Regeling vervallen per 21-10-2011

Havenverordening Historische Stadshaven Woudrichem 1998

Geldend van 11-09-1998 t/m 20-10-2011

Intitulé

Havenverordening Historische Stadshaven Woudrichem 1998

"HAVENVERORDENING HISTORISCHE STADSHAVEN WOUDRICHEM"

GEMEENTE WOUDRICHEM

De raad van de gemeente Woudrichem;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d. d. 18 augustus

1998, Dr. 96;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

besluit :

vast te stellen de navolgende "Havenverordening Historische Stadshaven Woudrichem 1998".

HAVENVRORDENING HISTORISCHE STADSHAVEN WOUDRICHEM 1998

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Art. 1

Hoofdstuk 2 Werkingssfeer en aansprakelijkheid Art. 2

Hoofdstuk 3 Algemene veiligheid in de haven Ar.t 3 t/m 27

Hoofdstuk 4 Bepalingen betreffende ligplaatsen en het innemen daarvan Art. 28 t/m 47

Hoofdstuk 5 Bepalingen betreffende milieuhinder Art. 48 t/m 58

Hoofdstuk 6 Vergunningen, ontheffingen en mandaat Art. 59 t/m 62

Hoofdstuk 7 Strafbepalingen, toezicht en opsporing Art. 63 t/m 65

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Art. 66 t/m 68

 

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: het bestuursorgaan van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem;

  • b.

    de raad: het bestuursorgaan van Woudrichem;

  • c.

    de haven: de historische stadshaven Woudrichem en alle tot de haven behorende terreinen met de daarop aanwezige bebouwing, bestrating, beplanting, voetpaden, steigers, taluds, installaties, hellingen een en ander zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart;

  • d.

    vaartuig: elk schip of elk voorwerp gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van verplaatsing te water, met inbegrip van een watervliegtuig, draagvleugelboot, luchtkussenvaartuig, waterscooter, ponten, woonschepen en drijvende werktuigen zoals baggerwerktuigen, kranen, bokken, elevators en pontons;

  • e.

    vlot: een drijvend samenstel van stammen, balken, vaten, drums of anderszins als drijvers gebruikt materiaal;

  • f.

    zeilplank: surfplank, windglider, of ander op een plank gelijkend vaartuig dat zeil voert of kan voeren;

  • g.

    opleggen van een vaartuig: het voor korte of langere tijd uit de vaart nemen van een vaartuig;

  • h.

    schipper of gezagvoerder: ieder, die aan boord van enig vaartuig voortdurend of tijdelijk het gezag voert en bij het ontbreken daarvan de rechthebbende op het vaartuig;

  • i.

    overdag: de tijd tussen zonsopkomst en zonsondergang;

  • j.

    's nachts: de tijd tussen zonsondergang en zonsopkomst;

  • k.

    havenmeester: de ambtenaar die als zodanig is aangewezen;

  • l.

    voortstuwer: alle mechanische middelen tot voortbeweging, alsmede de kop - of boegschroef.

Hoofdstuk 2 WERKINGSSFEER EN AASPRAKELIJKHEID

Artikel 2.

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de haven in de gemeente Woudrichem.

  • 2. De gemeente Woudrichem en het betreffende personeel zijn niet aansprakelijk voor schade onder welke naam of in welke vorm dan ook, of verlies (brand en diefstal daaronder begrepen) aan of van vaartuigen en/of andere eigendommen van gebruikers van de haven en de steigerwerken, tenzij die schade of dat verlies zou zijn te wijten aan grove nalatigheid van de gemeente of het betreffende personeel.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE VEILIGHEID IN DE HAVEN

Artikel 3.

Een ieder is verplicht gehoor te geven aan de aanwijzingen die door de daartoe bevoegden worden gegeven in het kader van de handhaving van deze verordening.

Artikel 4.

  • 1. Het is de schipper verboden met zijn vaartuig in de haven op zodanige wijze te liggen of te varen dat met dat vaartuig of met de meermiddelen daarvan, dan wel door golfslag of zuiging, hinder, schade of een ongeluk wordt veroorzaakt en, in het algemeen, de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd of de veiligheid in gevaar wordt gebracht of redelijkerwijze is aan te nemen, dat de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

  • 2. Het is zonder toestemming van de havenmeester verboden een vaartuig met sloten vast te leggen of vastge1egd te houden.

Artikel 5.

Het is de schipper van een mechanisch voortbewogen vaartuig verboden in de haven te varen met een grotere snelheid dan 6 kilometer per uur.

Artikel 6.

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders in de haven met enig vaartuig te zeilen.

Artikel 7.

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 6 is het verboden in de haven te varen anders dan voor het direct meren of vertrekken of het rechtstreeks varen naar een aangrenzend vaarwater.

  • 2. In geval twee vaartuigen elkaar moeten passeren en de ruimte daarvoor onvoldoende is, is de schipper van het vaartuig dat de haven binnenvaart verplicht te wachten totdat het uitvarende vaartuig voorbij is.

Artikel 8.

De schipper is in de haven er voor zorg te dragen:

  • a.

    dat laadbomen, tuig en andere uitstekende delen zo min mogelijk buiten dat vaartuig uitsteken en goed zijn vastgezet;

  • b.

    dat de ankers zodanig worden gebruikt, dat daardoor andere vaartuigen of kunstwerken niet kunnen worden beschadigd, of zodanig voor de kluis hangen, dat zij in geval van aanvaring niet in enig vaartuig nabij of onder de waterlijn kunnen dringen;

  • c.

    dat kluiverbomen, boegsprieten en raas, indien beweegbaar, tijdens het gemeerd liggen in de haven getopt, ingetrokken of gebrast zijn.

Artikel 9.

  • 1. Het is verboden in de haven:

    • a.

      een anker te bezigen om een vaartuig te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ten anker te komen of ten anker te liggen.

  • 2. De in het eerste lid gestelde verboden geld en niet voor een baggervaartuig, indien de ankers worden gebezigd bij het verrichten van baggerwerk.

  • 3. De ankers en/ of de meermiddelen van het baggervaartuig, welke in en/ of over het vaarwater uitstaan, moeten tijdig worden opgevierd, losgegooid en/of uitgestoken, zo dikwijls dit voor het veilig passeren van andere vaartuigen nodig is.

  • 4. Het in het eerste lid onder a gestelde verbod geldt niet indien wordt gehandeld ter voorkoming van een aanvaring.

  • 5. De in het eerste lid, onder a, b en c gestelde verboden gelden niet in het geval dat op last van de havenmeester het anker gepresenteerd moet worden in verband met de veiligheid bij het afmeren.

Artikel 10.

Voorzover dit niet reeds op een andere wettelijke wijze geregeld is, is het verboden zich in de haven te bevinden met een vaartuig dat te zwaar beladen is of dat onvoldoende is bemand of uitgerust.

Artikel 11.

De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn vaartuig in de haven niet aan de grond komt.

Artikel 12.

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, van een vaartuig dat aan de grond zit de voortstuwer te laten draaien.

  • 2. Een verkregen ontheffing aJs bedoeld in het eerste lid ontheft de schipper niet van de verplichting er zorg voor te dragen, dat als gevolg van het draaien van de voortstuwer geen schade of ongeluk wordt veroorzaakt.

Artikel 13.

De schipper of, bij diens ontstentenis, de reder of de eigenaar van een gezonken vaartuig of gezonken voorwerp, is verplicht:

  • a.

    onmiddellijk na het zinken, daarvan kennis te geven aan de havenmeester of burgemeester en wethouders en er zorg voor te dragen dat aan de voorschriften van artikel 3.27 van het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) wordt voldaan;

  • b.

    om binnen 24 uren na het zinken van het vaartuig of voorwerp de verwijdering daarvan ten genoegen van burgemeester en wethouders te hebben zeker gesteld en er zorg voor te dragen dat het gezonken vaartuig of voorwerp binnen de door burgemeester en wethouders te bepalen tijd is verwijderd.

Artikel 14.

Het is de schippers van de hierna bedoelde vaartuigen verboden met zo'n vaartuig de haven binnen te lopen zonder ontheffing van burgemeester en wethouders:

  • a.

    beschadigde vaartuigen;

  • b.

    vaartuigen, in zinkende toestand verkerend;

  • c.

    brandende vaartuigen;

  • d.

    vaartuigen, die door de toestand van hun lading of uit andere oorzaak voor de veiligheid in de haven, of hinder of gevaar voor de omgeving kunnen opleveren.

Artikel 15.

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders in de haven vlotten te brengen of te hebben.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op vlotten, slechts in gebruik zijnde om buiten boord van een vaartuig dan we! aan kunstwerken reparatie - of onderhoudswerkzaamheden te verrichten.

  • 3. Aan de in het eerste lid bedoelde ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden betreffende de grootte van het vlot, de ligplaats en de tijd, gedurende welke het vlot op de toegestane plaats mag liggen.

Artikel 16.

Het is verboden al dan niet bij wijze van beroep met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing geven van dit verbod.

Artikel 17.

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, uit hoof de van het uitoefenen van een beroep, in de haven een vaartuig te laden en/of te lossen.

  • 2. Onverlet het bepaalde in lid 1 is het verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders vaartuigen te laden en/ of te lossen op zon- en feestdagen en op de overige dagen tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 19.00 en 24.00 UUR.

  • 3. Het gestelde in de led en 1 en 2 geldt niet voor het direct in- of uitladen van personen en/of het uitsluitend provianderen van vaartuigen.

Artikel 18.

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, in de haven vaartuigen te water te laten of uit het water te halen met behulp van kranen en/of andere mechanische hulpmiddelen, kanteltrailers daaronder begrepen. De ontheffing dient tenminste 24 uur tevoren te worden aangevraagd.

Artikel 19.

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders II de haven een vaartuig te slopen.

Artikel 20.

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders een vaartuig in de haven op te leggen.

Artikel 21.

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders meerpalen, meerboeien, steigers, buizen, kabels, hijsbalken, hijskranen, laadbruggen of dergelijke voorwerpen of inrichtingen in of boven de haven te hebben, aan te brengen, te leggen of te plaatsen.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van hijsbalken, hijskranen en laadbruggen of dergelijke voorwerpen of inrichtingen, voorzover zij in bedrijf zijn en' s nachts alsdan duidelijk zijn verlicht.

  • 3. Onverminderd het in het eerste lid gestelde is het verboden, voor zover voor de daar genoemde voorwerpen een vergunning of ontheffing krachtens een wettelijke regeling is vereist, zonder een dergelijke vergunning of ontheffing, genoemde voorwerpen te hebben, aan te brengen of te plaatsen.

Artikel 22.

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, palen, balken, planken, trossen, draden, kettingen of andere dergelijke voorwerpen in of boven de haven te hebben, aan te brengen, te leggen of te plaatsen.

  • 2. Tenzij in elk afzonderlijk geval door burgemeester en wethouders anders is bepaald, wordt de in het eerste lid bedoelde ontheffing geacht te zijn verleend ten aanzien van de toegangsmiddelen tot een vaartuig alsmede ten aanzien van trossen, draden of kettingen, welke dienen tot het meren of slepen van vaartuigen of tot het gebruik door een baggervaartuig bedoeld in het tweede lid van artikel 9.

  • 3. Lid 3 van artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23.

Het is verboden wederrechtelijk in meerpalen, remmingswerken of andere tot de haven behorende kunstwerken of steigers te klimmen, daarop te lopen of zich daarop te bevinden, alsmede daarop of daarin voorwerpen van welke aard ook aan te brengen, dan wel deze te beschadigen.

Artikel 24.

Indien na overtreding van een verbod als bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7, 17, 49 tot en met 52 of 55 naar het oordeel van burgemeester en wethouders ernstige vrees bestaat dat de veiligheid in de haven door de overtreder(s) opnieuw zou kunnen worden verstoord, kunnen zij deze overteder(s) met zijn (hun) vaartuig resp. de schipper met het vaartuig waarop de overtreding plaatsvond voor maximaal drie maanden de toegang tot de haven ontzeggen.

Artikel 25.

  • 1. Het is verboden in de haven te zwemmen, te waterskiën, met een zeilplank te zeilen, met een vaartuig, zeilplan of vlot te spelevaren of met een waterscooter te varen, tenzij burgemeester en wethouders voor bepaalde tijden en plaatsen ontheffing van dit verbod hebben verleend.

  • 2. Onverminderd het aan de Woudrichemse Coöperatieve Visserijvereniging "De Hoop" (hierna te noemen: Visserijvereniging) toekomend visrecht op en in het water van de haven, mag in de haven uitsluitend worden gevist op de daarvoor tezamen door burgemeester en wethouders van Woudrichem en de Visserijvereniging aangewezen tijden en plaatsen. Ook de wijze van bevissing van het water in de haven wordt in onderling overleg met burgemeester en wethouders van Woudrichem en de Visserijvereniging geregeld.

  • 3. Desverlangd dient de visser aan de havenmeester, alsmede aan de in artikel 63 genoemde ambtenaren inzage te verlenen van de aan hem verleende vergunning om te mogen vissen in het water van de haven.

  • 4. Voor zover in de haven het visrecht van de Visserijvereniging niet van toepassing is, is het verboden te vissen in de haven, tenzij burgemeester en wethouders voor bepaalde tijden en plaatsen ontheffing van dit verbod hebben verleend. Het bepaalde in lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26.

Het is verboden, de zich op de wal bevindende reddingsmiddelen te gebruiken anders dan bij onmiddellijk gevaar voor verdrinking.

Artikel 27.

  • 1. Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, stenen uit de glooiïngen, oevers of havendammen te halen of deze te verplaatsen of daar stenen te storten.

  • 2. Het is verboden voorwerpen van welke aard dan ook, of stenen, in de haven te gooien.

Hoofdstuk 4 BEPALINGEN BETREFFNDE LIGPLAATSEN EN HET INNEMEN

Artikel 28.

  • 1. Het is verboden met een vaartuig te meren:

    • a.

      op een plaats, waarvoor burgemeester en wethouders hebben bepaald dat deze uitsluitend is bestemd voor nader aangeduide categorieën van vaartuigen, waartoe het meergelegenheid zoekende vaartuig niet behoort;

    • b.

      op een plaats, waarvoor burgemeester en wethouders een meerverbod hebben vastgesteld betrekking hebbend op bepaalde ligplaatsen en bepaalde vaartuigen;

    • c.

      op een andere plaats, dan welke door burgemeester en wethouders of de havenmeester is aangewezen of toegelaten.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels en beperkingen te stellen omtrent het innemen van ligplaatsen.

Artikel 29.

  • 1. De schipper die met zijn vaartuig een ligplaats in de haven wenst in te nemen, is verplicht zich direct na aankomst met dit vaartuig in de haven te melden bij de havenmeester.

  • 2. Valt het aankomsttijdstip in lid 1, buiten de openingstijden van het havenkantoor, dan is de schipper verplicht zich te melden zodra het kantoor weer is geopend.

  • 3. Het vaartuig mag uitsluitend worden afgemeerd op de daarvoor door de havenmeester aangegeven plaatsen in de haven, dan wel op de plaatsen die middels bebordingen worden aangeduid.

Artikel 30.

 De aanwijzing dan wel het innemen van een ligplaats ontheft de schipper niet van de verplichting zich ervan te overtuigen dat die plaats voor zijn vaartuig veilig is.

Artikel 31.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een vaartuig langer dan 5 dagen achtereen in de haven te hebben.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing voor overschrijding van de daar gestelde termijn indien en voor zover de weersomstandigheden het vertrek van het vaartuig uit de haven naar het oordeel van de havenmeester onverantwoord doen zijn.

Artikel 32.

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, in de haven roeiboten, rubberboten of andere bij een groter vaartuig behorende bijboten langszij van dit vaartuig te meren, anders dan voor het direct in- of uitladen van personen en/of goederen.

Artikel 33.

  • 1. De schipper is verplicht er zorg voor te dragen, dat zijn vaartuig zolang het een ligplaats inneemt goed en veilig is vastgemaakt en bij voortduring er voor zorg te dragen, dat bij wijziging van de waterstand en/of de inzinking van dat vaartuig, de meermiddelen dienovereenkomstig worden aangepast en dat geen schade aan vaartuigen, kunstwerken, steigers, meerpalen of remmingswerken wordt toegebracht.

  • 2. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde ringen of meerpalen of aan de palen, meerboeien of dukdalven, in de haven geplaatst, of aan de vaartuigen, welke aan zodanige voorwerpen zijn vastgemaakt.

Artikel 34.

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van de schipper een gemeerd of ten anker liggend vaartuig te verleggen of te verhalen of daarvan trossen los te gooien of te kappen of het (de) anker(s) te lichten of de ankerketting te ontsluiten.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien wordt gehandeld door of op last van de daartoe, door burgemeester en wethouders aangegeven ambtena(a)r(en).

Artikel 35.

Bij ijsgang of toegevroren water in de haven is de schipper van een vaartuig verplicht:

  • a.

    indien hij met dat vaartuig een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten dan wel het bevel daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken;

  • b.

    zodanige maatregelen te nemen, dat met zijn vaartuig en/of sleepboot geen schade kan worden toegebracht aan andere vaartuigen of aan kunstwerken zoals oeverver10 dedigingen, steigers en remmingswerken.

Artikel 36.

De schipper van een gemeerd of ten anker liggend vaartuig is verplicht zijn vaartuig steeds tot verhalen gereed te houden en zodanig te verhalen of te verleggen als door burgemeester en wethouders wordt bevolen en wel onmiddellijk of binnen een daartoe aangezegde tijd.

Artikel 37.

De schipper van een gemeerd of ten anker liggend vaartuig is verplicht er zorg voor te dragen dat het aan en van boord gaan veilig kan plaatsvinden en dat de toegangsmiddelen tot dat vaartuig tenminste voldoen aan de daaraan in het Veiligheidsbesluit Stuwadoorswet en het Veiligheidsbesluit Binnenscheepvaart gestelde eisen.

Artikel 38.

De schipper is op last van burgemeester en wethouders verplicht om, indien hij niet wil dat in de nabijheid liggende vaartuigen over zijn vaartuig laden of lossen of dat personen zich voor het bereiken van die vaartuigen of de wal over zijn vaartuig begeven, zijn plaats in te ruimen.

Artikel 39.

De schipper van een vaartuig, dat langszij een ander vaartuig gemeerd ligt, is verplicht:

  • a.

    het andere vaartuig, indien de schipper daarvan dit wenst, gelegenheid te geven te ontmeren en te vertrekken;

  • b.

    zijn plaats in te mimen voor een vaartuig dat de ligplaats langszij het andere vaartuig behoeft.

Artikel 40.

  • 1. Het is verboen van een gemeerd of ten anker liggend vaartuig de voortstuwer te laten draaien, terstond na de aankomst ter plaatse van het vaartuig of ter voorbereiding van het vertrek.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt na verkregen ontheffing van burgemeester en wethouders.

  • 3. De schipper van het vaartuig is verplicht er zorg voor te dragen dat in de gevallen, als bedoeld in het eerste en het tweede lid, geen hinder, schade of ongeluk wordt veroorzaakt.

  • 4. De schipper, de reder en de eigenaar zijn te allen tijde hoofdelijk aansprakelijk voor schade aan enig persoon of goed toegebracht tengevolge van het draaien van de voorstuwer van een gemeerd of ten anker liggend vaartuig.

Artikel 41.

  • 1. De schipper is verplicht door het aanbrengen van fenders, kurkenzakken, drijfbalken of op enige andere deugdelijke wijze er zorg voor te dragen, dat tengevolge van het meren, gemeerd liggen of ontmeren van zijn vaartuig geen schade aan enig persoon of goed wordt toegebracht.

  • 2. Onverlet het bepaalde in het eerste lid is het gebruik van autobanden in de haven verboden, tenzij onmiddellijk voor het afmeren.

Artikel 42.

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders in de haven te liggen met een vaartuig, gebezigd tot magazijn, tot werkplaats of tot het uitoefenen van een nering.

Artikel 43.

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een ieder die er zijn bedrijf of nevenberoep dan wel een gewoonte van maakt vaartuigen te verhuren of te - verhandelen, verboden met een of meer vaartuigen een ligplaats in te nemen met het oogmerk deze te verhuren of te verhandelen.

Artikel 44.

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een ligplaats in de haven in te nemen teneinde, in of vanuit de haven met enig vaartuig tegen betaling rondvaarten en/of toertochten te maken of te doen maken.

Artikel 45.

Het is verboden, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders, een vaartuig uitsluitend te gebruiken voor huisvesting.

Artikel 46.

  • 1. Het is een schipper verboden, een vaartuig in de haven te brengen of te hebben, zonder dat de schipper en opvarenden zich voldoende hebben c.q. zijn verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van het in lid 1 gestelde verbod verlenen.

Artikel 47.

  • 1. De uitgifte van permanente ligplaatsen geschiedt door het opmaken van een huurovereenkomst voor het gebruik van het water en voor zover van toepassing tevens voor het aanmeren aan een gemeentelijke steiger, waarbij de bevoegdheid tot het afsluiten van deze huurcontracten en het vaststellen van de huurprijs is gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Van de huurovereenkomst mag eerst gebruik worden gemaakt indien de huurder beschikt over alle verder benodigde vergunningen en ontheffingen.

Hoofdstuk 5 BEPALINGEN BETREFFENDE MILIEUHINDER

Artikel 48.

Onverlet het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening van Woudrichem is het verboden zich van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisvuil afkomstig van een in de haven liggend vaartuig te ontdoen anders dan door gebruikmaking van de daartoe bij de haven geplaatste en als zodanig aangegeven afvalstoffencontainers.

Artikel 49.

  • 1. Onverlet het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening van Woudrichem is het verboden vloeistoffen en voorwerpen of zelfstandigheden welke dan ook, over boord of van de wal in het water te werpen, te laten vallen, te pompen of te laten vloeien.

    Onderwater-toiletten mogen dus niet worden gebruik in de haven.

  • 2. Het in lid 1 bepaalde is niet van toepassing op lozingen waarvoor een vergunning als bedoe1d in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is verstrekt.

  • 3. De schipper van een vaartuig zowel als de exploitant van een aan de haven gelegen terrein is verplicht:

    • a.

      zodanige maatregelen te nemen, dat het te water geraken van de in het eerste lid genoemde vloeistoffen, voorwerpen of zelfstandigheden, wordt voorkomen;

    • b.

      onmiddellijk na het te water geraken van de in het eerste lid genoemde vloeistoffen, voorwerpen of zelfstandigheden daarvan kennis te geven aan de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtena(a)r(en) en er zorg voor te dragen, dat deze vloeistoffen, voorwerpen of zelfstandigheden onmiddellijk of, bij gebreke van dien, binnen de door burgemeester en wethouders te bepalen tijd uit de haven worden verwijderd.

  • 4. Het is verboden rook, dampen, gassen, stoom of heet water op zodanige plaats of op zodanige wijze uit een vaartuig te laten ontsnappen, dat daardoor gevaar, hinder of schade kan ontstaan voor personen, dieren, goederen of vaartuigen.

  • 5. Het is verboden aan boord van een vaartuig roet te blazen.

  • 6. De schipper is verplicht bij het laden en lossen van zijn vaartuig zodanige voorzieningen te treffen, dat schade of overlast door stof, stank of anderszins jegens personen, dieren, goederen of vaartuigen wordt voorkomen.

Artikel 50.

De schipper van een vaartuig, dat voorwerpen, vaste stoffen, gassen of vloeistoffen aan boord heeft, welke gevaar, schade of hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken, is verplicht zijn vaartuig langs de kortte weg de haven te doen verlaten indien hem een daartoe strekkend bevel door burgemeester en wethouders of de havenmeester is gegeven.

Artikel 51.

De schipper of bij diens ontstentenis de reder of de eigenaar van een vaartuig, is verplicht er zorg voor te dragen dat elke stookinstallatie zodanig is ingericht, wordt onderhouden en bediend, dat een nagenoeg rookloze verbranding wordt verkregen.

Artikel 52.

Het is verboden in de haven aan boord van een vaartuig gerechten op open vuur te roosteren of te bereiden.

Artikel 53.

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing door burgemeester en wethouders in de haven op of in een gemeerd of ten anker liggend vaartuig een of meer verbrandingsmotoren te gebruiken tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur en op zonen feestdagen anders dan voor het direct vertrekken uit de haven.

  • 2. Verbrandingsmotoren moeten zodanig zijn ingebouwd of opgesteld en voorzien zijn van zodanig goede geluiddempers dat bij gebruik van deze motoren in de haven geen ernstige hinder of overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt.

Artikel 54. Nieuw Artikel

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening van Woudrichem is het verboden in de haven aan boord van een schip een radio en andere geluidsapparatuur zodanig te gebruiken dat dit ernstige hinder oplevert voor de omgeving.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde in niet van toepassing op geluidsversterkers, voor zover deze gebruikt worden voor het veilig manoeuvreren van vaartuigen.

Artikel 55.

  • 1. Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Strafrecht is het verboden in de haven, al dan niet aan boord van een vaartuig, de orde te verstoren, geluidshinder te veroorzaken, of zich anderszins hinderlijk voor de omgeving te gedragen.

  • 2. De schipper van een vaartuig, waarop zich feiten als in lid 1 bedoeld, voordoen dan wel hebben voorgedaan, is verplicht op eerste aanzegging door burgemeester en wethouders of de havenmeester met zijn vaartuig de haven onmiddellijk langs de kortte weg te verlaten.

Artikel 56.

Het is verboden, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders, vaartuigen geheel of gedeeltelijk met gassen te behandelen of te doen behandelen. Bij het aanvragen van de ontheffing dient tevens de naam en de samenstelling van het te gebruiken gas te worden opgegeven.

Artikel 57.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan een vaartuig herstelwerkzaamheden of verbouwingen te verrichten en anders dan op een door hen aangewezen ligplaats.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de op of aan het vaartuig 'uit te voeren herstellingen als onbelangrijk kunnen worden aangemerkt, de herstelwerkzaamheden geen hinder, waaronder begrepen milieu- en geluidshinder, voor de omgeving met zich brengen en het verrichten ervan niet door burgemeester en wethouders is verboden.

  • 3. Het is verboden in de haven vaartuigen te grit- of te zandstralen.

Artikel 58.

  • 1. Het is verboden in de haven met een vuurwapen, waaronder begrepen stapistolen en startkanonnen, te schieten of vuurwerk af te steken.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 429 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Hoofdstuk 6 VERGUNNINGEN, ONTHEFFGEN EN MANDAAT

Artikel 59.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in de artikelen 6, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 32, 40, 42, 53, 54 en 56 ontheffing verlenen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het gestelde in de artikelen 31, 43, 44 en 57 vergunning verlenen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een of meer van hun bevoegdheden als omschreven in deze verordening mandateren aan gemeente- ambtenaren. Het desbetreffende mandaatbesluit zal als bijlage bij deze verordening worden gevoegd.

Artikel 60.

Aan een ontheffing of vergunning kunnen voorschriften worden verbonden, alsmede een geldigheidstermijn. De Algemene wet bestuursrecht is zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 61.

  • 1. Ontheffingen en vergunningen worden schriftelijk verleend.

  • 2. In spoedeisende gevallen en/of indien het een eenmalige gedraging of handeling van korte duur betreft kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 12, 14, 15, 17, lid 2, 22, 32 en 40 mondeling ontheffing verlenen.

  • 3. Bij de vergunningplichtige activiteiten als genoemd in de artikelen 31, 43, 44 en 57 kan de schriftelijke vergunningverlening worden voorafgegaan door een mondelinge vergunning als de omstandigheden ter plaatse daartoe gerede aanleiding geven. De schriftelijk te verlenen vergunning blijft alleen achterwege als de desbetreffende activiteit geen rechtsgevolgen teweeg brengt of heeft gebracht.

Artikel 62.

  • 1. Ontheffingen en vergunningen zijn niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht het bewijs van de ontheffing of vergunning op de eerste vordering te tonen aan hen, die belast zijn met het opsporen van overtredingen dezer verordening.

Hoofdstuk 7 STRAFBEPALINGEN, TOEZICHT EN OPSPORING

Artikel 63.

  • 1. Behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn met de handhaving van deze verordening en de zorg voor de naleving en opsporing van de daarna bedoelde strafbare feiten de ambtenaren belast die door burgemeester en wethouders zijn aangewezen.

  • 2. De in lid 1 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, indien de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, om zich aan boord van een vaartuig te begeven en alle al dan niet afgesloten ruimten te betreden of binnen te treden.

    Voor zover het een tot woning ingericht gedee1te van het vaartuig betreft nemen de ambtenaren daarbij het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden (stbl. 1994, no. 572/573) in acht.

Artikel 64.

De schipper van een vaartuig is verplicht de havenmeester, alsmede de in artikel 63 genoemde ambtenaren desverlangd inzage te verlenen van de ladingdocumenten, de zeebrief, de meetbrief, de monsterrol, verzekeringsdocumenten als bedoeld in artikel 46 en andere scheepsdocumenten.

Artikel 65.

Overtreding van een der bij deze verordening vastgestelde verbodsbepalingen, niet nakoming van een ingevolge deze verordening opgelegde verplichting en niet naleving van een of meer voorwaarden aan een ontheffing of vergunning verbonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 66.

De bepalingen van de overige voor de haven van toepassing zijnde verordeningen (o.a. de Algemene Plaatselijke Verordening) blijven van kracht, voor zover die bepalingen door de bepalingen van deze verordening niet ter zijde zijn gesteld.

Artikel 67.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Havenverordening historische stadshaven Woudrichem 1998".

Artikel 68.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die, waarop zij is bekend gemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van
31 augustus 1998.
De raad voornoemd,
, voorzitter.
, secretaris.