Regeling vervallen per 10-06-2014

Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg

Geldend van 10-06-2014 t/m 09-06-2014

Intitulé

Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg

De raad van de Gemeente Woudenberg,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 9 november 2004;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      aanvrager: degene die - al dan niet door tussenkomst van een derde - opdracht geeft een grafrecht te vestigen, te verlengen of een andere dienst te laten verrichten;

    • b

      algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van overledenen;

    • c

      begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats gelegen aan de Voorstraat 61 te Woudenberg;

    • d

      beheerder: degene die door het college met de dagelijkse leiding van de begraafplaats is belast, bevoegd is namens het college opdrachten dienaangaande te verlenen en bevoegd is de in deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en vergunningen af te geven, of degene die hem vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;

    • e

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg;

    • f

      eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

      • 1

        het doen begraven en begraven houden van overledenen;

      • 2

        het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

      • 3

        het doen verstrooien van as;

        Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “eigen graf” mede verstaan “eigen urnengraf“.

    • g

      gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend;

    • h

      grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

    • i

      grafbedekking: monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens op een graf alsmede materialen voor bedekking van een graf;

    • j

      grafrecht:

      • 1

        het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, hetzij

      • 2

        het uitsluitend recht op een eigen graf om overledenen te doen begraven en begraven houden of op een urnengraf om asbussen te doen begraven en begraven te houden.

    • k

      rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een eigen graf of een eigen urnengraf;

    • l

      urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, bij de gemeente in beheer waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon gelegenheid wordt gegeven tot:

      • 1

        het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

      • 2

        het doen verstrooien van as.

Artikel 2 Beheer begraafplaats

  • 1. Het beheer de begraafplaats berust bij het college. Het beheer omvat het onderhouden en exploiteren van het terrein en de gebouwen en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en de herdenking van overledenen.

  • 2. Onder toezicht van het college worden de beheerder en zonodig een of meer daartoe hem vervangende personen onder andere belast met:

    • a.

      de administratie van de begraafplaats;

    • b.

      het beheer en algemeen onderhoud van de begraafplaats;

    • c.

      het afhandelen van aanvragen voor grafrechten en vergunning voor grafbedekkingen;

    • d.

      de dienstverlening rondom begravingen, asbezorging, opgraving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming;

    • e.

      het handhaven van de regels.

  • 3. Het college kan voor gebruik van gebouwen, goederen en diensten van de beheerder door derden nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling en begraafplaats

  • 1. De begraafplaats is toegankelijk een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang.

  • 2. De begraafplaats is uitsluitend toegankelijk voor voetgangers en rolstoelgebruikers.

  • 3. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten. Ten behoeve van werkzaamheden op de begraafplaats kan de beheerder tijdelijk delen voor het publiek afsluiten.

  • 4. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 10.00 tot 14.30 uur, met uitzondering van de algemeen erkende feestdagen, en op zaterdag van 10.00 tot 12.00 uur.

  • 2. Het college kan in voorkomende gevallen van deze tijden afwijken.

  • 3. Het tijdstip van begraven en bezorgen van as wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder in overleg met de betrokken aanvrager vastgesteld.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze ten minste vijf dagen tevoren bij de beheerder zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Ordemaatregelen

  • 1. Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      met motorrijtuigen te rijden elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen zonder toestemming van de beheerder;

    • b.

      met bromfietsen of andere motorrijwielen op de begraafplaats te rijden of deze met zich mee te voeren anders dan invalidewagens;

    • c.

      op de graven te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen;

    • d.

      as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen anders dan na toestemming van de beheerder;

    • e.

      de orde, rust en netheid te verstoren;

  • 2. De beheerder kan bezoekers of werklieden die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden de toegang tot de begraafplaats ontzeggen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door de beheerder te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

Artikel 7 Verrichten van werkzaamheden op de begraafplaats

  • 1. Het is aan bezoekers, steenhouwers, hoveniers, uitvaartondernemers, fotografen en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder, werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten. Zij zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. Degenen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen geschiedt uitsluitend onder verantwoordelijkheid van de beheerder.

  • 4. Een nabestaande kan werkzaamheden als bedoeld onder het vorige lid onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien hij zijn wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 5. Nabestaanden dienen bij het zelf verrichten van werkzaamheden als bedoeld in het vorige lid de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

  • 6. Het opgraven van overledenen en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 8 Vereisten voor begraving en asbezorging

  • 1. De aanvrager van een begraving of de bezorging van as dient uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bezorging zal plaatsvinden een schriftelijke aanvraag hiertoe in te dienen bij de beheerder van de begraafplaats. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om een overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan. De aanvraag geschiedt volgens een door het college vast te stellen formulier; uitsluitend volledig ingevulde en ondertekende formulieren worden in behandeling genomen.

  • 2. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder. Begraving binnen 36 uur na overlijden mag slechts geschieden indien van tevoren de toestemming van de burgemeester is overlegd aan de beheerder.

  • 3. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient de aanvrager de rechthebbende te zijn dan wel een door de rechthebbende ondertekende machtiging daartoe aan de beheerder te overleggen.

  • 4. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken. Tot de begraving wordt niet overgegaan dan nadat de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in dit artikel en artikel 9 opgenomen vereisten is voldaan.

Artikel 9 Gebruik van materialen, voorwerpen en objecten in graven

  • 1. Het is verboden om een overledene te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist. 

  • 2. Het is verboden om een overledene te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of de overledene behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 4. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overlegd - volgens een door het college vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

Artikel 10 Vestiging van grafrechten

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, een grafrecht door middel van de uitgifte van een grafakte.

  • 2. Een grafrecht kan slechts worden verleend aan personen die in de gemeente wonen dan wel er in het verleden ten minste 6 achtereenvolgende jaren gewoond hebben. In bijzondere gevallen kan het college van deze bepaling ontheffing verlenen.

Artikel 11 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het grafrecht kan worden overgedragen aan de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levenspartner, een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, of een andere nabestaande door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overschrijving op aanvraag van de rechthebbende of gebruiker ten name van een ander dan de vorenbedoelde personen of van een rechtspersoon is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker dient het grafrecht binnen 12 maanden te worden overgeschreven op verzoek van onder het eerste lid bedoelde rechtsopvolger. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of as te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van één jaar is gedaan, kan het college het grafrecht vervallen verklaren.

  • 4. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een rechtsopvolger als bedoeld in het eerste lid worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 12 Beëindiging van grafrechten

  • 1. Een grafrecht vervalt:

    • a.

      door het verlopen van de uitgiftetermijn van een eigen graf;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het grafrecht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de betaling van het grafrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht of eventuele andere kosten.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van graven

Artikel 13 Categorieën en indeling graven en asbezorging

  • 1. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel begravingen en asbezorgingen kunnen plaatshebben in de eigen graven en algemene graven. Zij bepaalt tevens de afmetingen van de eigen graven

  • 2. Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

  • 3. Het college behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

Artikel 14 Uitgifte van graven

  • 1. Algemene en eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging, door de beheerder bepaald, uitgegeven.

  • 2. Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie en het beheer op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 3. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

Artikel 15 Termijnen van uitgifte van graven

  • 1. Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. De termijn begint te lopen op de datum waarop de laatste bijzetting in een algemeen graf heeft plaatsgevonden. Deze termijn kan niet worden verlengd. De overblijfselen kunnen echter na afloop van de termijn op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden in een eigen graf worden herbegraven.

  • 2. Eigen graven worden uitgegeven voor termijnen van ten minste twintig en ten hoogste vijftig jaren. Deze termijn wordt na afloop telkens met maximaal tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de termijn is gedaan. De verlenging kan door het college niet worden geweigerd.

  • 3. Begraving in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn tot 10 jaar na deze begraving. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende. De periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 4. Bestaande graven met een uitsluitend recht die voorheen zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd, blijven bestaan tot het moment dat de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 5. Een rechthebbende op een eigen graf kan geen grafkelder (doen) aanbrengen.

Artikel 16 De bezorging van as

  • 1. Buiten eigen graven en het algemene strooiveld heeft geen verstrooiing van as plaats.

  • 2. De bezorging van as in een eigen graf kan slechts plaatshebben door middel van ondergronds bijzetten van as al dan niet in een asbus of door ondergrondse verstrooiing van as. Het is niet toegestaan een (asbus in een) urn boven op een graf te plaatsen.

  • 3. De verstrooiing van as op het algemene strooiveld kan slechts bovengronds plaatshebben.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 17 Plaatsen van een grafbedekking

  • 1. Het plaatsen van of het aanbrengen van veranderingen aan een grafbedekking of het aanbrengen van winterharde beplantingen geschiedt niet dan met voorafgaande toestemming van of namens het college.

  • 2. Over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekkingen en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen. De regels kunnen per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

  • 3. Het (doen) plaatsen, herplaatsen of aanbrengen een grafbedekking op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door her- of verplaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van een grafbedekking, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het hebben van niet-blijvende grafbeplanting en lossen voorwerpen op graven.

  • 6. Op of nabij het algemene strooiveld kan geen grafbedekking of gedenksteen worden geplaatst.

  • 7. Op een grafbedekking moet het grafnummer duurzaam worden aangebracht, op een door de beheerder aan te geven plaats.

Artikel 18 Onderhoud van een grafbedekking

  • 1. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht een grafbedekking en grafbeplanting goed te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt begrepen het rechtzetten, waterpas stellen, herstellen of vernieuwen, het verven van opschriften, en het bijkleuren of schilderen van stenen en hekwerken en ornamenten, alsmede het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting;

  • 2. Het college kan de rechthebbende of gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking of beplanting te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 3. Indien de rechthebbende of gebruiker nalaat binnen drie maanden na de dag van aanschrijving de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, is het college gerechtigd ofwel het omschreven herstel of onderhoud op kosten van de rechthebbende of gebruiker te doen plaatsvinden ofwel de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking te doen verwijderen en vernietigen.

  • 4. Het college voorziet in het algemene onderhoud van de op de begraafplaats aanwezige grafbedekkingen.

  • 5. Alle kosten die door of namens het college zijn gemaakt voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van de grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 19 Verwijdering van een grafbedekking

  • 1. Het eventueel op het graf aanwezige grafbedekking of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

  • 2. De grafbedekking kan door het college worden verwijderd

    • a.

      indien de onderhouds- of herstelverplichting als bedoeld in artikel 18 niet wordt nagekomen;

    • b.

      indien de grafbedekking niet overeenkomstig de uitgegeven vergunning is geplaatst;

    • c.

      indien door een ondeugdelijk geworden constructie of een door begraving nabij het graf een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, tombe of grafkelder; In dit geval is de beheerder bevoegd om direct maatregelen treffen;

    • d.

      indien een verwijderd grafbedekking zich op de begraafplaats bevindt en niet binnen drie maanden na de begraving is herplaatst;

    • e.

      indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is. Het betreft hier een tijdelijke verwijdering voor rekening en risico van het college waarvan de rechthebbende of gebruiker tevoren in kennis wordt gesteld;

    • f.

      indien dit voor een begraving of bijzetting van een asbus in het graf noodzakelijk is. Het betreft hier een tijdelijke verwijdering voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 3. De verwijdering als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en d, vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of gebruiker behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Na het besluit tot verwijdering als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en c, blijven de te verwijderen voorwerpen gedurende zes weken ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker en vervallen daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

  • 5. Alle kosten die door of namens het college zijn gemaakt voor het verwijderen of vernietigen van grafbedekkingen of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker indien een grafbedekking door de beheerder is verwijderd op grond van het tweede lid, onderdelen a tot en met d.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven en urnengraven

Artikel 20 Ruimen of schudden graf

  • 1. Een rechthebbende, gebruiker of andere nabestaande kan tot drie maanden vóór het verstrijken van het grafrecht bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming van het graf de overblijfselen of asbus, indien mogelijk, bijeen te doen brengen en ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders. Het tijdstip van ruiming en overbrenging wordt bepaald door burgemeester en wethouders.

  • 2. De rechthebbende op een eigen graf kan na 10 jaar na de laatste begraving in het graf de beheerder schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen en deze weder in dezelfde grafruimte dieper te doen plaatsen, dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven.

  • 3. De rechthebbende op een urnengraf kan de beheerder schriftelijk verzoeken om de asbus op te graven om deze elders opnieuw te doen bijzetten of mee naar huis te nemen, dan wel de inhoud te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII Inrichting register

Artikel 21 Voorschriften

  • 1. Het college is verantwoordelijk voor de administratie van de begraafplaats.

  • 2. De administratie bevat een register van alle op de begraafplaats begraven overledenen met een nauwkeurige aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn, alsmede een register van bijgezette asbussen met de krachtens artikel 65, eerste lid, van de wet voorgeschreven gegevens. De in deze registers opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.

  • 3. De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar.

  • 4. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

  • 6. Van de in het tweede en vierde lid bedoelde registers kan een ieder, doch van het in het derde lid bedoelde register alleen rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten een uittreksel verkrijgen.

Hoofdstuk VIII Adviescommissie voor de begraafplaats

Artikel 22 Instelling adviescommissie

  • 1. Het college stelt een adviescommissie in met als doel het adviseren van het college over algemene aspecten van het beheer van de begraafplaats.

  • 2. Het college kan een reglement voor de adviescommissie opstellen.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 23

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college.

Artikel 24 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, 5, 6 en 7 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 25 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1. De verordening ‘Verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats’ vastgesteld op 24 maart 1994 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op deze aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Beheersverordening 2005 gemeentelijke begraafplaats Woudenberg’.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van: .

A.F. van Leur

R.L. Boer

raadsgriffier

voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

1. Toelichting op enkele bepalingen van de beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 2005

Artikel 1

Onderdeel a.

Voor een aantal diensten met betrekking tot de begraafplaats dient een aanvraag te worden ingediend. Vaak wordt een aanvraag gedaan door een uitvaartondernemer of steenhouwer namens een (toekomstige) gebruiker of rechthebbende.

Onderdeel b.

Algemene graven zijn onderverdeeld in graven voor volwassenen en levenloos geboren kinderen. Een algemeen graf wordt beheerd door het college. De grafrechten voor een algemeen graf worden verleend aan een gebruiker.

Onderdeel d.

In de verordening wordt meerdere malen de beheerder genoemd als de bevoegde of verantwoordelijke persoon voor bepaalde handelingen of besluiten. In het merendeel van de gevallen gaat het feitelijk om taken van overig personeel, onder (eind)verantwoordelijkheid van de beheerder.

Onderdeel h.

De uitgifte van een ruimte waarin een stoffelijk overschot of een asbus wordt bewaard geschiedt schriftelijk. De brief waarmee dit geschiedt wordt in het systeem van deze verordening de grafakte genoemd, ook als zij betrekking heeft op bijvoorbeeld de begraving van een asbus in een urnengraf.

Onderdeel i

De grafbedekking omvat alleen duurzame materialen, dus geen grafbeplanting.

Onderdeel j.

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een graf. Het is niet alleen het recht om in het graf een overledene te begraven, maar ook om het begraven te houden gedurende de looptijd van het graf. In eigen graven kan meer dan één overledene worden bijgezet. De rechthebbende op het graf bepaalt wie mag worden bijgezet. Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Een en ander geldt uiteraard ook voor de plaatsing van asbussen, al dan niet in urnen, in eigen graven en urnengraven.

Artikel 2

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3

Lid 1.

De begraafplaats is een openbaar gebied waarvoor de openstelling voor bezoekers zo groot mogelijk moet zijn. Voor een betere controle op bijvoorbeeld vandalisme is ’s nachts de begraafplaats gesloten.

Lid 3.

Voor werkzaamheden als opgravingen en ruimingen kan de beheerder tijdelijk (een deel van) de begraafplaats voor bezoekers afsluiten. Het is aan de beheerder om te beoordelen welke personen bij het delven en openen van graven en andere werkzaamheden aanwezig kunnen zijn.

Lid 4.

Lid 4 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 4

Lid 1

De tijden van begraven zijn gebaseerd op het geven van een goede dienstverlening. Rondom deze tijden is ruimte nodig voor voorbereiding en afwerking van een begraving.

Lid 2.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een overledene binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Lid 3

De aanvraag voor een begraving dient te zijn voorzien van een door de beheerder goedgekeurde tijdstip van begraven om de begraving probleemloos in te kunnen passen in de overige werkzaamheden op de begraafplaats.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en van toepassing zijnde andere bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 en artikel 2.1.2.2 van de APV Woudenberg.

Artikel 6

Lid 4a.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Toestemming zal worden verleend ten behoeven van werkzaamheden op de begraafplaats.

Lid 4 d t/m j.

Bezoekers en werklieden dienen zich te gedragen overeenkomstig de op een begraafplaats gepaste wijze. Het is ongewenst om op de graven te lopen of te zitten, de begraafplaats te verontreinigen, loslopende honden mee te nemen, gereedschappen en andere niet tot de graven behorende voorwerpen op of tegen graven te leggen etc., zoals in het zevende lid is gespecificeerd. Daarnaast zijn het maken van luide muziek, het houden van picknicks, het plaatsen van een tent en dergelijke ongewenst.

Artikel 7

Lid 1.

Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat het model gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven.

Lid 2.

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Lid 3.

In het belang van de handhaving van de rust, orde en veiligheid beoordeelt de beheerder of bijzonderheden van een begraving doorgang kan vinden.

Lid 4 t/m 5.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Lid 6

Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een stoffelijk overschot of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast. De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Artikel 8

Lid 1.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

Bij het begraven van een overledene binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Lid 2.

De wet eist dat bij begraving van een overledene een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. In geval van asbezorging wordt het verlof tot begraven/cremeren bij het crematorium bewaard en wordt na crematie een crematieverklaring afgegeven. Deze verklaring bevat de nodige gegevens voor het register. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Lid 3.

Alleen een rechthebbende kan bepalen, wie in een eigen graf kan worden begraven. Om problemen te voorkomen is schriftelijke machtiging noodzakelijk. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet

Lid 4.

De beheerder van de begraafplaats heeft een eigen bevoegdheid om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Artikel 9

Lid 1.

Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de overledene die vanuit het buitenland Nederland wordt binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 jo. 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid isopgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verordening verboden. Het is gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 2.

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een overledene te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Lid 3.

Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraafplaats.

Lid 4.

Uitvaartverzorgers - of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat

voldaan wordt aan de leden 1 t/m 3 van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het bestuur aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 10

Lid 1.

Een uitsluitend recht op een graf, welke vorm aan dit recht ook wordt gegeven, kan volgens de wet uitsluitend schriftelijk worden gevestigd.

Lid 2.

In verband met de beperkte begraafcapaciteit is de mogelijkheid tot het verkrijgen van het uitsluitend recht tot begraven voor een nieuw graf beperkt tot ingezetenen van Woudenberg en hun aanverwanten. Het in het voren verkrijgen van de rechten is niet mogelijk om te voorkomen, dat ruimte wordt bezet door lege graven.

Artikel 11

Lid 1.

Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, geregistreerde partner of andere levenspartner, of een andere nabestaande genoemd in het eerste lid van dit artikel. Het is ook mogelijk, dat de rechthebbende de zorg wil overdragen aan een rechtspersoon die de zorg voor de instandhouding van het graf op zich neemt.

Indien de rechthebbende op een graf is overleden en in het betreffende graf begraven moet worden, kan deze begraving pas geschieden nà de overschrijving van het graf. Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één (rechts)persoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente ook niet bekend.

Lid 2.

De termijn voor overschrijving van een graf wordt gesteld op maximaal een jaar. De termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden is evenwel veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen, als de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan.

Lid 3.

Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders. De bepaling geeft de gemeente, mede gelet op artikel 28 van de wet, de gelegenheid om verwaarloosde graven te verwijderen.

Lid 4.

Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met soepelheid kan worden gehanteerd.

Lid 5.

Het vijfde lid bepaalt dat een rechthebbende afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer het grafmonument beschadigd of verwaarloosd is en de rechthebbende geen kosten voor herstel of een opknapbeurt wil maken.

Artikel 12

Lid 1.

Lid 1 somt de momenten op waarop het grafrecht automatisch komt te vervallen.

Lid 2.

Lid 2 regelt de bevoegdheid van het college om de grafrechten vervallen te verklaren in die gevallen, waarbij de rechthebbende zijn of haar plichten niet nakomt of dat de rechthebbende onbekend is. Van het verzaken van de verplichtingen wordt kennisgegeven aan de rechthebbende.

Lid 2b.

Een belangrijke verplichting is het onderhoud van de grafbedekking. Als een monument sterk verwaarloosd is, kan het grafrecht vervallen kan worden verklaard. Dat is wettelijk geregeld. Bij sterke verwaarlozing gaat het om een gebroken of gebarsten monument, of een sterk verzakt monument e.d.. Na constatering krijgen nabestaanden alsnog de kans om het graf op te knappen. Wordt hiervan geen gebruik gemaakt, dan wordt het grafrecht vervallen verklaard.

Lid 2c.

De mededeling dat het college voornemens is om het grafrecht vervallen te verklaren wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan bij onbekendheid met de rechthebbende of gebruiker. Deze mededeling kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen.

Artikel 13

Lid 1t/m 3.

Een indeling in categorieën is nodig omdat het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

De door het college nader vast te stellen regels voor de indeling en uitgifte der graven zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit graven, asbezorging en gedenkplaatsen en voor de grafbedekkingen in het Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen.

Artikel 14

Lid 1.

In verband met het beheer en de exploitatie van de begraafplaats worden de graven alleen in volgorde van ligging uitgegeven. Elke categorie of grafveld heeft zijn eigen volgorde van uitgifte. Uitgifte is tevens slechts mogelijk, indien een aanvraag daarvoor is ingediend en de grafrechten zijn verkregen. Zie voor de voorwaarden in artikel 7, lid 1 en 2 en artikel 10, lid 1 en 2.

Lid 2.

Een graf kan alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie en het beheer op de begraafplaats. Door ruimingen kunnen buiten de volgorde van ligging graven beschikbaar komen. Afhankelijk van diverse beheersaspecten zoals het aanzien van de begraafplaats, de gesteldheid van de bodem en de uitgifteduur van omringende graven kunnen deze plekken opnieuw worden uitgegeven. Bij uitgifte van een keldergraf is men aangewezen op een vaste ligging die door de gemeente is bepaald.

Lid 3.

Het artikel voorziet in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Het college is daarnaast niet verplicht om te voldoen aan aanvragen voor grafruimten. Indien sommige typen graven op het moment van aanvraag niet beschikbaar zijn wordt in overeenstemming met de toekomstige rechthebbende of gebruiker een ander type graf uitgegeven.

Artikel 15

Lid 1

Deze bepaling is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling kunnen verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving.

Lid 2 en 3.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd.

Zie verder de toelichtingen op de artikelen 16, 20 en 22.

Lid 5

Indien men een grafkelder wenst, kan alleen gebruik gemaakt worden van de door de gemeente aangelegde grafkelders. Het zelf aanbrengen van een grafkelder is ongewenst in verband met de mogelijkheid van ruiming na beëindiging van het grafrecht. Ook is het niet gewenst om tussen bestaande graven een grafkelder aan te leggen in verband met het mogelijk verstoren van de naastgelegen graven.

Artikel 16

De bezorging van as kan op verschillende manieren plaatsvinden. In algemene en eigen graven wordt de as ondergronds verstrooid om hinder voor nabije graven te voorkomen. De enige plaats waar bovengrondse asverstrooiing kan plaatsvinden is het algemene strooiveld. Op deze plaats is echter geen mogelijkheid om een gedenkteken te plaatsen. In urnengraven vindt geen verstrooiing plaats, maar wordt de as begraven.

Artikel 17

Lid 1 en 2.

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen en grafbeplantingen op algemene en eigen graven. Het college kan nadere eisen stellen hieraan. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit grafbedekkingen. Duurzaamheid van de voor grafbedekkingen te gebruiken materialen, veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen.

Het vereiste van een vergunning geldt mede voor de winterharde beplantingen op een graf. Niet ieder blijvend gewas is geschikt om op een graf te worden aangebracht. Sommige van deze gewassen kunnen de grafbedekkingen schaden. Rechthebbenden en gebruikers dienen zich te houden aan andere richtlijnen van het college zoals de overschrijding van de beschikbare ruimte op een graf en de hoogte van de beplanting. Overleg tussen de rechthebbende op het graf en de beheerder van de begraafplaats voor de keuze van een winterharde beplanting is gewenst.

Lid 4.

Grafmonumenten, grafbeplanting of andere voorwerpen zijn aangebracht voor risico van de rechthebbende of gebruiker.De Hoge Raad heeft op 25 oktober 2002 een definitieve uitspraak gedaan over de eigendom van grafmonumenten. Middels de algemene regel van natrekking uit het Burgerlijk Wetboek is de begraafplaatshouder eigenaar van een grafmonument. De rechthebbenden, de nabestaanden, blijven echter aansprakelijk en verantwoordelijk voor het grafmonument zolang er sprake is van grafrecht. Zij zullen het onderhoud van het grafteken ter hand moeten nemen. De begraafplaats is als eigenaar hiervoor niet verantwoordelijk. 

Indien een grafbedekking of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een begraving, is spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, het risico van de rechthebbende. Indien een monument wordt beschadigd door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de begraafplaats, is het college uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.

Lid 5.

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums en daarbij behorende losse voorwerpen. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Via het mededelingenbord op de begraafplaats wordt doorlopend algemeen bekend gemaakt hoe daarmee wordt gehandeld. Verwelkte bloemen worden niet te snel verwijderd omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats. De nadere regels zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen.

Lid 6

Indien as wordt verstrooid op de algemeen strooiveld kan op deze plaats of in de nabijheid geen gedenkteken worden opgericht. Wel bestaat er de mogelijkheid om een urnengraf hiervoor te gebruiken.

Lid 7.

Op een grafbedekking en eenvoudig weg te nemen voorwerpen die bestemd zijn om permanent op een graf te liggen moet door de steenhouwer of andere leverancier het grafnummer duurzaam worden aangebracht. Bij omlijstingen moet het grafnummer links op de bovenzijde van de voorband worden aangebracht; op liggend werk links onderaan op het bovenaanzicht; op staand werk links op de steen of het voetstuk op 10 cm boven de fundatie of het maaiveld; bij gebruik van blokken aan weerszijden, op het linker blok boven het midden. De beheerder kan deze voorschriften wijzigen of aanvullen.

Artikel 18

Lid 1.

Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de grafbedekking - gedenktekens en beplanting - behoorlijk te onderhouden en zonodig te herstellen. De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door het college. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van het college om de begraafplaats als geheel te onderhouden. Het college heeft geen verplichting om individuele grafmonumenten of grafbeplantingen aan te brengen, zonodig te herstellen en te onderhouden.

Lid 2.

Bij verwaarlozing van het grafteken zal de beheerder de rechthebbende aanschrijven en eventueel op kosten van de rechthebbende overgaan tot herstel van het grafteken. De begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten is namelijk aansprakelijk voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Ook het verbeteren van het aanzien van de begraafplaats speelt hierbij een rol.

Lid 3.

Indien nabestaanden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de vergunning of andere regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven, kan op grond van het bepaalde in artikel 10, zevende lid, onderdeel b, het grafrecht vervallen worden verklaard.

Lid 4.

Als onderdeel van het groot onderhoud verricht het college minimale schoonmaakwerkzaamheden aan de grafbedekkingen met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. Het college neemt hierbij uitdrukkelijk geen verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de individuele monumenten, omdat de rechthebbende hiervoor in principe verantwoordelijk is. Op de graven kunnen winterharde beplantingen worden aangebracht, zoals rozen, coniferen en buxushagen. De zorg voor deze blijvende beplantingen omvat slechts het snoeien van overhangend groen of de verwijdering bij aantasting van het algemene beeld. Het verdient aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.

Het college kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als de betrokken familie het graf(recht) heeft prijsgegeven en het graf derhalve niet meer onderhoudt.

Artikel 19

Lid 2a.

Na het vervallen van het grafrecht kan het college de grafbedekking verwijderen. Meestal vindt verwijdering plaats in combinatie met een ruiming. Afhankelijk van de staat van onderhoud en de ingeschatte aansprakelijkheidrisico voor de gemeente is verwijdering voorafgaand aan de ruiming mogelijk. Andere redenen voor verwijdering is het niet nakomen van de verplichtingen door de rechthebbende of gebruiker ten aanzien van onderhoud en herstel op plaatsing overeenkomstig de vergunning. De gemeente kan ook de grafbedekking zelf verwijderen indien het gaat om een tijdelijke verwijdering in verband met beheersmaatregelen of indien er acuut gevaar dreigt.

Lid 3.

De gemeente maakt het besluit tot verwijdering kenbaar aan de rechthebbende of gebruiker. Bij onbekendheid met deze wordt de bekendmaking een jaar van te voren. De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. De rechthebbende heeft de mogelijkheid om de grafbedekking zelf te verwijderen.

Artikel 20

Ruiming is alleen mogelijk, indien de rechthebbende hiermee instemt of de rechten vervallen zijn verklaard. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen of as van overledene(n) worden indien geen verzoek wordt ingediend herbegraven in een daartoe bestemd verzamelgraf of verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelte van de begraafplaats. Nabestaanden kunnen vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan ook een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Een rechthebbende heeft de mogelijkheid het graf te bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven.

Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats. Volgens de wet blijven na ruiming alle resten op de begraafplaats.

Artikel 21

Leden 2 t/m 4 en 6.

Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats verplicht een register bij te houden van overleden, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen.

De registers zijn geen zelfstandige boekwerken of computerbestanden, maar een onderdeel van de begraafplaatsadministratie. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk. De in of krachtens de wet voorgeschreven gegevens zijn wel openbaar en worden op verzoek aan iedere aanvrager verstrekt.

Leden 3 en 5.

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand van de begraafplaatsadministratie actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van eigen graven en kindergraven en urnenruimten. Bij eigen graven gaat het om een wettelijke plicht. Ook ten aanzien van algemene graven is het wenselijk om in geval van problemen nabestaanden te kunnen benaderen. Wanneer zij tijdig in kennis worden gesteld van het voornemen om algemene graven te ruimen, kunnen zij de wens te kennen geven dat de overledene in een nieuw eigen graf wordt begraven. Ook is het mogelijk de stoffelijke resten alsnog te laten cremeren en in een asbus te bergen en bij te zetten. Op de noodzaak om adreswijzigingen door te geven zal ook in de grafakten en foldermateriaal worden geattendeerd.

Artikel 22

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. Daarom wordt bij de gemeentelijke begraafplaats deskundigen betrokken door een adviescommissie (artikel 84 van de gemeentewet) in te stellen die het college over de algemene aspecten van de begraafplaats en over de uitvoeringsbesluiten kan adviseren. Hierbij kan worden gedacht aan deskundigen op het gebied van de rouwverwerking, de plaatselijke geschiedenis en monumenten. Maar ook personen uit de kring van rechthebbenden op de graven en omwonenden van de begraafplaats kunnen deel uitmaken van zo'n adviescommissie begraafplaatsen.

Artikel 23

Met deze bepaling worden beslissingen over de verordening bij hiaten en verschil van mening over de interpretatie van de tekst van deze verordening van de raad overgedragen aan het college.

Artikel 24

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 25

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 26

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.