Regeling vervallen per 01-01-2021

Regels van de beheersverordening 'Almkerk-Centrum 2013'

Geldend van 28-04-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regels van de beheersverordening 'Almkerk-Centrum 2013'

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening

de beheersverordening 'Almkerk-Centrum 2013' met identificatienummer

NL.IMRO.0874.ALMKBV2013-VSG1 van de gemeente Woudrichem.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende

bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels

regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis

en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het

huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van

het gebouw of het terrein.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bestaand

a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van de

vaststelling van de beheersverordening of mag worden gebouwd op grond van een

omgevingsvergunning;

b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op

het tijdstip van de vaststelling van de beheersverordening.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een

standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende

bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen

en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending

anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.18 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te

woord wordt gestaan en geholpen.

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

1.20 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt

en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een

vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek.

1.21 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en

voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, woonzorg en kinderopvang, alsook

ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen.

1.22 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,

schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor

telecommunicatie.

1.23 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate

rechtstreeks te woord wordt gestaan.

1.24 peil

a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die

weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b. in afwijking van het bepaalde onder a, voor bouwwerken die zijn gebouwd in het talud van de dijk

en/of op een afstand van ten hoogste 4 meter uit de grens van de dijkweg: de hoogte van de kruin

van de dijk;

c. bij bouwen boven of op het water: het gemiddelde waterpeil;

d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In geval

van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek.

1.25 plastisch kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat wordt aangemerkt als uiting van beeldende kunst.

1.26 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij

bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische

aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,

seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een

erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.27 Staat van Horeca-activiteiten

de lijst van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, deeluitmakende van deze regels.

1.28 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van binnen gebouwen gelegen ruimten.

1.29 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere

waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn

ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en

waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen,

inflaten etc.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,

met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de

aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee

gelijk te stellen constructiedeel;

b. in afwijking van het onder a gestelde geldt dat bij het meten van de goothoogte van een

bouwwerk dakkapellen buiten beschouwing worden gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de

gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De

goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of

een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel van de dakkapel.

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de

scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het

bouwwerk.

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel;

b. bij detailhandel behorende en daaraan verwante dienstverlening en bedrijfsactiviteiten, zoals

bankfilialen, reisbureaus, verhuur- en reparatie-inrichtingen;

c. horeca voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorie 1 en 2 van de bij deze regels

behorende Staat van Horeca-activiteiten;

d. maatschappelijke voorzieningen;

e. kantoren;

f. wonen;

met daarbij behorende:

g. magazijnen en opslagplaatsen;

h. tuinen, erven en terreinen;

i. groenvoorzieningen;

j. openbare verkeersruimte;

k. parkeervoorzieningen;

l. toegangswegen;

m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

a. gebouwen;

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.2 Gebouwen

a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding

'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

c. het bebouwingspercentage mag maximaal 100% bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag maximaal 8

m bedragen;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag maximaal 2,7

m bedragen;

c. in afwijking van het bepaalde onder a en b de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 9

m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a. de nieuwvestiging van een:

1. Bevi-inrichting;

2. detailhandel in volumineuze goederen;

b. bedrijven en instellingen, anders dan die zijn toegestaan in lid 3.1.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen;

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - muziekkapel' tevens voor een

muziekkapel;

met daarbij behorende:

d. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

e. bermen en beplanting;

f. speelvoorzieningen;

g. parkeervoorzieningen;

h. nutsvoorzieningen;

i. straatmeubilair, afvalcontainers, kunstwerken en hondentoiletten;

j. verhardingen ten behoeve van wegen, zoals bushaltes, in- en uitvoegstroken en in- en uitritten;

k. voet- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van palen, masten en plastische

kunstwerken niet meer bedragen dan 6 m;

c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen en pergola's

niet meer bedragen dan 5 m;

d. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen

- muziekkapel' een muziekkapel toegestaan met de bestaande maatvoering.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

b. tuinen, erven en terreinen;

c. groenvoorzieningen;

d. openbare verkeersruimte;

e. parkeervoorzieningen;

f. toegangswegen;

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

a. gebouwen;

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.2 Gebouwen

a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding

'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet mee bedragen dan met de aanduiding 'maximum

bouwhoogte (m)' is aangegeven;

d. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 100%, tenzij met de

aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer

bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag maximaal 2,7

m bedragen;

c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag de bouwhoogte van palen en masten maximaal 9

m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a

voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals tuinhuisjes en bergingen buiten het

bouwvlak, mits:

a. het gezamenlijk oppervlak van de gebouwen per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 200

m2;

b. de goothoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a. wonen.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sportvoorzieningen;

met daarbij behorende:

b. wegen en paden;

c. parkeervoorzieningen;

d. waterlopen en waterpartijen;

e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f. groenvoorzieningen;

g. speelvoorzieningen

h. tuinen en erven

i. voorzieningen van algemeen nut.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

a. gebouwen;

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.2.2 Gebouwen

a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding

'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

c. het bebouwingspercentage mag maximaal 100% bedragen;

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag maximaal 6

m bedragen;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag maximaal 2,7

m bedragen;

c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van palen, masten en ballenvangers

maximaal 9 m bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a

voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals bergingen, buiten het bouwvlak,

mits:

a. het gezamenlijk oppervlak van de gebouwen niet meer bedraagt dan 200 m2;

b. de goothoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 m.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a. wonen.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woonstraten en pleinen;

b. voet- en fietspaden;

c. groenvoorzieningen;

d. geluidwerende voorzieningen;

e. speelvoorzieningen;

f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

g. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens voor een evenemententerrein;

met daarbij behorende:

h. voorzieningen van algemeen nut.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van plastische kunstwerken,

lichtmasten, andere palen en andere masten niet meer dan 9 m bedragen;

c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen en pergola's

niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

b. groenvoorzieningen;

c. extensief recreatief gebruik;

met daarbij behorende:

d. bruggen, dammen, duikers en aanlegsteigers.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en ten dienste van

aangrenzende wegen en paden;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 9

m bedragen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle

verwachte archeologische informatie in de bodem.

9.2 Bouwregels

Op de lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van

het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voorzover bij de bouw geen

grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m;

b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 50 m² voorzover bij de bouw geen

grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m en voor zover niet meer dan 2,5 m uit

de plaats van de bestaande fundering wordt gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen

van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van de gronden,

indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige

archeologische monumenten of resten aanwezig zijn, met dien verstande dat de nadere eisen erop

gericht zijn de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.4.1 Bouwen ondergeschikte bestemmingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid

9.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag

goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden

(meer) aanwezig zijn; of

b. Indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is

vastgesteld;

c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag

goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door

bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of

d. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch

onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport, in voldoende

mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden

verstoord:

1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering

van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

of

2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of

3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige

op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een archeologische instantie

met een opgravingsbevoegdheid.

9.4.2 Verplichting rapportage

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend

archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt

gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de

gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm

Nederlandse Archeologie (KNA).

9.4.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in lid 9.4.1,

laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische

monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of

werkzaamheden

9.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen

bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;

b. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen)

van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;

c. het verrichten van grondroeractiviteiten, waartoe worden gerekend afgraven, ophogen,

ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en

ploegwerk;

d. het aanleggen van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al

bestaande drainage;

e. het aanleggen, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, vijver, greppels en andere wateren;

f. het verlagen van het grondwaterpeil, anders dan door middel van het graven van sloten of het

toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

g. het indrijven van voorwerpen in de grond;

h. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- of pompputten;

i. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

j. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet- ruiter- of rijwielpaden, banen of

parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

k. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;

l. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de

daarbij behorende constructies.

9.5.2 Uitzondering

Het in lid 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

a. voorzover de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van

onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen

bestaande tracés van kabels en leidingen;

b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden

van de beheersverordening een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden in dit

kader is verleend;

c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het

bestaande maaiveld;

d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 50 m2;

e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit

de plaats van de bestaande fundering van een bestaand bouwwerk.

9.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.5.1 wordt slechts verleend indien:

a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag

goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden

aanwezig zijn; of

b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag

goedgekeurd rapport in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door

bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of

c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch

onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport in voldoende mate

is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen

worden verstoord:

1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in

de bodem kunnen worden behouden; of

2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of

3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een

deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, namelijk een

archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

9.5.4 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te

verbinden als bedoeld in lid 9.5.3 onder c, vraagt het bevoegd gezag advies aan de deskundige op

het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse

Archeologie-KNA.

9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een

aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 50 m²

en de diepte meer bedraagt dan 0,30 m onder het bestaande peil;

b. aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt

begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een

opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd

Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse

Archeologie (KNA);

c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarden

worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het

belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de

omgevingsvergunning;

d. de vergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de

archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering

is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten

beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden, gelden

behouden in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen tot 4 meter onder maaiveld.

11.2 Bestaande maten

11.2.1 Maximale en minimale maatvoering

Indien afstanden tot, bouwhoogte, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken,

op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening meer dan maximaal danwel minder

bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als

maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.2.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 11.2.1 uitsluitend van toepassing,

indien het geschiedt op dezelfde plaats.

11.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van de onderwerpen van stedenbouwkundige

aard blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. de richtlijnen voor het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van

de stedenbouwkundige bepalingen;

b. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergronds hoofdtransportleidingen;

c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f. de ruimte tussen bouwwerken.

11.4 Parkeernormen

Bij het oprichten van gebouwen en het veranderen in gebruik dient te worden voorzien in voldoende

parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de

parkeernormen zoals opgenomen in de als bijlage 2 bij deze regels gevoegde Notitie Parkeren.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-,

vaar-, of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond,

bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, kan het

bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan

voor:

a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van oppervlakten, goothoogten,

bouwhoogten, bebouwingsgrenzen en bouwvlakken met ten hoogste 10%, met dien verstande

dat deze omgevingsvergunning niet verleend kan worden voor woonschepen;

b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van nutsdoeleinden,

zoals trafostations, wachthuisjes, poldergemalen, telefooncellen en naar de aard en omvang

daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor

motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben en

de maximale bouwhoogte niet meer dan 5 m is met de daarbij behorende toegangswegen,

andere verhardingen en voorzieningen;

c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde

plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van

het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 5 m bedraagt;

d. het bouwen van antenne-installaties, antennemasten en overige communicatievoorzieningen tot

een bouwhoogte van 40 m.

Artikel 14 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van

bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet,

algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt

dan wel van kracht is op het moment van inwerkingtreding van deze beheersverordening.

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in

uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en

afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de

aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de

dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 15.1.1 een omgevingsvergunning

verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1.1 met maximaal

10 %.

15.1.3 Uitzondering

Lid 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de

beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2.1, te veranderen

of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de

afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 15.2.1 na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor

een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten

of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Lid 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende

bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Almkerk-Centrum 2013'.