Regeling vervallen per 21-04-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Woudrichem 2011

Geldend van 01-06-2011 t/m 20-04-2015

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Woudrichem 2011

De raad van de gemeente Woudrichem,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22 maart 2011, aangaande Aanpassen Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning

gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 19 april 2011;

 

besluit:

 

Vast te stellen de:

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE WOUDRICHEM 2011 

Paragraaf 1 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.b. Compensatiebeginsel: conform art. 4 lid 1 Wmo:Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1 Wmo, eerste lid, onderdeel g, onder 4º, 5º en 6º, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:a een huishouden te voeren;b zich te verplaatsen in en om de woning;c zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;d medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.c. Beperkingen: moeilijkheden die een persoon ten gevolge van ziekte en/of chronisch psychische en psychosociale problemen heeft met het uitvoeren van activiteiten bij normale deelname aan het maatschappelijke verkeer. d. Maatschappelijke participatie: de normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden.e. Aanvrager: een persoon (hoofdverblijf hebbende in deze gemeente) die, ten gevolge van ziekte of gebrek en/of chronische psychische en psychosociale problemen heeft met het uitvoeren van activiteiten bij normale deelname aan het maatschappelijk participatie, ondersteuning vraagt op basis van de wet.f. Programma van eisen: beschrijving van waaraan een voorziening moet voldoen.g. Voorziening: hulp bij huishouden, een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. h. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.i. Persoonsgebonden budget (PGB): een geldbedrag waarmee de aanrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven en waarop deze verordening en het Besluit van toepassing zijn.j. Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgeboden budget betaald moet worden en waarop het Besluit van toepassing is.k. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.l. Eigen aandeel: eigen aandeel kan gevraagd worden indien financiële tegemoetkoming verstrekt worden.m. Inkomen: bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwde personen tezamen die een gezamenlijke huishouding voeren (conform artikel 1 lid 1 sub 4 Wmo) en bedraagt:- indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordtc vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar.- in de overige gevallen; het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting, in het peiljaar.n. Mantelzorg: langdurige ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.o. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als een aanvrager behorend.p. Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwde verzekerden die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige verzekerden duurzaam een huishouden voeren,dan wel uit een meerderjarige ongehuwde verzekerde die met een of meer ongehuwde minderjarige verzekerden duurzaam een huishouden voert”. Onder gehuwde verzekerden worden ook begrepen de ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen.q. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.r. Algemene voorziening: een voorziening waarbij het gaat om een voorziening die in tijd een korte duur heeft, die betrekking heeft op lichte niet-complexe zorg of een voorziening ten behoeve van een incidentele zorgbehoefte.

s. Hulp bij huishouden: ondersteuning bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.t. Woonvoorziening: een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van aantoonbare beperkingen die een aanvrager ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte.u. Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.v. Vervoersvoorziening: een voorziening die de aanvrager in staat stelt zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.w. Rolstoelvoorziening: een voorziening ter verplaatsing in en rond de woning, en/of voor verplaatsing bij sportbeoefening, waarvan het rijden de primaire functie is.x. Woonwagen/ chalet: een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.y. Standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.z. Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van één of meer personen.aa. Ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen.ab. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, of het feitelijke woonadres als de aanvrager iemand met een briefadres is.ac. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de aanvrager vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan de aanvrager gebruik moet kunnen maken.ad. Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen.ae. Besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijk ondersteuning.af. Meerinkomen: het verschil tussen het inkomen en de inkomens zoals genoemd in Wmo besluit ten aanzien van de vaststelling van de eigen bijdrage.ag. Verstrekkingenboek: bevat beleidsregels en achtergrondinformatie omtrent de uitvoering van de wet, verordening en het besluit. 

Artikel 2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:a. Deze langdurig noodzakelijk is om de aantoonbare beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het normale gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; uitzonderingen hierop zijn hulp bij huishouden en deeltaxivervoer welke in sommige gevallen voor een korte duur kunnen worden geïndiceerd.b. Deze in overwegende mate op het individu is gericht.c. Deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorzie¬ning kan worden aangemerkt.d. Algemene welzijnsvoorzieningen geen of onvoldoende oplossing bieden. 

  • 2 2. Geen voorziening wordt toegekend:a. Indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is of valt onder de noemer gebruikelijke zorg.b. Indien de aanvrager niet zijn of haar hoofdverblijf heeft in deze gemeente.c. Voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekkingen hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.d. Voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.e. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan de datum van het besluit heeft gemaakt, tenzij aantoonbaar is dat de kosten redelijkerwijs gemaakt zijn. f. Indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, danwel krachtens deze verordening voorafgaande Verordening maatschappelijke ondersteuning of een Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen. 

  • 3 Bij het compenseren van aantoonbare beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die de aanvrager maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat een aanvrager geschikte keuzes maakt rekening houdend met de aantoonbare beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de aanvrager.

Paragraaf 1 Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties er vanwege overwegende bezwaren geen PGB wordt verstrekt aan de hand van de in art. 4 van het Besluit genoemde criteria. 

Artikel 4 Voorziening in natura

Bij de verstrekking van een voorziening in natura is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die is gesloten tussen de leverancier en de aanvrager respectievelijk de gemeente en de aanvrager.  

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit en het vertrekkingenboek in de beschikking opgenomen. 

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1 Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing.a. Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt voor individuele voorzieningen.b. De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde, of een percentage van de in de betreffende situatie goedkoopste en meest adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit. c. De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit.d. De budgethouder dient in alle gevallen te kunnen verantwoorden aan het college op welke wijze het persoonsgebonden budget is besteed. De bewijsstukken dienen minimaal vijf jaar na toekenning overlegd te kunnen worden. 

  • 2 De toekenning van het te verstrekken PGB, de omvang, de wijze van betaling en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld. Als bijlage van de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaraan een persoonsgebonden budgethouder dient te voldoen.

  • 3 Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is, aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. In de beschikking wordt dit als verplichting opgenomen uitzondering hierop is de voorziening hulp bij huishouden;

  • 4 Het college gaat na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit, op verzoek van het College per omgaande te verstrekken.

  • 5 Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit de omvang van deze eigen bijdrage, respectievelijk het eigen aandeel vast 

Paragraaf 1 Hoofdstuk 3 Hulp bij huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen die de aanvrager ondervindt bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:a. Een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij huishouden;b. Hulp bij huishouden in natura;c. Een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij huishouden. 

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij huishouden

  • 1 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen of problemen bij het ontvangen van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen of problemen bij het ontvangen van de mantelzorg:a. De in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of;b. De in artikel 8 onder a. genoemde voorziening niet beschikbaar is. 

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten. 

Artikel 11 Omvang van de hulp bij huishouden

De omvang van de Hulp bij Huishouden wordt uitgedrukt in uren en/of minuten per week.  

Artikel 12 Levering van de voorziening

  • 1 Hulp bij Huishouden in natura: het college verstrekt de Hulp bij Huishouden in natura op basis van een overeenkomst waarbij de gemeente afspraken heeft gemaakt met verschillende leveranciers waaruit de aanvrager kan kiezen.

  • 2 Persoonsgebonden budget: Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.

Paragraaf 1 Hoofdstuk 4 Woonvoorziening

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

De door het College, ter compensatie van beperkingen die een aanvrager ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:a. Een algemene woonvoorziening.b. Een individuele woonvoorziening in natura.c. Een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele woonvoorziening.d. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele woonvoorziening. 

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning een woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning een woonvoorziening noodzakelijk maken en de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:1. Een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. 2. Een bouwkundige of woontechnische voorziening.3. Een niet bouwkundige of niet woontechnische voorziening.4. Een uitraasruimte.5. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.6. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting.7. Een financiële tegemoetkoming in verband met huurderving.8. Het verwijderen van voorzieningen. 

Artikel 16 Primaat van de verhuizing

  • 1 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren en de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen en indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Artikel 17 Uitsluiting aan te passen woonruimtes

Een voorziening wordt alleen toegekend als het woonruimten betreft die als zelfstandige woonruimte in het kader van de Wet op de huurtoeslag ook als zodanig aangemerkt worden. Indien bij nieuwbouw of renovatie woonvoorzieningen zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen wordt geen vergoeding toegekend.  

Artikel 18 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een verbouwing van een woning, kan het College een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien dit de goedkoopst adequate voorziening is. 

Artikel 19 Hoofdverblijf en het bezoekbaar maken van niet-hoofdverblijven

  • 1 Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waarin de voorziening wordt getroffen.

  • 2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid en het gestelde in artikel 2 lid 2 onderdeel c kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3 De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4 De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woning met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

  • 5 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woning, de woonkamer en één toilet kan bereiken.

Artikel 20 Weigeringsgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:a. De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek en/of chronisch psychische en psychosociale problemen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.b. De aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college.c. De woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak.d. De aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.e. Er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden beperkingen en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door de aanvrager bewoonde woning.f. De beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden. 

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar, die krachtens deze Verordening of een aan deze verordening voorafgaande Verordening een woonvoorziening heeft ontvangen,welke leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het College te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald. 

Artikel 22 Aanpassingen van woonwagens

Het College verleent slechts een voorziening in de aanpassingskosten van een woonwagen als:a. De technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is.b. De standplaats, voor zover bekend, niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.c. De woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond. d. De hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet. 

Artikel 23 Aanpassingen van woonschepen

Het College verleent slechts een voorziening in de aanpassingskosten van een woonschip als:a. De technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is.b. Het woonschip, voor zover bekend, nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen. 

Artikel 24 Beperkte gebruiksduur van aanpassingen

Als de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, geldt het primaat verhuizen. 

Artikel 25 Het verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 15 betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het College een persoonsgebonden budget verlenen voor extra te verwerven grond, die ten hoogste overeenkomt met het persoonsgebonden budget voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Verstrekkingenboek; de hoogte van het persoonsgebonden budget is daarbij mede afhankelijk van de prijs van extra te verwerven grond. 

Artikel 26 Aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Het College kan een voorziening verlenen voor het treffen aan een gemeenschappelijke ruimte als zonder deze bouwkundige- of woontechnische voorziening de woonruimte voor de ondersteuningsvrager ontoegankelijk blijft:a. Het verbreden van toegangsdeuren.b. Het aanbrengen van elektrische deuropeners.c. Aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel.d. Drempelhulpen of vlonders.

Bovengenoemde bouwkundige- of woontechnische voorziening moeten goed zichtbaar zijn voor mensen met een visuele beperking en mogen geen gevaar opleveren voor overige gebruikers. 

Paragraaf 1 Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 27 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen teverstrekken voorziening, kan bestaan uit:a. Een algemene vervoersvoorziening.b. Een collectieve vervoersvoorziening.c. Een individuele vervoersvoorziening in natura.d. Een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening.e. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele vervoersvoorziening. 

Artikel 28 Het recht op een algemene en collectieve voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27 onder a en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen bij:a. het gebruik van het openbaar vervoer ofb. het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken enc. er sprake is van een zelfstandige vervoersbehoefte en een vervoersprobleem. 

Artikel 29 Primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27 onder c, d en e vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer er voldaan is aan het gestelde in artikel 28 en:a. Aantoonbare beperkingen het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 27, onder b., onmogelijk maken dan welb. een collectief systeem als bedoeld in artikel 27, onder b., niet aanwezig is. 

Artikel 30 Soorten individuele voorzieningen

  • 1 De in artikel 27 onder c, d en e genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:a. een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:1. Een al dan niet aangepaste bruikleenauto.2. Een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen.3. Een open elektrische buitenwagen.4. Een ander verplaatsingsmiddel.Voor de onder 3 en 4 genoemde voorzieningen geldt dat zij ook aanvullend op het collectief vervoer van artikel 27 onder b verstrekt kunnen worden.a. Een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening.b. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele vervoersvoorziening.1. aanpassing van een eigen auto.2. gebruik van een bruikleenauto.3. gebruik van een taxi of een auto.4. gebruik van een rolstoeltaxi. 

  • 2 Bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid sub c onder 2 t/m 4 wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de aanvrager en de mate waarin een voorziening als bedoeld in artikel 27 onder c en d in die vervoersbehoefte kan voorzien. Voor zover de behoeften van huisgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele financiële tegemoetkoming toegekend.

Artikel 31 Algemeen gebruikelijk

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan die inkomens genoemd in artikel 23 van het Besluit, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking. Er bestaat dan geen recht op een voorziening bestemd voor de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30 eerste lid sub a onder 1 en 2 en sub c onder 2 en 3. De meerkosten van een voorziening als bedoeld in artikel 30 eerste lid sub c onder 4 ten opzichte van een taxi zijn niet algemeen gebruikelijk.  

Artikel 32 Omvang in gebied

  • 1 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2 De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen mogelijk maken met een omvang per jaar van 2000 kilometer.

Paragraaf 1 Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 33 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:a. Een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening.b. Een rolstoelvoorziening in natura.c. Een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening.d. Een financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportrolstoel. 

Artikel 34 Primaat algemene rolstoelvoorziening incidenteel gebruik en sportrolstoel

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 33, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden en een voorziening als bedoeld in artikel 33 onder a, geen adequate oplossing biedt of niet aanwezig is.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 33, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken. 

Artikel 35 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

Vervallen 

Paragraaf 1 Hoofdstuk 7 verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 36 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2 De aanvrager dan wel de gemachtigde dient zich te kunnen identificeren met een geldig paspoort, Europese identiteitskaart, dan wel een Vreemdelingendocument.

  • 3 De toegang tot voorzieningen vindt plaats via Het Loket Altena in het gemeentehuis van Werkendam.

Artikel 37 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager. Bij het bepalen van een voorziening wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en behoefte van de aanvrager, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien en die op basis van een individuele aanvraag toegekend wordt door de gemeente. 

Artikel 38 Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1 Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen.b. Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. 

  • 2 Het college kan een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:a. Het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend.b. De gevraagde voorziening om medische redenen beoordeling behoeft;c. Het een complexe aanvraag betreft. 

  • 3 Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4 4. Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functioning, Disability and Health, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 39 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. 

Artikel 40 Intrekking en beëindiging van een voorziening

  • 1 Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken en beëindigen indien:a. Niet of niet langer wordt voldaan aan de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening.b. Op grond van onjuiste gegevens beschikt is en gebleken is dat waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;c. De aanvrager tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.d. Indien blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening.e. Ingeval van wijzigingen in de omstandigheden van de ondersteuningsvrager, waardoor de noodzaak voor een voorziening is komen te vervallen, dan wel als ten gevolge daarvan de ondersteuningsvrager in aanmerking dient te worden gebracht voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 2, eerste lid sub c. 

  • 2 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken en beëindigd indien blijkt dat de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget binnen 6 maanden na de datum van beschikking of na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 41 Terugvordering

  • 1 In geval een beschikking voor verlening van een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2 In geval het recht op een in bruikleen of in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden ingenomen. De onverschuldigde kosten van de voorziening in natura, die de gemeente aan de leverancier heeft betaald, kunnen worden teruggevorderd.

  • 3 Het College kan een voorziening in natura terugvorderen indien belanghebbende in gebreke blijft zijn eigen bijdrage binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen.

  • 4 Een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden teruggevorderd indien blijkt dat de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget binnen 6 maanden na de datum van beschikking of na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 1 Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 42 Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kan het College advies vragen. 

Artikel 43 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.  

Artikel 44 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkeling van de prijsindex gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek tenzij anders vastgelegd in het bestek van de betreffende voorziening. Dit geldt niet ten aanzien van de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding. 

Artikel 45 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd waarna een verslag over doeltreffendheid en effecten van de verordening in de praktijk aan de raad wordt voorgelegd. Indien de evaluatie hiertoe aanleiding geeft wordt de verordening aangepast. 

Artikel 46 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 2011.

  • 2 De Verordeningen maatschappelijke ondersteuning zoals vastgesteld op 27 oktober 2009 en 26 september 2006, alsmede de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum.

Artikel 47 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woudrichem. 2011

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem, op 17 mei 2011.

 

de voorzitter, de griffier,dr. F.A. Petter drs. ing. P.A. Paulides- Ruitenberg