Regeling vervallen per 01-12-2020

Verordening jeugdhulp gemeente Woudrichem 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 30-11-2020

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Woudrichem 2017

De raad van de gemeente Woudrichem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 november 2016;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, vierde lid,] Jeugdwet;

gezien het advies van de opiniërende raad d.d. 22 november 2016;

Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen overige voorzieningen en individuele voorzieningen op het terrein van jeugdhulp, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

overwegende dat in 2016 in regionaal verband (WBO) een uitvoerige evaluatie heeft plaatsgevonden van de beleidsuitgangspunten jeugdhulp, de verordening jeugdhulp alsmede van het uitvoeringsbesluit jeugdhulp;

dat uit die evaluatie een aantal noodzakelijke aanpassingen naar voren is gekomen die consequenties hebben voor de verordening jeugdhulp en het uitvoeringsbesluit jeugdhulp;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Verordening jeugdhulp gemeente Woudrichem 2017

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening zijn de begripsbepalingen uit de Jeugdwet van toepassing;

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 2.

    familiegroepsplan: familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet;

  • 3.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 4;

  • 4.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • 5.

    individuele voorziening: de gemeente biedt individuele (niet vrij-toegankelijke) jeugdhulpvoorzieningen, namelijk op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorzieningen, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, waarvoor een beschikking , als bedoeld in artikel 8, van het college nodig is;

  • 6.

    jeugdhulp: jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet;

  • 7.

    Jeugdige / jeugd: jeugdige zoals bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet;

  • 8.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • 9.

    onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 4;

  • 10.

    ouder: ouder zoals bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet;

  • 11.

    overige voorziening: overige (vrij toegankelijke) jeugdhulpvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • 12.

    pgb: persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 8.1.1 Jeugdwet

  • 13.

    sociale netwerk: tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt, waaronder familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden en kennissen.

  • 14.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1 De volgende overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk beschikbaar:

    Hulp voor ouders en jeugdigen door het generalistisch jeugdteam/Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG):

    • 1.

      Informatie en advies over opvoeden en opgroeien.

    • 2.

      Ambulante jeugdhulp en gezinsbegeleiding op alle leefgebieden gericht op:

      • 1.

        het veranderen of te leren hanteren van gedrag;

      • 2.

        het versterken van opvoedvaardigheden van ouders;

      • 3.

        het versterken van de zelfredzaamheid en weerbaarheid;

      • 4.

        het creëren van goede pedagogische omstandigheden in het gezin;

      • 5.

        het voorkomen van onveiligheid.

    • 3.

      Coördinatie van jeugdhulp en arrangeren van passende zorg.

    • 4.

      Participatiebevordering (stimuleren en faciliteren van informele netwerken).

  • 2 De volgende individuele voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk beschikbaar:

    • 1.

      Jeugdhulp ambulant

      • 1.

        Ondersteuning bij het dagelijkse leven en persoonlijke verzorging; gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid en participatie van jeugdigen met opgroeiproblematiek, een lichamelijke, zintuiglijke en/of verstandelijke beperking, en/of een psychiatrische of somatische aandoening. De ondersteuning is gericht op de jeugdige zelf en daar waar nodig op het gezinssysteem. De activiteiten in het kader van de ondersteuning kunnen zowel individueel als in groepsverband worden uitgevoerd.

      • 2.

        Respijtzorg; gericht op het ontlasten van de (pleeg)ouder die zorg levert aan jeugdigen met een lichamelijke, zintuiglijke en/of verstandelijke beperking, en/of een psychiatrische of somatische aandoening. De dienstverlening die gevraagd is met betrekking tot respijt betreft dag-/naschoolse opvang en logeerzorg.

      • 3.

        Ambulante behandeling van ontwikkelingsproblematiek (voor zover deze niet onder sub d of f wordt verstrekt); gericht op het herstellen of op gang brengen van een vastgelopen of verstoorde ontwikkeling en het versterken van de opvoedingskracht van de ouders en waar nodig de betrokken (opvoed) professional. De hulp is bedoeld voor jeugdigen met een ontwikkelingsachterstand en/of complexe gedragsproblematiek en zijn ouders/verzorgers.

      • 4.

        Ambulante behandeling van psychische/psychiatrische problematiek; gericht op het herstel of stabiliseren van jeugdigen met een psychische of psychiatrische aandoening. Het betreft stoornissen die zeer divers zijn en sterk kunnen variëren in duur.

      • 5.

        Ambulante behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED); gericht op het bereiken van een functioneel niveau van technisch lezen en spellen door de jeugdige. Dyslexie is een neurocognitieve functiestoornis en vereist deskundigheid op het gebied van cognitieve informatieverwerking en de toepassing daarvan in diagnostiek en behandeling.

      • 6.

        Ambulante behandeling van problematiek door verstandelijke beperking; gericht op het vergroten van de participatiemogelijkheden en/of het voorkomen van verergering van gedragsproblemen. Het betreft behandelingen van specifiek medische, gedragswetenschappelijke of paramedische aard gericht op beperkingen veroorzaakt door een verstandelijke handicap.

     

    • 2.

      Verblijfszorg; betreft jeugdhulp waarbij jeugdigen, op vrijwillige of gedwongen basis (tijdelijk) dag en nacht (24 uurs-voorziening) buiten hun eigen omgeving verblijven en passende hulpverlening en/of behandeling krijgen aangeboden.

      • 1.

        Verblijfszorg kan gericht zijn op behandeling van opvoed- en/of gedragsproblematiek, psychische / psychiatrische problematiek en/of problematiek van jeugdigen met een verstandelijke beperking.

      • 2.

        JeugdzorgPlus; gericht op de behandeling van jeugdigen met ernstige gedragsproblematiek. Het betreft een zeer intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdhulp waarbij de vrijheden van de jeugdige kunnen worden ingeperkt, om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de hulp die hij/zij nodig heeft.

     

    • 3.

      Pleegzorg; gericht op het bieden van een vervangende opvoed- en/of behandelomgeving waarbij de jeugdige geplaatst wordt in een vervangende gezinssituatie. Pleegzorg kan worden ingezet indien de ouders (tijdelijk) pedagogisch onmachtig zijn om de veiligheid van het kind door de eigen en/of kindproblematiek te kunnen waarborgen.

    • 4.

       Er kan geen aanspraak worden gemaakt op een individuele voorziening zolang aanspraak bestaat op een overige voorziening.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de gemeente en melding hulpvraag

  • 1 Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college. 

  • 2 In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 3 Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 1.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1 Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • 1.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • 2.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • 3.

      het vermogen en de wens van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden en de mogelijkheid om dit vast te leggen in een familiegroepsplan;

    • 4.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • 5.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • 6.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • 7.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • 8.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • 9.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelich over de gevolgen van die keuze.

  • 2 De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3 De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4 Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken, voorzover deze niet worden verwerkt op een andere grondslag uit artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens.

  • 5 Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 5 Ondersteuningsplan

  • 1 Naar aanleiding van het onderzoek wordt een ondersteuningsplan gemaakt, waarin de wenselijkheid van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen. Van het niet opstellen van een ondersteuningsplan, wordt gemotiveerd melding gemaakt in het registratiesysteem.

  • 2 In het ondersteuningsplan worden de onderwerpen van het onderzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub a t/m i opgenomen, voor zover van toepassing.

  • 3 Zo spoedig mogelijk na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, het ondersteuningsplan.

  • 4 Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden door het college aan het ondersteuningsplan toegevoegd. De jeugdige en/of zijn ouders tekenen het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon, waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. Als de jeugdige en/of zijn ouders tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom zij niet akkoord zijn.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1 Om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening dienen jeugdigen en/of ouders een aanvraag in bij het college.

  • 2 Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het ondersteuningsplan hebben aangegeven. De datum van de aanvraag wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan.

  • 3 Het college legt een te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8.

  • 4 Het college beslist zo spoedig mogelijk op de aanvraag, doch uiterlijk binnen acht weken gerekend vanaf de dag na die waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 5 Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager(s)

Artikel 7 Criteria voor een individuele voorziening

  • 1 Het college kent een individuele voorziening toe voorzover in het ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • 1.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden; en

    • 2.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, en

    • 3.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, zoals bedoeld in artikel 1.

Artikel 8 Inhoud beschikking

  • 1 In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2 Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • 3 Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 9 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1 Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. 

  • 2 Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8.

  • 3 De jeugdhulpaanbieder stelt het college in kennis over de inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp van de doorverwezen jeugdige. 

Artikel 10 Regels voor pgb

  • 1 Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen kan het college een pgb verstrekken, in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2 Het tarief voor een pgb:

    a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 3 De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan het ingevolge het tweede lid vastgestelde tarief.

  • 4 Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1 Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening in natura of pgb.

  • 2 Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening in natura of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3 Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening in natura of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4 Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na de verleningsbeslissing niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 

  • 5 Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken.

Artikel 12 Waarborging verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringg

Het college houdt rekening met een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor de door derden te leveren preventie, jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.

Artikel 13 Vertrouwenspersoon

  • 1 Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon

  • 2 Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 14 Klachtregeling

Het college draagt zorg voor een behoorlijke en transparante procedure ten behoeve van de afhandeling van klachten van een jeugdige of een ouder betreffende een overige voorziening op grond van artikel 2.1 en de toegang tot jeugdhulp op grond van artikel 2.2 via de gemeente.

Artikel 15 Inspraak en medezeggenschap

  • 1 Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2 Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3 Het college ontwikkelt vormen van cliëntenparticipatie die passen bij de doelgroep jeugd.

  • 4 Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid

Artikel 16 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 17 Afwijken van bepalingen: hardheidsclausule

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2 Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kan het college advies vragen aan een door haar aangewezen adviesinstantie of deskundigen. 

Artikel 18 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Woudrichem 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 13 december 2016.
de voorzitter, A. Noordergraaf
de griffier, P.A. Paulides- Ruitenberg