Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening voor de opiniërende vergadering van Woudrichem 2014

Geldend van 03-11-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening voor de opiniërende vergadering van Woudrichem 2014

De raad van de gemeente Woudrichem;

gezien het voorstel van het presidium van d.d. 30 september 2014;

gelet op het bepaalde in artikel 82 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van de opiniërende vergadering;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van de opiniërende vergadering of diens vervanger;

  • c.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • d.

    vergadering: vergadering van de opiniërende vergadering.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling commissie

De raad stelt een opiniërende vergadering in welke adviseert en overlegt over alle onderwerpen die aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

Artikel 3 Taken

De opiniërende vergadering heeft de volgende taken:

  • a.

    brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • b.

    kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a;

  • c.

    voert overleg met het college of de burgemeester over de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen bedoeld onder a.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. De vertegenwoordiging van een fractie in de opiniërende vergadering bestaat uit minimaal één en maximaal drie leden per fractie. De samenstelling van de vertegenwoordiging kan per vergadering en per agendapunt wisselen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd. De fracties mogen maximaal 3 niet-raadsleden voordragen.

  • 3. Zowel raadsleden als niet-raadsleden kunnen lid zijn. De artikelen 10, 11, 12 en 13 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige van toepassing op alle leden van de opiniërende vergadering.

  • 4. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

Artikel 5 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter eindigt aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid houdt op lid te zijn van de opiniërende vergadering als zij niet meer voldoet aan de gestelde eisen in artikel 4 lid 3.

  • 3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 4. De raad kan de voorzitter en zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

  • 7. Als een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad vervalt het lidmaatschap van de leden die op voordracht van die fractie zijn benoemd, van rechtswege.

Artikel 6 Griffier

  • 1. Het secretariaat van de opiniërende vergadering wordt opgedragen aan de griffier.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de raad aangewezen plaatsvervanger.

  • 3. De griffier kan op uitnodiging van de commissievoorzitter aan beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereidingen

Artikel 7 Vergaderdiscipline

  • 1. De vergaderingen van de opiniërende vergadering zijn in principe openbaar

  • 2. De vergaderingen vinden in de regel plaats op dinsdag, vangen aan om 19:30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis. De voorzitter kan in overleg met het presidium een andere dag, tijdstip en plaats bepalen.

  • 3. Naast de vastgestelde vergaderingen vergadert de opiniërende vergadering, wanneer de voorzitter het nodig acht of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

Artikel 8 Oproep en voorlopige agenda

  • 1. De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2. Als een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 9, lid 3 wordt deze met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier dagen voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 9 De agenda

  • 1. Het presidium stelt de voorlopige agenda voor de opiniërende vergadering vast.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stelt de opiniërende vergadering de agenda vast. vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk vier dagen voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Verzoeken die daarna worden aangemeld worden bij de leden aangekondigd. Bij vaststelling van de agenda wordt het spoedeisende karakter getoetst.

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente geplaatst

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid op verzoek inzage.

Artikel 11 Openbare kennisgeving

De vergadering wordt aangekondigd op de gemeentelijke informatiepagina in een huis-aan-huisblad. Daarnaast wordt de vergadering door het plaatsen van een aankondiging op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

Paragraaf 2 Ter vergadering

Artikel 12 Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2. Een lid dat voor de sluiting de vergadering verlaat, meldt dit aan de voorzitter. De melding wordt in de notulen meegenomen.

  • 3. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

Artikel 13 Opening vergadering en quorum

  • 1. Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst 8 of meer leden aanwezig zijn.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste een tip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen. Op deze vergadering, is het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 14 Audioverslag en besluitenlijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een audioverslag en het opstellen van een concept-besluitenlijst op van de vergadering .

  • 2. De besluitenlijst bevat tenminste:

    • a.

      de namen van aanwezige leden, de voorzitter, de griffier en de collegeleden, evenals die van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      gedane toezeggingen;

    • d.

      een samenvatting van het advies aan de raad met vermelding van de fracties die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de fracties die zich niet hebben uitgelaten.

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 17 is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3. Een concept van de besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het concept van de besluitenlijst wordt op hetzelfde moment toegezonden aan de overige personen die het woord gevoerd hebben en hebben aangegeven een concept van de besluitenlijst te willen ontvangen.

  • 4. De concept-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.

  • 5. Het gesprokene in de opiniërende vergadering wordt digitaal vastgelegd en wordt als audioverslag door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt en is voor iedereen toegankelijk.

  • 6. De leden, de voorzitter en de collegeleden hebben het recht, voorzover zij bij de behandeling aanwezig waren, een voorstel tot wijziging van de besluitenlijst aan de opiniërende vergadering te doen, indien het concept van de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat er besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

Artikel 15 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de opiniërende vergadering anders beslist.

  • 2. Als de opiniërende vergadering een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies en de wijze van behandeling van het voorstel in de besluitvormende vergadering. Als verdere beraadslaging over het onderwerp of voorstel gewenst is door een fractie wordt deze een bespreekstuk. Als dit niet gewenst wordt, wordt het voorstel een hamerstuk. Het advies kan ook zijn om niet over te gaan tot besluitvorming.

  • 3. In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van de geheimhouding en voorstellen van orde.

Artikel 16 Aantal spreektermijnen

  • 1. Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in twee termijnen, tenzij de opiniërende vergadering anders beslist.

  • 2. Een lid mag in de eerste termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. Hierbij wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 3. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

Artikel 17 Deelname aan de beraadslaging door anderen

De opiniërende vergadering kan op enig moment besluiten dan anderen mogen

deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

  • 1. Burgers kunnen in een vergadering het woord voeren over onderwerpen die geagendeerd zijn.

  • 2. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover het woord gevoerd wenst te worden.

  • 3. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 4. De spreker voert maximaal vijf minuten het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de leden van de opiniërende vergadering toestaan aan insprekers een verhelderende vraag te stellen. Het spreekrecht vindt plaats in maximaal twee termijnen.

  • 5. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de verdere behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 19 Handhaving orde & schorsing

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2. De voorzitter kan de opiniërende vergadering voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

Artikel 20 Voorstellen van orde

De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De opiniërende vergadering beslist hier terstond over.

Artikel 21 Rondvraag

  • 1. Aan het eind van de opiniërende vergadering is er voor de leden de mogelijkheid om vragen te stellen aan het college. Deze vragen hoeven vooraf niet kenbaar gemaakt te worden.

  • 2. Indien mogelijk geven collegeleden direct antwoord op de aan hun gestelde vragen. Indien dit niet mogelijk is worden deze vragen voor de volgende opiniërende vergadering schriftelijk beantwoord.

  • 3. De steller van de vraag krijgt de gelegenheid om een verduidelijkende vraag te stellen op basis van het gegeven mondelinge antwoord.

Paragraaf 3 Besloten vergadering

Artikel 22 Toepassing verordening op besloten vergadering

  • 1. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing , voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. Degene die kennis dragen van de stukken waarover geheimhouding is opgelegd mogen aanwezig zijn bij de besloten vergadering.

Artikel 23 Verslag en besluitenlijst

  • 1. Concept verslagen en besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raadsleden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 2. Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de opiniërende vergadering een besluit over het al dan niet openbaar maken van het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3. De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 24 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als de opiniërende vergadering die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Paragraaf 4 Toehoorders en pers

Artikel 25 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2. Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 26 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 27 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de opiniërende vergadering op voorstel van de voorzitter.

Artikel 28 Intrekken oude reglement

Verordening op de opiniërende vergadering van Woudrichem 2009’ vastgesteld bij raadsbesluit op 15 december 2009 en de eerste wijzigingsverordening die daarna is vastgesteld, worden ingetrokken.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag na openbare bekendmaking.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: 'Verordening voor de opiniërende vergadering van de gemeente Woudrichem 2014'.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van 27 oktober 2014.
de voorzitter, de griffier,
A.Noordergraaf P.A. Paulides- Ruitenberg

Bijlage

verordening voor de opiniërende vergadering van Woudrichem 2014

Artikelen waar naar verwezen wordt in deze verordening

Gemeentewet

Artikel 10

  • 1.

    Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2.

    Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

    • a.

      zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

    • b.

      zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3.

    Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel 11

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

Artikel 12

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 13

  • 1.

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      secretaris van de provincie;

    • j.

      griffier van de provincie;

    • k.

      burgemeester;

    • l.

      wethouder;

    • m.

      lid van de rekenkamer;

    • n.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

    • o.

      lid van een deelraad;

    • p.

      lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    • q.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • i.

        1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • ii.

        2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • i.

        1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • ii.

        2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • iii.

        3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • iv.

        4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • v.

        5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • vi.

        6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • vii.

        7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 25

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 82

  • 1.

    De raad kan raadscommissies instellen die besluitvorming van de raad kunnen voorbereiden en met het college of de burgemeester kunnen overleggen. Hij regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop de leden van de raad inzage hebben in stukken waaromtrent door een raadscommissie geheimhouding is opgelegd.

  • 1.

    Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een raadscommissie.

  • 3.

    Bij de samenstelling van een raadscommissie zorgt de raad, voor zover het de benoeming betreft van leden van de raad, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4.

    Een lid van de raad is voorzitter van een raadscommissie.

  • 5.

    De artikelen 19, tweede lid, 21, tweede lid, 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing op een vergadering van een raadscommissie, met dien verstande dat in artikel 19, tweede lid, voor «de burgemeester» wordt gelezen «de voorzitter van een raadscommissie», in artikel 21, tweede lid, voor «Een wethouder» wordt gelezen «De burgemeester of een wethouder» en in artikel 23, vijfde lid, voor «artikel 25» wordt gelezen «artikel 86.

Artikel 86

  • 1.

    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.