Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand Woudrichem 2014

1 De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Gemeentewet.

2 In dit besluit  wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

b. uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

c. niet-uitkeringsgerechtigden: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het UWV Werkbedrijf en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

d. ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 57,5 jaar;

e. arbeidsgehandicapten: uitkeringsgerechtigden die als gevolg van een ziekte of gebrek structurele functionele beperkingen van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard hebben die een belemmering vormt bij het verkrijgen en/of verrichten van arbeid;

f. jongeren: uitkeringsgerechtigden tot 27 jaar;

g. voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en de reïntegratieverordening;

h. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die niet in strijd is met de wet, maatschappelijk aanvaard is en niet in strijd is met iemands persoonlijke integriteit; tot algemeen geaccepteerde arbeid wordt ook gerekend de uitoefening van een zelfstandig beroep;

i. reïntegratietraject: een voorziening met het doel het laten aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

j. vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijke zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

k. opstapbaan: een arbeidsplaats van maximaal 12 maanden als een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening als bedoeld in artikel 4b, gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 12 van de reïntegratieverordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;

l. werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

m. direct werk: een voorziening met behoud van uitkering voor de duur van maximaal 6 weken van tenminste 20 uur per week, gericht op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid;

n. leerwerkstage: een voorziening met behoud van uitkering voor de duur van maximaal 6 maanden van maximaal 32 uur per week, gericht op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid;

o. wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de wet op het minimumloon en mininumvakantietoeslag;

p. langdurig werkloze: de persoon die langer dan twaalf maanden zonder onderbreking als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf;

q. plan van aanpak: het plan van aanpak ingevolge artikel 44a WWB

r. participatieladder: het indelingsmodel van 6 treden die het niveau van participatie aangeven. Bij de onderste vier treden gaat het om mensen zonder een arbeidscontract, trede 5 geldt voor mensen die met ondersteuning een baan zouden kunnen aanvaarden en trede 6 geldt voor mensen die zonder ondersteuning een baan kunnen aanvaarden.

1 Het college kan een loonkostensubsidie toekennen aan een werkgever  die een uitkeringsgerechtigde een dienstverband geeft. De loonkostensubsidie is bedoeld om compensatie te bieden voor een lagere productiviteit.

2 De loonkostensubsidie kan worden toegekend voor uitkeringsgerechtigden die behoren tot  één van de doelgroepen als genoemd in artikel 2, leden 18, 19 en 20 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening EG nr. 800/2008).

3 In de artikelen 40, 41 en 42 van de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt aangegeven wat de maximaal toegestane hoogte is van de loonkostensubsidie per categorie werknemer. Daarnaast wordt in deze artikelen aangegeven wat de maximaal toegestane duur is van de te verstrekken loonkostensubsidie.

4 Het college zal bij toekenning van een loonkostensubsidie op basis van artikel 2 van dit Uitvoeringsbesluit de maximaal toegestane loonkostensubsidie toekennen voor de maximaal toegestane duur, een en ander als bedoeld in lid 3.

5 De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden ná de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

6 Het college kan in individuele gevallen afwijken van de termijn, genoemd in het vijfde lid.

1 Subsidie die over een bepaalde periode wordt toegekend wordt per kwartaal uitbetaald in de vorm van een voorschot en zal na afloop van een kalenderjaar definitief  worden vastgesteld.

2 Indien voorschotten hoger uitvallen dan de definitief vastgestelde subsidie, vindt verrekening plaats.

3 Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt

1 Het college kan aan reïntegratiebedrijf !Go een loonkostensubsidie toekennen ten behoeve van uitkeringsgerechtigden WWB, IOAW en IOAZ, die te werk worden gesteld op basis van de pilot ‘Werken met loonwaarde in de groenvoorziening’. !Go heeft de intentie de pilot in de toekomst uit te breiden naar andere werksoorten.

2 Voor deelname aan deze pilot komen uitkeringsgerechtigden in aanmerking met een sociale-, fysieke- of verstandelijke beperking, waardoor ze niet in staat zijn om volledige productieve arbeid te verrichten.

3 Het college meldt de kandidaat aan bij !Go. Vervolgens stelt !Go de loonwaarde vast. Wanneer de loonwaarde lager blijkt te zijn dan 40%, wordt de kandidaat niet tewerkgesteld. In dat geval begeleidt het college de kandidaat naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk.

4 Indien de loonwaarde van de kandidaat 40% of hoger is, stelt !Go vast voor welk percentage de kandidaat productieve uren kan leveren. Het percentage dat de betrokkene niet in staat is te werken, betaalt de gemeente aan !Go in de vorm van een loonkostensubsidie. !Go betaalt het wettelijk minimumloon aan de betrokkene, waarbij de gemeente de verminderde loonwaarde als loonkostensubsidie aan !Go betaalbaar stelt.

5 De gemeente betaalt !Go eenmalig een vast bedrag voor de loonwaardebepaling en een vast bedrag per maand voor uitvoeringskosten. Deze bedragen zijn conform de bedragen zoals vermeld in de productencatalogus van !Go. Wanneer de loonwaarde van de deelnemer reeds is vastgesteld bij een Direct-Werk traject, is de gemeente naderhand niet opnieuw kosten verschuldigd voor loonwaardebepaling.

6 De deelnemer ontvangt in beginsel een tijdelijk contract voor de periode van 1 april tot

1 december. Ook tussentijds kunnen kandidaten aangemeld worden. In dat geval zullen zij niet allemaal 8 maanden aaneengesloten kunnen werken. Voor kandidaten die 8 maanden gewerkt hebben, kan de consulent adviseren een maand langer 100% loonkostensubsidie te verstrekken, om daardoor een recht op een WW uitkering te doen ontstaan.

7 Voor deelnemers aan deze pilot is reguliere arbeid vooralsnog niet haalbaar. Wanneer deze mensen gaan werken, is het van belang dat zij hier financieel voordeel bij hebben. Dat wordt gerealiseerd door hen het minimumloon aan te bieden. De arbeidsovereenkomst is een zogenaamd min/max-contract. Het minimale aantal uren is vastgesteld op het minimale aantal uren waarmee de kandidaat uit de uitkering is. Het maximale aantal uren is vastgesteld op het aantal uren dat de medewerker daadwerkelijk gaat werken. In overleg tussen !Go en de consulent wordt de omvang van het dienstverband vastgesteld, waarbij de wens van de deelnemer als uitgangspunt wordt genomen.

8 Indien van toepassing zullen reiskosten woon-werkverkeer op basis van de toegekende loonwaarde ten laste komen van !Go. De reiskosten worden hiertoe in de werkgeverslasten opgenomen.

9 De loonkostensubsidies betaalt de gemeente in beginsel uit het budget Inkomensdeel WWB. De overige reïntegratieactiviteiten betaalt de gemeente uit het Participatiebudget. De gemeente is vrij om aan het eind van het jaar de betaalde loonkostensubsidies over te hevelen uit het Inkomensdeel WWB en alsnog ten laste te brengen van het Participatiebudget.

10 Indien op de deelnemer de premiekorting oudere werknemer van toepassing is, bepaalt !Go aan het einde van het jaar de daadwerkelijke premiekorting. Aan het einde van het jaar zal !Go de daadwerkelijke korting aan de gemeente crediteren.

11 In een afzonderlijk werkprotocol heeft !Go, in overleg met de gemeente, verdere aspecten uitgewerkt ten aanzien van de aanmelding, de arbeidsovereenkomst, werkkleding, loonwaardebepaling, ziekteverzuim, de begeleiding en facturatie. Dit werkprotocol vormt een aanhangsel bij art. 4a van het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening.

1 Het college kan aan reïntegratiebedrijf !Go een loonkostensubsidie toekennen ten behoeve van uitkeringsgerechtigden WWB, IOAW en IOAZ, die te werk worden gesteld op een opstapbaan.

2 Voor deelname aan een opstapbaan komen uitkeringsgerechtigden in aanmerking voor wie niet meteen een reguliere baan beschikbaar is, maar waarvan de verwachting is dat zij binnen een jaar na plaatsing op de opstapbaan een reguliere baan kunnen aanvaarden. De uitkeringsgerechtigde zit op trede 5 of lager van de participatieladder.

3 Het college meldt de kandidaat aan bij !Go voor plaatsing op een opstapbaan. Indien !Go tot plaatsing overgaat, wordt de kandidaat een dienstverband aangeboden voor het aantal uren waardoor de uitkering beëindigd wordt. In overleg tussen !Go en de consulent wordt de omvang van het dienstverband vastgesteld.

4 !Go betaalt de werknemer het wettelijk minimum loon voor de uren waarop het dienstverband wordt aangegaan.

5 !Go draagt zorg voor de begeleiding en de ontwikkeling van de werknemer. Daartoe voert !Go diverse activiteiten uit. De kosten hiervan worden genoemd in de productencatalogus van !Go.

6 De gemeente vergoedt !Go een maandelijkse loonkostensubsidie voor zowel de volledige bruto werkgeverslasten als voor de volledige uitvoeringskosten van begeleiding en ontwikkeling.

7 De gemeente zal terughoudend betrachten bij het melden van kandidaten bij !Go, gelet op de relatief hoge kosten die een opstapbaan met zich meebrengt.

8 Indien van toepassing zullen reiskosten woon-werkverkeer in de werkgeverslasten worden opgenomen.

9 Indien op de deelnemer de premiekorting oudere werknemer van toepassing is, bepaalt !Go aan het einde van het jaar de daadwerkelijke premiekorting. Aan het einde van het jaar zal !Go de daadwerkelijke korting aan de gemeente crediteren.

10 De loonkostensubsidies betaalt de gemeente in beginsel uit het budget Inkomensdeel WWB. De overige reïntegratieactiviteiten betaalt de gemeente uit het Participatiebudget. De gemeente is vrij om aan het eind van het jaar de betaalde loonkostensubsidies over te hevelen uit het Inkomensdeel WWB en alsnog ten laste te brengen van het Participatiebudget.

11 In een afzonderlijk werkprotocol heeft !Go, in overleg met de gemeente, verdere aspecten uitgewerkt ten aanzien van de aanmelding, de arbeidsovereenkomst, werkkleding, loonwaardebepaling, ziekteverzuim, de begeleiding en facturatie. Dit werkprotocol vormt een aanhangsel bij art. 4b van het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening.

1 Aan uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar wordt bij het vaststellen van een reïntegratietraject nadrukkelijk rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de betrokkene en het bepaalde in artikel 9, tweede en vierde lid van de wet. Indien de afstemming tussen de arbeidsinschakeling en de zorgtaak/opvoedingstaak van de ouder niet direct gerealiseerd kan worden, kan tijdelijk gedeeltelijke of volledige vrijstelling van sollicitatieverplichtingen worden verleend voor de duur dat het noodzakelijk is deze afstemming alsnog te realiseren.

2 Aan uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders met een ten laste komend kind tot vijf jaar oud, kan op verzoek van belanghebbende een vrijstelling worden verleend van de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden, alsmede de verplichting tot registratie bij het UWV Werkbedrijf.  Artikel 9a WWB en artikel 6a van dit uitvoeringsbesluit zijn van overeenkomstige toepassing.

3 Aan uitkeringsgerechtigden die ten minste drie maanden de dagelijkse zorg hebben voor familieleden in de eerste en tweede graad, huisgenoten of vrienden, die door welke oorzaak dan ook ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben, kan tijdelijke vrijstelling worden gegeven van sollicitatieverplichtingen, voor zover deze zorgtaken nog niet kunnen worden afgestemd met een reïntegratietraject en voor zover niet op andere wijze in de geboden zorg kan worden voorzien.

1 Scholingstrajecten worden aangeboden aan personen ingevolge artikel 1 lid 2 sub b, die aan een reïntegratietraject deelnemen of waar een plan van aanpak voor is opgesteld, indien scholing noodzakelijk is om uit¬stroom naar duurzame algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

2 Deze noodzaak wordt slechts aangenomen als de persoon voorafgaand aan de scholing aan¬toonbare inspanningen heeft verricht om uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren en de uitstroom ondanks zijn inspanningen niet mogelijk blijkt.

3 De te starten scholing moet aansluiten bij de mogelijkheden van de betrokkene en de behoef¬ten op de regionale arbeidsmarkt.

4 Reïntegratiebedrijven dan wel het college moeten gemotiveerd adviseren of voor een persoon scholing noodzakelijk te achten is en van welke aard, op welk niveau en voor welke duur. Hierbij worden door het reïntegratiebedrijf twee vergelijkbare scholingoffertes aangeboden.

5 Als de jongere voor het volgen van de noodzakelijke geachte scholing aanspraak kan maken op studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten, dan bestaat er geen recht op uitkering. Onder het recht op studiefinanciering wordt tevens de leenfase verstaan waarop recht bestaat na beëindiging van de reguliere studiebeurs. Artikel 13 lid 2 sub c WWB is van overeenkomstige toepassing.

6 Indien een beroepsopleiding geïndiceerd wordt met betrekking tot een noodzakelijk geachte reguliere opleidingsvorm  en geen studiefinanciering meer kan worden verkregen, kan scholing met behoud van uitkering worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. elke vorm en niveau van opleiding is mogelijk, mits aan de voorwaarde wordt voldaan dat deze de afstand tot arbeidsmarkt zodanig verkleint, dat het reëel is te verwachten dat de belanghebbende na afloop van het scholingstraject kan instromen in algemeen geaccepteerde arbeid.

b. de als noodzakelijk vastgestelde scholing mag bij aanvang niet langer duren dan 2 jaar. Als een noodzakelijk geachte scholingsvorm van maximaal 2 jaar echter door (aan betrokkene niet-verwijtbare) omstandigheden langer duurt, dan kan, op individuele gronden, de periode dat de scholing met behoud van uitkering kan worden gevolgd, zodanig verlengd worden dat de opleiding kan worden afgerond.

c. artikel 7 lid 3 sub a en artikel 13 lid 2 sub c WWB zijn van overeenkomstige toepassing.

7 Uitkeringsgerechtigden kunnen gedurende de periode dat de noodzakelijke opleiding wordt gevolgd vrij worden gesteld van sollicitatieverplichtingen. Deze vrijstelling kan maximaal worden verleend voor de duur en de omvang van de noodzakelijk geachte scholing.

8 Voor personen met arbeidsverplichtingen geldt dat scholing die door het college niet als noodzakelijk wordt beoordeeld, kan worden gevolgd, mits die scholing niet meer tijd vergt dan 19 uur per week én deze scholing geen traject doorkruist. De kosten verbonden aan deze scholing worden niet vergoed.

9 Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een trajectplan of plan van aanpak, worden de kosten daarvan door het college vergoed. Het betreft directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken en ander lesmateriaal) De kosten van de scholing zelf worden rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling.

1 De alleenstaande ouder die de zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot vijf jaar, kan op grond van art. 9a van de WWB bij het college een verzoek indienen tot ontheffing van de arbeidsverplichting.

2 Indien het college de ontheffing van de arbeidsverplichting verleent, stelt het college binnen zes maanden een trajectplan op voor de invulling van de voorziening, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de WWB.

3 De in het tweede lid bedoelde voorziening voor de alleenstaande ouder die niet beschikt over een startkwalificatie houdt tenminste in dat een scholing of opleiding wordt aangeboden die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert. Welke scholing in individuele gevallen wordt aangeboden is afhankelijk van de individuele omstandigheden en wordt bepaald door het college in samenspraak met de alleenstaande ouder.

4 Indien scholing voor de alleenstaande ouder in het individuele geval niet haalbaar is, of als de alleenstaande ouder al een startkwalificatie heeft en geen MBO-4 opleiding wil volgen, blijft de algemene reïntegratieverplichting van toepassing. Welke reïntegratievoorziening in die gevallen uiteindelijk wordt aangeboden is afhankelijk van de individuele omstandigheden en wordt bepaald door het college.

5 Indien scholing voor de alleenstaande ouder in het individuele geval niet haalbaar is, of als de alleenstaande ouder al een startkwalificatie heeft en geen MBO-4 opleiding wil volgen, blijft de algemene reïntegratieverplichting van toepassing. Welke reïntegratievoorziening in die gevallen uiteindelijk wordt aangeboden is afhankelijk van de individuele omstandigheden en wordt bepaald door het college.

1 Het doel van de leerwerkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

2 Deze leerwerkstage duurt maximaal zes maanden.

3 Het college plaatst een persoon slechts indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

4 In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste het doel van de leerwerkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt vastgelegd.

5 De organisatie waar personen in een leerwerkstage geplaatst worden draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende deze periode verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.

1 Voor een eenmalige premie als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de reïntegratieverordening, komen in aanmerking ouderen, arbeidsgehandicapten en personen die op grond van sociaal medische omstandigheden niet volledig kunnen werken en:

a. die inkomsten hebben uit arbeid;

b. voor wie geen sprake meer is van een reïntegratietraject gericht op algemeen geaccepteerde arbeid;

c. die geen recht meer hebben op vrijlating van inkomsten wegens het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 15 van de reïntegratieverordening.

2 De premie als bedoeld in het vorige lid bedraagt eenmalig maximaal het bedrag zoals vermeld in artikel 31 lid 2 sub j WWB per periode van 12 maanden, waarbij ten aanzien van de alleenstaande ouder met kinderen tot vijf jaar de ontvangen aanvullende alleenstaande ouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting in mindering worden gebracht op de premie. Het college kan besluiten na afloop van de periode van 12 maanden opnieuw een premie toe kennen.

3 Voor een eenmalige premie als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub b van de reïntegratieverordening, komen in aanmerking ouderen en personen die op grond van sociaal-medische omstandigheden niet volledig kunnen werken en minimaal tien uur per week vrijwilligerswerk verrichten. De premie als bedoeld in dat lid bedraagt maximaal het bedrag zoals bedoeld in artikel 31 lid 2 sub k WWB, per periode van twaalf maanden en wordt ineens verstrekt. Het college kan besluiten na afloop van deze periode opnieuw een premie toe te kennen.

1 Aan uitkeringsgerechtigden die in verband met het volgen van een reïntegratietraject moeten reizen, wordt een vergoeding verstrekt.

2 Personen die in verband met het volgen van een reïntegratietraject vanwege medische redenen gebruik moeten maken van de deeltaxi, ontvangen een vergoeding van de werkelijke kosten.

3 Niet voor reiskostenvergoeding komen in aanmerking personen die op grond van hun reïntegratietraject gesubsidieerd werk verrichten.

4 Het college stelt afzonderlijke beleidsregels vast ten aanzien van doelgroep, de noodzaak en de hoogte van de vergoedingen.

1 1. Kosten van kinderopvang worden vergoed aan uitkeringsgerechtigden voorzover:

a. de kosten niet ten laste van andere wetten en regelingen inzake kinderopvang kunnen worden gebracht,

b. de werkgever geen voorzieningen heeft getroffen ten behoeve van kinderopvang.

c. de kinderopvang noodzakelijk is voor het meewerken aan de uitvoering van een reïntegratietraject ten behoeve van uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid.

2 Kosten van kinderopvang en kosten die daarmee verband houden, zoals reiskosten van en naar kinderdagverblijven, gastouders en buitenschoolse opvang, komen tot maximaal het gangbare niveau van deze kosten voor vergoeding in aanmerking.

3 De in het eerste lid genoemde personen hebben maximaal 3 maanden ter beschikking om zelf een regeling te treffen die tegemoet komt aan de in de Wet kinderopvang opgenomen vrijheid van keuze voor de vorm van kinderopvang.

1 De hoogte van de premie die de werkgever op grond van artikel 20 van de reïntegratieverordening tot 1 juli 2012 kan ontvangen, bedraagt voor personen waarvoor op grond van:

a. art. 2, tweede lid van dit besluit subsidie is ontvangen, €  1.000.

b. art. 2, derde lid van dit besluit subsidie is ontvangen, €  2.000.

2 De premie bij doorstroom naar regulier werk moet worden aangevraagd binnen drie maanden ná het verstrijken van de in artikel 20 lid 2 onder e van de reïntegratieverordening genoemde periode van zes maanden na beëindiging van de gesubsidieerde arbeidsovereenkomst.

1 Voor een eenmalige premie als bedoeld in artikel 21 lid 1 sub a van de reïntegratieverordening, komen tot 1 juli 2012 in aanmerking:

a. personen die in een opstapbaan werkzaam zijn geweest en aansluitend niet-gesubsidieerde arbeid gaan verrichten waardoor de opstapbaan wordt beëindigd, ontvangen een eenmalige premie van € 1.000 nadat zij hierin 9 maanden werkzaam zijn geweest;

b. personen die in een vangnetbaan werkzaam zijn geweest en aansluitend niet- gesubsidieerde arbeid gaan verrichten waardoor de vangnetbaan wordt beëindigd, ontvangen een eenmalige premie van € 2.000 nadat zij hierin 9 maanden werkzaam zijn geweest;

c. personen die als langdurig werklozen kunnen worden aangemerkt die niet-gesubsidieerde arbeid gaan verrichten waardoor de uitkering wordt beëindigd, ont¬vangen een eenmalige premie van € 2.000 nadat zij hierin 9 maanden werkzaam zijn geweest;

2 Voor een eenmalige premie als bedoeld in artikel 21 lid 1 sub b van de reïntegratieverordening, komen tot 1 juli 2012 in aanmerking uitkeringsgerechtigden die met goed gevolg een scholingstraject hebben afgerond dat onderdeel uitmaakt van een reïntegratietraject. De premie als bedoeld in dat lid bedraagt:

- € 100 bij een scholing/opleiding waarvan de duur korter is dan zes maanden, doch minimaal één maand;

- € 200 bij een scholing/opleiding waarvan de duur tussen zes en twaalf maanden bedraagt;

- € 400 bij een scholing/opleiding waarvan de duur twaalf maanden of langer bedraagt.

Met betrekking tot de duur van de opleiding is de objectieve duur van de opleiding bepalend.

1 De omvang van de  voorzieningen wordt jaarlijks door het college vastgesteld, voor het eerst met ingang van het kalenderjaar 2013.

2 Het budget voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen worden jaarlijks door het college vastgesteld op grond van de door het ministerie beschikbaar gestelde middelen.