaakt worden van de door de gemeente aangelegde grafkelders en urnennissen. Het zelf aanbrengen van een urnennis is ongewenst in verband met de mogelijkheid van ruiming na beëindiging van het grafrecht. Het aanbrengen van een grafkelder kan enkel in de daartoe aangewezen vakken.

Artikel 17

De bezorging van as kan op verschillende manieren plaatsvinden. In algemene en particuliere graven wordt de as ondergronds verstrooid om hinder voor nabije graven te voorkomen. De enige plaats waar bovengrondse asverstrooiing kan plaatsvinden is het algemene strooiveld. Op deze plaats is echter geen mogelijkheid om een gedenkteken te plaatsen. In urnengraven vindt geen bovengrondse verstrooiing plaats, maar wordt de as begraven.

Lid 4

Volgens artikel 5 van het Besluit op de Lijkbezorging van 4 december 1997, kunnen er slechts drie lijken boven elkaar worden begraven, indien de omstandigheden op de begraafplaats dit mogelijk maken. In navolging van dit besluit maakt het geen verschil of het om begraving van een lijk gaat, dan wel de bezorging van as doormiddel van het bijzetten of begraven van een asbus met of zonder urn of het uitstrooien van as.

Artikel 18

Lid 1

Artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging bepaald dat een uitsluitend recht op een graf, welke vorm aan dit recht ook wordt gegeven, volgens de wet uitsluitend schriftelijk kan worden gevestigd.

Lid 2

In verband met de beperkte begraafcapaciteit is de mogelijkheid tot het verkrijgen van het uitsluitend recht tot begraven voor een nieuw graf beperkt tot inwoners van Woudenberg. Het vooraf verkrijgen van de rechten is niet mogelijk, om te voorkomen dat ruimte wordt bezet door lege graven.

Artikel 19

Lid 1

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning van een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als ‘eigen graf’ – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

In de vorige verordening was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt. Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op twaalf maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Lid 2

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één natuurlijk persoon of rechtspersoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente niet bekend.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

Lid 3.

Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders. De bepaling geeft de gemeente, mede gelet op artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging, de gelegenheid om verwaarloosde graven te verwijderen.

Lid 4.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

Artikel 20

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Lid 1, onderdeel b en lid 3

Het leden bepalen dat een rechthebbende afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer het grafmonument beschadigd of verwaarloosd is en de rechthebbende geen kosten voor herstel of een opknapbeurt wil maken.

Lid 2.

Lid 2 regelt de bevoegdheid van het college om de grafrechten vervallen te verklaren in die gevallen, waarbij de rechthebbende zijn of haar plichten niet nakomt of dat de rechthebbende onbekend is. Van het verzaken van de verplichtingen wordt kennisgegeven aan de rechthebbende.

Lid 2, onderdeel b

Een belangrijke verplichting is het onderhoud van de grafbedekking. Als een monument sterk verwaarloosd is, kan het grafrecht vervallen worden verklaard. Dat is wettelijk geregeld. Bij sterke verwaarlozing gaat het om een gebroken of gebarsten monument, of een sterk verzakt monument en dergelijke. Na constatering krijgen nabestaanden alsnog de kans om het graf op te knappen. Wordt hiervan geen gebruik gemaakt, dan wordt het grafrecht vervallen verklaard.

Lid 2, onderdeel c

De mededeling dat het college voornemens is om het grafrecht vervallen te verklaren wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan bij onbekendheid met de rechthebbende of gebruiker. Deze mededeling kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen.

 

HOOFDSTUK V GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 21

Lid 1

Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de overledene die vanuit het buitenland Nederland wordt binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 jo. 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verordening verboden. Het is gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 2

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een overledene te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 3.

Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 4.

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de leden 1 t/m 3 van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het bestuur aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 22

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Zie ook de Algemene toelichting, hoofdstuk

3.2 (‘Vermindering administratieve lasten’).

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene graven en voor die op particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

Lid 3 en 4

De eisen betreffende de aard en afmetingen van grafbedekkingen zijn uitgewerkt in artikel 7 en 8 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijk begraafplaats Woudenberg. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen. Rechthebbenden en gebruikers dienen zich te houden aan andere richtlijnen van het college zoals de overschrijding van de beschikbare ruimte op een graf en de hoogte van de beplanting. Overleg tussen de rechthebbende op het graf en de beheerder van de begraafplaats voor de keuze van een winterharde beplanting is gewenst.

Lid 6

Grafmonumenten, grafbeplanting of andere voorwerpen zijn aangebracht voor risico van de rechthebbende of gebruiker. De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2002 een definitieve uitspraak gedaan over het eigendom van grafmonumenten. Middels de algemene regel van natrekking uit het Burgerlijk Wetboek is de begraafplaatshouder eigenaar van een grafmonument. De rechthebbenden, de nabestaanden, blijven echter aansprakelijk en verantwoordelijk voor het grafmonument zolang er sprake is van grafrecht. Zij zullen het onderhoud van het grafteken ter hand moeten nemen. De begraafplaats is als eigenaar hiervoor niet verantwoordelijk.

Indien een grafbedekking of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een begraving, is spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, het risico van de rechthebbende. Indien een monument wordt beschadigd door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, is het college uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.

Lid 7

Zie de toelichting op artikel 25.

Lid 8

Indien as wordt verstrooid op het algemeen strooiveld kan op deze plaats of in de nabijheid geen gedenkteken worden opgericht. Wel bestaat er de mogelijkheid om een urnengraf of gedenkplaats hiervoor te gebruiken.

Artikel 23

In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende de gedenktekens eenmaal per jaar te ontdoen van blad. Het onderhouden van grafbedekkingen en het verzorgen van beplantingen is in hoofdzaak de plicht van de rechthebbende, zoals gesteld wordt in artikel 24. Het verdient aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.

Het college kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als de betrokken familie het graf(recht) heeft prijsgegeven en het graf derhalve niet meer onderhoudt.

Artikel 24

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

Lid 1

Het eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Lid 2

Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor algemene graven. Hier wordt nogmaals gesteld dat het beleid dat burgemeester en wethouders ten aanzien van het onderhoud voeren duidelijk dient te worden bekend gemaakt. De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn steeds te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen zeker niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van de gemeente om de begraafplaats als geheel te onderhouden. De gemeente heeft geen verplichting om individuele grafmonumenten of grafbeplantingen aan te brengen, zonodig te herstellen en te onderhouden.

Lid 3

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.

Lid 4, 5 en 6

Bij verwaarlozing van het grafteken zal het college de rechthebbende aanschrijven om deze op te hoogte te stellen van de toestand van de grafbedekking en te verzoeken het nodige herstel uit te voeren. Na drie maanden kan de gemeente op kosten van de rechthebbende overgaan tot herstel van het grafteken. Veiligheid en algemeen aanzien van de begraafplaats spelen hierbij een rol.

Artikel 25

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals Afrikanen en Geraniums en daarbij behorende losse voorwerpen. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdiend aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats. De nadere regels zijn opgenomen in artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit 2014 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg.

Artikel 26

Lid 1

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking zes weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op de hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de Wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 28, eerste lid.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

Lid 2

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 19, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

Lid 3

Indien de grafbedekking door het college wordt verwijderd, wordt deze zes weken ter beschikking gehouden. De kosten die door het college gemaakt worden voor het verwijderen of vernietigen van grafbedekkingen zijn voor rekening van de rechthebbende of gebruiker. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgelijke Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 27

Dit artikel spreek voor zich.

HOOFDSTUK VI RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 28

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 19, derde lid). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 26.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 29).

Lid 2

Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd. Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak met de branche wordt opgesteld.

Lid 3

Als de rechthebbende of gebruiker geen aanvraag indient bij het college om de overblijfselen een andere bestemming te geven, zullen de overblijfselen worden verzameld in een verzamelgraf; as wordt verstrooid op het algemeen strooiveld.

Lid 4

Het vierde lid opent de mogelijkheid bij ruiming van particuliere graven de stoffelijke overblijfselen een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid. Indien in een tweelaags graf enkel twee lijken zijn begraven en er geen asbestemming heeft plaatsgevonden, kan maximaal één keer geschud worden, plaatsmakend voor één nieuw lijk. Hierdoor kan een graf langer in de familie blijven.

Lid 5

De rechthebbende kan vragen om de overblijfselen te doen ruimen om deze te cremeren of te verzamelen om deze bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

HOOFDSTUK VII IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 29

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege de ouderdom of het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.

HOOFDSTUK VIII INRICHTING REGISTER

Artikel 30

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in het model, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.

Lid 3 en 5

Op grond van de artikelen 27 en 65 van de Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats verplicht een register bij te houden van overleden, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting.

De registers zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. De in of krachtens de wet voorgeschreven gegevens zijn wel openbaar en worden op verzoek aan iedere aanvrager verstrekt.

Lid 4

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, in verband met de schriftelijke bereikbaarheid van rechthebbenden en gebruikers. Bij particuliere graven gaat het om een wettelijke plicht. Ook ten aanzien van algemene graven is het wenselijk om in geval van problemen nabestaanden te kunnen benaderen. Wanneer zij tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen om algemene graven te ruimen, kunnen zij de wens te kennen geven dat de overledene in een nieuw eigen graf wordt begraven. Ook is het mogelijk de stoffelijke resten alsnog te laten cremeren en in een asbus te bergen en bij te zetten. Op de noodzaak om adreswijzigingen door te geven zal ook in de grafakten en foldermateriaal worden geattendeerd.

HOOFDSTUK IX ADVIESCOMMISSIE VOOR DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 31

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. Daarom wordt bij de gemeentelijke begraafplaats deskundigen betrokken door een adviescommissie (artikel 84 van de gemeentewet) in te stellen die het college over de algemene aspecten van de begraafplaats en over de uitvoeringsbesluiten kan adviseren. Hierbij kan worden gedacht aan deskundigen op het gebied van de rouwverwerking, de plaatselijke geschiedenis en monumenten. Maar ook personen uit de kring van rechthebbenden op de graven en omwonenden van de begraafplaats kunnen deel uitmaken van zo'n adviescommissie begraafplaatsen.

 

HOOFDSTUK X SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

In artikel 32 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 33

Dit artikel spreek voor zich.

Artikel 34

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op straffe bij overtreding. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Lid 3

Met deze bepaling worden beslissingen over de verordening bij hiaten en verschil van mening over de interpretatie van de tekst van deze verordening van de raad overgedragen aan het college.

Artikel 35

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 36

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.

Behorende bij het raadsbesluit van 21 mei 2014.

K. Wiesenekker

raadsgriffier

T. Cnossen-Looijenga

voorzitter